No. 178.
Zaterdag 15 Februari 1913.
4e Jaargang.
Gewestelijk en
Algemeen Weekblad
te Hulst.
RichtingVoor waarheid en voor recht, door eigen daad en door daad van anderen, zonder aanzien van
persoon of partij.
VERSCHIJNT ELKEN ZATERDAG.
Geiitschestraat C 7 te Hulst.
Stichter: H. A. van Dalsum.
Bierkaaistraat A 28 te Hulst.
Geiitschestraat B 4 te Hulst.
~WWm BUEÏE»—
DE VOLKSWIL
REDACTIE:
Abonnement per drie maanden
NEDERLANDf 0.50.
BELGIEfr 1.20.
ANDERE LANDEN f 0.80.
- Abonnementen worden dagelijks, aangenomen. -
Niet geplaatste stukken worden niet terug gegeven.
Het blad neemt geene verantwoordelijkheid voor den inhoud
van het Yrije Woord en voor dien van Advertentien.
ADMINISTRATIE:
DRÜKEERIJ:
Advertentiën, in te zenden vóór Vrijdags om 12 uur.
Prijs per regel 10 cent. Bij abonnement of geregelde plaatsing
belangrijke vermindering. Dienstaanbiedingen contant f 0.25.
De vraag stellen we, of ons tegen
woordig kiesstelsel voor Gemeente
raad, Provinciale Staten en Tweede
Kamer rechtvaardig is. Zoo niet, dan
dient het ten spoedigste veranderd te
worden.
Laat ons beginnen met mee te dee-
len, dat naast 700 duizend meerder
jarige mannelijke ingezetenen, die wel
kiezers zijn, er nog 525 duizend zijn,
dus haast evenveel, die 't kiesrecht
missen.
En waarom Ais we antwoorden
omdat ze wel evenveel verstand en
eergevoel bezitten, als de weikiezers
zijnden, wel evenzeer medewerken aan
den bloei van 't vaderland, even on
misbaar zijn als degenen, die 't kies
recht bezitten, maar minder met aard-
sche goederen gezegend zijn, dan
lacht menigeen ongeloovig en denkt
zooiets kan onmogelijk waar zijn dat
mag de oorzaak voor uitsluiting niet
zijn dat is onrechtvaardig
En toch is het zooDit laatste is
het eenige motief.
Voor het stellen van een onrecht
vaardige, willekeurige grens, zijn in
ons vaderland een breede schare van
arbeidenden uitgesloten van allen in
vloed op den loop van 's lands zaken.
Wil men grenzen aan 't kiesrecht
stellen, dat men 't dan zoo doe, dat
onwaardigen uitgesloten worden.
Doch wie kan dat Niemand. On
der ons tegenwoordig kiezerscorps
toch zijn evenzeer als onder de uit-
geslotenen slechte, domme exempla
ren.
Hij, die met een bordeel ruim brood
verdient, is kiezerdie met handen
arbeid minder gewin heeft, doch zijn
naasten niet in 't verderf stort, als
de eerste, is geen kiezer. Is dat niet
allertreurigst
Wie thans kiezer is, omdat hij 50
gulden op de spaarbank heeft, maar
er 5 gulden van opvraagt om een ar
me buurman in zijn lijden te steunen,
krijgt als loon voor zijn daad van
christelijkheid het verlies van zijn
stemrecht.
Zijn dat geen schreeuwende getui
genissen tegen ons hedendaagsche
kiesstelsel
Wie vandaag 999 cent verdient als
inwoner van Den Haag is geen kiezer,
maar is morgen het loon 1 cent hoo-
ger, dan is hij 't wel. Maakt hier 't
verstand of de cent den kiezer?
De centFoei
Al bezit men een verstand als een
professor en men heeft geen examen
gedaan of geld of voldoend weekloon,
men is er geen kiezer door~ maar dom
als een koe en arm als Job, te stom
om als militair sergeant te worden en
breng het tot korporaal, dan ben je
kiezer.
Prachtig gevonden.
Zotten, halve gekken, dronkaards,
luiaards, menschen te stom om voor
den dte dansen, mogen kiezen,
mits het noodige geld niet gemist
wordt.
Doch genoeg. We konden lang
nog zoo voortgaan, 't Aangehaalde
achten we echter voldoende en dus
bezien we de zaak van een anderen
kant.
Zijn onze regeeringslichamen eene
afspiegeling van ons Nederlandsche
volk, zoolang nog bijna de helft der
mannen van 't kiesrecht uitgesloten
zijn en wel de onderste lagen der sa
menleving, en zijn die zoo, wat het
bepleiten hunner belangen aangaat,
niet overgeleverd aan de willekeur
der bezittenden
Hoe veel sterker zou in onze Tweede
Kamer de partij niet staan, die voor
verbetering van sociale misstanden is,
indien ook de arbeider meer algemeen
bij 't verkiezen van kamerleden zijn
stem afhankelijk stellen kon van wen-
schen, die hij gaarne vervuld zag
ziekteverzekering, ongevallenverzeke
ring, ouderdomsverzekering, enz.
En ieder weldenkend mensch zal
toestemmen, dat niemand beter dan
de werkman zelf den man kan aan
wijzen, die zijn belangen dient te be
pleiten in de regeeringscolleges. En
daarop heeft hij recht en daarom komt
hem het stemrecht toe, hem en den
armste in den lande.
Goed genoeg om in den oorlog zijn
leven voor 't vaderland te offeren, bij
dragend door directe en indirecte be
lasting aan 's lands inkomsten, komt
den werkman ook medezeggingsschap
toe in den loop van de zaken.
Frankrijk, Duitschland, Zwitserland,
Amerika en wat landen niet meer al,
zijn ons voor. Wij komen weer als
't hinkende paard achteraan.
Oproer in de toekomst zal er door
in de hand gewerkt worden, zegt men.
Neen men, niet daardoor, maar door
't bestendigen van 't geen onrecht
vaardig is niet rechtvaardigheid ver
bittert.
En waar is, dat in elke staat de
minderheid nooit de meerderheid wet
stelt. Numeriek zijn de arbeiders in
korter toekomst niet meer minderheid.
Zeker, we zijn overtuigd, dat de
toekomststaat naar onze bedoelingen
den conservatieven rijkaard op menig
pluim zal te staan komen, noem het
dan onrechtvaardig, zoo ge durft.
Wij niet
Sommige menschen durven nog
met het verouderde praatje aankomen
dat de mindere beter is met een bo
terham, dan met een stembriefje.
Geef den werkman het stembriefje
en de boterham. Waar zijn wil goed
is en hij heel zijn leven zijn best doet
in ernstig streven, daar komt hem dat
toe.
Maar onder de lagere standen, zijn
kwaadwilligen, bedelaars, landloopers
We antwoorden onder de hoogere
standen zijn er evenveel, die heel hun
leven niets doen, als er onder de la
gere standen zijn. Onder de hoogere
standen zijn evenveel menschen, die
een schandvlek voor de maatschappij
zijn als onder de lagere. De kleine
man steelt een brood, de groote mijn
heer duizenden, honderdduizenden.
Het kwade weegt tegen elkaar op.
Het zij, zoo 't wil, wij geven gaarne
het woord aan elk, die tegen het bo
ven aangevoerde op durft komen. En
we zullen er op antwoorden op voor
waarde dat van weerszijden niet afge
dwaald worde van 't onderwerp tot
persoonlijkheden. Aan eene zakelijke
beschouwing met een andersdenkende
wagen we ons volgaarne.
Fulnaho
o
I)e aanstaande verkiezingsstrijd.
Tot dusver kan men in deze omge
ving nog maar weinig gewaar worden
van de aanstaande verkiezingstijd.
Wel hebben de vrijzinnigen onlangs
hun „Bondsdag" te Goes gehad, en
zou men gemeend hebben dat dit het
sein zou zijn geweest tot een meer
uitgebreide propaganda voor de vrij
zinnige beginselen op óns eiland, doch
tot op heden is men nog niet veel
verder. Het lijkt wel of bij geen en
kele partij, de machine, die toch noo-
dig is om de gemoederen in bewe
ging te brengen, draaien wil. Wel
pogen de kranten het vuur wat aan
te blazen, doch ook dat schijnt niet
te helpen. Alles blijft even doodsch
en stil. Van spreken hoort of ziet
men weinig. Vergaderingen worden
er ook niet gehouden, uitgezonderd
door die van „musschengilden" en
„varkensbonden", overigens heel nut
tig, doch voor de politiek en de ver
kiezingen van minder belang. We
hadden de verwachting gekoesterd,
dat na de vrijzinnige „bondsdag" zoo
wel hier en daar, over het geheele
eiland, vergaderingen zouden zijn be
legd, met het doel om de vrijzinnige
idee zoo verder te verbreiden en in
gang le doen vinden. Doch tot he
den is niets daaromtrent vernomen,
terwijl de beste tijd voor dergelijke
vergaderingen weer zachtjes aan ver
strijkt. Van candidateri hoorenwe
ook nog niet veel. Wel schijnt in
Goes jhr. de Savornin Lohman weer
de candidaat der Antirevolutionairen,
Katholieken en Christelijk-Historischen
te zullen zijn, en dan spreekt het van
zelf dat het niet zoo heel veel te be-
teekenen heeft wie de tegenkandidaat
zal zijn, omdat te verwachtten is dat
Jhr. Lohman toch wel met een groote
meerderheid zal worden herkozen. De
Zeeuwen zijn op dit gebied nog al
behoudzuchtig aangelegd, men breekt
niet zoo heel gaarne met het oude, en
al toont nu het jongere geslacht wel
neiging om meer den vrijzinnigen
kant uit te willen, bij de ouderen is
dit zeker niet het geval. Bovendien
zorgen die ouderen er ook wel zoo
veel mogelijk voor hun schaapjes zoo
veel mogelijk bij elkaar te houden,
door ze te organiseeren in knapen-en
Christelijke jongelings-vereenigingen
enz. Daaruit worden dan later de
„rechtsche" kiezers gerecruteerd.
Op elke plaats van beteekenis heeft
men die soort van vereenigingen die
geregeld voeling met elkaar houden.
Ook op het platte land van Walche
ren schijnt dat goed te werken. De
vrijzinnigen hebben dit propaganda
middel niet, die hebben hun „bonds
dag", doch als zij mochten meenen
dat die voldoende is om Zuid-Beve
land te hervormen van „Rechts" tot
„Links" dan zijn wij toch zoo vrij
die meening ten sterkste te moeten
betwijfelen.
Wat zal het kiesdistrict Hontenisse
ons dit jaar brengen Van vrijzinnige
car.didatcn hoorden wij tot op heden
nog niets in dit district. Or jhr. de
Muralt, die, naar men deze week heeft
kunnen lezen, in Oostburg de candi
daat van de vrijzinnigen zal worden,
eventueel opnieuw een candidatuur
voor Hontenisse zal aanvaarden weten
wij niet. De uitslag in 1909 heeft
duidelijk doen zien dat er voor een
vrijzinnige in dit district, absoluut geen
kans is om er te komen. Het aller
gemakkelijkste zou nu maar zijn, met
dit doel \oor oogen, om geen c ndi-
daat te stellen, dan hadden wij in
eens een zuiveren strijd, en konden
al de vrijzinnigen, sociaal democraten
incluis, direct beslissen tusschen de
heeren van Dalsum en Fruijtier. Als
dan is de veronderstelling niet te ge
waagd, dat de heer van Dalsum hier
een zeer belangrijke meerderheid van
stemmen zou behalen mits er althans
voor zijn candidatuur een behoorlijke
propaganda wordt gemaakt. Hoe laks
en louw velen, en vooral ook vrijzin
nigen, hier in de politiek schijnen te
zijn, toch hebben velen reeds lang
een gruwelijken afkeer van de coali
tie, en al erkennen wij dat de in
vloed van pastoor en dominé hier op
de rechtsche kiezers nog zeet groot
is, toch gelooven wij dat bij een ver
standige taktiek, en een grondige uit
eenzetting van de beginselverschillen
tusschen de heeren van Dalsum en
Fruytier, er ook vele rechtsche kiezers
tot het werkelijk goede te bekeeren
zijn. De menschen beginnen in te
zien dat zij, door telkens en telkens
meer coalitiecandidaten te stemmen,
zich zóó afhankelijk maken van de
coalitieheeren dat deze op den duur
kunnen doen wat ze willen.
Daarom was het zoo geweascht dat
de heer van Dalsum werd gekozen.
Deze als vrij man, behoeft zich van
een coalitie noch van een concentra
tie iets aan te trekken, terwijl zijn
levenswandel voldoende waarborgen
biedt, dat hij in elk geval beslist voor
de belangen der verdrukten, zoo krach
tig mogeiijk zal_opkomen, en den strijd
voor waarheid en rechtvaardigheid, on
danks alles aandurft. Dat hij dus een
flinke meerderheid moge behalen is
ook de wensch van
LUCTOR.
Uit <lc Pers.
De Standaard bevat het volgende,
ook lezenswaardig voor Hulst.
Met blindheid geslagen.
Het is metterdaad, alsof de mannen,
die zich opwierpen om het nationale
eeuwfeest van 1913 -> te regelen met
blindheid geslagen zijn.
Gelijk te verstaan was, heeft van
meet af dit eeuwfeest niet al te warm
enthousiasme in den lande gewekt.
We waren in 1813 verdrukt. An
deren hebben ons toen vrijgemaakt.
Van een eigen nationaal losrukken uit
de tyrannieke banden was, op een
enkelen kleinen kring na, nauwelijks
sprake.
Het heroïsme in onze losmaking van
Spanje ontbreekt hier zoo bijna ge
heel.
Toch bestond er goede aanleiding
om ons nationaal besef te verlevendi
gen, al ware het slechts'in dank voor
de onze bewezen genade, dat Oranje
ons in 1913 herschonken is.
Doch dan was het uiteraard eerste
eisch. dat alle partijzucht hier zweeg
en alle groepen gelijkelijk konden
meêdoen.
En wat ziet men nu
Dit, dat er 233 personen als Comité
op de balustrade zijn geplaatst, en
daaronder slechts twee, zegge twee, en
herhaal 't nog eens, slechts twee, An
tirevolutionairen.
De N. Haagsche Courant zegt er
dit van
coo „Ware het niet beter geweest
zich eens af te vragen, of er ook nog
andere kringen waren, die verdienden
in het Comité te worden opgenomen
In de eerste plaats Patrimonium,
Christelijk Nationale Werkmansbond
en Roomsch Katholieke Volksbond,
drie werklieden organisaties, die toch
wel eenige beteekenis hebben.
In de tweede plaats, ware er naast
het ééne hoofd eener Openbare
School ('t getal is bescheiden) mis
schien ook nog een hoofd van een
Bijzondere School te vinden, die in
het Comité wilde zitting nemen
En in de derde plaats, ware het,
ter vermijding van den schijn van
partijdigheid, niet gewenscht geweest
naast vier vrijzinnige leden der Tweede
Kamer ook leden der Rechterzijde uit
te noodigen er zijn er vier en twin
tig in den Haag woonachtig? (De
heer v. Vuuren werd naar alle waar
schijnlijkheid als raadslid, de heer v.
Nispen als hoofdredacteur van de Re
sidentiebode in het Comité opgeno
men.)
Wat ons, Antirevolutionairen, betreft,
wij hebben onder de 233 mannen
slechts twee van vooraanstaande man
nen in onze partij, een wethouder en
een raadslid, die men bezwaarlijk kon
voorbijgaan. Al willen wij aannemen,
dat hier geen opzet in het spel is,
deze wijze van handelen bevreemd
ons zeer, en zal ongetwijfeld van in
vloed zijn op de bijdragen, die an
ders uit onze kringen voor deze „na
tionale" feestviering gaarne zouden
zijn gebracht."
Haast nog te sober uitgedrukt, maar
ook zoo toch vernietigend.
Het spreekt dan ook wel vanzelf,
dat wij op zulk een voet niet meê
doen.
In een nationale zaak laten we ons
niet als heloten bejegen.
Tot zoover de Standaard in een
driestar, dus dr. Kuijper zelf.
Hij verklaart dus, dat „we", dat zijn
hier de Anti-Revolutionairen, ons in
een nationale zaak niet als heloten
laten bejegenen.
Heloten waren lijfeigenen in Sparta,
en met dergelijk woord wil dr. Kuijper
zeggen, dat hij en de zijnen niet
wenschen behandeld te worden als
menschen zonder burgerrecht en bur
gereer.
Dr. Kuijper is dus dezelfde meening
toegedaan als van Dalsum ook deze
en de zijnen wil men niet kennen „wij
kennen hem niet." Nu dit is dan op
zich zelf geen bezwaar, want „hem"
hangt niet af van „wij". Alleen is
weder gelijk onze conclusie die van
dr. Kuijper: „Het spreekt dan ook
wel van zelf, dat wij op zulk een
voet niet meêdoen."
Van Dalsum staat toch
niet alleen.
Wij ontvingen het verslag van eene
lezing, door professor dr. Frans van
Cauwelaert van de Hoogeschool van
Leuven op 20 Januari te Amsterdam
gehouden voor deu Katholieken Kunst
kring „De Violier," lezing getiteld
Leekenbeschouwingen over ons Katho
liek jeven.
Wij nemen uit dat verslag, voorko
mende in de N. R. C. van 21 Januari
1913, over het slotgedeelte, dat be
handelt juist de zaak, die zoo geheel
van volle toepassing is op de hou
ding, tegen ons aangenomen door de
geestelijkheid van het bisdom Breda
en door de zoogenaamde officieele
katholieke pers, houding die reeds
hier geheel door het volksoordeel is
veroordeeld.
We geven dus het woord aan pro
fessor van Cauwelaert.