Van alles wat.
zijn klacht werd, na hoor en weder
hoor, door de kerkelijke o.erheid van
Kamerijk bij kerkelijk vonnis van 8 Fe
bruari afgewezen op grond, dat, al is
het gebruik dat een pastoor een prie
ster vreemd aan de parochie de Mis
laat lezen, dit gebruik niet is wet,
en de pastoor dus niet buiten de
kerkelijke wet was gegaan door het
Mis lezen door abbé Lemire te wei
geren.
Het merkwaardige van deze zaak
voor ons leeken is ditdat er uit
blijkt, dat ook geestelijken wel eens
onhebbelijk kunnen zijn onder elkan
der.
VERDEELDHEID IN DE R. K. PARTIJ.
In „Het Huisgezin" leest het
.Handelsblad" het volgende
De dagbladpers zwijgt, in het
algemeen en als regel, over de ver
deeldheid.
Zij durft niet, hoort men wel
eens zeggen, schoon een ander mo
tief van hoogere orde meer voor
de hand ligt.
Maar, blijkt van de verdeeldheid
weinig in de dagbladpers, ze bestaat
er niet mind-r om. Ieder weet het,
ieder spreekt er over. Yooral nu
het gesproken woord het ge;chreven
woord vervangt en straks in tien
duizenden exemplaren wordt afge
drukt.
En terwijl hoofden en harten vol
zijn van den onzaligen strijd in de
katholieke gelederen, hebben wij
niet te veel aan aller goeden wil
en toewijding om straks den storm
loop van al wat vryzinnig en socia
listisch is af te slaan.
De Volkswil teekent hierbij aan
Dit doodzwijgen is inderdaad de
kenmerkende taktiek van de zoo
genaamde officieele katholieke pers,
maar door deze taktiek veroordeelt
zij zich zelve als
le Niet de waarheid willen be
kend hebben,
2e Niet de waarheid willen tot
stand komen,
3e Liefdeloos jegen3 de personen,
die de waarheid dienen en wegens
dit dienen worden geëer- en gebrood
roofd,
4§ Karakterloos jegens hare lezers
5e Dom door te denken, dat door
doodzwijgen op een stuk papier kan
worden gedood wat leeft in de hoof
den en harten der menschen.
Neen, geen doodzwijgtaktiek maar
in het volle licht gebracht wat knaagt
aan bet katholieke leven van Ne
derland, in het volle licht gebracht
de schanddaad die het volk-leven
van Nederland ondermijntde gods
dienst verlagen van een daad der
ziel en der zielenorganisatie tot een
zaak van tijdelijke belaDgen en van
voldoening verkrijgen voor verlan
gens van afgunst wegens Gods ge
nade,
Het is alleen de Volkswil, die
deze schanddaad dörft te noemen
bij haar waren naam, maar het is
toch voor ons eene voldoening, dat
het Huisgezin durft,.nog niets te
zeggen maar,... alreeds iets durft te
doen denken aan hare lezers.
Heeren in de boerenbonden
Wij ontvingen het bijblad van het
Volk van 21 November 1912, waarin
wordt behandeld de coöperatieve Vee-
koekfabriek van den Zuid-Hollandschen
Boerenbond.
Wat ons daarin treft is dit, dat er
wordt vermeld, dat de heeren Bemel-
mans, von Briel Sasse en Saraber, dat
zijn de beide voorzitters en de secre
taris van de Coöperatie alle drie ver
geten hebben het iedenregister te tee
kenen, dus volgens de wet geen lid
zijn en dus volgens de wet niet aan
sprakelijk zijn voor de schulden.
En uit hetgeen verder wordt mede
gedeeld moet de indruk worden ge
vestigd, dat dit vergeten van hét tee
kenen van het Iedenregister door die
heeren niet is geweest een eigentlijk
vergeten maar integendeel een zelfbe
wuste daad is geweest, daar die hee
ren reeds van af den beginne hebben
moeten weten, dat het zaakje niet
deugde.
Als we de zaak nu goed begrijpen,
heeft in 1911 de heer Bemelmans den
Z. H. Boerenbond overgehaald t, t den
aankoop van de fabrieken der N. V.
Oliefabrieken, zou hij deze zaak zon
der winst overdragen en deed de heer
von Bnel Sasse (deze laatste is kan
tonrechter van Schiedam) de toezeg
ging dat deze de papieren zou na
zien opdat zou blijken, dat de heer
Bemelmans ailéén de belangen der
boeren voor oogen had.
Dus, begrijpen wij de zaak goed,
dan zijn het geweest de heeren Be
melmans en von Briel Sasse (de laatste
is of was meenen we de voorzitter
van den Zuid-Hollandschen Boeren
bond), die de leden van den Boeren
bond hebben overgehaald een veekoek-
fabriek te beginnen, maar zelf laten
zij alle verantwoordelijkheid aan de
boeren door niet mede te teekenen
het Iedenregisterwaar niemand erg
in had, daar zij zeiven uitmaakten het
bestuur.
En, als we de zaak nog verder goed
begrijpen, dan zijn het geweest deze
heeren, die de nog zoo jeugdige on
derneming (door hen zeiven aan de
boeren aangesmeerd) hebben om zeep
gebracht, althans we moeten dit op
maken uit het nu volgende gedeelte
van het stuk uit het Volk, met vol
len naam onderteekend door „Schie
dam, P. de Bruin".
„Reeds vroeger hebben wij ver
meld, dat de coöperatie een schuld
van f24.000 van „De West, Be
melmans) op zich had genomen (good
will branders-klientèle), betaalbaar in
10 aceepten per jaar van f 2400.
Het eerste accept was betaalbaar
na al wat gebleken was, weigerde het
nieuwe bestuur echter op eerste aan
bieding Bemelmans die f 2400 ook nog
thuis te brengen en daar kwamen de
„energieke pogingen" om de belan
gen der obligatiehouders te handha
ven toen werd yanwege Bemelmans
op de goederen der koöperatie kon-
servatoir beslag gelegd
En onmiddellijk was de directie der
Trust er bij, alsof het afgesproken
was, de leening van f600 000 op te
zeggen, per exploit van den deurwaar
der van den Hoogen Raad Mansveld.
Door betaling van het accept is het
beslag er afgeslagen, maar de leening
is opgezegd, en wordt er geen be
schikking meer getroffen, dan staat
het faillissement voor de deur.
„Ziezoo", zegt Bemelmans tegen den
„Financier," „aldus zijn de „gladde
boertjes" er ingeloopen. Die een kuil
graaft voor een ander, valt er zeifin!"
De „gladde boertjes" zijn bijna en
kel goedgeloovige volgers der katho
lieke kerk, onder wier gehoorzame
zonen ook de heer Bemelmans zich
schaart
De „gladde boertjes" zijn zij, die
hij met alle mogelijke mooie praatjes
een wanhopig bedrijf had aangesmeerd.
Wie heeft de put gegraven Niet
zij, die er in gevallen zijn 1 Maar
veeleer hij, die er bij staat te grijnzen 1
Tot zoover deze aanhaling.
We geven het vorenstaande ter aan
vulling van wat is geschreven is nos.
175 en 176.
VERSCHIL TtiSSCIIEN IILT VERSLAG
VAN DE TIJD EN DAT VAN
DL NEDERLANDER.
1. Het verslag van de Tijd:
Mr. U. v. d. Velde te Delft.
Uit Delft wordt aan „De Tijd" ge
schreven van een daar Vrijdagavond
gehouden vergadering waarin het Ka
merlid mr. H. v. d. Velde voor zijn
kiezers optrad, hun gelegenheid ge
vende tot vragen, „waarvan een niet
malsch gebruik gemaakt is", omdat
meermalen bleek van diep meenings-
verschil tusschen Kamerlid en kiezeis.
De verslaggever van „De Tijd"
schrijft er van
Zijn rede was weinig opwekkend
van inhoud.
Het grootste gedeelte was een jam
merklacht. Spr. betreurt bv. dat van
dit ministerie geen voorstel tot af
schaffing van de Staatsloterij gekomen
wasdat het nog niet meer gelijk
stelling gebracht had tusschen bijzon
der en openbaar onderwijs dat nog
te weinig voor de Zondagsheiliging
gedaan wasdat voor de benoemin
gen nog te veel gezocht wordt onder
de liberale wijsheid, vooral wat de
groote steden betreftdat het mini
sterie nog te weinig aan tijdreken
kunde deed dat er niet genoeg voe
ling bestaat tusschen regeering en
rechterzijde in de Kamerdat het met
de bakkerswet beter had kunnen loo-
pen, als de regeering meer rekening
had gehouden met de bezwaren, die
in de rechterzijde bestonden dat het
ook jammer was dat minister Talma
niet direct in zijn ontwerp opgeno
men had, wat de heer De Visser met
zijn amendementen beoogde en door
zoovelen ondersteund werd, enz., enz.
Sprekende over de coalitie, ge
bruikte spr. nog de uitdrukking „de
anti-revolutionairen en katholieken,
waarbij zich de christelij k-historischen
soms ook voegen".
Bij degenen, die zich voor de vra
gen opgaven, of liever voor het debat,
was o.m. een bakkerspatroon, die ten
zeerste het afstemmen der Bakkerswet
afkeurde en den heer v. d. Velde ver
weet de Zondagsheiliging, waarvoor
hij straks ziide zooveel te voelen,
niet bevorderd te hebben, door zich
onder die tegenstemmers te scharen.
Toen hierop applaus volgde, verzocht
de voorzitter geen teeken van goed-
of afkeuring te geven.
Niettemin betuigde de vergadering
ook luide haar instemming, toen de
voorzitter van den Delftscnen R.-K.
Volksbond en de R.-K. Baxkersbond
eveneens des afgevaardigden houding
critiseerde en o.m. een brief van mr.
v. d. Velde aan spr. gericht en voor
las, waarin deze zich vóór afschaffing
van den nachtarbeid verklaarde, zon
der bijzondere uitzonderingsbepalin
gen te noemen.
De heer Burger, een der anti-revo-
luiionair? voormannen te Delft, is ook
over den gang van zaken allerminst
tevreden en verweet den afgevaardig
de, dat hij zich over alle ministers
bevredigd verklaard had en oor Talma
slechts „bewondering" zeide te heb-'-
ben. Het meerendeel der kiezers, ver
klaarde spr., is juist door Talma ten
volle bevredigend, maar de afgevaar
digde van Delft liet onzen eminenten
minister juist dikwijls in den steek
Ook over vele andere zaken viel
spr. den afgevaardigde r.og aan, ook
wijl hij in zijn rede verklaard had,
niet voor veel overleg met de kiezers
te zijn. Spr. meende, dat zoo iets in
den tegenwoordigen tijd juist nood
zakelijk was. (Luid applaus).
De heer Boom, een ander anti-re-
volutionnair voorman te Delft, was er
over gebelgd, dat er slechts dan over
leg tusschen kiezers en afgevaardigde
bestaat, als de verkiezingen naderen.
Hij bestrijd verschillende bezwaren,
die de heer v. d. Velde tegen Bak
kerswet en andere ontwerpen geop
perd had. Hij had vooral in de rede
van dezen gemist de verklaring, in
welke richting hij zich persoonlijk
wist in de sociale wetgeving. Wil
men onze mannen, zei spr., in Juni
met liefde naar de stembus krijgen,
dan willen wij weten, wat we aan
onzen afgevaardigde hebben.
De heer Van Rossum, r.-k. raads
lid van Hof van Delft, protesteeit er
ook tegen, dat de afgevaardigde zoo
weinig voeling houdt met zijn kiezers.
Dit- is eerst de derde maal in dien
tijd, dat de heer v. d. Velde ons be
zoekt.
In zijn repliek verklaarde de heer
v. d. Velde, dat hij nog vóór afschaf
fing van nachtarbeid is, maar princi
pieel tegen patroonsverbod. Hij weet
zich absoluut vrij van conservatisme;
hij is eenvoudig anti-ievolutionnair.
Over de Bakkerswet sprekende, doet
hij nog mededeeling, dat de volgende
week het verslag over het ontwerp
Aalberse verschijnt, maar dit ongunstig
zal zijn.
Aan het slot zegt de verslaggever
„Of het doel dezer vergadering, de
bezwaren tegen den afgevaardigde op
te heffen, verkregen is, betwijfelen we,
ofschoon het zeker is, dat het bezie
lend woord van dr. Hoffman uit
Gouda, die aan het einde der verga
dering er uitdrukkelijk aan herinnerde,
dat het algemeen belang gaan moet
boven de belangen van bijzondere
groepen, een goeden indruk maakte".
2. Het verslag van De Nederlander."
Vrijdagavond traden in een verga
dering der rechtsche kiesverenigin
gen te Delft als sprekers op de heeren
Mr. Van de Velde, afgevaardigde van
het district en Dr. A. C. A. Hoffman
van Gouda, die beiden een politieke
rede hielden.
Dr. Hoffman hield de slotrede. Beide
sprekers werden door het zeertahijke
gehoor toegejuicht. Ds Nisborg von
Bleiswijk had de leiding.
De Volkswil vraagt, of geheel geen
verslag niet vollediger en juister is
dan een te kort verslag
I)e Bakkerswet van (le baan.
„Het Huisgezin" is van oordeel, dat
de Bakkerswet van de baan is.
Het ontwerp-Aaiberse c.s., dat na
de verwerping van Talma's ont
werp bedoelde te redden wat nog
te redden was, is door de Tweede
Kamer nog slechter ontvangen dan
indertijd het regeeringsontwerp. 1
En niet geheel kan worden ont
kend, dat de prac'.ische bezwaren,
welke tegen tiet nieuwe ontwerp
worden ingebracht, eenigen grond
hebben.
Op een principieel bezwaar
indien men althans de oprechtheid
der vrijzinnige tegenstemmers aan
neemt leed het ontwerp-Talma
schipbreukop practische beden
kingen stuit het ontwerp-Aaiberse.
Er is een sterke meerderheid te
gen en het komt dus afgezien
van het tijdbezwaar niet eens in
openbare behandeling.
Wel is de heer Aalberse en zijn
medevoorsteilers hoffefijk en met
aandrang in overweging gegeven,
een andere oplossing te zoeken,
maar het spreekt vanzelf, dat de
heeren daarvoor zullen bedanken.
Eén nood-oplossing kan, een
tweede wordt uiteraard prutswerk.
En zoo zal dus vooreerst de bak-
kersnachtarbeid blijven bestendigd,
een wel droevig einde van een
met zooveel opgewektheid onderno
men poging om het groote euvel
uit te snijden.
0
Schandelijk.
Aan de arbeidsbeurs van Toulouse
is een plaatsingbureau verbonden,
waar betrekking zoekende mannen en
vrouwen kosteloos inlichtingen kun
nen vragen.
Thans is gebleken, dat de directeur
van dit bureau tevens in verbinding
stond met verschillende houders van
verdachte huizen in andere steden. In
den loop van Januari ontving de po
litie van de gemeente Moissac een
schrijven van een dienstbode, waarin
deze verklaarde, door den directeur
van het plaatsingsbureau, wien zij
naar een dienst gevraagd had, te zijn
bedrogenzijn aanwijzing volgend,
was zij in een verdacht huis terecht
gekomen. Tengevolge van dit schrij
ven werd een onderzoek ingesteld en
huiszoeking gehouden. Hierbij werd
beslag gelegd op een uitgebreide cor
respondentie, waaruit afdoende bleek
welk een individu de directeur van
het plaatsingsbureau is. Talrijke vrou
wen en meisjes moet hij op deze
wijze hebben „geleverd".
Het bekend worden van dit vuile
zaakje heeft de geheele arbeidersbe
volking van Toulouse in opschudding
gebracht en te recht.
o—
Iuvoer argentijnsch vleesch.
De Vereeniging van Directeuren van
Gemeentelijke slachthuizen in Neder
land heeft in hare op Zaterdag j.l. te
Utrecht gehouden vergadering de vol
gende conclusie met algemeene stem
men aangenomen
De Vereeniging van Directeuren
van gemeentelijke slachthuizen in Ne
derland
gelet op den omvang, dien de in
voer van Argentijnsch vletsch in Ne
derland heeft genomen
overwegende, dat de keuring van
bedoeld vleesch op de plaals van
herkomst, mede blijkens de hier te
lande opgedane ervaring, geen vol
doende waarborgen biedt omtrent de
deugdelijkheid van dit vleesch
van oordeel zijnde, dat de aanwe
zigheid der organen bij den invoer
van het vleesch, met het oog op eene
keuring hier te lande, een gebiedende
eisch der hygiëne is
spreekt, op grond van bovenvermelde
gygiënische overwegingen, als haar
gevoelen uit, dat de invoer van Ar
gentijnsch vleesch, anders dan bij ge
heele dieren resp. halve dieren ,of
vierendeel met de organen daaraan
op de natuurlijke wijze verbonden, in
alle gemeenten dient te worden ver
boden.
o
Oude grafzerken.
Men schrijft aan de „Zw. Ct."
In de gemeente Weerselo staat een
oud kerkje. Dit is het eenige gebouw
dat overgebleven is van de oude Juf-
ferstift-Weerselo. Dit stift werd waar
schijnlijk in het begin der 13e eeuw
gesticht en veranderde in de 15e eeuw
van een geestelijk in een wereldlijk
stift. Van de talrijke gebouwen die
er ongetwijfeld geweest zijn, is niets
over dan de kerk. In deze kerk be
vinden zich 10 grafzerken, dateeren-
de uit de 15e en 16e eeuw. Aange
zien deze grafzerken deel uitmaakten
van den vloer der kerk, werden zij
door het daarover gaan van de kerk
gangers in verloop van tijden zeer af
gesleten, waardoor het gevaar ont
stond dat ook de opschriften langza
merhand zouden worden afgeloopen.
Meermalen werd daarom door den heer
F. A. Hoefer aan de kerkvoogden der
Ned. Hervormde gemeente de raad
gegeven de zerken te doen opnemen
en tegen de muren te doen plaatsen.
Langen tijd bleven zij d t weigeren,
totdat ze in het einde van het vorige
jaar toestemming gaven mits zij ge
holpen werden in de bestrijding der
onkosten. Hun werd toen een rijks
subsidie verleend.
Zij hebben nu het werk laten uit
voeren. Negen zerken zijn nu opge
nomen en tegen de muren geplaatst
de tiende was reeds te veel afgesle
ten. Onder 4 zerken bleken gemet
selde kelders te zijn, bevattende 12
geraamien. Onder de overige zerken
waren gewone graven.
Nu de grafzerken tegen de muren
geplaatst zijn is de kerk daar zeer
door verfraaid. Vooral de zes graf-
steenen van adellijke stiftjuffers zijn
bijzonder fraai bewerkt. Vele namen
van adellijke families komen daarop
voor, waaronder ook nu nog bekende
als Vos van Steenwijk, Hövel, Hack-
fordt, Ripporda, Raesveld, Gladebecke,
Ruytenborg, Steenbergen, enz.
Verder zijn er twee zerken van pries
tergraven en één van een predikants
graf. Een eigenaardigheid is zeker,
dat de laatste pastoor en de eerste
predikant naast elkander in de kerk
begraven lagen.
In de kerk is ook een zeer mooi
doopvont bewaard gebleven, gehouwen
uit Bentheimeisteen, dateerende om
streeks uit het jaar 1200.
Een bezoek aan dit oude stiftskerkje
is zeker de moeite loonend.
o—
De graven der Sultans te Adrianopel.
Dezer dagen was er sprake van
graven van vroegere Sultans van Tur
kije te Adrianopel. Iemand, die het
Oosten door en door kent, schrijft
echter in een der Duitsche bladen,
dat men te Adrianopel te vergeefs naar
deze graven zou zoeken. Deze heeten
zich in de moskee, die den naam van
Sultan Selim draagt, te bevinden, maar
er is met den besten wil van de we
reld geen sultansgraf in deze moskee
te ontdekken.
Overigens moet ieder, die met de
zeden en opvattingen der volgelingen
van de Halve Maan ook maareenigs-
zins vertrouwd is, zich niet weinig
verbazen, nu de Turkse he afgezanten
te Londen plotseling een vereering
voor hun voorouders aan den dag
leggen, die hun volk volmaakt vreemd
is. De doofle is voor den Turk een
voudig dood, en verder niets. Hij
legt geen bloemen, geen kransen neer
op de plek, waar het gebeente van
zijn naasten bloedverwant rust, hij
gedenkt hem niet, hij doet niet het
minste om zijn nagedachtenis te eeren.
Men kan een glimlach niet weer
houden, ais men nu dagelijks moet
hooren, dat de graven der Sultans te
Adrianopel, die slechts in de fantasie
der Turken schijnen te bestaan, om
redenen van piëteit voor Turkije be
houden moeten blijven. En men wordt
in die opvatting nog versterkt, als
men in aanmerking neemt, dat de
Serviërs thans de stad Kossowo be
zet houden, waar Sultan Murath I! op
19 October 1448 een schitterende zege
bevocht, maar op den avond van den
veldslag in zijn tent werd vermoord.
Op de plek waar dit gebeurde, werd
hij bijgezet en men richtte er een
prachtig monument voor hem op.
De overwinnends Serviërs hebben
sedert de verovering van Kossowo
een wachtpost bij zijn graftombe gc-
plaa'st, maar de Turken laten niets
van zich hooren. Zij hebben zonder
een woord van protest te Londen
reeds goedgevonden, dat Kossowo met
het monument van Sultan Murath II
Sefvisch blijft. En daaibij was Mu
rath II in de reeks van Turksche heer-
schers nog een geheel andere figuur
dan de Sultans, die misschien in de
Selim-moskee te Adrianopel hun laat
ste slaap zouden kunnen slapen en
die, als zij tenminste ooit geleefd heb
ben, zeer zeker niet op het slagveld,
maar in hun weeke peluws door den
dood zijn achterhaald.
o 4
Oneeilijke concurrentie.
Voor het Gerechtshof te Amsterdam
stond heden in hooger beroep terecht
de heer j. F. N. Endel uit Alkmaar,
redacteur van de „Haarlemsche Hanze",
officieel orgaan van den R.-Katb.
Middenstandsbod. Bekl. had onder
een ingezonden stuk over e:n te Uit
hoorn gehouden z g. uitverkoop ge
schreven dat bedoelde uitverkoop
onder leugenachtige voorspiegelingen
was geschied en dat die vorm van
oneerlijke concurrentie niet te keeren
was.
Het O. M. had f 10 boete geëischt,
maar de Rechtbank had bekl. vrijge
sproken, omdat geen opzet om te be-
leedigen aanwezig was. Van dit von-