Flick's
Cacao
No. 205.
Zaterdag 9 Augustus 1913.
4e Jaargang,
Gewestelijk en Algemeen Weekblad te Hulst.
Richting: Voor waarheid en voor recht, door eigen daad en door daad van anderen, zonder aanzien van
persoon of partij.
VERSCHOOT 1LKEM ZATERDAG.
Gentschestraat C 7 te Hulst.
w?
Stichter: H. A. van Dalsum.
Bierkaai straat A 28 te Hulst.
Gentschestraat B 4 te Hulst.
er is
Mil MD!
de allerbeste.
DE VOLKSWIL
EEDACTIE:
Abonnement per drie mnanden
NEDERLANDf 0.50.
BELGIEfr 1.20.
ANDERE LANDEN f 0.80.
- Abonnementen worden dagelijks aangenomen. -
Niet geplaatste stukken worden niet terug gegeven.
Het blad neemt geene verantwoordelijkheid voor den inhoud
van het Trije Woord en voor dien van Advertentiën.
ADMINISTRATIE:
DRUKKERIJ:
Advertentiën, in te zenden vóór Vrijdags om 12 uur.
Prijs per regel 10 cent. Bij abonnement of geregelde plaatsing
belangrijke vermindering. Dienstaanbiedingen contant f0.25.
Het onderzoek naar
het pamflet.
o
Wij vernemen, dat uit het onder
zoek is gebleken, dat het is gedrukt
bij M. Verhaak te Sas van Gent op
de drukkerij Zeeuwsche Koerier, en
dat deze Verhaak weigert den ver
vaardiger te noemen. Hij neemt dus
als drukker alle verantwoordelijkheid
op zich.
Toen tijdens dat pamflet daarover
velen waren verontwaardigd, werd in
verschillende dorpen geïnsinueerd,
dat van Dalsum zelf dat gemeene
pamflet had laten verspreiden. Deze
insinuatie is dus al reeds uitgemaakt
als te zijn geweest eene gemeene en
valsche verdachtmaking.
Dat Verhaak weigert den vervaar
diger te noemen bewijst ten minste
dit, dat de vervaardiger en de unitia-
tiefnemer van het pamflet een an
der is. Wie
Wij weten het niet, maar dit ver
moeden mag wel geldendat, om
reden het piamflet per post is ver
zonden naar de adressen in de katho
lieke gemeenten en volgens de kie
zerslijsten, van de opdracht tot drukken
en verspreiden en vervaardigen afweet,
hij deze drie kiezerslijsten 1913 in zijn
bezit had en deze heeft bekostigd.
Bekend is, welke personen in Hulst
adressen naar de kiezerslijsten hebben
geschreven van andere namens de
R. K. Kiesvereeniging van Hulst ver
spreidde strooibiljetten. En wel mag
worden aangenomen, dat voor het
verspreiden van het pamflet niet een
tweede stel kiezerslijsten is gekocht.
Als vermoeden mag daarom gelden,
dat het vervaardigen van het pamflet
is uitgegaan van de R. K. Kies
vereeniging van Hulst, van dezelfde
die publiek zegt, dat alles wat niet
door haar is geteekend niet van haar
uitgaat.
Dit vermoeden aangenomen vloeit
daaruit voort als aanwijzing, dat van
het vervaardigen ook afweet het or
gaan der R. K. Kiesvereeniging, de
vrome Zelandia. Weet Zelandia er
van, dan volgt daaruit verder, dat er
ook van af weet een zeker vroom
heer van de markt te Hulst. En dan
volgt daaruit weder, dat dit vrome heer
wel bekend zal zijn met den i n i-
tiatiefnemer.
Het is daarom van de eene zijde
jammer maar van de andere zijde
verklaarbaar, dat Verhaak als drukker
de verantwoordelijkheid op zich
neemt. Het zou voor het publiek eene
schoone openbaring kunnen worden
voor de gangen en middelen van
sommige vrome luiden der R. K.
Kiesvereeniging.
Wij zijn zeer belangstellend naar
het verdere verloop van de zaak.
Bij gelegenheid van de laatste Staten-
zitting in Middelburg hadden wij een
exemplaar van het pamflet aan ver
schillende Statenleden laten zien als
een type, hoe hier de vrome lieden
werken, en algemeen was het oordeel
ongehoord gemeen.
JWomsecslïii'.
O
Dezer dagen hoorden we, dit naar
aanleiding van de afgelorpen ver
kiezingen in het Kanton Hulst, van
iemand, die geboortig van Graauw,
reeds een 15 jaar woont in Antwer
pen de menschen zijn hier zoo dom-
geestig, op school leerden wij wel re
kenen maar niet verder dan tot 100,
wel schrijven maar alleen den eigen
naam schrijven, als men met een
kleine stedeling spreekt, dan sta je
zelfs reeds na 2 woorden met den
mond vol tanden.
Deze man wilde uit eigen bewe
ging, en alleen maar omdat het volk
hier zoo heeft gestemd, verklaren,
dat het volK zoo dom is opge
voed, en stelselmatig zoo dom
is opgevoed.
Deze man, die zoo durfde te oor-
deelen over zien zeiven en over zijne
opvoeding, bewees echter hierdoor,
dat hij gezond verstand heeft, en
durft te weten, dat aan zijne opvoe
ding in Graauw wat heeft ontbroken.
Maar zoo is dit niet met de meesten,
die altijd hier hebben gewoond en
nog wonen. Zij meenen, dat zij ge
leerd zijn en doorzicht hebben, zij
weten niet, dat zij zoo dom
zijn, en van dit niet weten en niet
erkennen profiteeren de enkelen,
door hen stelselmatig te houden
in dezen toestand van domgeestig.
Het is, om dit doel van domgeestig
te behouden, dat zij de menschen op
zetten tegen van Dalsum en de
Volkswil, uit vrees, dat van Dalsum
de menschen wat wijzer zal maken
in hun dagelijksch leven. En die en
kelen doen dit, omdat zij zich wel in
staat achten een slavengeest te over-
heerschen maar niet om te re-
geeren een geest van den vrijen,
ontwikkelden en godsdienstigen man.
Daarom maken zij zelfs den gods
dienstigen geest, die is er eene van
liefde en van vertrouwen, tot eenen
van vrees en van wantrouwen.
Er zal later een groote verantwoor
ding moeten worden afgelegd, die zal
leiden tot eene schandelijke bescha
ming.
HORD.
o
Wat is moed
De mensch bewondert hem, even
zeer als hij lafheid veracht.
David, een jong herder, trok, met
niets anders dan een slinger gewa
pend af op den reus Goliath. Het
volk bezong zijn moed en noemde
hem een held.
Simson sloeg met een ezelskaak een
leeuw dood. Een moedige kerelZe
ker Waarom
Omdat hij meer durfde dan veel an
dere menschen, omdat hij zich niet
liet afschrikken door mogelijke ge
varen.
Luther moest te Worms voor den
rijksdag verschijnen. Bemin of haat
Luther, dat doet er hier niet toe, be
wonderen moet ge in elk geval zijn
moed.
Cicero werd veroordeeld tot den
gifbeker omdat zijntijdgenooten meen
den, dat hij de zeden der jongeling
schap door zijn zedeleer bedierf. Wat
sprak hij: ,,'leenig verschil is nu, dat
ik wat eerder sterf" en kalm trad hij
den dood te gemoet.
Hoeveel menschen zijn er in de fa
natieke middeleeuwen niet ter dood
veroordeeld om een overtuiging „Her
roep en ge zult leve1," klonk het
wachtwoord. Zij hadden den moed
der overtuiging en wilden liever vot
hun beginsel sterven.
Bruno werd levend vertra .d, omdat
hij de fouten van zijn lijd aan de
kaak durfde stellen en niet herroepen
wilde.
Bacon, een franciscaner monnik,
beroemd om zijn natuurstudiën, stierf
in de gevangenis.
Copernicus noemde men een onge-
loovige. Keppler een ketter, Newton
een onttroner der Godheid, Spinoza
werd uitgebannen, Harvey was een
gruwel. En wat die mannen nu ook
geweest mogen zijn, we bewonderen
hun standvastigheid, we hebben er eer
bied voor. Ze bezaten moed.
Maar tot dusver haalden we niets
dan schreeuwende voorbeelden aan.
Laten we eenvoudiger nemen uit eigen
omgeving.
De wereld om ons telt heel wat
moedige lotgenooten, die onopgemerkt
blijven en even zwaren strijd strijden,
als wie boven aangehaald zijn.
't Huisgezin heeft geringe inkomsten.
Vader borreltmoeder derft nooddruft
met haar kinderen. Neen, niet bij de
pakken neer zal ze gaan zitten, het
vrouwije. Zij zal den drankduivel be
kampen met al wat in haar is. Haar
loon Ondank Reddeloos holt de man
het pad van zonde en verderf op. Zal
ze niet twijfelen Nu Wordt niet
juist dubbele kracht van naar, zwakke,
gevraagd een kracht, die haar ontijdig
sloopen zal Maar toonen zal ze die,
zoolang haar de macht er toe gege-'
ven is. Bij nacht en ontij zal ze geld
maken, zooveel, als de man verbrast.
Moedig vrouwtje, ons dwingt ge
bewondering af, en de man Is dat
geen lafaard,- waar hij zoo de op hem
rustende plichten met voeten treedt
Heldinnen en schurken als er hier
twee vluchtig geschetst zijn, tellen we
er ook om ons heen.
MoedHoevele malen vlecht gij op
den wijden Oceaan geen lauweren om
de kruin van den scheepsbevelhebber
waar het schip dreigt te zinken, de
booten behouden kunnen en afgestaan
worden aan vrouwen en kinderen en
passagiers en scheepsvolkZie, als
helden staan de kapiteins boven den
gapenden afgrond. Dood en verderf
grijnzen den lafaard aan, niet hen die
door een gloriekrans omstraald, moe
dig, vertrouwend sterven op hun post.
Moed behoyrt tot de edele gaven
door den Hemel in 's menschen boe
zem gelegd. Hij verzoent ons met de
menschen, waar hun lafheid ons vaak
doet walgen.
Koppigheid is geen moed, verre
daarvan Baldadigheid is geen moed.
Ze verdient geen achting. Opgewon
denheid is geen moed. Ieders afkeer
wekt ze op.
Neen, eerbied afdwingend, edel en
verheven moet kracht zijn, z al ze tot
moed gerekend kunnen worden.
Niet een legerdrom, die, op hoog
bevel in een roes meegesleept, dood
en verderf in de kaken snelt, is moe
dig. De jongeling, die waar alles vlucht,
stand houd om zijn gevallen vriend te
redden, toont moed.
Hoofd en hart werken bij den moe
dige samen. Bij den moedige is 't
eigen belang ondergesch kt. Het ik
is derde persoon geworden, gij en hij
eerste en tweede persocn.
Hoevelen onzer bezitten moed
Hoe vaak ontbreekt ons zelfs de
moed der overtuiging. Hoe vaak ge
beurt het niet, dat we in den mindere
laken, wat we in den meerdere r.iet
durven zien Dat is geen moed, dat
is lafheid.
Hoevelen o. zer zijn niet lafaards,
waar ze eigen gebreken erkennen en
te flauw zijn den strijd er tegen aan
te binden. En aan zoo'n strijd is nooit
dood of verderf verbonden zelfs nog
wel meerwaardigheid.
Als slot geven we een treffend voor
beeld van moed. Een steiger aan een
hoog huis, dat in aanbouw was, bleek
te zwak om al de menschen en ge
reedschappen te dragen, die er zich
op bevonden, 't Gevaarte stortte ineen
en al de werklieden vielen naar bene
den met uitzondering van twee, een
jongmensch en een man van middel
baren leeftijd, die op een smalle richel
bleven hangen. Deze was echter te
zwak om hen beiden te dragen en
dreigde te breken.
„Pierre, riep de oudste, laat los, ik
ben huisvader."
„Gij hebt gelijk," riep Piet, liet
zich neervallen en bleef op de plaats
dood.
De huisvader was gered.
Edele Pierre. Edele Moed. Zonder
u is de mensch een onuitstaanbaar
wezen.
Fulnaho:
De straf is reeds zichtbaar.
Als in 1910 de Volksziel zich opende
was er algemeene blijdschap, ontstond
er zichtbaar een geest van zelfvertrou
wen.
Maar als gevolg van stelselmatigen
druk vooral van zijde der geestelijk
heid, de volksziel weder geslbten ge
raakte, en de weder gesloten volksziel
zich in 1913 openbaarde naar haar
oorspronkelijk wezen van valschheid,
was de blijdschap van 1910 geworden
beschaming en de geest van zelfver
trouwen van toen weder geworden de
slavengeest.
Zichtbaar is het voor ieder, dat er
geen blijdschap en geen zelfvertrou
wen meer is onder de menschen, dat
weder is teruggekeerd de oude
geest van jalousie, van afgunst, van
geen hart en van geen eer en van
wraakgierigheid.
God geve, dat deze oude terugge
keerde geest niet is een blijvende
geest, want, is hij een blijvende geest
dan zal het op den duur hier worden,
een wolvengeest, en wel van wolven
•die elkander als wolven verscheuren
in het dagelijksch brood en in het
leven van familie en buren, dan zal
het leven hier woiden e e n h e 1.
Wij hadden gehoopt door naasten
liefde en door de taal en de daad van
wijsheid, van waarheid en van ge
rechtigheid den vroegeren geest te
hebben gelouterd, wij hebben nu alleen
nog hoop, dat deze geest zal worden,
gelouterd door schade en door
schande.
Zullen ook schade en schande den
geest niet louteren, dan is het volk
hier verloren voor tijd en voor eeuwig
heid, en zal dit verliezen de schuld
zijn van de afgunst wegens Gods ge
nade, door welke afgunst geleid de
eigen geestelijkheid van dat volk het
hebben gebracht op den weg des ver-
derfs.
leder zal oogsten wat hij heeft ge
zaaid. Wij zullen oogsten de
vreugde van het zien van genade en
van voorspoed in hen, die ons belang
loos hebben vertrouwd onze belagers
zullen oogsten ook de vruchten van
hun zaad, hen tot schande en tot ver
werping.
Waarheid.
Karakter is waar zijn.
jsju, wat is waarheid
Op deze vraag is het moeilijk een
afdoend antwoord te geven.
Vele levens van groote denkers gin
gen en gaan voorbij met het zoeken
naar waarheid, en niemand hunner
kan zeggen en heeft ooit kunnen be
weren, dat hij gevonden heeft hoe
veel van al hetgeen hij ziet, hoort,
denkt, kent of ondervindt, waar is,
terwijl ook niet één wijsgeer een zui
vere bepaling van waarheid, veel min
der nog van de waarheid kon of kan
geven.
Als van bijna alle dingen wordt
van de waarheid veel goeds, maar
ook veel kwaads gezegd.
Men noemt de waarheid hard, naakt
en koud, daarentegen ook de
bruid der eeuwen en den geest Gods
zij is irouw en eerlijk voor wie haar
gevonden heeftmaar ze stelt ook
menig vinder te leur. wien eene
schoone niet-werkelijkheid dierbaarder
was dan de ontnuchterende waarheid
de teleurgestelde vergeet dan, dat de
waan plaats moet maken voor de
waarheid, want deze alleen houdt
stand zij alleen kan rust geven, en
evenmin als de waarheid altijd koud
en dikwijls onaangenaam is, evenmin
is ook de waan steeds schooner dan
de werkelijkheid.
Maar wanneer wij de zaken goed
bezien, is het eigenlijk niet de waar
heid, die aangenaam of onaangenaam
is, maar de feiten zelf zijn het.
't Is dikwijls in iemands belang de
waarheid te verbergen en een anderen
schijn te geven aan eene bepaalde
gebeurtenismaar omdat de waarheid
nooit bedekt kan blijven, treedt zij,
na korteren of langeren tijd, aan 't
licht.