„iiÉrtasck snufjes"
Mengelwerk.
Verspreid hebben.
Dr. A. Hrdlicka heeft oniangs Zuid-
Oost- Siberië en Noord-Mongolië be
zocht, om overblijfselen te vinden van
de voorouders der Indianen. Hij on
derzocht de inhoud van verschillende
oude grafheuvels en bestudeerde de
Aziatische stammen. In beide gevallen
vond hij meer bewijzen dan hij ver
wachtte. Hij kwam tot het besluit, dat
er thans in groote gedeelten van Oost-
Siberië Mongolië en Thibet tal van
overblijfselen bestaan van een oudere
bevolking, die waarschijnlijk verwant
was met de laatste palaeolitische Eu
ropeanen. Deze bevolking kwam phy-
siek overeen met de Indianen. Dr.
Hrdlicka bericht, dat er in Oost-Azië,
nog een rijk veld voor a'nthropologi-
sche en archaeolische onderzoekingen
open ligt.
o—
Ozon en naaldboomen.
Sparren en dennen zijn meer dan
andere boomen omringd door Ozon.
Volgens Professor Lemstrom te Hel-
singsfors moet dit toegeschreven wor
den aan de naalden, die als eicctrici-
teits-generatoren in de atmosfeer wer
ken. Zoodoende zijn de boomen steeds
omringd door electriciteit en bij gevolg
door ozon.
Anislcrdamsche lypen.
De filantroop.
Een filantroop in den eigentlijken
zin is hij niet Zijn naam prijkt
niet op de lijsten, die laDga de
huizen circuleeren. Hij is geen be
stuurslid van eenige liefdadige ver-
eeniging. Hij wil met al die soesah
niets te maken hebben, En toen
onlangs eens een handige colporteur,
een man die je door een ringetje
kon halen, den filantroop" met een
bezoek had vereerd, en hij z'n
uiterste best had gedaan om hem
een groot Puitseh werk „aan te
smeren" .over de „Grondbeginselen
van de filantropische wetenschap",
scheelde hec maar een bedroefd
schijntje, of de colporteur was met
zijn gouden lorget en zijn wandel
stok met ivoren knoop van de trap
al gebonjourd evenals zijn „grond
beginselen".
De „filantroop" is nog een van
den ouden stempel, 's Morgen^ vroeg
doet bij zijn wandelingetje, en dan
gaat hij bij een tiental bakkers aan
hij wil iedereen begunstigen
en koopt daar brooden Hij laat ze
6meren, en laat er dunne plakken
roggebrood op leggen dan zet hij
zijn wandeling voort, hij loopt door
straatjes en steegjes, en wanneer hij
in een vies slopje een armoedig
meiske of jongentje ziet? bukt hjj
zich teeder, en zégt: Hier kindje,
wat zal medebrengen, dat het zakelijk
karakter van de Prov. Staten wordt
vervangen door een politiek karakter,
en deze vervanging zal zeer noodlottige
gevolgen hebben voor het dagelijksche
leven op het platteland.
En aangezien de leden van de
Eerste Kamer worden gekozen voor
negen jaar en zij geen schadeloosstel
ling genieten anders dan reis en ver
blijfkosten en de practijk zich wel
niet zal wijzigen om voor Eerste Ka
merlid te kiezen iemand, die behoort
tot den meest aanzienlijken stand,
zullen we zien, dat we krijgen een
zeer conservatieve richting in het po
litieke openbare leven.
Dusschijnbaar is de voorgestelde
wijziging van art. 90 eene in demo
cratische richting, doch haar te be
schouwen met wat er aan vast zit,
is de schijn niet de werkelijkheid, en
ligt de wijziging in de richting: den
vinger geven en de hand nemen.
MINISTER EN KAmERLID.
Art. 96. Nu kan een Minister ook
Kamerlid zijn.
Voorgesteld wordt, dat dit voortaan
niet meer zal kunnen.
Het komt ons voor, dat tegen deze
wijziging geen bezwaar bestaat.
Er is een bezwaar geopperd en wel
dit, dat door dat niet meer kunnen
de Minister komt te staan n^ast de
volksvertegenwoordiging en niet voort
komt uit de volksvertegenwoordiging,
maar dit bezwaar zou alleen geldig
zijn als de Minister steeds moet wor-
geef dat maar aan je moeke. In
een uurtje is hij van zijn brood en
broodjes af. Maar de „filantroop"
behoort al tot de ouden van dagen,
en ondanks z'n dikken stok zou het
hem wat moeilijk vallen, naar huis
te loopen. Dus roept bij een „aapje"
aan, om zich te laten rijden naar
het Vondelpark. Daar zoekt hij dan
een rustige bank op, zooveel moge
lijk steeds op dezelfde plaats, de
koetsier geeft hij het hem toeko
mende en een fooitje voor een
spatje", en als de „filantroop" erg
op z'n gemak is gaan zitten, geeft
hij blijk van zijn humanitaire ge
voelens, door zelfs om de vogeltjes
te denken een stuk brood is spoe
dig in kruimels rondgestrooid, en
honderdtallen musschen doen zich
tegoed.
o
Levendigheid in de A mslerdamsclie
haven.
De Amsterdamsche Reederijen ma
ken een periode van bloei door. Er
heerscht op net oogenblik een onge
kende levendigheid in de Amsterdam
sche haven. Het aantal stoomschepen,
dat in Ymuiden geschut wordt en voor
Amsterdam bestemd is wordt regelma
tig grooter. In veel sneller tempo stijgt
evenwel de tonneninhoud der schepen.
Het is nog niet zoo heel lang geleden
dat men een boot van 7000 ton in
Amsterdam al groot vond. Toen heeft
o.a. de stoomvaart Maatschappij „Ne
derland" eenige booten van 8000 ton
laten bouwen. Het record sloeg de
„Koningin der Nederlanden", in 1911
gebouwd, die een inhoud van 8178
tonnen, en op het oogenblik heeft deze
Maatschappij nog grootere schepen in
aanbouw. Trouwens, ook andere
Maatschappijen laten grootere booten
bouwen. De Nederlandsche werven
hebben 't op 't oogenblik dan ook zoo
druk, dat zij veelal niet meer werk
kunnen aannemen, zoodat verschillende
orders naar het buitenland gaan.
Een Maatschappij, die kolossaal
snel vooruit gaat, is de Koninklijke
Holiandsche Lcyd. Weldra zal deze
Maatschappij uit 14 schepen bestaan.
Zooals men zich zal herinneren, is de
Maatschappij ontstaan uitde Zuid-Amo-
rika lijn. Deze laatste die slechts over
bescheiden middelen beschikte, opende
in 1900 met drie schepen een vracht-
dienst op de La Piata-havens, waaraan
in 1901 een vierde stoomschip werd
toegevoegd.
In 1905 werden opnieuw twee vracht
schepen aangekocht doch de hevige
concurrentie maakte het noodzakelijk
zich ook op het passagiersb^drijf te
gaan toeleggen en tegelijker tijd Bra
zilië in het vaarplan op te nemen. Dit
geschiedde in 1906 toen begonnen
werd een 3 tal harer schepen voor het
vervoer van landverhuizers naar eri van
Brazilië en naar en van Argentinië in
te richten.
Daar voor een en ander kapitaals
uitbreiding noodig was werd op 15
Januari 1Q08 onder leiding van de Ne
derlandsche Handel-Maatschappij, de
den benoemd uit de Kamerleden, wat
echter niet het geval is.
GEHEIMHOUDING.
Art. 97. De leden van de Staten-
Generaal zijn niet gerechtelijk ver
volgbaar voor hetgeen zij in de ver
gadering hebben gezegd of aan haar
schriftelijk hebben overgelegd.
In het nieuwe art. 97 wordt voor
gesteld, hen strafbaar te verklaren
voor niet geheimhouding van hetgeen
geheim moet blijven.
Schijnbaar is hiertegen geen be
zwaar.
Maar practisch kan er een groot
bezwaar door ontstaan.
Het valt zoo gemakkelijk, om een
openbare zitting te veranderen in eene
geheime zitting, wat ieder weet voor
den Gemeenteraad.
En wordt die wijziging aangeno
men, dan zuilen er veel geheime
zittingen uit voortvloeien met als ge
volg door de plicht tot geheim
houding dat de beweegrede
nen van zoovele besluiten niet ter
kennis komen van het Nederlandsche
Volk, dat toch de gevolgen moet dra
gen van die besluiten.
Is dit eene goede zaak
Het komt ons voor van niet, het
komt ons voor, dat we op deze wijze
den weg opgaan van terugkeer tot
den tijd, waarin de Vorst regeerde
met een geheimen Raad, een tijd die
niemand mag terugverlangen.
Opleggen van de verplichting tot
geheimhouding wat geheim moet blij-
Twentsche Bankvereeniging B. W. Blij-
denstein Co en de groote Amster
damsche Stoomvaartlijnen de Konink
lijke Holiandsche Lloyd opgericht
waarin de zaken van de Zuid-Amerika
lijn werden ingebracht. De Regeering
steunde de nieuwe onderneming door
een voorschot voor den duur van 15
jaren toe te staan. In dit opzicht heeft
de Maatschappij zeer veel te danken
aan den overleden Minister Veegens,
die zijn plannen in beide Kamers ver
dedigde, en de meerderheid der afge
vaardigden van de juistheid der Re-
geeringsvoorstellen kon overtuigen.
Weldra had de Maatschappij nu te
beschikken over drie moderne mail
booten, de dubbelschroefschepen „Hol-
landia", „Frisia" en „Zeelandia, met
een inhoud van 7291, 7442 7959 ton,
eninstaatH tot 15 mijl te loopen. De
„Zeelandia" kwam in 1910 in de vaart,
maar weldra was het vervoer zoo be
langrijk toegenomen, dat de Directie
van de Koninklijke Holiandsche Lloyd
aan de firma Alex. Stephen Sons
Limited, te Glasgow de levering kon
opdragen van twee nieuwe dubbel-
schoefmailbooten die 14300 ton zul
len meten, en die een snelheid zullen
hebben van 17V2 mijl- Deze schepen
welke „Geiria" „Tubantia" zullen
heeten, naderen thans hun voltooiing,
en zullen einde 1913 in de vaart ko
men. De „Gelria" „Tubantia" zul
len voorloopig de grootste schepen
zijn, die Amsterdam aandoen de Hol
iandsche Lloyd slaat hiermee een re
cord. Geladen zullen de beide schepen
een diepgang hebben van niet minder
dan 26 voet, en hun lengte is 560
voet. De booten zijn zoo hoog. dat men
wanneer men op het Damrak loopt,
de groote schoorsteenen ver boven
het Centraal-Station zal kunnen zien
uitsteken. Het aantal passagiers aan wie
de schepen herberg verleenen is
1800. De „Gelria" „Tubantia" zijn
een heeie aanwinst voor de haven.
Laten wij hopen, dat andere Maatschap
pijen het voorbeeld van de Holiand
sche Lloyd zullen volgen, zoodat de
reuzenschepen van den Lloyd weldra
havenbootjes zullen zijn in vergelijking
met de enorme booten der andere
nationale maatschappijen.
Intusschen heeft ook het vrachtbe-
drijf van den Koninklijken Holland-
schen Lloyd zich enorm ontwikkeld
waardoor de Maatschappij zich genood
zaakt zag in het afgeloopen najaar een
3-tal vrachtschepen van ongeveer 7000
tun draagvermogen aan te schaffen.
Het vrachtbedrijf is nu gesplitst is een
specialen Brazilië- en een specialen
La Plata dienst.
Ook de financieele resultaten dezer
onderneming gaan steeds vooruit zoo
als uit het jaarverslag over 1912
blijkt over welk jaar een dividend van
5% aan aandeelhouders werd betaald
lerwiji volgens mededeeling van den
voorzitter op de den' 19 dezer gehouden
Aigemeene Vergadering van aandeel
houders de toekomst zich gunstig laat
aanzien
Het spreekt van zelf, dat het IJ voor
roeiers en zeilers er niet beter op
wordt. De drukte is soms ontzettend,
en het rechts-houden^systeem schijnt
men niet toe te passen. Van tijd tot
tijd komen eens kleine aanvaringen
ven is goed, maar w a t geheim moet
blijven moet zeer juist worden om
schreven, en mag niet leiden tot het
onbekend blijven van de beweegrede
nen voor eenig besluit, dat door de
ingezetenen moet worden opgevolgd.
We nemen een voorbeeld uit de
laatste parlementaire geschiedenis van
België.
De regeering van België wii komen
tot een zeer aanzienlijke legeruitbrei-
ding met zeer aanzienlijke verhooging
van de militaire uitgaven. De beweeg
redenen daarvoor werden medegedeeld
in eene geheime zitting, en is onbe
kend aan het Belgische Volk, dat de
lasten moet dragen in persoon en in
finantieele lasten. Is dit een gezonde
zaak Het komt ons voor van niet.
Welnuwij vreezen dat, door de
voorgestelde wijziging dergelijke hou
ding ook in Nederland zeer veelvuldig
zal worden, en wat blijft er dan over
van de verantwoording, die de kiezers
mogen vragen van de gekozenen Ons
dunkt van zeer weinig.
En dit klemt nog meer, vermits ook
wordt voorgesteld wijziging van art.
101 door daarin op te nemen dat,
naast het recht om te besluiten in eene
geheime zitting, te voegen het kunnen
opleggen van de geheimhouding, ter
wijl blijft bestaan in art. 101, dat er
een geheime zirting kan zijn als deze
wordt gevorderd door 10 leden of
door den voorzitter.
VAN DE WETGEVING.
Art. 109. Nu luidt de 5 afdeeling
voor, en loopen die minder groote
vaartuigen lichte averij op.
De roeiers trekken zich dan ook ge
heel terug tot den Amstel, en de vele
zeilliefhebbers gaan Zondagsmiddags
naar de Zuiderzee.
Op het water slijt de Amsterdammer
zijn vrije uren. Door het water is zijn
stad groot geworden. Zonder zijn IJ
was Amsterdam een klein dorpje ge
bleven. Ja, misschien zelfs dat niet
want het dorp ontstond, doordat zich
op de Amsterdam enkele visschers
vestigden. Is het dan een wonder, dat
de Amsterdammer zonder z'n IJ, z'n
Amstel en zijn Zuiderzee niet zou kun
nen leven
De toekomst van Amsterdam ligt op
het water.
De Postbode
en de Dorpsherberg iei\
O—
Het geen ik u ga verhalen is een
ware gebeurtenis.
Op een Zondagmorgen in de maand
October verleden jaar, deed ik dienst
op een stoomtram als geleide van de
post, van het stadje B. naar de dor
pen P., R. en Z. Reeds om 5.30 v.m.
vertrok de tram en na verloop van
een uur had Ik het eindstation bereikt,
waar een collega mij op stond te
wachten om een en ander in ontvangst
te nemen.
Daar ik te Z. ongeveer een uur
moest wachten om weer naar B. te
vertrekken, vroeg ik mijn college, hoe
ik het best dat uur door zou brengen,
daar ik weinig zin had op straat te
blijven, aangezien het dien morgen
nog al koud was.
„Ja," zeide mijn collega, „voor de
eerste Mis is het al te laat, doch gij
kunt niet beter doen dan naar Jansen
gaan, die heeft bij zijn herberg ook
een melkerij, dus daar kunt ge een
glas meik koopen en dan zijt gij met
een onder dak."'
Dit voorstel stond mij dadelijk aan,
mijn collega wist wat ik hebben moest,
daar hij evenals ik geheelonthouder
was.
Eenige oogenblikken later bevond
ik mij in de herberg-melkerij van Jan
sen, waar het er proper en gezellig
uitzag, de brandende kachel verhoog
de de gezelligheid nog meer,
„Goeie morgen, bodeWat zal het
zijn Klare met suiker
De man had tegen dat de menschen
uit de kerk kwamen een veertigtal
glaasjes klare met suiker klaar gezet
en wilde heel spoedig mij er een van
overreiken.
Ik zeide: „Neen, man, ikdrink nooit
sterken drank, ik b,en geheelonthou-
perheeft u ook een glas melk voor
mij
„Zoo, dus de bode is bij het Kruis-
verbond, zal 'k maar zeggen", en met
een ging de heibergier naar de achter
kamer en haalde een glas heerlijke,
warme melk. „Wil de bode soms een
pourant hebben, want ge hebt nog een
beetje tijd voor de tram
„Heel graag", was mijn antwoord.
„Het Dagblad van Noord-Brabant
of Z.sche courant?"
van het derde hoofdstukVan de
wetgevende macht.
Dit hoofd vervalt, en dit vervallen
houdt verband met de wijziging van
art. 55, en het vervallen van art. 109.
Art. 109 luidt: De wetgevende macht
wordt gezamentlijk door den Koning
en de Staten-Generaal uitgeoefend.
Tegen het onttrekken van de wet
gevende macht aan de Staten-Gene-
neraal hebben we reeds onze opmer
kingen gemaakt bij art. 55 onder. „Van
de macht des Konings."
De verdere gevolgen zijn
Art. 71. Nu draagt de Koning aan
de Staten-Generaal ontwerpen
van wet voor, en dit wordt voor
stellen van wet voor.
Art. 120: Nu keurt de Koning een
door de Staten Generaal aangenomen
wetsontwerp al of niet goed, en dit
al of niet goedkeuren wordt al of niet
bekrachtigen.
Dus als gevolg met betrekking tot
de macht des Koningsde Staten-
Generaal is niet meer wetgevende
macht maar commissie van advies.
Art. 111. Nu gaat altijd een on
derzoek vooraf aan de openbare be
raadslaging over een voorstel des
Koningsdit altijd wordt beperkt tot
het voorstel, waarbij een eindbeslujt
wordt genomen. Dus als gevolg met
betrekking tot het voorafgaand onder
zoek: dat geen onderzoek meer wordt
gevorderd in de voorbereiding van
een wetsvoorstel, waardoor men in
de openbare vergadering direct moet
kiezen of deelen zonder invloed uit te
oefenen op de wordinggeschiedenis
Ik zeide „Geef ze mij beide maar".'
Terwijl de herbergier mij de cou
ranten overhandigde, zeide hij„Ge
hebt toch maar groot gelijk, bode, dat
ge geen sterken drank gebruikt, want
wij hebben hier een bode gehad, een
goeie kerel, maar hij dronk veel te
veel en is daardoor ongelukkig gewor
den, hij dronk hoe langer hoe meer,
totdat straf op straf volgde. Op zeke
ren dag had hij het te erg gemaakt,
hij had in zijn dronkenschap brieven
verloren en zou daarvoor gestraft wor
den misschien wel ontslagen. Om
nog eenigzins zijn goeden naam te be
waren, vroeg hij zelf zijn ontslag, dat
hem werd verleend".
Ik vroeg den herbergier, die zoo
prachtig propaganda maakte voor de
drankbestrijding, of er te Z. geen
Kruisverbond bestond,
„Neen", zeide hij, „de groote man
nen hier voelen er niets voor wat wel
jammer is".
„Ja bode," begon de herbergier
weer, „die man had 't hier zoo goed
f700.salaris van de post, die hij
gerust weg kon leggen voor zijn ouden
dag, want hij was er nog kleermaker
en barbier bij en dat leverde genoeg
op om met hun beiden van te leven.
Kindei en had hij niet".
Ik vroeg of die man nog te Z. woonde
en wat hij nu voor den kost deed.
„Neen, bode" sprak de herbergier,
„nadat hij ontslagen was bij de Pos
terijen, had hij alle dagen twist met
zijn vrouw, totdat zij zich hebben la
ten scheiden, en toen is hij naar Ame
rika gegaan dit is nu al 7 jaar gele
den en nooit heeft zijn vrouw iets
meer van hem gehoord".
Ik hield de hand op het hart, het
deed mij zeer.
Een huisgezin, geheel verwoest door
den drank. Ik vroeg me af: zou die
man nog leven, ofzou hij in den
vreemde gestorven zijn, zonder haar,
die hij eenmaal in tegenwoordigheid
van God eeuwig trouw beloofde, ver
geving gevraagd te hebbeu O 1 Arme
ziel. God wees dezen armen zondaar
genadig.
Meteen ging de deur open en storm
den de boeren, die uit de kerk
kwamen naar het buffet, en in een
oogwenk waren de veertigtal glaasjes
van het buffet verdwenen.
Het was zoo ongemerkt tijd voor
vertrek gewordenmaar alvorens te
vertrekken, vroeg ik den herbergier,
waarom hij, die zoo doordrongen was
van het gevaarlijke van zijn beroep,
de herberg niet aan den dijk zette.
Daar had hij ook al meermalen over
gedacht en het zou er dan toch ook
wel eens van komen de herberg weg
en de melkerij uitbreiden.
Ik groette den herbergier-drankbe
strijder en beloofde hem nog eens een
keer terug te komen.
Toen ik goed en wel in de tram
zat, dacht ik lang na over de gevol
gen van het drankmisbruik en besloot
deze geschiedenis eens te beschrijven
opdat gij toch, lezer of lezeresse, voor
goed den drank vaarwel zoudt zeggen,
die niet ander is dan de verwoester van
veel huiselijk geluk.
C. v. Ginneken, brievenbesteller.
Naar „De Postbazuin".
der zaak, die aus pasklaar wordt ge
maakt door de Regeering, dat is door
de ambtenaren.
Wel blijft ongewijzigd art. 112, dat
de 2e Kamer en de vereenigde ver
gadering der St. Gen. het recht heb
ben om wijzigingen te maken in een
wetsvoorstel des Konings, en door dit
recht tot wijziging wordt zeer zwakjes
behouden een recht tot initiatief, maar
ieder begrijpt, dat dergelijk recht tot
initiatief al zeer gering is en practisch
slechts neerkomt op een voorstel tot
redactiewijziging, omdat het initiatief
tot wetgeving vervalt.
Nu wordt een wetsvoorstel, door
de 2e Kamer aangenomen, ter over
weging gezonden aan de le Kamer,
die het wetsvoorstel ongewijzigd in
zijn geheel aanneemt of verwerpt.
Voorgesteld wordt aan de Ie Kamer
te geven het recht, om gedeeltelijke
wijzigingen te brengen in het wets
voorstel, dat zij ontvangt van de 2e
Kamer, en met gevolg dat, als de 2e
Kamer deze wijziging niet goedkeurt,
de Eerste wordt geacht te hebben
besloten tot niet-aanneming van het
voorstel. (Art. 114bis).
Door het verleenen van dit recht
tot wijziging aan de le Kamer met
dit gevolg, wordt het zwaartepunt der
volksvertegenwoordig gelegd bij de
le Kamer.
Wordt vervolgd.