w?
Flick's
Cacao
MUI!
ER IS
No. 197.
Woensdag 18 Juni 1913.
4e Jaargang.
Gewestelijk en Algemeen Weekblad te Hulst.
Richting: Voor waarheid en voor recht, door eigen daad en door daad van anderen, zonder aanzien van
persoon of partij.
VERSCHIJNT ELKEN ZATERDAG.
Gentschestraat C 7 te Hulst.
Stichter: H. A. van Dalsum.
Bierkaaistraat A 28 te Hulst.
Gentschestraat B 4 te Hulst.
Opgedragen
f' Feuilleton^
De voorgestelde
Orond wetsherziening.
de allerbeste.
~Het Hiïl4erl)!a«I
DE VOLKSWIL
REDACTIE:
Abonnement per drie maanden
NEDERLANDf 0.50.
BELGIEfr 1.20.
ANDERE LANDEN f 0.80.
- Abonnementen worden dagelijks aangenomen. - -
Niet geplaatste stukken worden niet terug gegeven.
Het blad neemt geene verantwoordelijkheid voor den inhoud
van het Vrije Woord en voor dien van Advertentiën.
ADMINISTRATIE:
D R U K IC E RIJ
Advertentiën, in te zenden vóór Vrijdags om 12 uur.
Prijs per regel 10 cent. Bij abonnement of geregelde plaatsing
belangrijke vermindering. Dienstaanbiedingen contant f0.25.
aan den pamfletschrijver en zijne
trawanten van het schandstnk
van 12 Juni 1913.
Een Harpzang van Asaph.
Waarlijk goed is God voor Isrel
Voor de oprechten van gemoed
Doch schier wankelden mijn schreden
Bijna glibberde uit mijn voet.
Ik benijdde toch de boozen,
Toen 'k der zondaars welvaart zag
Hoe nooit tot hun dood hun lichaam
Lang in ziekteboeien lag.
Van de menschelijke smarten
Blijven zij gestaag bevrijd
Nimmer worden zij als andren
Door een kwelling gekastijd.
Trotschheid is daarom hun halssnoer,
En de boosheid hun gewaad
Boosheid welt als uit hun vet op,
Daar hun hart in wellust baadt.
Kwaad verzinnen zij en spreken 't,
Snoeven op boosaardigheid
En hun stem klinkt als oraaklen,
Door hun tong langs de aard ver
spreid.
Daarom wendt Gods volk zich tot hen,
Aangelokt door valschen schijn,
Wijl er bij hen volle dagen
Van geluk en voorspoed zijn.
En zij zeggenzoude God wel
Weten wat bij hen geschiedt?
Is er wel een Allerhoogste,
Die hun tallooze euvlen ziet
Zie, zij zijn toch goddeloozen,
En genieten overvloed
Van geluk op aarde, en schatten
Stroomen mild hun tegemoet.
Lezing van H. A. TAN DALSUM op 12
Mei 1913 te Hulst.
(Slot). —o
Wij kunnen ze niet vinden in de
voorstellen tot verhooging van het
Rijksinkomen der Koningin, het ont
nemen van de wetgevende macht aan
de volksvertegenwoordiging, tot het
regeeren bij de Gratie Gods, met ge
lijktijdige ontkenning van door den
wil des volks, tot gezinshoofdenkies
recht, tot openen van den weg tot
evenredige vertegenwoordiging, tot
pensioneering van de Tweede Kamer
leden, tot vermindering in Kamer,
Provincie, en Gemeenteraad van het
zeggenschap der direct door de kie
zers gekozenen, wij kunnen ze niet
vinden in het vergeten van het voor
stel tot waarborg aan de geloovigen
van hunne burgerschapsrechten, en
zelfs kunnen wij ze niet vinden in de
voorstellen in zake onderwijs en arm
bestuur, omdat in deze- geen sprake
is van Christelijke beginselen maar
van beleid in de uitvoering van een
door den Staat aanvaarde taak, welk
beleid niet is een beginsel maar een
menschelijke berekening.
Er is zoowel door de regeering als
door de Grondwetscommissie over
het hoofd gezien een zeer belangrijke
zaak en wel dezedoor niet in de
Grondwet vast te leggen een taak
't Was vergeefs dan, dat ik immer
Rein mijn harte heb bewaard
Dat ik mijne handen waschte
Bij de onschuldigen geschaard
Want ik word daarom niet minder
Heel den dag zoo wreed gekweld
Bij elk uchtendgloren komen
Nieuwe plagen aangesneld
Hadde ook ik aldus gesproken,
Dan miskende ik heel 't geslacht,
Dat zijn heil van uwe trouwe,
En voorzienigheid verwacht.
'k Dacht dit alles te begrijpen
Doch 't viel zwaar, tot op den dag,
Dat ik Uwer wijsheid tempel
Inging, en hun einde zag.
Glibbrig maaktet Gij hun wegen,
Storttet hen in d'afgrond neer,
Om hun boosheid ras verdwenen,
Ras vergaan, verwoest hoezeer
Even als het ijdel droombeeld,
Den oniwakenden ontvliedt,
Zoo doet Ge in de stad hun beeldnis
En herinnering te niet.
Toen mijn hart zich dus verstoorde
Wijl hun heil mij tegenglom,
't Schijngeluk dier goddeloozen,
Was ik waarlijk dwaas en dom.
Jegens U het dier gelijkend,
't Dier, met rede niet begaafd
Doch getrouw ben ik gebleven,
Wijl me Uw goedheid heeft gestaafd.
En opdat ik niet zou struiklen,
Hebt Gij me aan Uw hand geleid
Gij zult door Uw raad mij voeren,
Tot ik deele uw heerlijkheid.
Gij, mijn hoogste God op aarde en
In den hemel'k verkwijn
aan den gemaal van een regeerende
Koningin. En dit is juist wel een
christelijk beginsel, dat de man is
het hoofd van het huisgezin, terwijl
in den geest der Grondwet de re
geerende Koningin, dus de echtge-
noote, staat boven den man.
Wij vrcgens ons af: zou het niet
zijn in het Landsbelang te bepalen
dat, als de Kroon toevalt aan eene Ko
ningin die regeert of tot de regeering
wordt geroepen, de Koninklijke Macht,
hoewel verbonden blijvende aan haar
persoon, gedurende het huwelijk
wordt uitgeoefend door haar gemaal
in welken geest ook reeds een rege
ling is gemaakt voor het geval van
minderjarigheid
Hoeveel eerbied wij ook gevoelen
voor Koningin Wilhelmina cn voor
onze eventueel later komende Koningin
Juliana, toch vragen wij ons afis
het Nederlandsche Volk zoo onmanne
lijk geworden, dat het in onafzienba-
ren tijd moet worden geregeerd door
eene vrouw, hoe geliefd en beminne
lijk ook, die uit den aard van de
zaak persooniijk blijft buiten aanraking
met hare onderdanen En dit, terwijl
de gemaal der Koningin misschien is
een man van geest en van arbeidslust
en nu beide werkeloos moet laten
terwijl hij ze zoo gaarne zou willen
aanwenden voor zijn aangenomen
vaderland
Wij zouden wenschen, dat deze
zaak eens onder de oogen werd ge
zien, en het is daarom, dat wij ze te
sprake brengen in de hoop, dat an-
Door Uw liefdeRots mijns harten,
Wil mijn eeuwig aandeel zijn
Want zie, al wie, U verlatend,
Zijne hoop op anderen stelt,
Zal vergaan, dewijl Gij alle
De U ontrouwen nedervelt.
Mij is 't goed God aan te hangen,
Slechts te hopen op de kracht,
Van mijn Heer, om ie verkonden
Al de werken Zijner macht.
Een valsche gedachte.
o—
Er is door iemand, die den slimme
meende te spelen, gezegd vóór we 6
jaar verder zijn, zal de kliek zelve
bij van Dalsum aankloppen.
Ons antwoord iswij willen wel
de gekozene zijn van den wil des
volks, maar niet van een kliek.
Dan hadden we wel 10 jaar gele
den kunnen beginnen om mede te
doen, om het volk te bedriegen en
uit te zuigen en den huichelaar te
spelen.
Zaterdagmiddag gingen we even per
trein naar Clinge-Waes, en ook naar
België ging onze nieuwe Kerkvader
Henri Maertens, die beslist over
iemands Katholiciteit. Hij ging een
leege coupé in, wat voor ons reden was
om ook in deze coupé te gaan. Maar
de dappere Kerkvader, die in zijn
strooibillet en in het ongeteekende
pamflet waarvan hij als belast met de
uitvoering van de besluiten zijner
vrome Kiesvereeniging wel zal hebben
af geweten, zulk een hoogen toon
tegen ons aanslaat, en dien wij onder
vier oogen daarover gaarne rekenschap
hadden willen vragen, had eensklaps
deren daaromtrent ook hunne gedach
ten geven.
Er is nog eene belangrijke zaak
welke wij hier ter sprake brengen, en
wel deze
Nu wordt de burgemeester benoemd
door den Koning, en op deze benoe
ming heeft practisch en vormelijk de
Raad geen invloed.
De regeering heeft in haar geheele
stelsel van grondwetsherziening gelegd
de gedachte, om, hoewel zij wil uit
breiden het aantal Kiezers, aan de
door de kiezers direct gekozenen
zooveel macht als mogelijk is te ont
nemen.
Dit is niet alleen een geven met
den vinger en nemen met de hand,
maar is nog daarenboven een daad
van valschheid, omdat dit doel niet
wordt gezegd doch slechts onder den
naam van redactiewijziging wordt
vastgesteld in de nieuwe grondwet.
Om een woord te zeggen, dat deze
valsche wijze van handelen in het
volle daglicht brengt, stellen we dit
dat, ter vermeerdering van
den volksinvloed, dus om
gekeerd van wat de regeering wil in
haar wii tot vermindering van den
volksinvloed de burgemeester wordt
benoemd door den Koning op voor
dracht van en in den regel uit de
leden v. d. Raad.
Dat wij, optredende onder den naam
van Volkswil, een voorstander zijn van
volksinvloed, ligt in den aard van de
zaak.
We willen hier zeggen een enkel
de vlugheid van een acrobaat en
bleek en ontdaan de coupé te verlaten.
Bah, dat is nu een van die groot
sprekers, en zoo zijn ze allen, hun
groote baas Fruijtier inbegrepen.
Wij beloven onzen Kerkvader en
aan zijne mede Kerkvaders dat zij,
hoewel zij wel overwinnaar zullen zijn
in de verkiezingen daar zij zooveel
dom en valsch volk achter zich heb
ben, daarvan geen plezier zullen be
houden.
is in de dagen van deze verkiezingen
voor Staten en Kamer óvergeloopen
tot de Kliek.
De Kliek heeft nu drie zoogenaamde
Katholieke bladen ter harer beschik
king in het Statendistrict Hulst, ter
wijl ze er vroeger slechts één had.
Door dit overloopen van het Hul
sterblad heeft nu de Kliek de volle
boosheid in haar dienst.
In Zelandia is geënt de geest van
woord over het instinct.
Door het verstand overheerscht de
mensch de dierenwereld- Het verstand
in zijn volheid staat boven het in
stinct. Maar in het bizondere geval
niet altijd. De dieren hebben het on-
middelijk bewustzijn van dingen even
kostbaar als onfeilbaar.
Zoo b.vDe hond kent de grassen
die afdrijvend werken en hij weet den
juisten tijd om ze te gebruiken. De
vogel gaat recht door naar zijn nest
zonder zich te vergissen over de zeeën
en de vastelanden. De kip voelt
vooruit de aardbevingen en de zee
meeuw de stormen. Het kameel
schat wonderbaarlijk het gewicht van
zijn last en weigert halstarrig om op
te staan als men hem overlast Een
zeker Amerikaansch vogeltje weet, als
het door een slang wordt gebeten,
direct de plant te vinden die hem van
het slangengif zal genezen, en zoo
meer.
De mensch zou moeten leeren in de
sehool der dieren. De beschaafde mensch
meer dan de wilde mensch. De be
schaving maakt bot vele yan onze na
tuurlijke instincten, zij versteenen we
gens het niet gebruikt worden.
Zoo heeft ook het menschelijk ver
stand natuurlijke gaven, die zich
uiten in ingeschapen hoedanigheden
van geest en van hart, welke kunnen
versteenen door deze niet te gebrui
ken onder den invloed van eene opvoe
ding buiten het menschenleven om.
Dit laatste was b.v. het geval bij het
ontwikkelde Jodendom ten tijde van
Christus. Bij de geleerden van dien
misleiding onder een uiterlijk van
vroomheid zonder geloof en van ge
leerdheid zonder kennis.
In Zecuwsche Koerier is geënt de
geest van de. koude ziele onder een
uiterlijk van volksgezindheid zonder
liefde en van vormen zonder bescha
ving.
In Hulsterblad is geënt de geest
van afgunst wegens eens anders
deugd en geleerdheid onder een uiter
lijk van valschheid en van verzwijgen
van het ware.
De volle, de echte boosheid, is die
van de ziel, welke koud is, waarom
de echte boosheid wordt gestraft in
het diepste der hel, in het Rijk der
Eeuwige Koude.
En deze volle booaheid dient
zich aan als „de" Katholieke Pers
(steun de katholieke pers!).
Welke is de menschel ij ke
aanleiding, waarom het Hulsterblad
is geworden dienaar van de Kliek
Een tweeledige.
tijd had de menschelijke boeken ge
leerdheid geheel gedood de goddelijke
wijsheid die zich uit in de natuurlijke
gaven van het verstand als daarom
Christus kwam en de goddelijke wijs
heid weder naar voren bracht, werd
hij wel begrepen door het natuurlijk
volksverstand, maar hij was onverstaan
baar voor de boekengeleerden.
Zoo gaat het ook nog heden als
wij spraken de taal van het natuurlijk
verstand, dat is een straal van de god
delijke wijsheid, werden wij begrepen
door het gezond verstand des volks,
door de eenvoudigen van harte, doch
onze eenvoudige taal was onverstaan
baar voor de boekengeleerden, omdat
in hen de boekentaal heeft verduisterd
de taal des verstands, waarom zij in hun
waanwijsheid ons hebben geoordeeld
als een dwaas.
Maar niet wij waren een dwaas,
doch hun zelfverblinding maakte hen
zeiven tot dwazen in hun optreden,
en hun dwaasheid is erkend door
en openbaar geworden aan ons volk
van het land van Hulst.
Is het natuurlijk verstand een straal
van de goddelijke wijsheid, zoo is de
natuurlijke liefde van een vader en een
moeder jegens hun kind, en de onder
linge echtelijke liefde een straal van
de goddelijke liefde.
Indien een straal van die wijsheid
en van die liefde wordt geworpen in
het leven der maatschappij, niet alleen
van deze zelve maar ook in dit leven
in haar betrekking tot den weg der
eeuwige maatschappij, dan komt voort
uit dit leven der maatschappij een