perijen hetgeen daardoor vooral in de
hand werd gewerkt, omdat er geen
vaste gezanten bij hem waren geac
crediteerd, Een schilderachtig cachet
aan zijn hof gaven de taliooze avon
turiers, toovenaars, dichters, en moor
denaars van beroep, die den „vorst"
omringden.
Een hervormingegezind sultan be
sloot Aii pacha's trots en macht te
kortwieken in overeenstemming met
de nieuw doorgevoerde centralisatie-
politiek van de Porte. Een ontzag
gelijk Turksch leger trok op tegen den
ouden man en belegerde hem in zijn
hoofdsiad ten slotte kwam ook Khur-
shid Pacha nog met versterkingen,
zoodat het beleg nog drukkender werd.
Ali Pacha ging onderhandelingen aan,
en ontving de toezegging onder vrij
geleide van Khurshid te mogen weg
gaan. Hij werd echter verraden en
in 1822 vermoord. Met hem ging zijn
heerschappij ten gronde en werd de
droom van een vrij Albanië vernietigd.
o
Het hoogste onrecht.
Een hotelhouder te Arnhem ontsloeg
een dienstmeisje op stel en sprong.
De reden doet er niet toe, doch was
van zoo dringenden aard, dat hij haar
onmiddellijk gedaan gaf. Het meisje
zon op wraak, doch het duurde wel
een veertien dagen voor zij tot een
besluit kwam. Toen stapte zij, niet
naar den kantonrechter, maar naar de
politie en deed daar een verhaal van
een zeer ergerlijke daad, door den
man tegenover haar, minderjarige ge
pleegd.
Den anderen dag kreeg de hotelier
bezoek van een paar agenten, die hem
naar het bureau medenamen. Hij werd
daar ondervraagd, ontkende na
tuurlijk, omdat er absoluut niets van
aan was, doch men hield hem niette
min vast. leidde hem voor den offi
cier van justitie en deze verkreeg van
de rechtbank een bevel om hem in
preventieve hechtenis te brengen. Een
instructie werd tegen hem geopend,
welke drie maanden duurde, en al die
drie maanden zuchtte hij in het huis
van bewaring, op alle mogelijke ma
nieren zijn onschuld betoogend. Zijn
gezondheid leed er onder, zijn zaak
ging met reuzenschreden achteruit,
zoodat hij ten slotte failiiet werd ver
klaard en toen bleek er zoo weinig
bewijsmateriaal tegen hem te zijn, dat
de rechtbank, nadat de officier van
justitie twee jaar gevangenisstraf had
geëischt, onmiddellijk vonnis velde en
den man vrijsprak. Toen kwam hij
weder in de vrije lucht, maar was
door de justitie tot een bedelaar ge
maakt.
De eenige voldoening, die hij heeft
gehad, is, dat de president der recht
bank de voornaamste getuige, het
weggejaagde dienstmeisje, een flinke
schrobbeerir.g voor haar liegen gaf.
Of de officier van justitie er aan
denkt haar ter verantwoording te roe
pen, wegens het misdrijf van valsche
aanklachr, vertelt de geschiedenis niet.
„N. v. N."
o—
Kermissen in Gelderland.
De Commissaris der Koningin in
Gelderland heeft aan de Burgemeesters
van dit gewest een circulaire ge: icht
•van den voigenden inhoud.
„Onlangs hebben tal -van personen
moeten terecht staan wegens op een
in het verloopen najaar in deze pro
vincie gehouden kermis gepleegde
vechtpartijen, gevolg van het aan het
kermis/leren al te vaak verbonden
misbruik van sterken drank.
„Indien noodig, is het daaruit we
derom gebleken, hoe verderfelijke ge
volgen de kermis met zich pleegt*te
brengen. Het schijnt, en het laat zich
alleszins verklaren, dat dergelijke uit
spattingen zeldzamer plaats vonden,
waar de kermis niet op een iustdag
wordt gehouden.
„Reeds bij mijn circulaire va.i 16
Juni 1910 no. 4047;7 wees ik op het
onwenschelijke van een kermisviering
op den Zondag, mede in verband
met de ernstige bezwaren, welke zuiks
bij een groot deel der bevolking ont
moet.
„De bovenbedoelde ondervinding
heeft mij in dat gevoelen versterkt.
„Trouwens, de kermis kan, zooal,
dan toch enkel reden van beslaan
hebben als met een jaarmarkt ver
bonden en waar nu het houden dezer
laatste op den Zondag verboden is
door artikei 2 der Zondagswet be
palende dat op dien dag, met uitzon
dering van geringe eetwaren, geen
koopwaren hoegenaamd op markten,
straten of openbare plaatsen mogen
worden uiigestald of verkocht daar
schijnen geen termen te zijn wel de
aan die markt verbonden kermis op
meerbedoelden dag te doen plaats vin
den.
„Voor zooveel in uwe gemeente nog
op Zondag kermis mocht gehouden
worden, heb ik de eer het voren
staande in uwe ernstige aandacht aan
te bevelen en u daarbij uit te noodi-
gen, den Raad uwer gemeente, zooal
niet tot afschaffing wordt overgegaan,
te gelegener tijd eene beperking \an
de kermis tot werkdagen in overwe
ging te geven.
„Van het ten deze door u bereikte
gevolg zal ik gaarne vóór 1 juni e.k.
van u mededeeling ontvangen."
Handbl.
o
Door een borrel gevaugeu.
Dr. L. Deckers te Eindhoven schrijft
onder dit opschrift in het „Weeblad
v. d. Noordbr. Chr. Boerenbond."
Vijf boeren staan onder de kap van
het station der Meijersche t am te
Eindhoven. In hun midden een vee-
kooper, die het heel druk heeft met
één van hen. Wij zien den koopman
zwaaien met de armen in de lucht
nu eens stampt hij met den rechter
voet op den grond, dan weer met den
linker. Een volgend oogenbük keert
hij drie, vier maal, net als een ton,
zich om, nog eens en nog eens. Hij
doet, alsof hij geweldig boos wordt,
loopt zes keer weg, maar komt ook
zes keer terug. Niets helpt. Onze boer
blijft kalm, houdt voet bij stuk, geeft
zijn kalf voor geen cent minder.
Nu zal de koopman trachten op
een andere wijze zijn doel te berei
ken. Hij trekt zijn vriendelijkste ge
zicht, zoekt zijn liefste woordjes op,
haalt den boer bij zijn vestje wat
dichter naar zich toe, klopt hem ver
trouwelijk op den schouder. Maar
alweeralles tevergeefs.
„Kom, we zullen het verschil dee-
len," hooren we eindelijk. „Gij vijf
gulden eraf, ik er vijf bij 1" 't Gezicht
van den boer wordt minder strak.
Nog slaat hij echter niet toe en an
dermaal klinkt het„Neen, geen cent
minder dan ik gezegd heb."
We krijgen thans hetzelfde spelletje
opnieuw. Zwaaiende armen en stam
pende voeten de veekooper kwaad,
kwader en op zijn kwaadstwegloo-
pen en gauw terugkomen. Alles
vruchteloos. Ook een herhaling der
vriendelijke poginnen baat niet. Tot....
ten slotte het groote, het machtige
middel wordt toegepast, dat reeds zoo
menigen koop deed sluiten, het mid
del dat vooral in den veehandel, nog
steeds zijn verderfelijke diensten be
wijst.
„Laat die twee rijksdaalders vallen,
dan geef ik den man twee borrels,"
zegt de kalverkooper en hij steekt
zijn rechterhand al uit.
Er komt nog geen antwoord.
„Nou Driek", zegt een der boeren,
die tot nu toe gezwegen hadden, „ge
moest 't maar doen. 't Is een schoor.e
prijs en we lusten er wel een. Wat
gij, Hannes
Driek aarzelt nog een oogenbük
maar de borrel overwint hem.
„Vooruit dan maaren zijn hand
klapt in die van den koopman. Het
gezelschap steekt de straat over, en
verdwijnt in een herberg.
En wij dachten aan den Meierijschen
Boerenbond, die zooveel grooter zou
zijn, wanneer al onze boeren slechts
begrijpen wilden, dat zij dezen bond
steunen moeren. Want hij maakte de
boeren onafhankelijk van de kooplie
den, zuiverde den kalverhandel van
vele knoeierijen, deed de prijzen stij
gen en betaalt haar leden, niet met
jenever, maar met zilver en goud.
o
De Brandaris en de vogels.
Jac. Thuijsse vertelt in „De Levende
Natuur" een en ander over de vogel
beweging aan den Brandaris op Ter
schelling.
„De ruiters, plevieren, zeezwaluwen
en strandloopers, die in den nacht van 2
op 3 Juni rond den toren vlogen, vorm
den wel de achterhoede van den voor
jaarstrek. Een kwartel vloog dien
nacht tegen den toren dood.
Omstreeks half Augustus komen die
zelfde soorten weer opdagen, maar
nu op den najaarstrek en gedurende
Augustus en September vertoonen
zich ook de meeste „kleine zangvo
gels", die in 't voorbijvliegen maar
moeilijk te herkennen zijn. Dood ge
vonden werden in dien tijd een tap-
uit, twee fitisjes, een tuinfluiter, een
gekraagd roodstaartje, een zanglijster,
een akkerleewerik, benevens een
kwarteikoning, twee fcanoetstrandloo-
pers en een groote zeezwaluw. Eigen
lijke treknachten kwamen in dien tijd
niet voor, de wind was meestal wes
telijk, slechts op zes nachten vlogen
er vogels om den toren en dan nog
maar in gering aantal.
In October werd dat echter anders
en'Op twee achtereenvolgende nachten
(22 en 23 October) vlogen van één
uur 's nachts tot zes uur 's morgens
de spreeuwen, leeuwerikken en ver
schillende lijsters bij duizenden om
den toren en kon het aantal der rustende
vogels geschat wordenden eenen
nacht op vier duizend, den volgenden
op vijf duizend. Van één uur tot vier
uur 's nachts werd het aantal steeds
grooter. 't Is duidelijk, dat we hier
werkelijk te doen hebben met trek
kende scharen. Er is wel eens be
weerd, dat de vogels, die om een
vuurtoren vliegen, in hoofdzaak dieren
uit de streek zelve waren, die door
net licht worden aangetrokken. Maar
die zoo in 't holletje van den nacht
komen opzetten, zijn wel stellig rei
zigers, wellicht even na zonsondergang
uit Jutland of Sleeswijk Holstein ver
trokken en niet bezweken voor de
lichten van Helgoland, Norderney of
Borkum.
Misschien was 't daar ook niet ne
velig. Den eenen nacht was de weers
gesteldheid typisch voor een vogel
nacht. Z.Z.O. matige koelteden vol
genden morgen N.O. Van al |die dui
zenden vogels kwamen om 't leven
24 spreeuwen, 10 leeuwerikken, 3
lijsters, 1 gekraagd roodstaartje en
een houtsnip
De volgende groote treknacht
was die van 6 op 7 November. Toen
vlogen de vogels van 7 uur 's avonds
tot 7 uur in den morgen, in 't geheel
kwamen er pl.m. 2000 rusten. In den
nacht van 12 op 13 Nov. herhaalde
zich dit verschijnsellen zaten er
pl.m. 3500 op de rekken, behalve de
spreeuwen, leeuwerikken en lijsters
ook nog plevieren, kieviten, rotgan
zen en andere watervogels. Dat zal
de moeite waard geweest zijn, om er
eens midden in te zitten, want die
rotganzen gaan onder het rondvliegen
geweldig te keer. Slechts zestien
vogels verongelukten, waaronder één
torenvalk, één goudplevier en één zee
kot. De wind was Noord-Oost.
Er werden in de rekken weer eenige
verbeteringen gebracht. Sommige vo
gels geven er de voorkeur, om te zit
ten op den vloer van het platvorm.
Ook daar werd rekening mee gehou
den.
In 't buitenland trekt dat werk zeer
de belangstelling, en wij verwachten,
dat binnenkort in Engeland en in
Frankrijk enkele vuurtorens van rust-
rekken zullen worden voorzien. Dat
Duitschland nog niets gedaan heeft,
sedert nu bijna twee jaar geleden Rö-
rig en Hennicke een bezoek brachten
aan Terschelling, bevreemdt ons ten
zeerste.*
Burgerlijke stand-
O—
Bosclikapclle. Geboorten. 5 Febr.
Martha Marie Louisa, d. van Petrus
van Trappen en van Aafje Koster. 6
Febr. Angela Rosalia, d. van Josc-
phes Lambert en van Mathilda Pau
lina den Tenter.
Overlijden. 17 Febr. Alfred Eduar-
dus Marie Ongenae, oud 19 d. z. van
Pius en van Mathilda Heijens.
Cliuge. Geboorten. 19 Febr. Emiel
August, z. van Josephus Alfonsius van
der Heiden en van Maria Nathaüa
Boodis. 23 Febr. Anna Maria, o'.
van Egidius de Puysseleir en van Co-
leia Huygens. 24 Febr. Joanna Cle
mentine Alfonsia, d. v;-.n Eduard Staes
en van Carolina Clementina Locke-
feer. 25 Febr. Josephina Maria, d.
van Consiantirus van Puyvelde en
van Christina Seghers. 28 Febr. isi-
dorus Sebastianus Maria, z. van Fran-
ciscus Julianus Willaert en van Ma
thilda Buijs.
Overlijden. 22 Febr. Een als le
venloos aangegeven kind van het manl.
geslacht van Karei Ludevicus van Dors-
selaer en van Maria Catharina Mag
nus.
Hengstdijk. Huwelijks-aangiften. 14
Febr. Josephus van Damme, oud 33
jm. en Apolonia Maria Hermans,
oud 28 j., jd.
Huwelijks-voltrekkingen. 28 Febr.
Josephus van Damme, oud 33 j., jm.
en Apolonia Maria Hermans, oud
28 jjd.
Overlijden. 26 Febr. Pietcr Johannes
dc Munck, pud 73 j., echtg. van
Anna Catharina Roctus.
Sas ran Gent. Geboorten. 24 Febr.
Alice Etnelie Natha.ie, d. van Leon-
tins Ducarrnon en van Johanna Gor-
dina Bo.'gers.
o
De geest van droeve
mijmering
was over Opoe gevaren, toen ze uit
een voorwerp dat bij haar den weid-
schen naam van linnenkast draagt,
die „mooie medailles" weer eens voor
de zooveelste maal in handen had
genomen.
Wat al beelden van 't verleden rie
pen deze „blikkende stukken" weer
in haar herinnering terug.
Ja toen h ij pas uit Indië (Opoe
zegt uit Atzin) terug kwam, streelden
ze 't harte; een man die nooit iets
had meegemaakt, kon zooiets toch
maar niet laten zien, kon de borst
toch maar niet met zooiets tooien,
't Was toch zeker een oppassende
jongen geweest daar ginds en in 't
verre land, (hetwelk Opoe zich maar
niet anders kan denken als doorsne
den met mooie wegen en links en
rechts beschaduwd door sinaasappel-
boomen) anders dan krijg je maar
zulke mooie dingen niet van de Ko
ningin, en op dat mooie papier stond
toch duidelijk en wat mooi, dat het
gegeven was bij Koninklijk Besluit,
en wie kan nu anders een Koninlijk
Besluit nemen, dat de Koningin zelf.
Zij dwaalde weer terug naar den
dag dat hij met haar „uit" was ge
weest. Hij droeg toen de kleine me
dailles, en wat kranig hoor En toen
hij de volgende dag had gezegd
„Zeg Bet, wij moesten maar botje bij
botje doen, vindt je niet Ik heb
altijd een vast pensioen, en als je
zulke dingen draagt, dan kun je over
al terecht hoor", toen had ze gezegd
„nou dat moeten we dan maar heb
ben".
En zij heeft 't gehad
De eerste verjaardag van hem had
ze hem een aardige verrassing bereid.
Zij had n.l. die mooie groote pa
pieren achter een lijst met glas laten
zetten, en dat vond hij toch zoo aar
dig. Wat hadden ze toen een pret
tige dag gehad. Toen 's avonds Bet je
en d'r man en Kees van Oome Hein
met z'n meid samen waren geweest,
hadden ze n.l. 't cadautje ook beke
ken, en toen was hij aan 't vertellen
geraakt, van Atjeh, van Lombok, van
die „zwarten" enz. enz.
Ze hadden chocolade gedronken
hij niet, hij had een borrel gedronken,
want hij kon altijd zoo aardig zeg
gen „een flink soldaat heeft liever
één borrel als twee glazen melk".
Doch die dag van chocolade en
koekjes en voor hem een borrel, was
was dan ook 't glanspunt in haar le
ven. Na dien dag was al spoedig een
schaduw over hun leven gegaan, don
kerder en donkerder werd, en die haar
in den toestand bracht waarin ze nu is.
Zij hadden ervaren dan die mooie
dingen in 't praciische leven totaal
van geen nut waren. Neen, erger nog,
't was als je werk zocht meestal be
ter, 't er maar niet over te hebben,
want 't was hem al meermalen ge
beurd, dat als hij als aanbeveling
meende te moeten zeggen: „Ja ik ben
ook in 't bezit van 't eereteeken voor
belangrijke krijgsbedrijven", men ge
antwoord hadt„nu je zult er wei
van hooren" en dan hoorde hij in de
gang reeds dat de heeren tegen el
kander zeiden „geen ouwe kolonia
len in de zaak hoor I"
Och in 't eerste ging 't nog wel,
toen had hij pensioen en zij ver
diende ook wat, och toen was 't „zoo
erg" niet. (Niet „zoo erg" was 't
hoogste door hun bereikt, doch ik
moet vervelend worden, Red.) De
schaduw daalde lager en werd don
kerder. bij ongeluk viel zij tegen 't
fornuis aan, en behield daaruit ver
lamde oogleden. Een bijzondere bril
werd haar verschaf?, die de oogleden
kunstmatig „ophouden" en toen kon
zij niet meer mede werken. Doch
ook toen was 't „zoo heel erg" niet,
wani toen was hij in de verdienste
geraakt. Hij bracht alle Zaterdagen 6
gulden thuis. Zijn voorganger had 12
gehad, maar mijnheer had gezegd
„jij hebt pensioen, en kunt er wel
komen". En och, als je vast pensioen
hebt en dan alle weken 6 gulden, dan
is 't nog zoo heel erg niet, doch
(vervelend toch) de schaduw daalde
lager en werd donkerder, want hij
werd ziek. De dokter had gezegd
„Dat heb je uit Indië meegebracht,
jongen".
Hij "kon niets meer verdienen, en
toen volgde een donkere tijd, steeds
donkere tijd, steeds donkerder, tot ze
weer voor haar ziet 'c graf van haar
man, en de aarde die dit alles bedekte,
't aan de menschen overlatend om te
delibereeren of de ziekte, die de on
middellijke oorzaak van den dood was
c-igeri schuld 't gevolg van uit
putting in Indië, van degeneratie of
wat ook was. Daaraan had ze niet
gedacht, ze was naar huis gegaan,
doelloos, willoos, verstompt door
smart en ellende, en nu brengen de
medailles nog wel eens over haar de
goede geest der droeve mijmering, als
ze ze nog eens in de handen neemt.
En nu laten we Opoe zelf spreken
in de wachtkamer bij de photograaf.
„Ja ziet u, mijnheer, toen mijnheer
mijnheer Van Geest gisteren bij me
kwam, was ik niet thuis, maar ik was
eerlijk in goed gezelschap, hoor. Ik
was in „Obadjah" de christelijke ver-
eeniging ziet u" en aan een stuk al
les dooreenbablend zegt ze„ja, kijk
u 's, ik heb alles aan 'm gedaan, om
'm nog wat in 't leven te houden. Hij
kreeg altijd een ei en een glas melk
op een dag. Dat kan ik zelf nu niet
meer krijgen, doch och ziet u, mijn
heer, wij zijn van God afhankelijk,
ja, 't leven is een genade, mijnheer".
Verder vertelde zeik krijg alle
weken f 1.75 van de stad en twee
brooden van de kerk, en nu krijg ik
alle jaren wat van de Vereeniging
(Weduwenzorg, Red) endaar be
taal ik nog wat schuld van, want ik
had zoo'n schuld toen hij stierf en met
geheimzinnig gebaar handvlak aan den
'mond (wij mochten blijkbaar alleen in
t geheim zijn). Toen hij stierf kreeg
de melkboer amperan 4 gulden van
me en de bakker ook nog wat en
nu zeg zeg ik al [tegen mijn klein
zoontje (opoe's geleide, want ze mag
niet alleen op straat) wat ik daar nou
van mijnheer kreeg, daar kan ik nu
weer de busbode mee betalen, want
ik was „weer* bijna 6 weken achter.
Aan de Lezers 1
Ziedaar een beeld uit velen
onze vereeniging heett thans reeds de
zorg van plm.' 320 dergelijke vrouw
tjes, de een wat meer, de andere wat
„minder" erg, maar erg is het bijna
zonder uitzondering bij allen, ook bij
hen wien 't leven niets meer gaf.
Welnu help ons hier helpen zoo
veel mogelijk, want al zal algeheele
leniging in den nood wel altijd wel
een utopie zijn, 't is en blijft loonend
een zonnestraal te werpen in veler
duistere nacht.
Vooral ook aan U, geadresseerden
in onze koloniën zij een eerbiedige
bede om hulp gebracht.
Wij willen hier niet treden in be
schouwingen omtrent oorzaak en ge
volg, doch wijzen er even op, dat
voor ontelbaar velen in 't dienen in
het Indische leger noodlottige gevol
gen heeft gehad.
Bij de behandeling voor Ned. Indië
voor 1913 is aan 't licht gekomen,
dat werkelijk onze Regeering en Par
lement bezig zijn de toestanden voor
de Ind. Militairen enorm te verbeteren,
doch dat sluit ook in zich dat er
enorm veel te verbeteren viel en dus
de oudere generatie onder abnormale
omstandigheden heeft geleefd. Malaria,
Berri Berri, uitputting en ook moreele
ellende eischen in Indië slachtoffers,
vele slachtoffers zelfs, doch ook ver
schillende personen, die weer in 't
vaderland terug zijn, brengen de kie
men van vroege dood of rampzalig
leven nog onbewust en ongemerkt
naar 't vaderland mede. Al waren ze
voor 't vertrek ook zoo gezond, dat
ze de keuring goed doorstonden. Wij
meenen een goed werk te doen met
leniging te brengen waar die noodig
is, temeer omdat door het in 't leven
roepen der Weduwenpensioenwetten
erkend is, dat hier een zeker recht
bestaat, geen geschreven recht, doch
een moreel recht. Wij vonden bij
onze beide vorstinnen sympathie voor
ons doel, blijkens toegekende giften,
bij de begrooting van kolonië is een
subsidie van f 1000 toegestaan. Velen
in den lande steunen onze vereeni
ging, doch er is een behoefte als in
geen enkele andere vereening van
van welke naam ook. 1000 Gulden
beteekent heden voor iedere weduwe
3 gulden in 't jaar. Men bedenke
nu eens hoeveel malen we 1000 gul
den zullen moeten verzamelen om een
eenigszins beteekenende hulp te kun
nen geven.
Gij allen die nog in Insulinde leeft,
niemand uwer zal zeggen dat 't leger
daar overbodig is, niemand uwer zal
beweren, dat de oudere generatie de
huidige toestand niet met vrucht heeft
voorbereid. Welnu strijk dan eens
even de hand over 't hart en vandaar
naar de beurs, en help ons, aan de
weduwen te loonen, wat de overle
denen aan gezondheid en krachten in
't Indische leger hebben ingeboet.
Reeds eenmaal zonden we 1000
nummers van ons blad naar Insulinde,
tot op hedenzonder succes.
Laat 't nu beter zijn, toe voor dit
edel doel.
Gij Burgerij geeft allen wat
en Geeft wat veel Gij Rijken.
Onze Penningmeester de heer A. j.
van Thiel 3e Octoberstraat 33 te Le
den, ziet met verlangen naar uwe ge
ven uit. Hij heeft een groote brieven
bus, daar kunnen heel wat postwis
sels in.
(Overgenomen uit Weduwenzorg.)