No. 1T4.
Zaterdag 18 Januari 1013.
4e Jaargang.
Gewestelijk en Algemeen Weekblad te Hulst.
Richting-: Voor waarheid en voor recht, door eigen daad en door daad van anderen, zonder aanzien van
persoon of partij.
VERSCHIJNT ELKEN SATERDAG.
Gentschestraat C 7 te Hulst.
w?
Stichter: H. A. van Dalsum.
Bierkaaistraat A 28 te Hulst.
Gentschestraat B 4 te Hulst.
f 10 boete
DE VOLKSWIL
REDACTIE:
Abonnement per drie maanden
NEDERLANDf 0.50.
BELGIEfr 1.20.
ANDERE LANDEN f 0.80.
- Abonnementen worden dagelijks aangenomen. -
Niet geplaatste stukken worden niet terug gegeven.
Het blad neemt geene verantwoordelijkheid voorden inhoud
van het Vrij© Woord en voor dien van Advertentiëu.
ADMINISTRATIE:
DRUKKER IJ:
Advertentiën, in te zenden vóór Vrijdags om 12 uur.
Prijs per regel 10 cent. Bij abonnement of geregelde plaatsing
belangrijke vermindering. Dienstaanbiedingen contant f0.25.
Alcohol en Kuischheid. J)
o
De gevaarlijkste vijand in onzen
strijd tegen de onreinheid is de alcohol.
Reeds de wereldberoemde geleerde,
Darwin, zegt„Door de lange ervaring
van meer dan een eeuw door mijn
vader en grootvader opgedaan, ben ik
tot de overtuiging gekomen, dat geen
andere oorzaak zooveel leed, zooveel
ziekte en zooveel ellende te weeg
brengt, als het gebruik van bedwel
mende dranken".
Ik wensch geen klaaglied aan te
heffen over de verwoestingen, die de
alcohol aanricht, doch slechts er op
te wijzen, dat allerlei zeer belangrijke
organen, bijv. de maag, zenuwen en
hersenen een zeer onguustigen invloed
kunnen ondergaan door alcoholgebruik,
en dat de mannen Helmholz en Mül-
ler aan eigen lijve konden constateeren,
dat reeds zeer geringe hoeveelheden
alcohol hun hinder veroorzaakten bij
sommige deelen van hun werk.
leder weet, dat een alcoholroes ge
durende verscheidene opvolgende da
gen den arbeidslust kan verminderen
en dat bij ruimer gebruik, hart en
bloedvaten, nieren, lever en hersenen
zeer geschaad kunnen worden. Het
zenuwstel wordt er door geprikkeld,
er ontstaat een toestand van opgewon
denheid, die zoover kan gaan, dat alle
controle over onze handelingen weg
valt. In de ziekte- en sterftestatistiek
speelt de alcohol een ontzettende rok
Krankzinnigengestichten en gevange
nissen weten mede te vertellen, wat
de alcohol vermag. Familieleven en
welstand valt hem ten offer en menig
arm kind, dat ons met idioten blik
aanstaart en andere gebreken heeft,
zegt ons dat zijn vader een drinke
broer was.
Dat alles is bekend, maar moet nog
meer bekend worden, want op den
duur mag dat voortgaan van het al
coholmisbruik niet geschieden. En
we mogen niet zoolang wachten tot
de kennis van het alcoholgevaar zelfs
doorgedrongen is in die lagen waar
het de meeste slachtoffers maakt. Wij,
ontwikkelde jonge mannen, hebben
veel eerder den plicht, de verkregen
kennis ten nutte te maken van ons
zelf en van anderen.
Wanneer we nu nog weten, dat de
alcohol de wil verzwakt, het denken
bemoeilijkt, het zedelijk gevoel en den
esthetischen smaak bederft; wanneer
we weten, dat de alcohol de beste
helper is van de ontucht en dat me
nigeen eerst zijn nuchterheid en eerst
daarna zijn onschuld verloren heeft
en wanneer men behalve deze nadee-
len, die den enkeling betreffen, -nu
zien dat er families en geslachten
door ten ondergaan moeten we dan
niet beginnen om althans de „heer
schappij" van den alcohol over ons
zelf te vernietigen Ik verheug mij
over alles, wat er op uit is, het ge
bruik van den alcohol tegen te gaan,
want ik weet dat er altoos velen zijn,
die hun brood, hun gezondheid en
hun moraal aan den drankduivel op
offeren.
En om de alcohol-ellende radicaal
te bestrijden is maar één middel en
dat is de „geheelonthouding" van alle
alcoholische dranken. Ik weet heel
goed, dat het niet voor ieder even
gemakkelijk is geheel-onthouder te zijn
en ik erken ten volle dat ook zij, die
het matigheidsprincipe voorstaan, goed
weik doen in den strijd tegen den
alcohol. Voor ons persoonlijk is dat
matigheidsprincipe zeker voldoende.
Want beschaafde en ontwikkelde jonge
lieden zullen niet dulden, dat de al
cohol hun de baas wordt. Zelfs
wanneer zij een glas bier of wijn
drinken, zal dat op hen niet den in
vloed bebben dat zij er door zullen
gebracht worden in een toestand van
ontoerekenbaarheid, die hun tot alles
wat dierlijk is, in staat doet zijn.
Want zij hebben „hun wil", die zorg
draagt, dat hetgeen voor hen matig
is, niet overschreden zal worden
De matigheid en nog meer de ge
heelonthouding laten de in hen gele
gen voordeelen dan ook niet uitblijven.
Een gezonde maag, die onze stem
ming niet bederft en gezonde zenu
wen, die we als teugels beschouwen
waardoor het lichaam volgens onzen
wil geleid wordt, een helder hoofd en
een vroolijk hart, ziedaar de prijs van
de jeugd, die nuchter gebleven is. Ik
ken genoeg menschen, die in hun
jonge jaren niet door Bacchus en ook
niet door Venus overwonnen zijn, en
bij hen was ik volstrekt niet minder
vroolijk, minder uitgelaten of minder
opgewekt dan in iedere omgeving.
Altijd zal ik dankbaar gedenken, dat
ook zij mij hielpen kracht, reinheid en
jeugd te bewaren.
Ontleend aan „Wij jonge man
nen", door A. Kropveld, Arts, te Am
sterdam, bewerkt naar Hans Wegener,
blz. 155—158.
Plichtsbetrachting.
Getrouwe plichtsbetrachting is de
grondslag van alle goeds op de we
reld. Te vergeefs zal men iets goeds
zoeken buiten de plichtsbetrachting.
Wat is de reden daarvan Wij moe
ten de reden, de ware reden nergens
anders zoeken, dan in Jezus zeiven,
van wien alle goed komt, en die zelf
de belooning daarvan zijn wil. O,
welk een heerlijk leven zouden wij
slijten, ais het geheel doorgebracht
werd in uiterste getrouwheid aan alle
plichten Zulke nauwgezette plichts
betrachting mocht v/el eene offerande
genoemd worden van zeer hooge
waarde. Plichten, immers, heeft men
ieder oogenblik, en somtijds zware
plichten, die hard vallen en moeilijk
zijn. En toch verkiezen sommigen
liever hun zin te doen dan hun
plicht. Is dat goed Of meenen
zij eenig goed te doen bij de ver-
waarloozing van hunne plichten On
mogelijk Zij trekken de ontevreden
heid van Jezus over zich, zoo dik
wijls zijn hun plicht niet doen. Van
ieder ijdel woord móet rekenschap
worden afgelegd in den dag der ver
gelding, hoeveel te meer dan van Iedere
daad of handeling tegen wezenlijke
plichten, ja zelfs, buiten die plichten
Niemand zal het ontkennen, dat de
plichten soms hard en moeilijk en
lastig zijnmaar de christen-mensch
weet, dat die plichten hem heiligen
zullen, aangezien hij, bij trouwe plichts
betrachting, doet wat hij doen
moet. En bij zulke „oprechten van
handel" komt Jezus met zijne hulp
en met zijn loon.
'„Standvastig getrouw aan alle plich
ten". Dat zij het dagelijksch orde
woord van ieder onzer.
K. P.
De beleediging, ons in de Nieuvre
Zeeuwsche Courant te Goes aange
daan, is door de Rechtbank te Mid
delburg gestraft met f 10, zegge
tien gulden boete
Dat is de prijs, die gevraagd
wordt als de eene buurvrouw de an
dere iets leelijk» zegt.
Toen een inzender in de Volks
wil indertijd iets minder aange
naams had geschreven over juf
frouw Clemence/' en wij den naam
van den inzender niet wilden noe
men, kregen we f 25 boete tot ver
bazing van ieder deskundige, die
oordeelde, dat er niets stratbaars
was gedaan.
Pastoor Schets gold f100, en
burgemeester van Waesberghe was
f 300 waard.
Onze eer en goeden naam zijn
in het oog van de Rechtb. van
Middelburg maar f10 waard, dus
nog f 15 minder dan die van een
pastoorsmeid.
Het is fraai.
Enfin, het is in eik geval toch
wat, want toen we werden beschuldigd
als dief van armengeld waren we
niets waard omdat. nu ja, omdat
toch niemand het gelooft, zooals de
vroegere president der Rechtbank
aan een advocaat verklaarde,
Uit die Pers.
O
Begraven op ge wij den
grond.
Bij de opmerkingen, welke wij in
de voorgaande rubriek onder dit op
schrift meenden te moeten maken, acht
de vrijzinnig-democratische „Middel-
burgsche Courant" het noodig, enkele
kantteekeningen te plaatsen.
Wij hadden, gelijk men zich herin
neren zal, betoogd, dat „voor een wa
ren Katholiek in heel deze historie
niets ongewoons is".
De vrijzinnige redactie zegt hiertoe
o.m het volgende
Nu dat wisten we ook wel. We
zullen aan de Kerk niet het recht
ontzeggen zelf te bepalen wie haar
lidmaten zijn. Als zij bepaalt dat
iemand, die zijn Paaschplicht niet
vervult den kerkdijken ban op zich
laadt, en het recht verbeurt op een
Roomsche begrafenis, dan spreekt
het ook vanzelf dat dat lot de per
sonen treft aan wie die Kerk de
vervulling van den Paaschplicht
weigert.
Maar wat de niet-Katholieken er
gert, is het feit dat die Kerk die
weigering met al haar gevolgen
uitspreekt om motieven die niets
met het geloof te maken hebben,
maar louter kerkgezag betreffen.
Wij zouden aan dit geschrijf niet
verder aandacht hebben geschonken,
ware het niet, dat wij goede redenen
hebben om te veronderstellen, dat het
niet uitsluitend niet-Katholieken zijn,
welke er dus over denken.
Dit is echter een grove misvatting.
Onderscheid te maken tusschen mo
tieven, die aan het „geloof" (de Kerk
leer) zijn ontleend en dezulke, die
louter het „Kerkgezag" betreffen, is al
zoo absoluut verkeerd, omdat het Kerk
gezag in het dogma is gefundeerd.
Maar wij veronderstellen een oogen
blik, dat men hier onbewust verkeerde
termen bezigde, en bedoelde te zeg
gen, dat het motief der weigering lou
ter een diciplinière zaak gold, een
voorschrift van Kerk tucht, waarbij
de Kerkleer in het minst niet be
trokken is.
Daargelaten de vraag, in ^hoeverre
zulks de positie van het geval zou
wijzigen, moet worden opgemerkt,
dat een dergelijk inzicht in de zaak
volstrekt onjuist is. Het geld hier in
geenen deele" een kwestie van disci
pline, wel degelijk een, die met de
zedenleer ten nauwste samenhangt.
Dat een niet-Katholieke redactie,
die van Roomsche moraal wellicht
geen begrip heeft, in een verbod der
Overheid nopens de lectuur eener
krant, niets anders ziet dan een wil-
lekeurigen maatregel, misschien om
den uitgever e.d. onaangenaam te zijn,
wij laten het passeeren maar dat zelfs
Katholieken in deze niet scherper
zien, bewijst wel, hoe weinig leven
dig nog onder ons het besef is, dat
ook het zich verschaffen van dage-
lijksche lectuur een zedelijke daad is,
eengewetenskwestie in den meest
eigenlijken zin des woords, die nu in
dit speciale geval door de Kerkelijke
Overheid meer bijzonder naar voren
is gebracht, maar die evengoed, zon
der een uitdrukkelijk verbod, overal
en in alle omstandigheden bestaan
blijft.
Maasbode.
Wij teekenen weder aan op de aan-
teekening van de Maasbode
dat het verbod tegen de Volkswil
is geweest noch ter oorzake van de
kerkleer noch ter oorzake van het
kerkelijk gezag, maar ter oorzake van
politieke partijbelangen, dus ter oor
zake van onwettig gezag in o n-
wettige verlangens.
Want de bisschop van Breda heeft
geen wettig gezag ien opzichte van
de uitoefening der Staatsburgerlijke
rechten (vrijheid van drukpers, uit
oefening van het kiesrecht, recht van
vereeniging en vergadering), en als hij
ter wille van deze Staatkundige rech
ten zijn kerkelijk gezag doet gelden
dan heeft hij in dit gezag onwettige
verlangens.
En door deze onwetige verlangens
handelt hij tegen den wil van Paus
Pins X en de leuze van zijn paus
schap, tegen de leer van Leo XIII op-
zichtens de souvereiniteit van burger
lijk en kerkelijk gezag ieder op eigen
gebied, tegen letter en geest van het
geheele Evangelie zoowel van de Evan
gelisten als van de Apostelen, tegen
het gezond verstand van het katho
lieke volkdaarmede is dat verbod
een daad van willekeur, en deze wil
lekeur toegepast zooals hier is toege
past een daad van laffe wraak, een
schande voor den katholieken naam.
En wij vinden het treurig, dat er
in Nederland nog een blad te vinden
is, dat deze schandelijke da'ad tracht
goed te praten tegen beter we
ten in.
Of zou de Maasbode durven bewe
ren, dat gemelde staatkundige rechten
kerkelijke rechten zijn, of gegeven door
het kerkelijk gezag?
Wat zou de Maasbode een keel op
zetten, als eens omgekeerd door de
burgerlijke wet werden gestraft zij,
die vervullen hun kerkelijke rechten
en plichten
Als die staatkunnige rechten kerke
lijke rechten zijn, hoe komt het dan,
dat ze niet overal bestaan, dat ze zelfs
in geheel katholieke tijden en landen
niet of niet op gelijke wijze beston
den, maar toch het katholiek geloof
altijd en overal hetzelfde is?
De vraag stellen is hem beantwoor
den.
Maar als dan die staatkundige rech
ten, die ook weder medebrengen staat
kundige ptichten, geen kerkelijke rech
ten en plichten zijn, is het dan niet
een ergerlijke willekeur ten oorzake
daarvan kerkelijke straffen op te leg
gen
Wij vragen aan de Maasbode hierop
te antwoorden, maar we kennen reeds
te voren haar antwoord.... het ant
woord van doodzwijgen, de Katholieke
polemiek van Nederland van onzen
tijd.
De toestand in Adrianopel.
Twee vluchtelingen uit Adrianopel
zijn te Sofia aangekomen en hebben
daar zeer interessante mededeelingen
gedaan omtrent den toestand in de
belegerde stad. In een brief aan de
„K. Z." wordt daarvan het volgende
verteldDe twee vluchtelingen zijn
twee christen jongens, leerlingen van
het Bulgaarsche gymnasium te Adria
nopel. Met levensgevaar zijn zij eerst
door de Turksche en daarna door de
Servische linies heengedrongen. Reeds
lang waren zij van plan te vluchten,
doch op het beslissende oogenblik
ontbrak het hun aan moed om den
gevaarlijken stap te doen. Op een
avond, enkele dagen geleden hadden
zij een flinke hoeveelheid Turkschen
jenever weten te bemachtigen en na
dezen verbruikt te hebben, ging alles
van zelf. Moedig kropen zij de Turk
sche posten voorbijwel lieten de
legerhonden het zijn vrijwilligers
zich hooren, maar de Turksche
wachten sliepen rustig verder. Dan
kwamen zij in een ijzerdraadversper
ring als visschen zaten zij in een net
en slechts met groote moeite wisten
zij zich uit dit ijzerdaad los te wer
ken.
Uren lang kropen de jongens ver
der tot ze bij de oevers van de Tund-
scha kwamen. Het ijskoude water
reikte hen tot aan de schouders, maar
zonder vrees trokken zij door het
water. Aan den overkant gekomen
werden zij plotseling door het woord
„stoy" (halt) opgeschrikt. Servische
soldaten stonden met schietvaardig
geweer voor hen. De jongens sloegen
een kruis, eensdeels als dank voor
hun redding, anderdeels om den Ser
viërs te bewijzen dat zij geen Turken
waren. Onder goede bewaking ging
het dan naar den staf en daar hebben
de studenten zeer interessante bijzon
derheden omtrent den toestand in
Adrianopel medegedeeld.
Volgens hunne verklaringen waren
er nog levensmiddelen in de belegerde
stadaan meel is geen gebrek, en
ook geen gebrek geweest. Bij het
dagelijksch rantsoen kregen de solda
ten natuurlijk het eerste hun brood
dan volgden de Mohammedaansche
families en eerst dan de christenen.
In Adrianopel wonen vele zigeuners,
en dezen weten meer brood te be
machtigen, dan zij zelf gebruiken het
overschot verkoopen zij dan tegen
zeer hoogen prijs aan de christenen.
Zoo hadden de jongens reeds een Be
schik, d.i. ongeveer 50 cent, voor een
brood betaald. Zout is er niet meer
in de stad te vinden. Menigmaal ge-