De Volkswil
BIJVOEGSEL
van
van 2 Augustus 1913.
Van alles wat.
6 Feuilleton.
Het onderstaande nemen we over
uit het Handelsblad krachtens ons
beginselGij Volkswil eer deugd.
SoLlaat Bergansius.
Soldaten, salueertEen van uw
beste kameraden gaat daar heen
voor goed.
Hij was uw generaal Ja maar
in zijn hart bleef hij „soldaat". Sol
daat van de oude garde, van het
IJzeren Regiment, een „snorrebaard"
die in Napoleon's tijd kon hebben
geleefdalleen met heel wat meer
ontwikkeling, heel wat hooger intel
lect en fijnere beschaving dan de
meeste van Napoleons generaals be
zaten. Maar in het militaire napoleon
tisch nog, met de oude legeridealen
en met de oude legertucht. Hij moest
wel zoowat mee, 't laatst van 't mi-
nisterie-Kuyper, in den nieuwen koers.
Moest die bezuinigingscommissie die
wel eigenlijk op hervorming uit zou
gaan, wel slikken. Maar van harte
ging 't niet. Wien, die 't heeft bijge
woond, heugt niet nog, uit 't voorjaar
1902, dat tegenstribbelen tegen de
oppositie van Seret en Staalman
bij de behandeling der pensioenwet
ten Hoe telkens zijn stramme, strenge
opvatting botste tegen de al wat le
niger begrippen van die twee waar
van er één toch óók een „snorre
baard" wasBergansius had te veel
tact om ruw te zeggen wat hij meende,
bracht het toch in heel zijn doen en
spreken uit.
De Kamer, vooral de Tweede Kamer,
heeft vaak tegenover hem gestaan.
Maar vaak ook wist hij, door -zijn ge
moedelijk en eenvoudig spreken, met
een zoet lijntje haar te brengen waar
hij heen dreef.
En door zijn groote kennis. De
kleinste kleinigheid van kleeding of
van voeding bleek hij steeds even
goed te kennen, even stipt te hebben
nagegaan en even vast te hebben in
gemetseld in de ijzeren geheugenkas-
sen van dat krijtwitte, oude, krasse
kopje, als 't grootste iegerplan.
Toch was hij niet de man die
slechts de boomen zag en niet het
bosch. En hier, hier is het punt waar
de soldaat den veldheersstaf haalt
uit den ransel en als generaal
zijn kracht toont. Een plan Ber
gansius kon het maken en 't uitvoeren
ook. Wat er in 1903 voor goeds ge
daan is door het ministerie-Kuyper,
niet de legilisatie, maarjde mobilisatie,
dat is aan Bergansius te danken. Wij
meenen dat te mogen zeggen zonder
jongeren, die destijds naar zijn inzicht
en instructie hebben gearbeid, iets te
na te komen.
Een man van „doen", van goed en
nauwgezet en simpel „handelen" was
hij trouwens heel-en-gansch. Dat
maakte dat het lange en breede praten
in de Kamer (waar hij toch zoo thuis
was) hem heel vaak ironisch grimme-
len deed om zooveel praats van velen,
die er min van wisten dan zijn pink.
Wie bij de debatten over 't Millitaire
Straf- en Tuchtrecht in zijn buurt ge
weest zijn, hebben menig smalend
woord, dat tusschen snor en lip bleef
grommen, kunnen hooren. En toen
het amendement-De Waal Malefijt was
aangenomen en de kleine Excellentie,
na bits de linten van zijn portefeuille
dichtgesnokt te hebben en de groote
tasch te hebben afgesloten met een
ruk van nu-is-'t-uit, werd aangespro
ken door een jeugdig militair lid dat
een hooge borst opzette toen
snauwde dat kordate generaalke plots
dien jongeling toe: „U kent uw re
glementen niet meneer"en liet
hem heel bedremmeld staan.
Maar overigens kon hij veel ver
dragen op twee dingen naMen
mocht niet raken aan de eer van 't
leger en niet twijfelen aan zijn hart
voor den soldaat. Op beide punten
ging 't vaak tegen de socialisten. „Ad
rem" heeft hij zoo eens want hij
was, schoon geen redenaar, wel ter
tale en zeer slagvaardig toen de
heer Schaper laatdunkend had ge
sproken van de vlag als van een
„lap", weerom gevraagd of dan die
afgevaardigde niets voelde voor „zijn"
„rooie lap".
Maar 't kregelst werd hij als hem,
uit eerlijk onverstand, want het was
waarlijk wel zéér onverdiend, verwe
ten werd dat hij zich om het lot der
minderen niet bekommerde. Dan kon
den vaak zijn oogen bliksemen onder
de opgebogen witte brauwen en de
hoeken van zijn mond vinnig trekken
onder den geduchten knevel. Dat kon
hij niet verdragen. En het heugt ons
nog zoo goed hoe hij, toen we eens
op 't departement met hem te spreken
kwamen over 't Kamerwerk, zich juist
geërgerd en verdrietig toonde over
dat deel van zijn taak, dat moe
ten hooren van zoo onverdiend ver
wijt. „Vroeger had ik er nog pleizier
in", zoo zei hij ongeveer, „maar te
genwoordig wordt je 't werk vergald
door zulke praatjes. De lust vergaat
je om te probeeren iets tot stand te
brengen."
Dat toch de Kamer hem hooghield
en, bij alle zucht tot oppositie, groo-
ten eerbied had voor zijn karakter en
zijn kennis, dat is gebleken o. a. nog
bij dien begrootingsaanval van den
heer Marchant toen deze spreker
hulde bracht aan de figuur die daar
zat aan de groene tafel, als aan een
kloek en eerlijk tegenstander, de in
carnatie, onvervaard en pittig, van
geheel een stelsel.
Trouwens, dat Bergansius eenvou
dig weg, en zonder ijdelheid, berg
hoog verheven boven alle kleine in
triges, deed wat hij naar zijn geweten
en zijn beste weten dacht te moeten
doen, dat was reeds lang gebleken
sedert, in 't kabinet-Mackay, een voor
stel van Persoonlijken Dienstplicht
deed en daarmee stonden viel.
En daarmee lijnrecht inging tegen de
overgroote meerderheid van zijn ge-
loofsgenooten.
Hard werker, streng voor zichzelf,
veel strenger dan voor anderen (al
had hij 'n vaste, maar gerechte hand),
eenvoudige maar schrandere geest
zoo heeft Bergansius zijn land gediend,
zoo stram en eerlijk als een braaf
soldaat van den ouden stempel, die
niet van zijn post gaat, ook al zou
men hem vergeten. Hij mag gestor
ven zijn in gelijk besef als Valentin,
die simpele soldaat uit Goethe's
Faust
Ich gehe durch den Todesschlaf
Zu Gott ein als Soldat und brav.
Soldaten, salueert! En gij, politici,
neemt den hoed af. Laat die figuur
met diepen eerbied en ontroering langs
uw geest voorbijgaan.
Dat was Berganius, een eerlijk man
en braaf soldaat.
O
Een tj/pisch verschijnsel.
Bij een Amerikaansche electrische
tram heeft men waargenomen, dat
de kleur van de verf aan den eenen
kant van de wageD veel meer te
lijdeB had, dan aan de andere kant,
zonder dat men dit verschil in het
eerst verklaren kon. Eindelijk kwam
men op het denkbeeld, dat dit toe
te schrijven is aan het volgende
de tram-weg loopt in hoofdzaak van
Oost naar West, de beide kanten
van de tram-wagen, die zonder ge
keerd te worden op het traject heen
en weer rijden, worden dus zeer
ongelijkmatig door de zon besche
nen. Om de beide kanten nu meer
gelijk van kleur te houden, worden
de wagens van tijd tot tijd gekeerd.
o—
De ontdekking van een groot
slagveld.
Bij Grosseto aan den Golf van
Talamone heeft men onlangs een
groot slagveld ontdekt, dat waar
schijnlijk dateert uit het jaar 225
voor Chr. Toen werd daar een
slag geleverd tusschen de Romein-
sche legioenen - en de Galliërs, waar
in volgens het bericht van Polybius
de consuls Papo en Regulus over
wonnen. Reeds in 1892 zijn de
overblijfselen van een tempel gevon
den, die de Romeinen ter eere van
hun overwinning hadden opgericht.
Men hoopt bij de opgravingen in
dit slagveld belangrijke ontdekkingen
te doen.
o—
Een merkwaardige natuurlijke brug.
In het „Philipine Journal of
Science41 wordt een merkwaardige
natuurlijke brug beschreven, die on
langs door Paul R. Fanning op de
Philipijuen ontdekt is. Hoewel
slechts op 30 mijlen ten Zuiden van
Manilla gelegen, is deze brug waar
schijnlijk nog nimmer tevoren door
blanken bezocht. Het is de eerste
grootere natuurlijke brug op de
Philippijnen. De brug is gelegen
twee rechtsgeleerden en aldus had
het er lustig op los kunnen gaan, als
Magere Hein er niet was geweest.
Die achtte den tijd gekomen, om den
eenen compagnon van den anderen
te scheiden en daardoor nam het pro
ces een plotseling einde. De aan
klacht had echter nog een onaange
naam gevolgde oorzaak werd spoe
dig bekend en daardoor de positie
van mijnheer Zoetemelk te Muizen
berg onhoudbaar. Hij besloot daarom
het stof zijner vaderstad van de
voeten te schudden. Eerst echter wilde
hij nog allen, die bij hem in het krijt
stonden, het vel over de ooren trekken.
Doch zelfs dit genoegen werd hem
niet gegund. Melanie en Friedel, die
met de erfenis van Pittenbijter de
achttienduizend gulden dubbel hadden
bekomen, besloten het bedrag te be
steden voor een goed doel en watzouden
zij dan beter doen, dan de slacht
offers van Zoetemelk onder de armen
te grijpen.
Kort daarop nam Friedel de
apotheek te Muizenberg over en leefde
met zijne Melanie gelukkig en tevre
den en zoo zegt immers het sprookje
als zij niet gestorven zijn, dan
leven zi] nog heden.
boven de T.ucsuhem-Stroom, die door
een canon stroomt en de ruimte
onder de brug vormt een tunnel, 35
voet breed en 250 voet lang. Alle
kenteekenen zijn er, dat de bodem
van de brug, thans 130 voet boven
den stroom, eens het bed van de
rivier was.
o—
Steenkool in Nigeria.
Te Udi in Zuid-Nigeria zijn
groote steenkoolbeddingen ontdekt.
Reeds zijn maatregelen genomen om
een spoorweg aan te leggen om dit
gebied te verbinden met de rivier
haven Cnitsha. Volgens de analyse
van het Imperial Instituut te Lon
don heeft de Nigeria-steenkool iets
minder waarde dan de Wale-steen-
kool,
o
Sir William Mac Gregor heelt 28 f
Juni het Australische Instituut voor
Tropen-geneeskunde te Sydney geo
pend. Het hoofddoel van dezeinrichting
is practisch te bewijzen, dat kolo
nisatie van Noord-Australie door
blanke arbeiders mogelijk is.
o
Een nieuwe methode om vinger
afdrukken te copieereu.
Zooals men weet spelen bij het
ontdekken van misdaden vinger-af
drukken een groote rol. Het is echter
niet gemakkelijk hiervan getrouwe
copiën te verkrijgen, immers dikwijls
staan zij op een muur of op een an
der voorwerp, dat niet kan worden
meegenomen, ook zijn er dikwijls be
letselen, bijv. door de belichting, om
ze te fotografeeren. In dergelijke ge-
gevallen raadt Dr. Hointel de volgende
methode aan.
Men neemt een fijn, gekleurd poe
der, en stuift dit over de afdruk heen,
die steeds min of meer vet is. Het
poeder blijft kleven en geeft alle bi-
zonderheden van den vinger-afdruk
volkomen juist weer. Vervolgens drukt
men een speciaal geprepareerd pa
pier, bedekt met een laagje bijen-was
en paraffine, die met enkele druppels
glycerine vermengd zijn, op de „ge
poederde" vinger-afdruk, het poeder
hecht zich vast en zoo krijgt men
een goede copie van het origineel.
o
Een astronomische berekening van
het sterfjaar vau Jezus.
Pater Emanuelli heeft getracht om
door middel van de astronomie het
sterfjaar van Jezus te berekenen. Hij
baseerde zijn berekening op het be
kende feit, dat de sterfdag als 15de
Nisan op een Vrijdag vallen moet.
Van deze stelling uitgaande, verkreeg
hij, dat de jaren 30 en 33 in aan
merking kwamen. Op historische
gronden is het jaar 33 zeer slecht
aannemelijk. Men moet daarom be
sluiten, dat jezus in het jaar 30 stierf.
o—
De afkomst der Roemeniërs
Bij de groote rasvermenging, die
bij alle Balkan-volkeren voorkomt, is
het moeilijk de afkomst van de ver
schillende naties te bepalen. Vooral
bij Roemeniërs is dit een lastig pro
bleem. Langen tijd heeft men hen
voor afstammelingen van de oude
Daciërs gehouden. Emil Fischer, een
bekend ethnoloog te Boekarest is op
grond van tal van historische en ge
ografische studiën, tot de conclusie
gekomen, dat de hedendaagsche Roe
meniërs niet van de geromaniseerde
Dhraciërs afstammen, zooals men tot
nog toe meende, maar „Thraco-Roma-
nen" zijn. Deze hebben echter in
den loop der eeuwen zooveel Slavisch
bloed opgenomen, dat het halve sla
ven zijn geworden. Deze rasvermen
ging blijkt zeer duidelijk uit de Roe-
meensche volkspoëzie, waarin de
wilde hartstocht en de sombere me
lancholie der Slaven zich paart aan
het scherpe verstand en de gezonde
zinnelijkheid der Romanen.
o
Het internationale geologen congres.
Het internationale geologen-congres
zal van 7 tot 14 Augustus in het
Victoria-museum te Toronto (Canada)
gehouden worden. Dit congres belooft
zeer interessant te worden men zal
daar de kolenvoorraad der aarde
nauwkeurig bepalen. De bekendste
geologen uit alle beschaafde landen
hebben reeds materiaal verzameld om
deze kwestie uitvoerig te behandelen.
Tijdens het congres zullen uitstapjes
op geologisch gebied in het binnen
land van Canada georganiseerd wor
den.
Een reozensucces met de wichelroede.
Een chemische fabriek te Taucha
nabij Leipzig heeft een van haar in
genieurs het terrein met de wichel
roede laten verkennen. Het instrument
was door hemzelf geconstrueerd. Hij
constateerde op negen plaatsen een
watergang. Bij onderzoek bleek, dat
niet alleen de plaatsen juist waren,
maar dat de sterkte het door den in
genieur genoemde getal zeer nabij
kwam.
o
Volgens een bericht uit Berlijn zal 1
Prof. Dr. K. Th. Preusz in September
een arghaeologische onderzoekingsreis
naar Columbia ondernemen. Hij zal
in de eerste plaats de weinig bekende
steen-sculturen bij san Augustin in
Tolima bestudeeren. Bovendien hoopt
Preusz eenige weinige bekende Indi
anen-stammen van Columbia te be
zoeken.
o
Yan werkman tof. professor.
Een arbeider, die zich tot professor
opwerkt, is een niet alledaagsch ver
schijnsel. Dit is het geval bij Frans
Havelka uit Jena. Hij werkte vroeger
als lithograaf in een fabriek van blik-
embalage, te Jena, bezocht later de
kunstambachtschool te Barmen en
vervolgens de Koninklijke Academie
te Leipzig. Daar werd hij door zijn
geschriften over ornamentiek en kunst
druk als assistent geplaatst. Volgers
de „baale-Zeitung" is hij thans be
noemd tot Professer aan de Polytech
nische school te Tomsk (Siberië).
o
Roger Bacon.
Het volgend jaar is het zeven
eeuwen geleden, dat in Engeland de
beroemde monnik Roger Bacon geboren
werd. Eenzelfde rol, als Aristoteles in
de oudheid speelde, vervulde Roger
Bacon in de Middeleeuwen. Hij was
een zeldzaam begaafd, en veelzijdig
ontwikkeld man. Hij drong door, tot
de geheimenissen der natuur en vond
o.a. het vergrootglas uit. Deze en an
dere wondere ontdekkingen gaven
hem den naam van duivelskunstenaar,
Doctor mirabiles. De kerk was hij een
doorn in 't oog. Als alle groote man
nen in de Middeleeuwen, was Bacon,
martelaar. Lange jaren heeft hij in
den kerker doorgebracht. Op 80-jari-
gen leeftijd stierf hij te Oxford, waar
hij ook gestudeerd had en waar hij
talrijke lezingen hield.
Ter gelegenheid van zijn 700ste
geboortedag gaat men te Oxford een
standbeeld oprichten in het natuurhi
storische museum en houdt men een
inzameling om Bacon's gezamelijke
werken te kunnen uitgeven. Er zullen
eenige door deskundigen geschreven
biografiën verschijnen.
o
50000 boomstammen per dag roor
krantenpapier.
De Engelsche Lord Northciliff, die
ongeveer 60 dagbladen uitgeeft, ge
bruikt voor de fabricatie van het
noodige papier dagelijks 50000 boom
stammen. Vroeger was hij gewoon
zijn hout uit Scandanavië te betrekken,
echter werd dit te duur. Thans heeft
Lord Northcliffe een andere methode.
In Newfoundland heeft hij een maat
schappij opgericht, die in een woud
gebied van 5000 vierkante K-M. op
pervlakte, boomen iaat knappen. In
de rivier is een dam gemaakt, door
de waterkracht krijgt men voldoende
energie voor de verlichting en werk
kracht. Rondom deze inrichting heeft
zich de papierstad gevormd, met een
3000 inwoners, die allen in dienst
zijn van bovengenoemde maatschappij.
De stad heeft reeds 5 kerken, 2
scholen, een ziekenhuis, een stadhuis,
een schouwburg en een hotel. Door
een spoorweg is de houtcentrale met
de haven verbonden. De boomen
worden door eert heirleger geveld,
echter moet voor iederen gevelden
boom een jonge aangeplant worden.
Vervolgens worden de boomstammen
in de rivier geworpen er worden
vlotten van gemaakt en deze door 20
a 25 man naar de papierstad ver
voerd. Op een afstand vaneen4K.M.
worden de boomstammen in een soort
natuurlijke haven gebracht, waar ze
bij millioenen liggen, aan kettingen
vastgemaakt, om wegdrijven te voor
komen. Als zij aan de beurt zijn om
behandeld te worden, maakt men ze
los, ze drijven door een rij cirkelza
gen, die de stammen in stukken van
80 c.M. verdeelen. De slechte stukken
worden verbrand, de goede worden
in de 24 molens tot houtpap gemalen.
De houtpap wordt naar Gravensend
in Engeland vervoerd, waar 1000 ton
papier per week gefabriceerd worden.
Deze hoeveelheid is juist voldoende
voor de 25 millioenen stuks kranten,
die Lord Northcliff per week uitgeeft.
Slot. o
„Wat wilt ge vroeg de burge
meester verbaasd.
„Mijn geld, mijn mooi geld, dat ik
heb gegeven
Eensklaps werd hij door Pittenbij
ter, die op dit oogenblik nog minder
dan alle anderen op een eerbiedwaar-
digen patriarch geleek, onderbroken,
terwijl hij tegen den burgemeester op
stoof
„Mijnheer, ik zal u aanklagen, om
dat u met bedriegers en zwendelaars
onder een hoedje speelt. Waar zijn
de geboden voor mijnheer Zoetemelk
en mijn pupil gebleven?"
Nu werd het den ambtenaar toch
wel wat te erg.
„Mijnheer Pittenbijter, ik raad u
aan, op uwe woorden te letten," don
derde hij den patriarch te gemoet.
„U behoort niet tot de menschen,
met wie ik verschooning zou gebrui
ken. Hier is slechts EEN aangifte ge
daan van mejuffrouw Donkerberg voor
zich zelve en mijnheer Zurebrijde
huwelijksaankondiging is hier, zonder
dat tegenspraak gehoord is, op de
bepaalde plaats aangeplakt, en, omdat
mijnheer Zurebrij eenige weken gele
den naar Muizenberg vertrokken is,
ook daar."
„Ja," kraste Jeremias, „in de donkere
raadhuisgang."
„Wat gaat mij uw raadhuisgang
aan," antwoordde de burgemeester
toornig. „Als ge overigens wat wilt,
klaagt ge mij maar aan en loop nu
voor mijn part naar de pomp."
Nu was het met de zelfbeheersching
van het edele paar gedaanzij kon
den zich bijna niet meer staande
houden. Daarom greep de stoom-
molenaar onder eiken arm een der
rouwdragenden en toen hij met zijn
zoeten last de deur uitging, zeide hij
op diepzinnigen toon
„En dat noemen deze lui een
zaakje
Na dit voorval lag Jemerias drie
dagen ziek te bed. Daarna stelde hij
tegen Pittenbijter eene vordering in
tot eene terugberaling der achttien
duizend gulden en vergoeding der
onkosten. Piitenbijter nam bij den
rechtsgeleerde, die hij zelf was, nog