olkswil BIJVOEGSEL van ACHTER I- MEDULFT. i4 Brief van Kapoen 1 van 1 Maart 1913. Uit Brugge. Broeder Medulft. 8 Feuilleton. De Jas van den Pandjeshuishouder. I 3 Brief van Kapoen In Hulst is zoo dikwijls ■wie tegen van Dalsum is deugt zelf niet. We moesten aan dit woord denken, toen we in de Yolks- eeuw van Brugge lazen de geschie denis die hieronder volgt, omdat er daar ook zijn die zeggen Fonteijne deugt niet, en wie dit zeggen zijn dan natuurlijk zeer vrome lieden zooals ook aan onze bevolking wel bekend is. Wij nemen deze zaak over als een schrikwekkend voorbeeld, en tevens als een bewijs, dat waar is wat wij zoo dikwijls hebben geschreven en leerstellig aangetoond in ons „Fr is geene tegenstelling'' uitgaaf Belinfante in den Haag dat staats zucht vermengd met godsdienst kent geen God, geen eer en geen geweten. We laten nu volgen, overgenomen uit de Volkseeuw van Brugge van 15 en 22 Februari 1913 de vol gende stukken, beginnende met i Het droevig proces van Voor het eed gerecht van West- Vlaanderen werd op zaterdag 22 Fe bruari, de volgende droevige zaak opgeroepen, waarvan men op den Burg in den hoek, nevens de deur der Assisenzaal kan aangeplakt zien het vervolg tegen een kloosterling thans vluchling, beschuldigd van onzedelijke feiten op minderjarigen. Wij drukken hier den akt van verschuldiging over Akt van beschuldiging De Prokureur Generaal, bij het Hof van Beroep, te Gent, geeft te kennen dat hetzelfde Hof, Kamer van Be schuldiging, bij arrest van 11 Novem ber 1912, voor het Hof van Assisen der Provincie West-Vlaanderen, ver zonden heeft De Bosschere August- Eduard M a r i e, geboren te St.- Nicolaas, den 27 December 1885, zoon van Franciscus en van Muylaert Maria-Blondina, kloosterling, wonende te Brugge, thans vluchtig; als beschuldigd van aanslag tegen de eerbaarheid met geweld of bedreigin gen,. open anderen, kinders van O Moest ik te voorschijn komen en het monster ter zijde stooten Tot mijne groote ergernis bemerkte ik, dat geen genoegzame reden voor eene tusschenkomst van mijn kant aanwezig was en in werkelijkheid geloof ik ook, dat haar gesprek slechts korten tijd duurde. „Alles in orde," zeide zij, toen wij weder naast elkander stonden ik heb met hem te negen uur een samen komst in uwe woning afgesproken en hem gezegd, dat u in mijne, plaats verschijnen zou, om met hem te on derhandelen over het bewuste papier." „Was hij daartoe geneigd ?u „Niet onmiddellijk; doch toen ik volgens den raad van mijnheer Monk den schijn aannam te willen heengaan, stemde hij toe hij stelde evenwel de voorwaarde, dat de derde persoon Monk niet mocht zijn. „Het is een onaangenaam mensch," zeide hij. „Ik wil niets met hem te doen hebben." „Ja, dat geloof ik gaarne," zeide ik „ik ben alleen maar nieuwsgierig, om te vernemen, wat Monk ons zal voor schrijven om hem de waarheid te doen spreken. Wij moeten Monk dadelijk op de hoogte gaan brengen, teneinde zijne bevelen te hooren, voordat de min dan veertien volle jaren oud en wier onderwijzer hij was Openbare schennissen der zeden, jegens minderjaringen te Brugge, op verschlllige stonden in December 1911, Maart en Juni 1912; feiten voorzien bij de Artikelen 49:J, 52' en 53 der Wet, van 15 Mei 1912; 373, 379 en 385, van het straf wetboek. De Bosschere August, in religie Broeder Medulft, is onderwij zer in de jongenschool die in zijn klooster is ingericht. In den loop van de jaren 1911 en 1912, pleegde hij op verscheidene stonden, aansla gen tegen de eerbaarheid op eenige der kinders die naar zijn klooster ter school gaan, en wier oppas en op voeding hem waren toevertrouwd zijne slachtoffers waren namelijk: (hier volgen de namen van 8 jongen tjes), alle kinders van min dan 14 volle jaren oud, op het oogenblik der feiten. Die aanslagen bestonden schier allen in dezelfde handelingen (uit eerbied voor onze lezers verzaken wij opzet telijk in uitlegging te treden....) De kinderen zeggen ook dat hij hen daartoe dwong met geweld en be dreigingen, en ze vasthield als zc wilden gaan loopen. Ook verbood hij hen daarvan te spreken aan hunne ouders. Diensvolgens is De Bosschere August-Eduard Marie, be schuldigd van A) Gezag hebbende over hen, en hun onderwijzer zijnde, bij middel van ge welddaden of bedreigingen, aansla gen tegen de eerbaarheid te hebben bedreven op de personen van.... (hier volgen de namen der acht jonge,, slachtoffers) allen min dan veertien volle jaren oud, te Brugge op ver schillende stonden, in December 1911, Maart en Juni 1912. B) Openbaarlijk de zeden te heb ben geschonden door bedrijven die de eerbaarheid kwetsen, die misdrij ven zijnde geweest, jegens minderja rigen, te Brugge, op verscheidene stonden, in December 1911, Maart en Juni 1912: Feiten over dewelke het Assisenhof van West-Vlaanderen, zal te vonnissen hebben. Gedaan op% het Parket Generaal te Gent, den 20 Januari 1913. Voor den Procureur Generaal, (Get.) Soenens. samenkomst plaats vindt U hebt hem dus het papiertje met mijn adres gegeven „|a, antwoordde zij verstrooid en sprakeloos liepen wij naast elkaar voort. „U moet goeden moed blijven hou den, juffrouw," zeide ik, „u hebt geen reden om neerslachtig te zijn. Wij hebben weliswaar het papier nog niet doch Monk zal het wel voor den dag brengen. Hebt u niet bemerkt, dat tot dusverre alles is uitgekomen, zoo als hij voorspeld heeft Ik beproefde, haar in het gelaat te zien maar zij hield de oogen onbe weeglijk naar den grond gericht. „Het was niet juist dit, waaraan ik nu dacht," zij wierp een snellen blik op mij en het kwam mij voor, alsof haar wangen eene buitengewoon hooge kieur hadden aangenomen„ik dacht er over na, hoe eigenaardig het is, dat ik tot u spreek, alsof wij elkander reeds jaren achtereen hebben gekend en met het oog daarop overvalt mij de vrees, dat u mij als indringerig zal beschouwen. Reeds heb ik een geheelen dag uwen tijd in beslag genomen en nu spreek ik nog eene samenkomst af in uwe woning en verwacht, dat u voor mij onderhandelen zal. Het was welis waar mijnheer Monk, dis dit heeft voorgesteld, doch ik schaam mij, dat ik dit voorstel aangenomen heb, zon der u eerst te ondervragen. Dat moet u zonderling toeschijnen u moet eigen aardige gedachten omtrent mij koes teren...." De slad Brugge heeft Zondag ge tuige geweest van een zeer droevig spektakel Om 8 ure van den morgend kwa- j m. n een huissier met een trommelaar uit het gerechtshof en op d-: Burg plaats werd er, na eenige trommel slagen, een bericht aan het Assisen hof, geplakt waarbij bovengenoemden broeder, nog altijd vluchtig, moet ver schijnen voor 't eedgerecht, op Zater dag 22 dezer en dat degene die we- ten waar hij is hem moeten aan het gerecht overleveren. Daarna trokken huissier en tromme laar, gevolgd van eene menigte men- schen, naar het huis van M. den Burgemeester in de Pourbusstraat. Naar wat getrommel trok den huis sier het huis van den heer Burge meester binnen en vroeg aan het hoofd der stad of hij niet wist waar Broe der Medulft was. Wij weten niet wat de heer Burge meester geantwoord heeft, maar bij het buitenkomen, hing de huissier aan zijne poort ook een plakkaat. Daarna trok de eigenaardige stoet, altijd vermeerderd in getal, langs de onbezochte straaten naar de Cathari- nastraat, waar Broeder Medulft vroe ger in dienst was. Na opnieuw het getrommel gehoord te hebben, trok de huissier binnen het klooster, waar, naar men ons zegt, een droevig toonee' zou plaats gehad hebben toen de huissier de stukken van 't oppergerecht van Gent overhandigde, meldende dat zekeren Debosschere, in het klooster, Broeder Medulft, thans vluchtig zijnde, opge zocht wordt en dat de persoon die wisten waar hij is, hem aan het ge recht moeten overleveren. Daar hij nu nievers gevonden werd, hing de huissier ook een pakbrief aan de deur van 't klooster, die door eene talrijke menigte toegestroomde volk, gelezen werd en hard bespro ken en beoordeeld. Een kwart later had men reeds den plakbrief afgerukt. Zoo liep dit droevig tooneel ten einde. Waarde heer uitgever van „De Volkseeuw" Ik hoor in de stad van niets anders spreken als van zekeren broeder van liefde BROEDER MEDULFT! Maar, maar, ik heb nog een SER MOEN gehoord van den eerweerde man Ik zal het u opzenden voor „De Volkseeuw", als gij wilt. Kapoen weet van alles. Kapoen. Antwoord. Kapoen mag gerust ons zijn schrijven toesturen, en wij zijn zeker dat zijn brief met veel be- langsteling zal gelezen worden. „Beste juffrouw.... beste juffrouw...." ik onderbrak haar zoo snel mogeiijk, toen ik begreep waar zij heen wilde. „U mag immers niet meenen, das u mijn tijd al te zeer in beslag neemt, uf dat ik om uwentwille.... ja, ik meen, dat het weinige, hetwelk ik voor u verricht, even goed voor iemand an ders.... neen, zco bedoel ik het niet; ik meen, als ik iets voor u doen kan, is het nitt meer dan wat ik.... ach, ik smeek om verontschuldiging...." Gelukkigerwijze hield ik hier uit gebrek aan adem op en gaf er de voorkeur aan, mijne redeneering maar niet voort je zetten, want toen ik een blik onder den hoed mijner begeleid ster wierp, bemerkte ik eenige verra derlijke rimpeltjes rondom de ooghoe ken zij konden onmogelijk iets an ders beteekenen, dan een glimlach om den mond, die ik niet in staat was te zien. Daar ik niet gaarne uitgelachen wilde worden, zweeg ik wijselijk stil en dit deed ook de juffrouw, totdat wij voor de deur van Monk stonden. Daar sp'ak zij „In ieder geval ben ik u dankbaar, diep dankbaar. Indien ik een man was, zou ik u misschien den eenen of anderen tijd een wederdienst kun nen bewijzen ik ben echter maar eene vrouw, die u enkel bedanken kan." Hee haerlijk klonken hare woorden in mijn oortegelijkertijd moest ik evenwel mijn gebrek aan bekwaam heid, om steeds ter rechtertijd en ter rechter plaats te spreken verwenschen want ik had geen tijd meer, een pas- Waarde Heer Bestuurder van „DE VOLKSEEUW" Ik heb de vorige week beloofd van een sermoen te zenden, dat ik eens gehoord heb van den eerweerden Broeder van Liefde MEDULFT. Ik heb nog moeten zoeken om het te vinden ziet dat gaat zooik had het gehoord langs de baan, 't huis gekomen, zorgvuldig opgeschreven, maar in een hoekje te goed wegge stoken. Nu ben ik met zoeken, er toch opgekomen, en 't is hier. Maar eerst gezegd hoe ik daar aan gekomen ben. Het was in de groote schermutseling van de kamerverkiezing. Zooals gij u nog wel zult herinneren, was er daar van niets anders geen spraak, als van Ruzette, en van Fonteyne en van den Bisschop, van pasterkes, en van Broerkes, en van Stock, en wat weet ik nog al meerHet was een gewoel en geweld dat hooren en zien verging, en dat mijn oogen er nog van schemeren en mijn ooren er nog van tuiten 't Bijzonderste dat ik er nog van weet, 't is dat Priester Fonteyne, als een gloeiende duivel wierd afgeschil derd en als Belsebub wierd betreden Natuurlijk, al de andere, geheel de katholieke bewaarderspartij, dat wa ren al maagdekens en zuivere geesten en gelukzaligen en heiligen Maar ik vergeet het sermoen van eerweerden Broeder Medulft Luister hoe ik er aan gekomen ben 't Was dus 's avonds, een van die dagen van gewoel. Ik kwam voorbij in de Catharinastraaten ziet, ik zie daar al met eens een Broeder van Liefde, eene geheele bende schoolkin deren tot hem roepen, en ik hoor hem aan 't spreken gaan, op de straat. Gij kunt wel peinzen dat Kapoen er aanstonds bij was. En de heer der heeren, de waarde man Gods, was Broeder Medulft Ik ben waarlijk gelukkig zijne schoone preekatie te hebben opge- teekend en van ze nu aan de dui- zende lezers van 't Volkseeuwtje te mogen mededeelen SERMOEN Lieve Kinderen Komt allen, hier bij mij, rondom mij geschaard, hoe dichter hoe beter, want gij weet hoe teederlijk Broeder Medulft, de kinderkes bemint Ja, mijne engelkes, komt bij mij en troost mij, want Broeder Meduft, is zoo diep bedroeft, dat hij er dag en nacht van treurt en weer.t Gij kent mij, gij kent Broeder Me dulft Gij weet hoe schoon hij de catechismus kan uitleggen, en hoe goed hij u altijd de verhevendheid der zedelijke deugden kan afschilderen en bijzonderlijk er zijn er vele onder u, die weten hoe dat Broeder Medulft, u altijd en overal voorgaat, en als send antwoord te vinden, daar zij op hetzelfde oogenblik de bel van Monk overhaalde en de dienstbode onmid dellijk in de half geopende deur ver scheen. Hoe de voorschriften luidden en hoe zij werden opgevolgd, zal uit het ver slag over de samenkomst blijken, die zooals afgesproken was. tusschen den gebochelden schrijver,- de juffrouw en mij denzelfden avond plaats had. IX. Wij hadden nauwelijks mijne wo ning bereikt en mijne huishoudster had juist Klara ik wilde zeggen, Juf frouw Ring, van haar overkleederen ontiast en haar vergeefs beproefd een kopje thee aan te bieden, toen de deurschel werd overgehaald en de bochel verscheen. Hij keek tamelijk wantrouwend om zich heen groette de jonge dame met een vertrouwelijken glimlach en had voor mijn persoou slechts een stijven groet. „Wees zoo goed te gaan zitten," zeide ik. „Als ik mij niet vergis, is u de persoon, die beloofd heeft de jonge dame iets terug ie zullen leve ren, wat zij gisteren verloren heeft en zeer op prijs stelt." „Ja, ik ben deze persoon, zooals u zich belieft uit te drukken mijne af spraak met de juffrouw evenwel was, dat bij de samenkomst slechts een derde zou tegenwoordig zijn. Voor zoover ik kan waarnemen, zijn er vier aanwezig." voorbeeld dient, op het pad der deugd Daarom gij allen mijne lievelings- kes, luistert vandaag naar de wijze woorden en de heilige raadgevingen van uwen goeden Broeder Medulft. Ja, luistert wel naar mijne woor den, en als gij thuis komt, zegt ze aan vader, zegt ze aan moeder, en vergeet niet van er bij te voegen, dat ze komen van den heiligen man, Broe der Medulft, die zoo bekommerd is met het geluk en de zaligheid van hunne lieve kinderen. Luister goed Er is hier in Brugge een slechte priester gekomen zekeren Fonteyne, de FONTEINE VAN HET KWADE, zooals hel zoo schoone gedrukt staat in de gazette van Stock, onze goede vriend, die met ons, onzen heiligen godsdienst, zoo goed en zoo deftig verdedigen kan Js Fonteyne. ik zegde een „slechte priester," maar het is nog erger: „het is een duivel in eene soutaan gekro pen En hoe dat die soutane niet in brandde schiet, kan Broeder Medulft zelf, in al zijne heiligheid en al zijne deugden, maar niet begrijpen FonteyneFonteyne Ja, broeder Stock, Gustavus, heilige man, gij die altijd het woord der waarheid spreekt, gij zegt nog eens de zuivere waarheid: „Fonteyne is de fonteyne van het kwaad Kinderkes, kinderkes, ziet hoe dat Broeder Medulft weent over dezen slechten priester(Hij zegde dat hij weende, maar Kapoen keek goed, maar zag geen tranen Waar gaat ons dierbaar geloof toch naartoe Een priester die aan 't volk durft leeren dat de goede brave katholieke hee ren, die het land besturen, Riet al geen heiligen zijn 1Welk gods lastering Die durft zeggen 't volk dat de rijke menschen, zelf de „katholieken", die zooals hij dat heet, „den Icon der werklieden achter houden," dat het „zweetdieven" zijn Afschuwelijk Den loon der arbeiders achterhou den dat heet Broeder Medulft; aan 't werkvolk, dat op onze dagen nooit te vreden is, dat heet hij „de schoone deugd van de matigheid leeren!... Een priester die durft leeren aan het volk, dat het gelijk heeft van te strijden voor algemeen stemrecht, aan gezien zegt hij, dat wij allen broeders zijn Broederlijkheid broederlijkheid Dat is al goed voor in de kerken te pre ken maar Broeder Medulft zegt en met al de ware katholieke heeren, dat men in de wereld niet ver geraakt met al die broederlijkheid Een priester, die zelf in eene gazet, ifi „De Volkseeuw", durft schrijven, dat de arme menschen, ook nog gelijk hebben, van te strijden voor een beter lot op de wereld, voor een beter be staan voor vrouw en kinderen 1 „De Volkseeuw", O die slechte gazet 1 Kinderkes, kinderkes lief, als gij 't huis komt, zoekt „De Volkseeuw." zoekt ze maar op, als vader weg is, „Het is juffrouw Christiansen, mijne huishoudster; zij zal in ieder geval tegenwoordig zijn, of u in haar tegen woordigheid wil spreken of niet. Kan u niet sprektn,- als zij aanwezig is, goeddan zullen wij ons zonder u behelpen. Wil u of niet „Zij mag hier blijven en nu ter zake „Goed zooen ik zal zoo vrij zijn. te beginnen. Gij beweert, een papier gevonden te hebben, dat juffrouw Ring verlo ren heeft en dat gij geneigd zijt, het tegen belooning terug te geven. Laat ons het papier zien en noem de som." „De som is dezelfde, die gij een ander .geboden hebt; het waren der tigduizend kronen." Ik zag, hoe de goede vrouw Chris tiansen in haar stoel opsprong. „Wat evenwel het papier betreft, moet u niet gelooven, dat ik het bij mij draag, als ik mij naar uwe woning begeef. U is een groote, sterke man en kunt nog hulp bij de hand heb ben. Neen, zoo dom ben ik niet. Het papier bevindt zich op eene vei lige plaats en zal daar blijven, totdat het geld in mijn zak is, begrijpt u De juffrouw zal het voor het overige aan mijne beschrijving gemakkelijk kunnen herkennen lang en smal, eenigszins geel en bevlekt, deels van geschreven, deels van gedrukte letters voorzien ja, voor zoover ik mij her inner staat op de eene zijde in schoon, loopend schrift„Geaccepteerd be taalbaar te Christiania. J. M.Jakson," Vermoedelijk verzamelt de juffrouw

Krantenbank Zeeland

Volkswil/Natuurrecht. Gewestelijk en Algemeen Weekblad te Hulst | 1913 | | pagina 5