De Volkswil
BIJVOEGSEL
van
van 1 Februari 1913.
4 Feuilleton.
De Jas van den
Pandjeshuishouder.
PHOCES
Van alles wat.
Het vertrapte
Vlaamsche Volk.
"Wij nemen hier uit De Volkseeuw
over een door den heer Bern. Min-
nebo, Christen-Democratisch gemeen
teraadslid van Brugge, onderteekend
artikel.
En wij doen dit, omdat ook uit
deze zaak blijkt, welke duivelsche
geest er toch woont in de politieke
katholieken in verband met de po-
litiéke katholieke priesterschap.
Ook dit proces levert weder hit
overtuigend bewijs op, hoe zielkun
dig juist het verbod is van Pans
Pius X aan zijne priesterschap der
geheele wereld om het hart te leg
gen in politieke zaken, hoe juist
hij dit voor zijne geestelijkheid
noemt „het verzaken aan den geest
van Christus."
Want, indien in Vlaanderen de
Vlaamsche geestelijkheid in plaats
van te zijn in éénheid met de ka
tholieke bewaardersklieken, zou zijn
in eenheid met de kleinen en ne-
derigen van deze wereld wat haar
roeping is, dan zou zulk een
schandalig proces als hieronder volgt,
niet mogelijk zijn.
Maar gelijk door de strafproces
sen tegen ons is geopend de Vlaam
sche volksziel, zoo zal ook door der
gelijke strafprocessen tegen Minnebo
de Vlaamsche volksziel zich openen
in heel Brugge en heel WestVlaan-
deren, en.... deze volksziel eenmaal
geopend zal recht doen weder
varen op wettige wijze aan de ver
volgden ter wille van de Vlaam
sche volksrechten, en dit recht zal
worden de schande en de vernede
ring der vervolgers.
Ja, laten deze vervolgden doen
als wij doen, als er geen recht meer
te krijgen is bij den aardschen rech
ter, onze zaak overlaten aan den
Eeuwigen Rechter, en ook daar in
Brugge zal Gods recht nederkomen
gelijk zij is nedergekomen hier, Gods
■traf die wel vervat is in dit woord
van den psalm
„ik ging laDgs en zij schenen
iets te zijn.
O
Voortdurend hoorde men nog het
gedruisch in de buitenvertrekken en
de persoon trok de deur weer dicht
zonder binnen te treden.
Ik snelde naar het midden der ka
mer en luisterde verschrikt toe.
Het spektakel hield buiten eensklaps
op, ik vernam het openen der buitenste
kamerdeuren en de zware voetstappen
van den pandjeshuishouder.
Ontzettende vrees maakte zich van
mij meesterik dacht aan niets an
ders meer, dan mij zoo spoedig mo
gelijk uit de voeten te maken. Ik
vloog de deur uit en de trappen af
zoo snel, als mijne voeten mij konden
dragen. Op de tweede verdieping
kwam mij een jonge man voorbij, die
mij verwonderd aankeek. Waarschijn
lijk had hij de deur geopend zonder
binnen te treden.
Ik geloof, dat ik tijdens de gehee-
len weg niet geloopen maar gespron
gen heb, want toen ik op mijne kamer
in het hotel kwam, zakte ik van ver
moeidheid en overspanning bijna in
een.
Ik heb niet veel meer te zeggen.
Het dient nergens voor, u te spreken
over alle verwijtingen, welke ik mij
zelve gemaakt "heb, omdat ik het pa
pier i:i de haai gehouden en het
„Ik kwam terug, en hun plaats
werd niet meer gevonden.
Wij laten nu het woord aan den
heer Minnebo.
Monthaye tegen Minnebo
Iedereen herinnert zich nog de
zaak waarvoor Monthaye tegen Min
nebo een proces inspande
Den vermaarden doctor Van Steen-
kiste, een millioenrijke kerel, die om
zijne volksgezindheid in gansch
Brugge gekend is, was in den ge
meenteraad zoo onbeschoft dat hij
aan mij, oud-wees verweet het ge
nadebrood der openbare liefdadig
heid te hebben geëten.
Dan kwam Désiré Monthaye, in
de opvolgende zitting van den ge
meenteraad eene geheele legende af
lezen van al de goede werken die
hij en zijne vrienden doen, en daar
in was alles begrepen wat de arm-
mee8ters aan de arme menschen
geven.
Daarop zegde Minnebo, dat hij,
M. Monthaye geen cent van het
zijne gaf, en dat zij op hoop toe
nog het armbureel exploiteerden met
aan arme weezen te verwijten dat
zij. van 't armbureel genoten,
M. Monthaye, die alles zeer hoog
neemt en aan zijne eer hondt gelijk
aan zijn vel, zegde dat hij als arm-
meester beleedigt was en daagde
Minnebo voor de Burgerrechtbank
van Brugge.
M Monthaye vroeg in de bladen
tien inlasschingen van '200 fr ieder,
verders de kosten van vertaling en
de gerechtskosten.
Nu, Maandag 20 dezer gaf de
rechtbank, samengeteld uit de heeren
Fraeys, voorzitter en de Crom-
brugghe en Limbourg, rechters,
zijn oordeel.
De rechtbank verklaart dat de
woorden van Minnebo eerroovend
waren, zooveel te meer aangezien
M Monthaye met het officieel ambt
van armmeester is bekleed.
Daarop werd M. Minnebo veroor-
daarna weer prijs gegeven heb. Het
ging echter alles zoo verrassend sne!
in z'n werk.
U ziet mij verwonderd aan. U is
waarschijnlijk van meening, dat ik mij
liever schamen en mij verwijten aan
doen moest over het feit, dat ik als
dievegge opgetreden en beproefd heb,
den woekeraar het papier te ontste
len Ik leg hier evenwel de plechtige
verklaring af, dat ik mij daarover
nimmer zal schamen.
Het papier is niet het eigendom van
den woekeraar en zelfs indien dit het
geval was, kan het geen onrechtvaar
digheid genoemd worden, hem van
het werktuig te berooven, waarmede
hij zijne onmenschelijkheden pleegt,
zelfs niet indien dit met geweld of
list gebeurde, vooral wanneer het ge
bruikt wordt als middel om een armen
man te kwellen, die zijn misstap reeds
lang heeft afgeboet."
Ik sprong van mijn stoel op.
„Ik ben er zeer verre van verwijderd,
juffrouw, over u of over mijnheer uw
vader eene ongunstige meening te
koesteren. Integendeel ben ik, na
hetgeen u van hem verteld heeft, ten
opzichte van hem de meening toege
daan, dat hij een man van eer is, die
zich voor een ander heeft opgeofferd.
En wat u aangaatnog nooit heb ik
eene dame aangetroffen die.... die
Ik ben nimmer een redenaar ge
weest en ik ontdekte te laat, dat ik
op glad ijs geraakt wasnog erger
werd mijn toestand, toen ik bemerkte,
dat de jonge dame eensklaps begon
te blozen.
deeld tot ,,vier inlassingen van het
vonnis in dagbladen, ten prijze van
150 fr. elk, en tot de gedinskosten."
Dus tot eene gezamentlijke beta
ling van 600 fr. en de proceskos
ten, waarvan wij het beloop nog
niet kennen, doch die volgens M,
.^tock in zijn blad met vreugde ver
meld, bij de 400 fr. zullen be-
loopen
Dus samen bij de 1000 fr.
Leg ze me daar
M- Monthaye moet uu nog tee
kenen als hij de uitvoeringen van
'i vonnis wil.
o—
M. Monthaye mag in alle geval
gerust zijn, dat hij van „m ij geen
centiem zal moeten oprapen,
want hij, meer dan gelijk wie, weet
dat ik dat niet bezit en meer dan
ooit gelijk wie ook voor 't stuk
brood van mijn huisgezin en mijn
oude moeder moet zorgen. Mijn
leven is al bitter en onaangenaam
genoeg gemaakt door uwe beste
vrienden M. Monthaye, opdat ik op
den hoop toe nog honderden fran
ken zou moeten besparen uit den
mond van vrouw en kinderen en
van eene oude 70-jarige moeder,
om voor uwe voldoening 1000 fr.
te betalen
Al wat gij kunt doen M. den
armmee8ter, en dat zal aan uwe
goedbertige medewerkers, die soort
vau kerkvaders, Farizeërs van de
de Concorde, veel genoegen doen,
al wat gij kunt doen, zeg ik, 'tis
van mij te doen op straat gooien
en mijn huisraad verkoopen, om
die som te betalen dat ware voor
u, de menschlievendste, de liefde
rijkste, de goedhertigste, de broe-
derlijk8te daad die gij zoudt kun
nen doen, en waarvoor men u zou
mogen een bijzonder kruis van eer
lezorgen, in afwachting dat gij van
't Brugsche volk uw welverdiende
beloouing zult ontvangen met de
eerste kiezing.
En dat zeg ik u hier opentlijk
Dat feit, van zulke openbare en
8chandige vervolging en vernede
ring die gij met eenige katholieke
zoogezegde christene beulen ver
richt, tegen mij, zult gij in de toe
komst met mij af te rekenen heb
ben voor 't kiezerskorps.
Heb ik geene bijzondere middels
om mijne eer te verdedigen, ik hoop
toch op den steun van 't arme volk
en de vrije burgerij te mogen re
kenen om mij tegen u, M. den arm-
meester te wreken
Wat gij en uwe vrienden be
tracht hebt, 't is mij door proces
sen te pijnigen, te vervolgen, uit
Intusschen was Monk meester van
den toestand.
„De juffrouw heeft voorzeker een
compliment verdiend voor haar moe
dig optreden en wij behoeven zeker
nauwelijks te zeggen, dat wij in alle
opzichten de poging billijken, om het
papier weer in haar bezit te krijgen.
Het geldt hier echter geen tijd te ver
liezen en daarom moet ik u vóór al
les verzoeken, uw verhaal tot het
einde voort te zetten. Daarna zal ik
u eenige vragen stellen".
IV.
„Ik heb er niet veel meer aan toe te
voegen", zei de jonge dame. „Sinds
het voorgevallene van gisteren ben ik
zoo terneergeslagen en radeloos ge
weest, dat ik nauwelijks kan aangeven,
hoe de tijd verloopen is.
Ik zou mij misschien onmiddelijk
naar u hebben moeten begeven, mijn
heer Monkzooals u echter zult be
grijpen, heb ik langen tijd geaarzeld
een vreemdeling in het treurige ge
heim mijns vaders in te wijden. Eerst
hedenavond vatte ik moed en besloot
mij hierheen te begeven. Sinds giste
renmiddag heb ik, om den tijd te
dooden, bijna niets anders gedaan dan
wandelen door de straten. Een tame
lijk onaangename hoofdpijn heeft mij
het verblijf in huis bijna onmogelijk
gemaakt."
Zij bemerkte waarschijnlijk onze
deelnemende bükken, want zij voegde
er onmiddellijk aan toe
Intusschen voel ik mij nu veel beter,
te hongeren en de keel toe te nij
pen dus geheel en al mijne toe-
komfit breken en mijne vrijheid af
nemen.
Doch denk niet dat ik daarom een
stapke of een duimbreed zal terug
wijken.
Neen, dat nooitOf dan zou ik
een lafaard zijn. Ik ben in het strijd
perk en ik blijf er, spijts hoon, laster,
eerroof, broodroof en zedelijke folte
ring. Wij hebben nu al zooveel af
gezien en onderstaan
En zeggen dat wij nog niet dood
zijn
o—
Weerdt u dus maar, heer armmees-
ter, trooster der bedrukten, hulpe der
arme christenen, gij zult wel eens-
daags uwe welverdiende belooning
ontvangen.
Gedenkt dat het leed, dat hij uwen
evenmensch aandoet,
Dat de tranen die gij oude arme
moeders doet storten,
Dat het verdriet dat gij eene brave
vrouw en kinderen aandoet,
In een woord, dat al de bitterhe
den die gij aan eene werkersfamilie,
uwe broeders in den Heere, bereid
en bewerkstelligt, eensdaags wel zou
den kunnen op uw hoofd neerkomen.
Voor gansch de fortuin van u, r ij k e
heer Monthaye, zou ik niet dit on-
menschelijk werk willen verrichten,
wat gij doet om eene hatelijke be
waarderspartij te dienen.
IN BEROEP OP GENT
Wij teekenen beroep tegen het von
nis van de burgerrechtbank van Brugge.
M. Stock, die ons reeds belastert en
bespot heeft om wel 100 jaar in 't
gevang te zitten, schrijft al gekschee-
rend het volgende, om te toonen hoe
hij zijne politieke bazen verheugd zijn
over de uitspraak, en hopen dat ik
in Gent nog meer zal gestraft worden
„Minnebo gaat in beroep, schrijft
„hij, tegen dit vonnis. Wordt het ver-
„anderd en krijgt hij te Gent 5000 fr.
„schadevergoeding in plaats van zijne
„1000 fr. boete, we zullen het laten
„weten."
Dat is nu die volksjongen Stock,
die rijk geworden is met politiek te
voeren op den rug van 't arme volk
Hoe laag men toch kan vallen 1
Wat is mijne misdaad in de oogen
der bewaarders
Ja, welke is mijne misdaad en waar
om moeten wij vernield en voor de
rechtbanken gesleurd worden
Omdat wij zeggen durven aan de
boeren en aan 't volkdat ze niet
geschapen zijn om te zweèten voor
anderen, voor rijke luiaards 1
Omdat wij de waarheid zeggen, dat
de zwoeger recht heeft op de vrucht
van zijnen arbeid, recht op een eer
lijk bestaan
Omdat wij die waarheid en dat
recht verkonden in een land, waar de
beesten in vrijheid loopen, en alwaar
het voortaan aan 't aibeidende volk
verboden is zijn dagelijksch brood te
verdienen
Omdat wij alles opofferen voor de
ja bijna volkomen hersteldhet heeft
mij zoo goed gedaan, vriendelijke en
deelnemende menschen aan te treffen.
Ik moet overigens nog eene op
merking makenhet is mij gisteren
en vandaag meermalen opgevallen
misschien was het wel inbeelding,
haar oorzaak vindend in mijn zenuw-
achtigen toestand alsof ik vervolgd
weid, door iemand die in het oog
gehouden werd. Kort voordat ik hier
binnentrad, ging een persoon verschei
dene malen als toevallig langs mij
voorbij en keek mij met opmerkzaam
heid aan.
Het was een kleine, gebochelde man
en ik meende duidelijk in hem den
kleinen gebochelden schrijver te her
kennen, dien ik een oogenblikje tij
dens mijn bezoek bij den pandjeshuis
houder gezien had.
Het gevoel, bespied te worden, is
gisteren over mij gekomen, toen ik,
nadat ik in het hotel een weinig had
uitgerust, uitging om in de frissche
lucht van mijn hoofdpijn verlost te
worden.
Nu meen ik alles verteld te heb
ben
„Goed, dan is mijne beurt gekomen,
om te vragen," zei Monk op zijn
zachten, gerustellenden toon, „ten
minste, als de juffrouw de goedheid
wil hebben, mij te antwoorden."
„Ik wil voorzeker die goedheid
hebben," zei het moedige meisje haas
tig. U mag in de verste verte niet
I gelooven, dat u een zwak schepseltje
I voor u heeft en dat ik niet bereid zou
J zijn alles te doen, wat in mijn in vermo-
rechten van ons geliefde volk, alles,
onzen tijd, onzen rust, onze vrijheid,
onze gezondheid en ons leven -
Omdat wij het arbeidersvolk, de
schapen, niet willen helpen scheren
Omdat wij geen nederige wacht
honden willen zijn en gebonden lig
gen aan deri geldkoffer der volksdwin
gelanden 1
Ja, Brugsche Volk, 't is voor u dat
ik dat alles moet boeten, 't is voor u
dat ik moet vervolgd en voor de
rechtbank gesleurd worden, omdat ik
uwe belangen vrij en vrank, openher-
tig en zonder belang, verdedig.
Aan u is 't in de toekomst deze te
oordeelen, zooals een r ij k e n heer
Monthaye, een millioenrijken Van
Steenkiste, een rijk geworden heer
Braet, een menschlievenden Goethals
en een archi-millioen-rijken burge
meester Visart, de zoogezegde vader
der Bruggelingen en andere rijke
bewaarders, die mij reeds tweemaal
voor 't gerecht sleurden
BERN. MINNEBO.
O—
Gravenschennis.
Woensdagmorgen werd te Venlo een
oude Katholieke man, zekere H. A.,
begraven. Naar plaatselijk gebruik
werd 's morgens vroeg het lijk naar
het kerkhof gebrachten de familie
kon 's middags het graf gaan bezoe
ken. Dit eerste geschiedde ook nu.
Door bijzondere omstandigheden be
zochten enkele familieleden het graf
echter reeds 's morgens. Het bleek
hun, dat de doodkist, die nog niet
onder de aarde stond, was ontdaan
van haar handvaten en van het nik
kelen crucifix, dat op de kist gespij
kerd was geweest. De doodgraver
bekende desgevraagd, dat de dood
bidder, tevens leverancier van de
doodkisten in Venlo, de garnituren
eraf genomen had, zooals dit wel
vaker gebeurde. Hoogst verontwaar
digd ging de familie naar huis, waar
intusschen de bidder, zekere v. K.,
die waarschijnlijk onraad vermoedde,
het kruis reeds teruggebracht had en
getracht had de weduwe te bepraten
om de zaak te sussen. Hij had haar
een daalder geboden, om, naar hij
zeide, een mis voor den overledene
te laten lezen. De familie wilde ech
ter van geheimhouding niets weten
en heeft de zaak bij de politie aange
geven.
De doodbidder v. K. en de dood
graver, die naar men zegt onder een
hoedje speelden, zijn in verhoor ge
nomen.
Vermoedelijk zullen verschillende
graven worden opengemaakt, daar
velen vrezen, dat bij hun dooden iets
dergelijks gebeurd is,
N. R. C.
- o—
Trouwen kiesrecht.
Een stoet van jonge mooie suffra-
getten met Mephistonoed op, hebben
een aanval beproefd op de bewoners
van de vijfde Avenue te New-York om
haar zaak bij de millionairs te beplei
ten. Zij werden zoowat overal door
den huismeester ontvangen.
gen staat, om mijn misstap weder goed
te maken. Kon ik maai iets doen
Geloof u. dat het vooruitzicht bestaat,
het papier weer in handen te zullen
krijgen
„Het zou nog wel wat te voorbarig
zijn, om op deze vragen te antwoor
den, juffrouwzooveel echter kan ik
u zeggen, dat er nog geen reden is er
aan te twijfelen, of uw voornemen ge
lukken zal. Als ik mij niet vergis, dan
ligt het papier daar, waar u het ge
legd heeft. U heeft reeds zeer veel
gedaan, door het uit de ijzeren kast
te verwijderen. Nu is het onze taak,
het uit het huis te halen. Niet waar
Frederik
Ik verzekerde met groote, ja zeer
groote warmte, dat ik alles doen zou,
om de jonge dame te heipen de on
barmhartige Monk onderbrak mij weer
en verzoent kortweg om verlof, eenige
vragen tot zijne cliënte te mogen rich
ten.
Meent u in staat te zijn ons een kleine
potloodschets van de woning van den
'pandjeshuishouder en de ligging van
de kamer te kunnen geven Hier is
potlood en papier, wil u het beproe
ven
Snel en bereidwillig greep zij pot
lood en papier.
„Zie, ik heb iedere kamer met een
bijzondere letter aangeduid. E is het
poitaal. A is de kamer met het hek
er dwars door. B is de kamer waarin
ik met den pandjeshuishouder het on
derhoud had. D degene, waarin ik den
gebochelden schrijver bemerkte, C.
is de kamer, waarin de kast staat.