Van alles wat.
leeren waardeeren, en door deze sa
menwerking zou de schooistrijd spoe
dig tot het verledene behooren.
In verband met dit vorenstaande is
wel aardig, wat wij nog vonden voor
België.
Op 12 April 1909 sprak Kardinaal
Mercier van JVlechelen bij gelegenheid
van de oprichting van het Provinci
aal Comité van den Katholieken school
bond te Antwerpen, en op dezelfde
wijze sprak hij op 14 April te Brussel
Ik geloof dat het noodig is, om
vooroerdeelen te voorkomen en vij
andschap te verhinderen, om opnieuw
te onderschrijven eenige denkbeelden,
reeds uitgesproken in de stichtingver-
gadering.
1. Zegt aan allen die het hooren
willen, dat de katholieke Schoolbond
niet voor doel heeft om te vernieti
gen het goede dat bestaat. Wij zoe
ken dit te vervolmaken.
2. Dan, wij willen niet de vrije
school stellen tegenover de openbare
schooldit zou zijn zoowel een dwa
ling als eene dwaasheid.
Gode zij dank er bestaan zeer goede
openbare scholen. Wij stellen de
zuiver katholieke scholen tegen de
niet-katholieke, de goede tegen de
slechte, zonder meer.
Onze tegenstanders zullen voor tak-
tiek hebben om te zeggen dat wij zijn
tegen het openbare onderwijs. Laat
ons voorkomen deze bewering, Wij
wijzen ze te voren af en verklaren
haar als 1 a s t e r 1 ij k.
De waarheid is, dat wij betreuren
dat er vrije scholen noodig zijn.
Het- ideaal zou zijn dat het open
baar onderwijs rekening hield met de
overtuigingen en de rechten van allen
en voldoende eerbiedigde de gewe
tens om niet op te leggen aan de
katholieken de. offers welke van hen
eischen de oprichting en het onder
houd van een bijzonder onderwijs.
Wij teekenen dus hierbij aandus
Kardinaal Mercier noemt laster-
1 ij k de bewering, alsof het bizonder
onderwijs in beginsel vijandig staat
tegenover het openbaar onderwijs als
beginselmaar in Nedérland is er
juist strijd wegens dit beginsel.
De zaak is dat er veel misverstand
bestaat, 'en dit misverstand, samen
gaande met de menschelijke eigen
schap dat niemand gaarne van zijn
gevoelen wordt afgebracht, doet ont
staan het, te goeder of te kwader
trouw, spelen van veel comedie.
Terugkeer tot het nuchtere gezonde
volksverstand is geworden een drin
gende eisch des tijds.
Zeeveren «lom zaniken.
O
In Zelandia lazen we het verslag
van een lezing door Mr. van Best te
Kloosterzande en te Hulst gehouden
voor de katholieke kiesvereeniging.
Het oordeel der lezing is, van ons
na het iezen van het verslag en van
anderen die hebben geluisterdZe-
landiagezeever.
Wie dus thuis is gebleven heeft
niets verzuimd.
Oató-WIjs.
Zeg, is dan alles wat mijn oog aan
schouwt,
Elk ding
Uit d'ommering.
Slechts op een valschen loozen schijn
gebouwd
Ik, arme dwaze onnooz'Ie wereldling,
Ik heb mijn zinnen steeds vertrouwd
Al wat er blonk voor goud aanschouwd,
Terwijl ik er een vroolijk Liedje af
zing.
Ai mijIk werd bij 't wandelen oud,
En stram mijn vroeger vlugge voet,
Mijn wintertijd werd kil en koud.
En kalm het eertijds bruischend bloed,
Zoodat ik peins„veel klatergoud,
Veel schijnbedrog, heb ik ontmoet."
0—
Een beleg.
De Haagsche Courant schrijft
Bij het ter perse gaan van ons blad
bereikt ons het bericht, dat in de
Kettingstraat en aangrenzende straten
een groote menigte getuige is van
een waar beleg. Een goede bekende
der justitie, „Leidsche Joopie", houdt
er zich in een telefoonstelling op. De
politie doet vergeefsche moeite hem
in handen te krijgen.
De man schijnt, ongemerkt, den ge-
heelen dag in den paal te hebben
doorgebracht.
„Leidsche Joopie", een berucht in
breker, werd Maandagnacht te Leiden
bij een inbnak op heeterdaad betrapt,
Hij wist te ontkomen in de richting
van Den Haag, en slaagde er in zich
daar ter stede aan de nasporingen
van de politie te onttrekken, door
vöör dag en dauw in de groote tele
foonstelling aan de Kottingstraat, naast
het gebouw der „Residentie-Bioscoop"
te klimmen, en zich in de soort open
„kooi", die zich boven in zoo'n stel
ling bevindt, te verbei gen.
De man heeft er zich den ganschen
dag weten schuil te houden. Eerst
tegen het vallen van den avond is hij
door eenige kinderen, die in de buurt
aan het spelen waren, opgemerkt. Zij
waarsciiuwden voorbijgangers, dezen
de politie, en thans is een volledig
beleg begonnen, daar de inbreker per
tinent weigert naar beneden te komen.
Een paar agenten, die „Joopie" boven
wilden inrekenen, schijnt hij het na
deren eenvoudig te hebben belet,
door en niet malschnaar hun
helmen te trappen.
De brandweer is thans gerequireerd,
in de hoop, dat men de man met be
hulp van de brandspuit tot dalen zal
kunnen bewegen.
't Merkwaardigste van het geval is,
dat werklieden van de Telefoon van
daag in de bewuste stelling werk
zaamheden hebben verricht en twee
hunner tot bij de kooi zijn doorge
drongen, zonder dat zij er den inbre
ker hebben opgemerkt. De man moet
zich bij die gelegenheid zoo hebben
opgerold, dat men geen menschelijke
gedaante in hem kon herkennen.
Zes uur
De brandweer is thans ter plaatse,
en van af de omringende daken wordt
„Joopie" met vijf stralen op de wa
terleiding aangetast tot nog toe
zonder eenig resultaat.
De autoriteiten staan, althans voor
het oogenblik, machteloos tegenover
dit geval.
Behalve de hoogste politiedignita-
rissen, bevindt zich op het terrein een
der ambtenaren van het parket.
Een groote politiemacht handhaaft
de orde.
o—
De oliiant en de leeuw in Afrika.
Volgens Dr. Engell in „Pettermans
Mitteillungen nemen de Afrikaansche
leeuw en olifant voordurend in aan
tal af. De Afrikaansche olifant, die
eertijds op Sicilië en in Spanje voor
kwam, is daar in de prae-historische
periode verdwenen. In den tijd der
Phoeniciërs leefde dit dier in Marok
ko en groote kudden kwamen in het
gebied vau Rabat voor. Tegenwoor
dig wordt deze olifant nog slechts
tusschen het Tsadmeer en de Kalaha-
riwoestijn gevonden en ook daar is
hij zeldzaam. Sedert den carthaag-
schen en romeinschen tijd is er jacht
op dit dier gemaakt, hij leeft slechts
in de groote tropische wouden, die
met de kolonisatie verdwijnen. Hij
zal dus wel uitsterven, als men niet
een bepaald gebied voor deze olifan
ten bestemt. De leeuw wordt minder
bedreigdhij heeft minder waarde.
Toch is het gebied waar de koning
der dieren huist, belangrijk kleiner
geworden. Volgens Herodotus kwamen
er in historische tijden leeuwen in
Griekenland voorin den bijbel wordt
vermeld, dat zij in Palestina leefden.
Thans is de leeuw bijna verdwe
nen uit Indië, in het overige Azië
komt hij nog in Perzië (van Bagdad
tot Straat Ormoez) voor. Uit Europa,
Noord- en Zuid-Afrika is hij totaal
verdwenen.
Men vindt in Afrika den leeuw
slechts tusschen het Tsadmeer en de
Kalahari, vooral tusschen de Zambesi
en de Lukuga, in Abessinië en aan
den Boven-Nijl.
o
Nieuw oorlogstuig.
Een „Nieuwe vloot-verschrikking"
plaatst de „Evening Standard" terecht
als titel boven het bericht, dat vice-
admiraal Fiske een uitvinding gedaan
heeft, die de verschrikkingen van den
oorlog weer met eene vermeerdeit.
De nieuwe uitvinding komt neer op
de constructie van een watervliegtuig,
zoodat het een torpedo mee zal kun
nen voeren, zelf richten en lanceeren.
De groote beteekenis van deze uit
vinding is daarin vooral gelegen, dat
het nu mogelijk zijn zal ook bij dag
een torpedo op een slagschip af te
geven, terwijl nu alleen bij nacht een
torpedo het wagen zal een slagschip
aan te vallen, of bij dag alleen onder
heel speciale omstandigheden.
I N D I E.
Die zachtzinnige Javaantjes.
In het Nieuws van den Dag voor
Ned. Indië schrijft Climax uit
Bandoeng over de zachtzinnigheid
heid der Javaansche inlanders het
volgende
Eens was ik getuige van een
tooneeltje, dat werkelijk roerend
uitbeeldde: hoez acht toch de inlan
der van aard is,
Hoe noemt men hem ook weer,
de autochthone bewoners dezer lan
den „Het zachtste volk ter
wereld", nietwaar
Welnu, een viertal doorsnee-in
landers, nimmer nog schavot-knecht
geweest, vervoerden een vracht bal
ken op een kar, door een paar koe
beesten getrokken over een slechten
modderweg. De dieren konden niet
meer De vracht was klaarblijkelijk
veel te zwaar voor het arme trekvee.
Hoe werd aan deze schepsels nu
beduid, dat hun uitputting maar in
beelding was Door een alang-
alang vuurtje te stoken onder elk
der arme beesten Kalm strootjes
rookende, zaten de beulen erbij, het
agonisch krimpen der stumperds
lachende aan te zien
Maar, owat heeft toen mijn
rottan dienst gedaan Wat heb ik
die zachtzinnige inlandertjes afge-
gerost, tot bloedens toe
Later dorsten zij nota bene, mij
nog aan te klagen Zóó deed
hun zachtzinnigheid hen dat marte
len als een grapje beschouwen
—o
Over het beleg van Adrianopel.
De vMir", het voornaamste blad
in Sofia, schrijft over de laatste
operaties o.m. nog het volgende:
Bij de beslissende operaties werd
voorzichtig te werk gegaan. Groote
kudden koeien en schapen werden
voor de troepen uitgedreven om het
gevaar te vermijden dat de soldaten
op mijn verschansingen zouden stuiten.
Infanteristen in pantsers gekleed en
van schilden voorzien drongen voor
uit tot dicht bij de forten en ver
nielden er de draadversperringen
rond de wallen van rotsen, die
slechts met de bajonet konden ge
nomen worden. Zij, die geloofden
dat het Bulgaarsche leger was uit
geput, hebben het tegendeel gezien
De „Mir" voegt er nog aan toe
„Onz8 Servische bondgeuooten heb
ben met grooten moed en dapper
heid gevochten."
—o
Een goed Voorleeken.
20 Mei 1800 trok generaal Bona
parte, toen nog eerste Consul, den St.
Bernard over, om Italië te gaan ver
overen. Gelijk de gewoonte is bij het
bergbestijgen, zaten de mannen op
een ezel, omdat deze geduldige grauw
tjes voorzichtiger stappen langs de
randen van afgronden. Plotseling nu
zag Bonaparte, dat zijn ezeldrijver tra
nen stortte. Het was nog .een jong
mensc'n van een jaar of twintig, en
de consul, die wel degelijk ook zijn
buien van edelmoedigheid had, kreeg
erg medelijden met hem.
Wat scheelt er aan, kerel vroeg
hij dus.
Och, generaal, u kunt er toch
niets aan veranderen, sprak de man
andermaal in snikken uitbarstend.
Waarschijnlijk zal het je alleen
al goed doen, als je je hart eens uit
stort, dus vertel mij je leed, ik ben
een en al gehoor.
De jonge dorpeling deelde toen den
consul mee, dat hij een van zijn oude
schoolmakkerjes had willen trouwen en
dat hij haar toestemming al had ge
kregen, maar dat de vader der aan
staande bruid er zich op het laatst
nog tegen verzet had. omdat zij een
erfenisje kregen, waardoor het meisje
nu te rijk zou zijn, om de vrouw te
worden van een armen ezeldrijver
Bonaparte was zoo verteederd door
het naïve verhaal, dat hij zijn gids
een papiertje overreikte, waarop hij
met potlood eenige woorden had ge
schreven, waarna hij sprak
Geef dit aan de wacht op de
voorpost en vraag dan vervolgens naar
generaal Berthier.
Groot was de verbazing van dén
ezeldrijver, toen hij door den gene
raal twee honderd goudstukken uitbe
taald kreeg, uit naam van den eersten
consul. Het huwelijk kon nu door
gaan en eenige weken later vierde
Napoleon de overwinning bij Marengo,
die Italië bij Frankrijk voegde.
Het meisje was een Italiaansche, de
ezeldrijver een Franschman en dit was
dus een goed voorteeken geweest van
de aanstaande vereeniging.
Zoo zie je dus hoe groote mannen
ook rog» bijgeloovig kunnen zijn.
—o
Eeu gulzige snoek.
De correspondent te Boedapest van
de „N. R. Ct." schrijft:
Uit de Hongaarsche stad Fünfkir-
chen wordt bericht, dat aldaar op de
vischmarkt een snoek van 14 pond is
verkocht, die bij opening in zijn maag
bleek te hebben een reeds half ver
teerde beurs, waarin zich 6 goudstuk
ken van 30, 3 goudstukken van 10
kronen, voorts 11 kronen in zilveren
14 nikkelstukken van 20 en 10 heller
bevonden. De visch was voor kr.
24,80 verkocht, en de kooper, eige
naar van een volkskeuken was de ge
lukkige vinder van de beurs, die het
vraatzuchtige dier in den Donau moet
hebben opgeslokt.
—o
De Engelsche statistici hebben ge
constateerd, dat in Voor-lndië het aan
tal vrouwen belangrijk kleiner is dan
dat der mannen. Aan de verbranding
der weduwen kan men dit niet meer
toeschrijvende laatste jaren gebeurt
dit niet meer. Er worden in Indië
niet minder jongens dan meisjes ge
boren, en gedurende de eerste vijf
levensjaren worden de kinderen van
beide geslachten op dezelfde wijze
verzorgd, zoodat het aantal jongens
beneden de vijf jaar zelfs nog iets
minder is dan het aantal meisjes van
dien leeftijd (21.155.000 teg. 21.845000)
Maar als de kinderen de 5 jaar
overschreden hebben, begint de ver-/
waarloozing van het meisje. Als zij
ziek is, wordt slechts in het uiterste
geval de dokter geroepen, en dikwijls
dan nog niet eens. En zoo gaat het
met allesoveral achteruitzetting van
het meisje.
Op deze wijze zijn er in Britsch-
Indié slechts 15.200.000 meisjes van
10 a 15 jaar, tegen 18.500.000 jon
gens van dien leeftijd. Later wordt
de verhouding dikwijls nog ongun
stiger. Overal moet de vrouw het
onaangenaamste werk doen, zij wordt
minder goed gevoed en van dokters
hulp of geneesmiddelen is voor haar
geen sprake. De minachting voor de
vrouw is in alle standen en bij alle
rassen van het Indisch schiereiland
algemeen. Geen enkele der plaatse
lijke godsdiensten neemt haar in be
scherming. In de Penjaub bijv., waar
10873000 vrouwen en 13315000 man
nen leven, wordt zoowel bij de Hin
does, de Sikhs en de Djaïnas als bij
de Mohamedanen de vrouw op de
zelfde manier behandeld.
Hoe heel anders zou het er bij
staan, als het Christendom met zijn
vrijmakenden en verheffenden invloed
ook Voor-lndië had kunnen zegenen
o
Draadlooie telegrafie ten gobruike
vau schepeu op de Schelde.
Volgens eene mededeeling in de
„Neptune", heeft de Red Star Line,
welke sinds verscheidene jaren een
station voor draadlooze telegrafie De-
zat ten dienste der schepen van hare
vloot en bij uitzondering ook van
Belgische en vreemde schepen, welke
de Schelde op- en afvoeren, thans
besloten om dezen dienst permanent
te maken, en dag en nacht open te
stellen. Alle schepen op de Schelde,
welke aan hunne reeders of agenten
te Antwerpen mededeelingen wen-
schen te doen, kunnen thans van het
station der Red Star line gebruik ma
ken. Het rayon van bedoeld station
bedraagt ongeveer 100 K.M. Tele
grammen van passagiers, welke over
gebracht moeten worden, zullen via
Nieuwpoort, Scheveningen of North
Foreland moeten blijven gaan.
—o
De slaat eu de spaarders.
In het „Handelsblad" wordt door X
het volgende medegedeeld
„De prachtige instelling van de
Postspaarbank heeft het sparen in Ne
derland enorm in de hand gewerkt,
hoewel de rente die gegeven wordt
lager is dan van de gewone spaar
banken (m.i. een gevolg van de dure
exploitatie bij alles wat van het Rijk
uitgaat) is door de zekerheid en het
gemak deze instelling inderdaad prach
tig.
„Evenwel maakt het Rijk nu gedu
rende geruimen tijd reclame, door
middel van meegeven van boekjes
aan houders van postspaarbankboek
jes, om wanneer men wat veel geld
op de Postspaarbank heeft dit te be
leggen in 3 pCt. Staatsschuld. En dit
is m.i. geheel verkeerd. Deze effecten
zijn nl. aan koersverschil onderhevig
en zoo werkt de Staat er toe mede,
dat lieden, die daarmede niets te ma
ken moesten hebben, afhankelijk wor
den van rijzen en dalen van effecten.
„Een boertje dat zich liet verleiden
om duizend gulden in dit Staatsschuld
boekje te beleggen kwam na ander
half jaar, bij het opvragen van die
som tot de ontdekking, dat hij niet
slechts geen rente ontving, maar dat
van zijn duizend gulden maar 975
gulden beschikbaar was.
„Het lijkt mij volkomen verkeerd
het vertrouwen van eenvoudige rnen-
schen op deze wijze te schokken."
o—
De suikerfabriek en de Javaan.
Het volgende ontleenen we aan
een ingezonden stuk in de „Expres
de schrijver zegt
„Van kindsbeen af iot mijn 43e
jaar heb ik met en onder de Java
nen geleefd, zoodat ik geheel en al
denk en voel als de Javaan.
Overal, waar ik de Javaan bena
deeld zie, geknepen ol uitgezogen,
zal mij zulks ten zeerste verbitteren.
Sn hooge mate heb ik die verbitte
ring gevoeld in de streken, waar
suikerfabrieken den toon aangeven
en der bevolking, zoowel als aan
het bestuur en het irrigatiewezen,
haar wil als het ware dicteeren.
Doordat ik ruim een jaar lang
als opzichter bij de irrigatie, belast
was met de waterverdeeling tusschen
de bevolking en de in mijn ressort
gelegen 7 suikerfabrieken, heb ik
goed kunnen nagaan, hoe die fa
brieken alles gedaan konden krij
gen, ook daar waar liaar eischen
lijnrecht in strijd waren met de be
langen van den kleinen man.
Welwillende controleurs, die moeite
deden daartegen te ageeren in het
belang van den tani, moesten het
afleggen. My werd verteld, dat
zelfs van een zekeren ass.-resident,
de overplaatsing moest worden toe
geschreven aan zijn optreden in het
belang der bevolking, wat uiteraard
botsing moest geven met de fabrie
ken, wier belangen daarmede niet
gediend waren.
En zoo heb ik kunnen zien, hoe
Multatuli's in den wind geslagen
voorspelling en waarschuwing in
zijn „Nog een vrijen arbeid" helaas
letterlijk en bitterlijk is uitgekomen.
De gevreesde wal visch vaarders zijn
toch over het Javaansche volk los
gelaten en harpoeneren nn naar
hartelust en, naar het mij voorkomt,
ook precies met de middelen welke
voorspeld werden. De hoofden, klein
en groot, sluiten de oogen voor de
misbruiken dier harpoeniers en tre
den op voor eigen belangen.
Ik zou dat niet met bewijzen
kunnen staven, maar uit hetgeen ik
met een onbevooroordeeld gemoed
heb gezien en gehoord, kan ik in
gemoede verklaren dat het zoo is.
Hoe is het anders mogelijk, dat
een houw sawah voor f 3O's jaars
verhuurd wordt, waar ze door zelf-
bebouwing f 100 tot f 150 opbrengt,
terwijl de fabriek er f 700 van
maakt. Dat weten de hoofden na
tuurlijk, dat weet de tani, maar,
verhuren moet hij. Dwang Dwang
geen spoor er van en toch, hij moet.
De loerahs weten wel, hoe hier
de vork aan den steel zit en de
hoofden ook. O, hoe juist heeft Mul-
tatuli dat ingezien,
Het bestuur staat er machteloos
tegenover en jaar op jaar worden
millioeneu aan den Javaan ontrok
ken, Moet dit nu steeds zoo blij
ven; is daar niets tegen te doen?"
o
Dat noemt men pecli hebben.
't Gebeurde dezer dagen, dat een
zoon van een bewoner der Smede-
straat, te Haarlem, in de loterij ging
spelen, 't Was voor den eersten keer.
De eigenaar van het lot gaf echter
na een korte wijle zijn speelplannen
op en verkocht het aan een ander.
Onze vriend vetrok naar Leiden en
dacht natuurlijk niet meer aan zijn
briefje.
Daar ontving hij van zijn vader een
telegram: Kom spoedig overgelukkig
nieuws.
Wat dat nu mocht zijn
In spanning ging het dadelijk huis-