De Volkswil
BIJVOEGSEL
vail
van 31 Mei 1913
2 Feuilleton^
Van alles wat.
Gij Volkswil ear deugd.
SUOK MARIA.
Over den dood en de begrafenis
van zuster Marie Freywier, de oude
religieuse, dezer dagen te Viterbo in
geur van heiligheid gestorven meldt
de „Patriote" het volgende
De begrafenis van de zuster in het
middeleeuwsche stadje was een ge
beurtenis van buitengewoon belang;
drie bisschoppen, verschillende gemij
terde abten en een ontzaglijke menigte
volgden den lijkwagen. Alle Katholieke
vereenigingen der stad hadden haar
afgevaardigden en vaandels gezonden
de lijkkist was begraven onder kransen,
en langs heel den weg, dien de lijkstoet,
welke meer een triomftocht leek, volgde
regende het witte bloemen uit alle
vensters. En al deze eerbewijzen waren
voor een eenvoudige kloosterzuster,
die sedert vijftig jaar haar klooster
niet meer verlaten had
Maar te Viterbo vereerde men „suor
Maria" als een heilige. In 1836 was
zij te Rome uit welgestelde ouders ge
boren Op twintig-jarigen leeftijd trad
zij in een klooster na de hand van
een Romeinschen baron afgewezen te
hebben.
In 1861 kreeg zij een ruggemergs-
ziekte en sindsdien bracht zij twee-en-
vijftig jaren op het ziekbed gekluisterd,
door. Haar smarten waren ontzettend,
maar zij verdroeg ze met een onuit
puttelijk geduld. In het klooster begon
men haar spoedig te vereeren als een
heilige, en langzamerhand drong haar
naam ook tot de buitenwereld door.
Toen men van haar heldhaftige deugd
gehoord had, stroomden dagelijks een
menigte bedroefden en zieken naar
haar kamer om haar gebeden te vragen.
En suor Maria die allen met groote
nederigheid ontving, gaf hun raad en
beloofde haar steun.
Zuster Marie had een bizondere de
votie tot de gelukzalige Lidwina van
Schiedam en ze beproefde haar voor
beeld na te volgen door zich in haar
ziekte te heiligen. Zoo gebeurde het
meerdere malen, dat arme lieden haar
een ziek familielid kwamen aanbevelen.
Zuster Maria sprak hun dan vertrou
wen inzij zou den goeden God vra
gen om die ziekte op haar te mogen
nemen. En werkelijk genas de zieke,
maar de zuster werd door de ziekte
aangetast, waarvan de ander genezen
was. Zoo leed zij, zonder dat er na
tuurlijkerwijze een verklaring voor te
vinden was aan longontsteking, pleu
ris, buikvHesontstekingen verschillende
andere ziekten.
Geheel Viterbo was getuige van deze
De voorgestelde
rond wetsherziening'.
Lezing van H. A. TAN DALSUM op 12
Mei 1913 te Halst.
o—
De wil des volks, en deze wil des
volks als uiting van den wil Gods,
is het directe middel van aanwijzen
van den drager der Koninklijke macht.
En dat dit ook in werkelijkheid zoo
«is blijkt uit het geheele systeem van
de Grondwet.
Het is toch de Grondwet, vastgesteld
door de volksvertegenwoordiging, die
bepaalt wie Koning is, wie het heden
is en wie het zal zijn in de toekomst,
en de volksvertegenwoordiging ver
tegenwoordigt den wil des volks.
Door in de Gr. vast te leggen
Koning bij de Gratie Gods, wordt
formeel uitgeschakeld „door den wil
des volks".
Wat is een Koning, die niet is aan
gewezen door den wil des volks
Hij is een overweldiger, een verove
raar, zoolang zijn Koningschap niet
formeel met vrije* wil door den wil
des volks is bekrachtigd.
Het komt ons daarom voor dat, wil
de Regeering in de Gr. vastleggen
het Koning bij de Gratie Gods, dat
alsdan deze formule moet luiden „b ij
de Gratie Gods door den
wil des volk s."
En dit is geen eenvoudige woord
speling, maar een groot beginsel van
feiten, en heeft bij de begrafenis der
zuster zijn dankbaarheid betuigd voor
de weldaden.
Zuster Marie heeft meerdere malen
historische gebeurtenissen voorzegd
o.a. den moord op koning Humbert en
den dood van den laatsten bisschop van
Viterbo. De laatste jaren kwam men
niet alleen van Viterbo, maar ook van
Rome en andere streken om den steun
harer gebeden in te roepen.
Men is reeds bezig de getuigenissen
te verzamelen, die bij het proces der
zaligverklaring zullen kunnen gebruikt
worden.
Uil de jPers.
o—
Calvinistisch.
Nog altoos verhaspelt meer dan één
de namen Calvinist en Gereformeerd,
alsof ze één in beduidenis waren.
Toch is dit niet zoo.
Gereformeerd is een Kerkelijke,
Calvinist is een Staatkundige uitdruk
king.
Niemand onder ohs heeft ooit ge
sproken van de Calvinistische Kerken,
en ook toen voor nu 't vierde eener
eeuw deze Kerken weer vrij werden,
is er niet ook maar één oogenblikaan
gedacht ze Calvinistische Kerken te
noemen. Over de grenzen noemde men
de Kerk naar een mensch, en sprak
en spreekt nog van de Luthersche Ker
ken. Onder ons is dit juist afgekeurd.
De Kerk, zoo oordeelde men onder
ons, mag geen mensehennaam dragen.
Ze is en blij-ft de Kerk van Christus.
Die kerk kan verbasteren, en dan weer
hervormd worden? En daarom is het,
dat men nóch hier te lande, nóch el
ders ooit van Calvinistische Kerk sprak,
maar steeds den naam koos van Pres-
byteriaansche of van Gereformeerde
Kerken. Er is een soort Baptisten ge
weest die men in Engeland Calvinistic
noemde, maar onder ons vond dit
nooit navolging.
Op politiek terrein daarentegen kon
men niet van Gereformeerd spreken,
maar «prak men steeds van Calvinisten.
Groen van Prinsterer, die tot in de
laatste dagen van zijn leven bedenking
had tegen de volle leer der uitverkie
zing, noemde zich desniettemin issus
de Calvin, en prees het Calvinisme aan
als grondslag en waarborg voor onze
constituoneele vrijheden.
Vandaar dat de Antirevolutionaire
partij, die steeds Calvinistisch was,
volstrekt niet enkel Gereformeerden
onder haar aanhangers telde. Tot haar
behoorden steeds ook Lutherschen,
Doopsgezinden, Darbisten, en zelfs
Remonstranten.
staatsrecht, doordat het erkent de
souvereiniteit van het Nederlandsche
volk én tegelijk de souvereiniteit van
den Koning der Schepping.
Was de Regeering niet gekomen
met haar voorstel van „bij de gratie
Gods", men had het kunnen laten
zooals het was, maar komt het in be
handeling, dan moet het óf in zijn
geheel worden verworpen öf worden
aangevuld met „door den wil des
volks".
In de Katholieke Kerk heeft men
dezelfde idee. Wie de Vastenbrieven
leest of hoort, verneemt dat de bis
schop begint metWijdoor de
Genade Gods, en de gunst van den
Apostolischen Stoel, bisschop van
enz.
Daarenboven ligt het „door den wil
des volks" in de historische lijn, bo
venal in het jaar 1913, waarin wordt
bedacht 1813.
Als het Koninkrijk Nederland zou
geboren worden wilden de oud re
genten een herstel van de staatsin
richting vóór 1795 en het Algemeen
Bestuur had in een proclamatie van
26 November 1813 gesproken van
Willem VI dus als een voortzetting
van de stadhouderlijke regeering. Maar
Kemper wist te bewerken, dat men
met het oude voor goed brak, enjdat
het opdragen van de souvereiniteit
niet door de oud-regenten, maar
door het volk, alsthans u i t
naam van het volk, zou geschie
den. En het was in dezen geest, dat
het Algemeen Bestuur op 1 December
1813 een proclamatie uitvaardigde.
De zaak is toch deze, dat Calvijn
op politiek gebied het politieke grónd-
beginsel der constitutionele burger
vrijheid aan het woord deed komen
dat deze machtige gedachte in Zwit
serland, Frankrijk, Engeland, Schotland,
Ierland, Holland, België, een deel van
Duitschland, en later in Noord-Ame-
rika ingang vond en rijke ontwikke
ling verkreeg; d-t zich uit dit beginsel
in den loop der eeuwen een geheel
stelsel van Staatkundige overtuigingen
heeft opgebouwd dat dit Calvinisti
sche stelsel van het stelsel der Frati-
sche Revolutie van meet af al het
goede in zich droeg; maar dan ook,
dat het Calvinisme, juist wijl het uit ge
heel tegenovergesteld beginsel is op
getrokken, Anti-Revolutionair in zijn
uitwerking worden moest.
o—
Kan al je stemt links, zeide eene
onzer redenaars op een meeting. Hier
door is heel de liberale en socialis
tische pers op haar achterste pooten
gaan staan. Wat is dat nou Heeft
men dan ooit gehoord, dat het laagste
volkje rechts stemt?Ik prijs het,
wanneer men zijn eigen schande wil
verbergen, maar laat men de waarheid
toch niet trachten te ontgaan door
spektakel te maken. Kanalje stemt
links. Wat is nu natuurlijker.
Maarachtig! „Justice," het orgaan
der Engelsche socialisten bevatte op 1
Mei eene teekening, waarop werd voor
gesteld, hoe o. a. op den brandstapel
moet :het Staatspensioen! Dat
is dus daar ook al niet volgens Marx.
Je raakt de kluts kwijt, als je socia
listen hoort of leest over hunne be
ginselen
(Het Katholieke Volk van
23 Mei 1913.)
Men herleze nog eens „schoone
woorden van baron van Wijnbergen,
en geen tegenspraak, in ons no. der
vorige week.
o
De nieuwe Zeeuwsche Courant van
Goes van 20Mei (onze lezers zullen zich
herinneren het Pedante Heértje en haar
gelaster overgenomen uit de Tijd, waar
voor ze door de Rechtbank van Mid
delburg is verooideeld), werd ons
toegezonden, omdat daarin stond het
redactioneel artikeltje, dat hier volgt
Volksvrienden.
Bijzonder onzen geestverwanten in
Hontenisse drukken wij op het hart
Wacht u voor de Kamercandidaten,
die zich komen aandienen als de werk
mansvrienden bij uitnemendheid.
Wij kennen er van dat soort vrien
den, die 't met veel bombarie brach
ten tot Statenlid. En er werd op ze
keren keer in de Statenvergadering
voorgesteld om het tractement van de
kantonniers aan de provinciale wegen
te verhoogen,
En nu raad ge in geen tienen wie
er tegen stemde
De werkmansvriend 1
Ja, ja 't is zoo waar„als de vos
de passie preekt, boer pas op je
ganzen
Nemen we eens aan dat dit slaat op
van Dalsum, dan zou het slaan op
En op 2 December 1813 in een pro
clamatie gedaan op het Raadhuis te
Amsterdam, neemt de Prins van Oranje
de souvereiniteit aan, in zijne handen
gelegd „door het vertrouwen, de
liefde van de Nederlanders".
Als dus eenige Regeering de Ko
ningin wil laten regeeren zonder „door
den wil des volks", dan wordt te niet
gedaan de opdracht zelve op 1 De
cember 1813 en de aanneming der
opdracht op den volgenden dag,
dan breekt het voetstuk van de Ko
ninklijke macht erfelijk opgedragen
aan het Huis van Oranje.
We laten hieronder volgen de pro
clamatie van 2 December 1813, waarin
dus ieder kan lezen, dat de Prins van
Oranje de souvereiniteit heeft aanvaard
krachtens den wil van het Nederland
sche Volk.
Wij Willem Frederik, Prinse van
Oranje-Nassau, aan allen die dezen
zullen zien of lezen salut
Onuitsprekelijk waren mijne aan
doeningen bij de intrede van heden
binnen deze Hoofdstad. Teruggegeven
aan een volk, dat ik nimmer opge
houden heb te beminnen, zag ik mij,
na 19 jaren, als een vader in het
midden van zijn huisgezin. Nooit,
Nederlanders, zal mijn ontvangst in
Holland, nooit mijn intrede in Amster
dam uit mijn geheugen gaan, en bij
uwe liefde beloof ik u, bedrogen zult
gij u niet vinden. Gij wilt het, Neder
landers dat ik u meer zijn za! dan
ik u, zonder mijne afwezigheid, zoude
geweest zijn. Uw vertrouwen, uwe
eene stemming in de Staten van Zee
land van 14 Juli 1911.
De zaak is echter heel anders, ze
ging tegen een besluit der Staten van
de zomerzittir.g van 1906 waarin met
36 tegen 4 stemmen een besluit was
genomen, en nu komt elk jaar op de
agenda voor een punt om tegen dat
besluit op te komen. Het ging daar
niet over de 1 o o n e n van die arbei
ders, maar over eene overgangsbepa
ling, die voor gevolg had dat vier
bepaalde arbeiders het hoogste loon
zouden bereiken in 1914 terwijl zij
j zonder die overgangsbepaling dit hoo-
ger loon eerst zouden bereiken in
1921. En nu wilden enkelen, dat deze
overgangsbepaling, voorkomende in
een algemeen Ioonreglement, voor die
vier zou vervallen en zij dit maximum
reeds nu zouden ontvangen. Dit voort
durend terugkomen op een aangenomen
zaak achtte de heer Blum een m i n-
d e r fair optreden van de leden van
een vergadering, en een op losse
schroeven zetten van elk genomen
besluit, iets waarover toen nog korte
lings in de Kamer protesteerend was
gesproken, van rechts door den heer
van Vuuren, van links door professor
Drucker. De zaak is te vinden in no
tulen zomerzitting 1911 blz. 13 tot 20,
en in die van de Najaarszitting 1910
blz. 127 en 128.
De zaak was er eene van gewoon
fatsoenlijk beleid, en voor een
onfatsoenlijk beleid geven wij
niet onze stem.
Er waren 17 tegenstemmers en daar
van uit ons district vier, nl. de heeren
IJsebaert, van Dalsum, Hombach en
van Rompu, en de heer Fruijtier stemde
alleen vóór uit verkiezingtruc wat we
toen voelden en nu zien.
Uit dit kleine stukje verkiezingsproza
blijkt de waarde van de waarheids
liefde van de vrome Nieuwe Zeeuwsche
Courant. Volgens een ander stukje in
deze krant is de geest onder de man
nen van hare partij (Fruijtier) best, en
wordt het volk bij woord en geschrift
voorgelicht. Wat dit laatste betreft?
Als doofpotten van de waarheid en
optreden in besloten vergaderingen,
onbekend aan ieder die niet een per
soonlijke uitnoodiging heeft ontvangen,
is voorlichten des volks, dan geven
wij ons gewonnen.
Pastoor Sloot
van Abcoude schreef een werk „Heeft
Jezus het Pausdom niet gesticht uit
gave der Apologetische Vereeniging
Petrus Canisius, bij wed. J. R. van
Rossum te Utrecht en C. N. Teulings
te 's Hertogenbosch, ter bestrijding
van een werk dr. Schnitzer, voorheen
Katholiek professor in de katholieke
theologie te München, en vertaald
door W. F. C. van Laak, emeritus pre
dikant, oud-leeraar van het Gymnasium
te Arnhem, en verschenen einde 1911
met een aanbevelend woord van Ds.
J. H. Maronier.
Wie smaak vindt in een weten
schappelijk betoog moet dat werk
van pastoor Sloet lezen, een boek van
227 bladzijden, en de conclusie is dat
op Petrus, dat is op den Paus, Jezus
zijne kerk heeft gesticht.
Als beschermend lid van die Ver
eeniging (reeds van af het begin) ont-
liefde legt de souvereiniteit in mijne
handen, en van alle zijden dringt men
op de aanneming daarvan aan, wijl
de nood van het Vaderland, wijl de
.toestand van Europa dit vordert.
Welaan dan. Ik zal mijne bedenkin
gen aan uwe wenschen opofferen. Ik
aanvaard, wat Nederland mij aanbiedt,
maar ik aanvaard het ook alleen on
der waarborging eener wijze consti
tutie, welke uwe vrijheid tegen vol
gende mogelijke misbruiken verzekert,
ik aanvaard het in het volle gevoel
der verplichting, welke deze aanneming
mij oplegt. Mijne voorouders hebben
uwe onafhankelijkheid doen geboren
worden, de handhaving daarvan zal
de nimmer ophoudende taak van mij
en de mijnen zijn. Ik reken in deze, nog
altijd eenigszins hachelijke oogenblik-
ken, op uwe medewerking en opoffe
ringen, en weldra zal na eene korte
inspanning, geen vreemdeling meer
op uwen grond, aan de geestdrift
der herboren natie, aan de zegepra
lende wapenen onzer bondgenooten,
onder Gods hulp, tegenstand kunnen
bieden.
Gedaan op het Raadhuis
van Amsterdam, den 2den
December 1813.
W. F. Pr. van ORANJE,
ter ordonnantie van Zijne Hoogheid
Van der Duyn van Maasdam.
HET KIESRECHT VOOR DE
TWEEDE KAMER.
Art. 80. Om kiezer te zijn wordt
nu verlangd, dat men voldoet aan de
vangen wij alle werken dier vereeni
ging, en wij zijn dit de eenige uit
Zeeland, dus de eenige katholiek in
Zeeland die wat over heeft voor en
belang stelt in de katholieke weten
schap onder de Katholieken.
Zegt dit feit niet boekdeelen, en als
de domheid ons in Zeeuwsch-Vlaan-
deren noemt een figurant, natuurlijk
overgenomen in de geleerde Z. Koerier,
want die brieven rieken naar Idem, wat
gaat er dan toch om in de verdroogde
hersenen en versteende harten van
onze belagers En welke waarde moet
dan toch worden toegekend aan het
oordeel van deze laatsten over ons
verkiezing-strijd van
«Ie Yolkwil.
Wij voeren die met leege kas
want wat beteekent onze kas die reeds
vrijwel uitgeput is door de kosten van
het brengen op de kiezerslijsten en der
gelijke staande tegen vier partijen
omdat zij allen hebben een eigen can-
didaat, zonder kiesvereenigingen dus
zonder organisatie.
En toch hopen wij te zegevieren
doorden wil des volksin
alle p a r t ij e n, die erkent en heeft
erkend ons goed recht, en het onrecht
der tegenpartij.
Winnen wij den strijd, dan is de
overwinning een eer voor het volksver
sland.
Verliezen wij den strijd, dan oordeelt
ons volk zich zelf, dat het liever de
valschheid wil dan de oprechtheid.
Maar hij, dien men door die valsch
heid meende te treffen, blijft wie hij is
en in Gods hand. Alleen zat hij dan
voor ons volk geen goed kunnen doen,
dit is alles, maar dit alles is ook alles.
Want wie voor Fruijtier stemt, stemt
voor Fruijtier, maar die voor van Dal
sum stemt, stemt voor zich zelf.
Wij spraken van valsch. En dit
hierom dat zelfs de persoonlijke vij
anden tegen van Dalsum (hij zelf
kent geen vijand) moeten verklaren
en ook verklaren in de gesprekken
van Dalsum staat in elk opzicht
boven Fruijtier. Dus dan mogen wij
toch wel zeggenals ze dan toch
voor Fruijtier en tegen van Dalsum
stemmen dan stemmen zij willens en
wetens valsch.
—O
Arbeiders als uitvinders.
De historie der uitvindingen toont
een lange rij voorbeelden van arbei
ders die door een doodeenvoudig toe
val uitvinders werden.
Zeep b.v. werd ontdekt door een
waschvrouw aan boord van een schip,
dat met olie was geladen. De olie uit
de kleeren der matrozen vermengde
zich met soda houdende water, en men
had zeep.
Vloeipapier hebben we te danken,
aan de onoplettendheid van een ar
beider. Bij het mengen der papierbrei
vergat hij de lijm. De chef, die begon
met den man een flinke schobbeering
te geven, ontdekte echter, dat het pa
pier inkt opzoog en.... zijn fortuin
was gemaakt. Voortaan fabriceerde men
slechts vloeipapier.
door de kieswet te bepalen „kentee-
kenen van geschiktheid en maatschap-
pelijken welstand."
Het voorstel is nu om die kentee-
kenen te veranderen in „het staan aan
het hoofd van een gezin, of zonder aan
het hoofd van een gezin te staan, als
zelfstandige personen in de maat
schappij optreden", een en ander
nader te regelen bij de wet.
Van de uitoefening van het kiesrecht
zijn nu uitgesloten o.a. de bedeelden
van het vorige jaar, welke voortaan
moeten zijn bedeeld gedurende mins
tens drie maanden, zoodat niet meer
een enkele onderstand maar een
driemaanden durende onderstand van
het kiesrecht uitsluit.
De zaak komt dus hierop neer
dat al dat gezeur omtrent belasting
en aangiftekiezers, deze laatsten on
derscheiden in huur-, loon-, spaar
bank-, grootboek- examenkiezer met
al die onderscheidingen vervalt, en
dat alleen de vraag komt, of men is
mannelijk 25jarig hoofd van een gezin.
Door invoering van gezinshoofden
kiesrecht wordt van de eene zijde het
aantal kiezers grooter, en van de an
dere zijde vervalt het kiesrecht van
de groote meerderheid der ongetrouwde
mannen.
Het uitgangspunt is: dat men wil
een organisch kiesrecht, en hiervoor
wordt verondersteld, dat de Staat
wordt gevormd door huisgezinnen, en
deze huisgezinnen, niet de enkele
personen, het zeggenschap moeten
hebben in den Staat.
Zoo op het eerste oog lijkt deze