w?
Flick's
Cacao
No. 200.
Zaterdag 5 Juli 1913.
4e Jaargang.
Gewestelijk en Algemeen Weekblad te Hulst.
Richtingtfoor waarheid en voor recht, door eigen daad en door daad van anderen, zonder aanzien van
persoon of partij.
VERSOHIJNT ELKEN ZATERDAG.
Gentscliestraat C 7 te Hulst.
Stichter: H. A. van Dalsüm.
Bierkaaistraat A 28 te Hulst.
Gentscliestraat B 4 te Hulst.
een uitgekomen voorspelling.
een nog al klesche vraag.
een slayeavolk yrugt musters.
ee.y vrij volk vraagt regeerders.
ER IS
de allerbeste.
Iaiii dit waar zijn.
DE VOLKSWIL
REDACTIE:
Abonnement per drie maanden
NEDERLANDf 0.50.
BEL01Efr 1.20.
ANDERE LANDEN f 0.80.
- Abonnementen worden dagelijks aangenomen. - -
Niet geplaatste stukken worden nie-i terug gegeven.
Het blad neemt geene verantwoordelijkheid voor den inhoud
van het Vrije Woord en voor dien van Advertentiën.
ADMINISTRATIE.
DRUKKER IJ:
Advertentiën, in te zenden vóór Vrijdags om 12 uur.
Prijs per regel 10 cent. Bij abonnement of geregelde plaatsing
belangrijke vermindering. Dienstaanbiedingen contant f0.25.
o—
Uit de Volkswil 178 van 15 Febr.
1913 drukken we hier over en met
denzelfden letter, wat we daarin schre
ven onder
De bisschoppen laten bidden.
Op voorschrift van het doorluchtig
Episcopaat zulle,de geestelijken in
de Mis bidden de Oratio Pro qua-
cumque necessitate voor het welsla
gen der verkiezingen.
De Oversten der Moederhuizen, zoo
vrouwelijke als mannelijke, zijn uitge-
noodigd, hun onderhoorigen, naar
goedvinden, te laten bidden voor de
zelfde aangelegenheid.
(„Huisgezin").
De Volkswil teekent hierbij aan
Tegen dat de bisschoppen laten
bidden voor het welslagen der ver
kiezingen hebben we geen bezwaar,
als dit bidden geschiedt met de g o e d e
meening, dat de verkiezingen mogen
dienen tot het algemeen wel
zijn van het Nederlandsche
Volk.
Maar moet het bidden dienen op
dat God zijn zegen zal geven aan een
bepaalde politieke partij uit partijgeest,
dan is dit bidden geen uiting van
goede meening maar van slechte mee
ning.
Daar wij dit laatste niet bij onze
bisschoppen mogen veronderstellen,
en moeten veronderstellen, dat zij
bekend zijn met het Staatsrecht op
gebouwd uit het Natuurrecht, is onze
gedachte, dat de bisschoppen laten bid
den voor zoodanig welslagen der ver
kiezingen, dat tot uiting komt de wil
Gods door den wil des volks.
Aangezien nu onze Christelijke Re
geering heeft ingediend een ontwerp
tot Grondwetsherziening waarin door
den wil des volks geheel wordt
uitgeschakeld met voor resultaat, dat
het Nederlandsche Volk niet meer
zich zelf regeert door zijne
vertegenwoordigers, maar gere
geerd wordt, vermits zelfs in
dat ontwerp de wetgevende macht aan
de volksvertegenwoordiging wordt ont
trokken, die slechts wordt een commis
sie van advies en geheel wordt gege
ven aan den Koning, en aangezien
een dergelijk ontwerp gelijk staat met
terugkeer van het Staatsrecht van vóór
1789, als wanneer gold als wet en
gebruik de heidensche idee van
de Staatsalmacht verpersoonlijkt in
den landvorst (die zelfs bepaalde
welk geloof de onderdanen moesten
belijden), zoo komen wij tot het be
sluit.
dat onze bisschoppen hunne geeste
lijken laten bidden voor den val van
het christelijk Ministerie.
De Grondwet zegt nu in artikel 109
De wetgevende Macht wordt geza
menlijk door den Koning en de Sta-
ten-generaal uitgeoefend. Dit artikel
wil de Regeering laten vervallen, en
daarvoor lezen artikel 55Bij den
Koning berust de uitvoerende macht.
Hij oefent de wetgevende macht uit
in gemeen overleg met de Staten-Ge-
neraal. In naam des Konings wordt
recht gesproken."
En zoo is de geheele geest van het
Ontwerp Grondwetherzieningde
direct door de kiezers gekozenen
moeten zoo weinig mogelijk te zeg
gen hebben, wat zelfs wordt doorge
voerd tot de Gemeenteraden. Deze
hebben nu de regeling en het bestuur
der huishouding van de gemeente. In
het Ontwerp Grondwet (art. 144) komt
„en het bestuur" niet meer voor.
Wat is een volk, dat in zijn eigen
Grondwet vastlegt, dat het niet meer
zien zelf regeert maar geregeerd word
Dat is een karakterloos slavenvolk.
Dit nu mogen en kunnen onze bis
schoppen niet willen bij hun laten
bidden in de Mis, en daarom moet
onze conclusie wedergeven de mee
ning der bisschoppen.
Wij zullen het nummer van heden
aan hen zenden opdat zij, indien
onze conclusie onjuist mocht zijn,
hunne andere meening nog ter kennis
kunnen brengen van wie het aangaat,
en opdat het publiek de werkelijke
meening zal kunnen weten. Maar wij
vertrouwen dat er geen tegenspraak
zal komen, en dat onze bisschoppen
dus door geen tegenspraak onze con
clusie als juist zullen beschouwen.
Een aanteekening hierop
En nu, 4l/2 maand nadat wij het
vorenstaande schrijven, neemt het
Christelijk Ministerie zijn ontslag als
gevolg van de verkiezingen, tot wel
ker welslagen de bisschoppen van
Nederland lieten bidden, en is tevens
van de baan eene voorgenomen
Grondwetsherziening met voor strek
king, aan de volksvertegenwoordiging
te ontnemen de Wetgevende Macht.
Was van Dalsum, toen hij dat in
178 schreef zot en waren de bisschop
pen wijs En als van Dalsum toen
wijs was, zou hij dan nu zot zijn
o
De heer de Graef vraagt in een
zijner stukken, dat wij echter beter
vinden niet te plaatsen, wie is nu
een goed li -Katholiek, iemand die
aan den Paus of iemand die niet
aan d^n Paus maar wel aan den
bisschop gehoorzaamt F En hij stelt
deze vraag in verband met eens
deels het verbod van den Paus aan
de geestelijkheid om haar gezag te
leggen in de wereldsche zaken en
partijbelangen, en anderdeels het
voorschrift van den bisschop om dit
wel te doen.
Wij kunnen het antwoord kort
en uitgebreid geven, en het luidt
dau zóó als de leer en wil van
den Paus zóó duidelijk is, dat ieder
kan weten wat hij wil, dan is hij
goed R, K., die zich houdt aan den
Paus, En dit is hel; geval in de
zaak van dat verbod.'
Voor de gevallen in het algemeen
weuschen we geen antwoord te
geven, alleen willen we zeggen
dat de Katholieke Kerk is eene al-
gemeene, dat is een wereldkerk, en
geen plaatselijke of landelijke kerk,
en dat de plaatselijke en gewestelijke
herders moeten zijn iu eenheid van
leer en van toepassing van de leer
met den Paus.
De Raadsvergadering
der Ratten.
Een kater, Krabbelzwoert geheeten,
Was de afschrik van heel 't rattenheir.
Men zag bijna niet één dier lieve
diertjes meer,
Zooveel had hij er dood gebeten,
't Rampzalig overschot, verscholen in
zijn hol,
Teerde op een kwait rantsoen droog
brood en zuren zuivel.
En 'i arme volk hield stokstijf vol,
Dat was geen kater, maar een duivel.
Eens, toen de aartsvijand, door een
teêder drift bezield,
Daar 't herdersuunjen riep, zich op
het dak onthield,
Kwam in een hoekjen heel 't Congres
der ratten samen,
Om reddingsm:ddelen te beramen.
De deken, een bejaarde rat,
Die reputatie voor zijn diepe wijsheid
had,
Deed nu het voorstel aan de vrinden,
Om 's vijands hals een bel te binden
Dan kon men 't hooren als hij na
derde, en ter stond
Een wijkplaats zoeken in den grond
Geen andere uitkomst was te vinden
Bij aclainatie nam de Raad
Des dekens voorstel aan dat middel
was probaat I
Daar was maar één bezwaar w i e
zou in last ontfangen
De bel den kater om te hangen
„Dat durf ik niet," zei de een; „dat
kèn ik niet", zei de aar:
Toen slopen zij allen weg, en 't bleef
alzoo bij praten
Zoo gaat nog vaak, na veel misbaar
Met d'eigen uitslag een „Vergaaring"
uit elkaar,
Van ratten niet, maar van Ministers
of Prelaten.
Zoolang het aankomt op beraan,
Ontmoet gij redenaars bij hoopen.
Maar komt het op een handlen aan,
Waar zijn de helden Weggeloopen.
LA FONTAINE, Fabelen.
Eene tegenstelling.
Ken plaat.
0
Het Nieuws van den Dag van
Nederl. Indië van 17 Mei heefteen
plaat, welke voorstelt
Op den Nederlandschen troon zit
een leeuw met een slaapmuts op
op den troon, op het baldekiju, op
de stijlen en aan den voet van den
troon vindt men apen geteekend, die
den leeuw voor den gek houden
Boven de plaat staatDe Indi
sche Regeering en de Indische Be
weging.
En het onderschrift is een regel
van Tollens
Die leeuw is Nederland eens ge
weest,
Om trouw vermaard, om kracht
gevreesd.
Dar, uuramer bevat ook verschil
lende berichtjes die alle wijzen op
den opkomenden geestestoestand van
den Javaanschen inlander brutaal
en onbeschoft worden tegen den
Europeaan
Wij zonden die plaat aan Z.K.H.
Prins Hendrik.
iMt verklaard.
0
Uit de Persberichten vernemen
we, dat in verschillende „vrome"
bladen, van Dalsum voor zot wordt
verklaard, en dat het volk hier het
ook inziet, dat we zot zijn.
Nu, we weten wel, uit welke
kokers dergelijke berichten komen
Deze kokers ziju van verschillen
den vorm en hebben ook een ver
schillenden inhoud, en deze inhoud
geelt den verlangden stank af door
verschillende middelen.
Deze kokers zijn drie in getal, en
zijn
1. De eerste in den vorm van
een flesch met cognac als inhoud,
die haar stank afgeeft door middel
van misleiding,
2. De tweede in den vorm van
een vai met azijn als inhoud, die
haar stank afgeeft door middel van
onbeschofte spot.
3. De derde in den vorm van
een hart met gal als inhoud, die
haar stank afgeeft door middel van
venijn.
En deze drie kokers rusten op
een mestvaalt van ijverzucht, die
dagelgks wordt gevoed door hun
gevoel van onmacht tegen den door
hen voor zot verklaarde
Arm gespuis, altijd voortgedreven
door het in hen brandende vuur
van afgunst, en dit met de weten
schap, dat noch de cognac noch de
azijn noch de gal ons in eenig op
zicht kunnen hinderen dan alleen in
het ééne opzichtom goed te doen
aan hen zeiven en aan hunne kin
deren en aan anderen, waardoor zy,
denkende ons te bespuwen, zich
zeiven verontreinigen.
—o
Onder het werk op den akker
voor een boer in Hulst werd onder
de arbeiders verteld dat burgemeester
IJsebaert van St. Jansteen heeft
verklaard dat na zyn dood hij alles
zou nalaten aan de Kerk en aan
de Armen. Als de heer IJsebaert
dit waarlijk zou hebben verklaard,
dan vragen wemaar hoe zouden
dan daarover denken de kinderen
Plasschaert F
Dat pastoor Schets heeft verklaard,
dat na zijn dood zijn geheele ver
mogen zou zijn voor zijne parochie
is bekend. Maar dat dit zal ge
beuren gelooven wij niet vóór we
het zien In dit geval zijn we dus
als de ongeloovige Thomas
DE TARIEF WET
komt toch, wellicht eenigszins gewij
zigd, maar komen moet ze.
Geen Regeering van welke kleur
ook, kan het op den duur lijdelijk
blijven aanzien, dat Nederland niet
meer bij machte is in het onder
houd van zijn toenemende bevolking
te voorzien. Waar jaarlijks vele dui
zenden het Vaderland moeten veriaten
om elders werk te zoeken, gaat het niet
aan langs den vrijhandelsweg nog maar
goederen te blijven importeeren, waar
voor de arbeidsioonen en winsten aan
gene zijde der grens blijven.
Bescherming van den nationalen ar
beid is voor Nederland een gebiedende
eisch geworden welke geenRegeerings-
partij meer kan of mag ontkennen.
Wie niet kan inzien, dat vrijhandel
slechts dan op zijn plaats is, wanneer
eigen kracht de nadeelen er van kan
weren, begrijpt niets van de voor- of
nadeelen, welke bescherming of vrij
handel in de practijk kunnen bieden.
Ook Bismarck was een overtuigd
voorstander van vrijhandel, zelfs zóó,
dat hij in 1873 de rechten op ijzer
liet vallen. Maar toen in den tijd van
vrijhandel bet emigrantencijfer, wegens
gebrek aan arbeid, onrustbarend toe
nam (200.000 tot 220.000 per jaar) en
de behoefte om meer goederen te ex
porteeren het gevolg bleek te zijn van
de afnemende koopkracht der bevol
king, liet Bismarck op zijn halt niet
wachten. Aan het einde der 70er jaren
greep hij krachtig in en schreef toen
dien beroemden brief, waarin hij zeide
„So kann es nicht weiter gehen, wir
ihüssen zu einer anderen Wirischafts-
reform kommen, sonst werden wir ganz
ausgepowertBismarck heeft toen een
wet op invoerrecht uitgewerkt, die tot
grondslag had: „Schutz der nationalen
Arbeit in Stadt und Land," en van het
oogenblik af, dat deze van kracht was,
veranderde de toestand als 't ware
met één slag en heeft vervolgens, zoo
als bekend, tot ongekenden bloei ge
leid.
Eenige cijfers, welke den geweldigen
vooruitgang bijzonder in het licht stel-