Mengelwerk.
ees couvert en zendt het den geadres
seerde, deze zet het „cliché" op zijn
machine, en laat het afrollen. Hoogst
eenvoudig, nietwaar?
Oorspronkelijk is de methode toe
gepast om éénmaal uitgesproken ge
tuigenverklaringen voor de verschil
lende justitie-menschen ;e kunnen her
halen. De resultaten waren zoo schit
terend, dat men het systeem ook voor
handelscorrespondentie is gaan be
nutten. De kosten zijn betrekkelijk ge-
i ringhet aardigheidje kost ongeveer
zeshonderd gulden.
—o
„RodeInde" mns;t*lieu.
Musschen houden ook van sport.
In het vliegen zijn ze den mensch de
baas. Dat is nu eenmaal hun „terrein".
Onlangs waagde een musch het, zich
op een menschelijk sportterrein te
begeven. Hij zat in een dakgoot en
gleed omlaag, naar de regenput.
Beneden aangekomen beviel hem het
spelletje. Z'n kameraden zagen het,
en een kwartier daarna was de regen
goot een rodelbaan in optima forma
geworden.
o—
scke koloniën gaat men kurkeiken
aanplanten
o
Auto's en paarden.
Het moderne autoverkeer mag de
straat onveiliger hebben gemaakt
voor het wandelend publiek, dan dit
was in de dagen van aapje en vic
toria, een groot voordeel i9 het, dat
de auto enorm veel zuiniger is. De
paardenhoeven slaan kuilen en gaten
in het plaveisel. Een auto daaren
tegen rolt gelijkmatig over het asp
halt of de straatsteenen. De stati
stieken die in verschillende buiten -
laudsche steden opgemaakt zijn be
treffende het onderhoud der wegen,
wijzen een belangrijke daling aan.
In vele gevallen bleef men hetzelfde
budget besteden, maar liet daarvoor
de klinkerbestrating, die hier en
daar nog lag; veranderen in asp
halt. De aanleg hiervoor is kostbaar,
doch duurzaam en de onderhouds
kosten zijn miniem.
Cerebotanie te München er in ge
slaagd, een toestel uit te vinden,
waardoor weldra de film op het
toppunt van haar volmaking zal
komen te staan De uitvinding be
rust op het punctueel in elkaar grij
pen van de raderen van het film
apparaat en die der gramofooD. Het
levende beeld en het gesproken
woord zullen daardoor bij de op
voering elkaar aanvullen Nu kun
nen ook opera's en operettes per
flim worden vertoond, en het bios
coop theater, dat alom een gevaar
lijke concurrent voor deu schouw
burg heette, zal nu een doodende
vijand worden voor schouwburg,
opera, variété-theater en tingeltangel.
o
Een Egyptische tempel op Kreia
uitgegraven.
De Italiaansche archaeologit-che
exptditie heeft onlangs op Kreta
belangrijke ontdekkingen gedaan,
Men vond te Gortrira een aan de
Egyptische goden gewijden tempel
In het interieur vond men een beeld
van den Eyptischen god Serapis,
verder een prachtig Isia-heeid en
een statuette van Mercurius, alles
van marmer In het middenschip
bevindt zich een kleine trap. die
naar een onderaardsch bassin voert,
waarschijnlijk bestemd voor de ritu-
eele wasschingen. De expeditie zet
het onderzoek voort.
o
Aasvogels op de Balkan.
„De een z'n dood, is de ander
zijn brood". Voor den Balkan
geldt dit op het oogenblik in de
letterlijke zin. Enorm gestegen is
daar het aantal kraaien. Over het
geheele oorlogsgebied zwermt het
van deze weerzinwekkende dieren. Zij
leven van de cadavers van paarden
en vee, en doen zich ook vaak te
goed aan de lijken van gevallen sol
daten, wien geen begrafenis te beurt
kon vallen. Deze winter zullen ook
de wolven in grooten gelale het land
binnendringen.
o
Een hypermodern correspondentie-
systeem.
Voor eenigen tijd is in Amerika een
vinding gedaan, die naar men verwacht
alle steno-typisten ter wereld een ern
stige concurentie zal aandoen. Het be
treft een nieuw correspontie-systeem
dat wordt toegepast met behulp van
de ook in ons land populair wordende
„dictafoon". De wasrol wordt echter
vervangen door een linnen doekje. De
chef de bureau dicteert dus z'n brie
ven in de dictafoon, die ze opneemt
in hetzeifde tempo als de woorden
worden uitgesproken. Het linnen „cli
ché" haalt hij dan uit de machine,
hij vouwt het doekje op, sluit het in
Motor-brandstof van levende planten.
Al meer en meer is er vraag naar
een geschikte brandstof voor motoren.
Immers, petroleum, benzine en kolen
zijn toen betrekkelijk maar in een be
perkte mate voorradig en hei gebruik
stijgt met den dag. Een Engelsch
scheikundige meent, dat het probleem
opgelost kan worden door brandstof
te verkrijgen van levende planten.
Aardappelen, beetwortelen en derge-
lijken, die hoofdzakelijk uit zetmeel
bestaan, kunnen gisten en zoo alcohol
leveren. Daarom is de meest geschikte
oplossing deze alcohol van planten
te verkrijgen, die koolstof door photo-
synthetis assimiieeren. Ook is deze
bron onuitputtelijk.
o—
Een nieuwe bestrating.
Een Zwitsersch ingenieur heeft
proefnemingen gedaan met een nieuw
soort plaveisel, dat goed bestand is
tegen automobielen. Het bestaat uit
een mengsel van gebroken steenen,
echter geen kalksteen, die ongeveer
zoo groot als hazelnoten zijn, en een
bindend materiaal, waarvan de samen
stelling een geheim is. De steenen
worden eerst van 100 tot 150 gr.
Cels. verwarmd en op deze tempera
tuur vermengd met het gesmolten
bind-materiaal. Als het op den weg
gebracht wordt, moet het weer ge
smolten worden en daarna gewalsd.
De resultaten schijnen zeer gunstig te
zijn.
o—
De aanplanting van kurkeiken in
Duitsch Zuidwest-Afrika.
Op de Regeerings-proefstatione te
Windhoeken teGrootiontein heeft men
eenigen tijd geleden een aantal kurk
eiken aangeplant, die uit Spanje af
komstig zijn. Men hoopt hierdoor
materiaal voor de kurkeik-cultuur
te verkrijgen. Ook in andere Duit-
Ken Mmisltreld
O
In 1790 trok het volk naar Ver
sailles, waar het koninklijk hof ver
bleef en drong het kasteel binnen.
Daar werd gestolen en menigeen, die
er bij was, heeft zich later geschaamd
en heeft ook geen vreugde beleefd
van zijn roof, want onrechtvaardig
goed gedijt niet, omdat de vloek van
God er op rust.
Een dergenen, die daarbij mede-
deed, had met andere zaken ook een
in het 'slijk vertreden kruisbeeld op
geraapt en medegenomen. Hij had ge
dacht, iets kostbaars geroofd te heb
ben, maar het scheen hem niets
waard en woedend, dat hij met dat
vuile ding was opgescheept, wierp
hij het in hoek onder ouden rommel,
en daar lag het tot het jaar 1834,
toen de oude zondaar stierf.
Vrouw en kinderen had hij niet, en
zijne bloedverwanten lieten have en
goed door een notaris in het open
baar verkoopen. De menschen uit den
omtrek kwamen bijeen en de verkoop
begon.
In deze buurt woonde een arme,
jonge schilder, dien het zeer slecht
ginghij was bekwaam genoeg, maar
had geen geld, hij miste voorname,
goede vrienden, die hem konden aan
bevelen zonder dat gaat het in
Parijs niet en hij zat broodeloos
op zijn klein dakkamertje in de voor
stad S. Antonie en was op het punt
te vertwijfelen. In den laatsten tijd
had een waard zijn danszaal laten
schilderen en daar hij anders verhon
gerd was, achtte hij niet beneden
zich die zaal te schilderen.
Zijne godsdienstige moeder had hem
vroeg Ieeren bidden en de nood, dien
hij leed, zette het goede werk in hem
voort. Hij was godsdienstig en bleef
het, en bewaarde een rein, godvree-
zend hart; wel spotten zijne kennis
sen geweldig met hem, dat hij den
Zondag vierde en naar de kerk ging,
om God te vereeren, maar dit deed
hem niet afdwalen, hij bleef trouw
aan de heilige neiging zijns harten.
Hij had tot dan toe iedeien nacht
op een stroozak zonder linnen moeten
slapen, omdat zijne armoede het niet
anders toeliet. Nu had hij door het
schilderen der zaal' geld verdiend en
wilde het nuttig gebruiken. Hij hoorde
van de verkooping in zijne buu-t en
ging er heen.
Op zulke verkoopigen, die dage
lijks bij menigte in een groote stad
plaats hebben, gaat het dikwijls won
derlijk toe. Zijn er veel liefhebbers,
dan wordt de oude rommel duur, zijn
er niet veel, dan gaat ook het goede
voor een bagatel weg. En zoo was
het ook bij de verkooping, die daar
plaats had. Onze goede schilder kocht
voor weinig geld het bed en al wat
er bij behoorde hij betaalde terstond,
liet het naar zijn woning brengen en
niemand was rijker en gelukkiger als
hij.
„Laat ik nog eens naar de verkoo
ping gaan", dacht hij bij zich zeiven,
„misschien kan ik nog iets, wat ik
gebruiken kan, voor een koopje krij
gen." Zoo gedacht, zoo gedaan.
Hij gaat weder heen, maar de ver
kooping is bijna ten einde, nog wat
oude rommel, die in een hoek van
den zolder lag, werd onder lachen en
spotten aangeboden. Daar komt ook
een kruisbeeld, dat geheei met stof
en vuil bedekt is, aan de beurt; het
gaat van hand tot hand onder de
menigte. „Het is van klei", roept er
een, „ik geef er een kwartje voor."
„Twee kwartjes", roept een ander.
Het wordt den schilder koud om
het hart. Ontruk-aan die ruwe handen
hel beeld des Verlossers, het teeken
des kruisesdacht hij en hij bood
een rijksdaalder.
Met een spottende buiging rijkte de
notaris het hem over, maar de schil
der betaalde zijn geld, nam onder al
gemeen gelach zijn kruisbeeld in ont
vangst en ging vol ergernis en toorn
over de ruwheid en ontaardheid dezer
menschen heen.
Zijn huisvrouw had ondertusschen
zijn bed frisch voor hem opgemaakt
hij plaatste zijn kruisbeeld p een
hoektafeltje en maakte nog een wan
deling, om zich dan ter ruste te be
geven en te slapen als een koning.
Toen hij den volgenden morgen
wakker werd, viel hem het kruis
beeld in het oog, en hij denktLaat
ik het eens schoon maken,
Nu neemt hij een borstel en begint
de voeten er van te ontdoen van het
vuil. Daar ziet hij lettershij reinigt
bet heel en het is een naam Benve-
nuto Cellini leest hij met groote ver
bazing. Cellini was te Florence in
Toscane geboren en een zeer kunst
vaardig man, vooral in gedreven werk
hij was een zeer geleerd kunstenaar,
die bijna alleen voor vorsten en ko
ningen werkte, en daar zijn arbeid
ware kunststukken waren, werden zij
buitengewoon duur betaald. Omdat hij
eerst goudsmid was, werkte hij
meestal in goud en zilver. Ook dit
kruisbeeld was door middel van een
naar de zuivere altstem, die een zwaar
moedige, Spaansche melodie ten ge-
hoore bracht. De stem was vol verhe
venheid en het lied, dat gezongen werd
geheimzinnig klagend, met een wild
en somber refrein.
„Daar!" brak Augusta los. „Zulke
jammerliederen zingt ze nu altijd. Ik
krijg kippenvel als ik er naar luister
en loch gaat er een algemeene kreet
op van lof over gezang en haar spel.
Mij maakt men hoogstens, meesmui
lend, een half komphmentje en speel
toch alle mogelijke galoppen en pol
ka's dadelijk van het blad. Had ik reu-
zenoogen en een zak geld tot grootva
der dan zou men mij vergoden als eene
eerste kunstenares
„Ik geloof, dat hij haar aanbidt,
sprak Arthur op Mr. Rohan wenkend,
die geheel verdiept in aanschouwen
en toehooren bewonderend bij de pi
ano stond.
„Wie? Haar grootvader?" vroeg
Augusta Sutherland. „Ja, zoo iets is
ter wereld nog nooit beleefdMen
hoort zoo vaak van iemand, die een
ander het stof van de voeten zou wil
len kussen, maar als men den omgang
tusschen die twee menschen ziet, kan
men eerst met recht over zulke din
gen meepraten Als hij geen millio-
nair was zou men zijn blinde veree
ring als afgoderij brandmerken. Als ik
in Eulalia's plaats was, zou ik zulk
eene handelwijze niet kunnen uitstaan.
Ik zou dien ouden heer eens knap-
handig op zijn nummer zettenHij
bewaakt haar, zooals een kat de muis
doet. Nergens vertrouwt hij haar en
koningin van Frankrijk naar Paiijs en
daarop in het kasteel van Versailles
gekomen, waar bij den reeds genoem
den oven al des volks een dief het stal,
die het w eder op straat weder ver
loor; met het straaivuil bedekt, vond
het een ander, 'nam het mede en daar
hij het waardeloos achtte, wierp hij
het op den rommelzolder.
Was het ook slechts van koper ge
weest dan had het toch altijd nog als
een werk van den beroemden Benve-
nuto Cellini een hooge waarde gehad.
De arme schilder wist echter, dat de
hoog vereerde Cellini slechts in goud
en zilver gewerkt had en dacht der
halve met recht, dat dit hier ook het
geval zou wezen.
Nu haastte hij zich, bevend van
vreugde het kruisbeeld te reinigen,
en weldra glansde hem een wonder
baar kunstwerk van gedreven goud
tegen. Wie beschrijft zijn blijde ont
roering
Tegenover hem woont een goud
smid naar dien gaat hij heen en
toont hem zijn kruisbeeld,
„Gij hebt hier een dubbelden schat",
verklaarde deze, „want vooreerst is het
een kunststuk van buitengewone
schoonheid en daarbij is het gemaakt
van het zuiverste goud. Laat ik het
eens wegen."
Met blijde verbazing zag toen de
schilder, dat het twintig pond woog.
„Gij zijt een rijk man", hernam toen
de goudsmid, „want alleen aan goud
heeft het een waarde van vijf en
twintig duizend guldendat wil ik
vandaag er u nog voor geven. Wordt
u echter nog de kunstwaarde betaald,
dan kunt gij zonder twijfel wel de
dertig duizend gulden halen, en zelfs
nog meer, zooveel een liefhebber er
voor over heeft. Ik heb," zoo ging hij
voort, „verschillende verbintenissen
aan het hof en ik zal u behulpzaam
zijn."
Dankbaar nam de schilder dit aan,
en reeds in den middag werd hij bij
den koning ontboden, nam zijn kunst
stuk en ging wel gemoed naar het
paleis.
Toen de koning het heerlijk kruis
beeld zag, was hij buiten zich zeiven
van bewondering en kocht het voor
den hoogsten prijs.
Nu moest de schilder hem vertellen,
hoe hij er aan gekomen was en hij deed
dit openhartig met groote belang
stelling hoorde de koning hem aan
en prees hem om zijn godsdienstzin,
en bemerkte spoedig, dat hij met een
goed onderricht man te doen had.
„Gij kunt", zeide ten laatste de
koning, „morgen terugkomen en mijn
portret schilderen." Dit gaf den jongen
schilder wel geen dertig duizend gul
den, maar iets betersnu kon hij zijn
kunst eens toonen en zijne werken
verkoopen, want voldeed hij den ko
ning, dan was zijn fortuin aan het
hof in Parijs gemaakt.
Den volgenden dag en op het uur,
hem opgegeven, begon hij zijn werk
en in korten tijd voleinde hij het tot
het groote genoegen des konings.
Zoo werd hij bekend en spoedig
was de naam van den schilder op
ieders lippenhij kreeg voortdurend
aanvragen en zijn geluk was gemaakt.
als ze maar even den neus buiten de
deur steekt, staat hij als haar schaduw
achter haar. Als die oude geldman zijn
zin had, zou geen jongmensch een
woord tot haar mogen spreken en zij
evenmin iets mogen antwoorden Hij
zou haar, geloof ik, het liefst als een
zakje bonbons bij zich dragen. Toen
zij met mij op het klooster les kreeg
drong r ij er maar aanhoudend op aan,
dat zij den sluier zou aannemen I"
„Dat zij den sluier zou aannemen 1"
herhaalde haar broeder verwonderd.
„Ja," zeide Augusta. „En ik ben wel
zeker, dat er in hare levensgeschiede
nis, of in de zijne, of misschien wel
in beider leven iets niet richtig is,
maar Eulalia heeft daarvan zelfs niet
het flauwste vermoeden. Zij zegt, dat
haar grootvader, zoolang zij heugen-
schap haeft, altijd zóó voor haar is
geweest, vol bezorgdheid, vol mede
lijden, maar ook vol ontzag en vrees.
De oude heer is overigens een uit
muntend mensch, maar zoodra het zijn
kleindochter geldt, is 't alsof hij met
waanzin geslagen wordt. Ik wil zeggen,
zoo zou het zijn, indien hij niet eenige
malen millionair kon genoemd worden.
Waanzin
Hoewel dit woord zonder nadruk,
zelfs onverschillig wordt uitgesproken,
had het toch den toehoorder schril in
de ooren geklonken. WaanzinWas
daaruit wellicht het geheim te verkla
ren van dien angstigen loerenden blik
Had hij het bewustzijn van zijn toe
stand en vreesde hij misschien dat
zelfde lot voor het schoone kind
Wordt vervolgd.
dokter van New-York, die den kleinen
kring ietwat schroomvallig genaderd
was, de Kreoolsche schoonheid be
wonderend aan te staren.
„Arme Phil!" dacht de Z'on des
huizes, die half lachend naar zijn neef
omzag, „arme Phil, hij is er nu juist
de man naar, om op dit zonderlinge
schepseltje te verlieven, om in vuur
en vlam te raken voor die donkere
kijkers, dat zilverzoete stemmetje en
die massa wolken van blauw-zwart
haar. Wat mij betreft, ik heb vrij wat
liever eene vrouw, een ware, reine,
liefdevolle vrouw dan zulk een lispe
lend kind trouwens wel een aan
vallig kind voor de beminnaars van
olijf kleur en een poëtisch waasje. Mijn
smaak is zij echter niet.
Miss Rohan had voor al haar gesnap
buiten den heer Sutherland, nog een
zeer opmerkzamen toehoorder, name-
melijk haar grootvader. Reeds van 't
eerste oogenblik, had het Arthur's aan
dacht getrokken, dat de oude man het
meisje op zulk eene vreemde wijze
aanzag. Zijn geheele manier van hem
tegenover de kleindochter, was eene
mengeling van weemoedige zachtheid
en opmerkzame bezorgdheid. Het had
den schijn, alsof hij voortdurend dat
kind wilde beschermen tegen een on
bekend gevaar; hij lette op elk woord,
dat lot haar werd gericht, en op elk
woord, dat zij teruggaf. Slechts voor
haar scheen hij oogen en ooren te
hebben en de blikken, waarmee hij
haar aanstaarde, getuigden veeleer van
onuitsprekelijke droefheid, dan van be
lachelijke ingenomenheid. Hef voor
komen des ouden mans verried eene
somberheid, een diep verborgen leed
misschien, een herinnering aan een
lang vervlogen lijden, welks aandenken
thans nog zijn geheele leven verduis
terde.
Welke oorzaak ook mocht bestaan
voor de droefgeestigheid van Mr. Ro
han, zooveel was echter zeker, dat de
schaduw daarvan niet was gevallen op
het kleinkind. Haar lachen was als
muziek en haar zilver stemmetje als
't gezang van een leeuwerik.
„Misschien bemint hij haar zoo tee-
der," dacht Arthur, dat hij aanhoudend
in de vrees leeft haar te verliezen.
Daar zijn grootvaders geweest, die
idioot waren van een kleinkind, dat bij
deze zwart-oogige sirene niet in de
schaduw kon staan."
Het klein©» groepje, 't welk daar zoo
schilderachtig aan 't venster was ge
schaard, werd op dit oogenblik ge
stoord door de komst van den eer
waarden heer Long, die voor Augusta
de muziekbladen had omgeslagen bij
haar pianospel en thans met die jonge
dame aan den arm, Miss Rohan kwam
uitnoodigen om ook een weinig muziek
te maken.
Zonder veel plichtplegingen stond
Eulalia op om-aan het gedane verzoek
te voldoen en voor het eerst trok het
Arthur's opmerkzaamheid hoe dun en
fijn de gestalte van het meisje was,
schier een poppen-taille, die hij met
de hand zou kunnen omspannen, ter
wijl de weelderige haartooi ver over
dat midden heenreikte.
Er ontstond door het weggaan der
jonge dame eene algeheele opstanding.
De heer en miss Long, benevens de
oude grootvader, begaven zich naar
de andere zijde van het vertrek slechts
Arthur Sutherland bleef mijmerend
achter, terwijl zijn zuster zich op de
sofa liet vallen, die zooeven door miss
Rohan was verlaten.
„Zij loopen haar allen om het hardst
na!" sprak Augusta op spijtigen toon,
„de Long en de grootvader en nu komt
waarlijk mama met den Mexikaanschen
krijgsheld en diens automatische we
derhelft zich bij hen voegen. Zelfs Phil.
Sutherland doet mee aan het algemeen
beleg van de piano, want er is nie
mand, die een enkelen toon wil ver
liezen, zoodra de millioenen dame zich
voor het klavier plaatst. Naar mij heeft
natuurlijk geen schepsel geluisterd
Als dominé Long dacht, dat hij het
onopgemerkt kon doen, stond hij ach
ter mij te gapen van verveling. Ik ben
overtuigd, dat wanneer ik een paar
millioen in de wereld bezat, men met
ingespannen nauwgezetheid elk mijner
woorden zou opvangen, alsof er niets
dan paarlen tn diamanten uit mijn
mond konden komen. Ik zóu wel eens
willen weten of men in dit geval niet
bij hoog en bij laag zou zweren, dat
mijn wipneus eigenlijk veel schooner
was dan de hooggeroemde Grieksche
en Romeinsche neuzen
Arthur Sutherland lachte even bij I
die tirade zijner zuster, maar liet haar j
onbeantwoo-d. Hij luisterde naar de
volle en zware toonen, die hem voor
kwamen door een meesterhand aan het
ins'.rument ontlokt te worden en ook