De Volkswil
BIJVOEGSEL
vail
van 11 Januari 1913.
1 Feuilleton.
De Jas van den
Pandjeshuishouder.
uitdaging toe ze kennen mekaar
van een vorige markt.
Ik baande mi] een weg door het
marktgewoelde zon drong schroeiend
heet door de stoffige lucht heen, die
daarenboven nog beladen was met
prikkelende rook van vuurtjes van
dierenmest, en de zware geuren van
ranzige olie en feseekh (verrotte
visch); de vliegen, altoos bij millioe-
nen aanwezig, schenen zich bij gele
genheidvan hun wekelijksche braspartij
reeds te hebben volgeproptte lui
om verder te gaan, zochten ze bij
honderden een rustplaats op, onver
schillig welk deel van een menschelijk
of dierlijk lichaam, ze maar bemach
tigen konden. Het was onuitsprekelijk
roezemoezig en vuilen met dat al
zeer schilderachtig en belangwekkend.
De tooneeltjes op zulk een markt
dag zijn talloos en vol afwisseling
en vöor een Europeaan zijn vooral
de tentoongestelde koopwaren van
belang, daar ze een kijkje geven op
de levensvoorwaarden van den Fellah,
(den Egyptischen boer). Voedings
middelen zijn er overheerschend, en
deze bestaan voornamelijk uit suiker
riet, brood, semma (gezuiverde boter),
feseekh en eiren. Een kraam prijkt
met bonte katoentjes, afkomstig uit
Manchester of Weenen, met Italiaan-
sche waslucifers en allerlei voorwerpen
van glasterwijl een andere is opge
propt met kleverige snoeperijen, waar
op de vliegen bij zwermen azen
mannetjes en vrouwtjes, ezels en ka-
meelen van zoetigheid, die zoowel de
bewondering als de begeerte wekken
der gapende kinderen, die de onoog
lijke brokken met de oogen verslinden.
Hier zit een dikke vrouw op den
grond gehurkt, en grabbelt met haar
groezelige handen in de slappe mod-
dervisch, die zij aan den man tracht
te brengen; en vlak daarnaast is juist
een os geslacht, waarvan de stukken
al worden verkocht, eer het dier ge
heel gevild is. Die warme-bloed-lucht
in de hitte, en de honden, die elkaar
de nog lillende ingewanden betwisten,
maken u misselijk, en ge keert u om,
en ge vindt verademing in de onbe
wuste grappigheid van een kleinen
hummel van een ventje, dat een groo-
ten gamooze (buffel) bij 'n touw leidt.
Het logge dier is te goedig of te
dom om ook maar één oogenblik in
opstand te komen tegen de overmacht
van dit kleine stukje mensch.
Ook het aandoenlijke element ont
breekt hier zit een arme vrouw en
tracht haar kleine ooilam te verkoo-
pen van de opbrengst wil zij een
toovermiddel koopen voor het zieke
kind, dat zij aan haar uitgedroogde
borst heeft. En elders staat een le
proos of een kreupele, en .stelt zijn
ellende ten toon in de hoop van een
aalmoes.
In het midden is een groote tent
vroolijk versierd en bevlagd daarin
voeren de ghawhasiesof dans
meisjes haar slangachtige dansbewe
gingen uit, van allerlei instrumenten,
en rumoerige toms-toms, en het luid
ruchtig handgeklap der verrukte toe
schouwers. Het publiek hier is prettig
goed gehumeurd, en men merkt er
niets van schelden en twistzoeken
Op een ander gedeelte van de markt
zijn paarden en vee vastgebonden, en
met veel belangstelling volgde ik een
der onderhandelingen. Een zwart
achtige Fellah deed al zijn best om
een tamelijk bedaagd ros kwijt te
rakend van een nog al wantrouwigen
kooper, die de flinkheid van't dier be
twijfelde. De verkooper bezwoer het,
dat het dier volmaakt in orde was.
Hij bezwoer het met de gebruike
lijke eedenbij den baard van den
profeet, bij zijn moeders goeden naam
en bij zijn vaders graf; maar de ver
moedelijke kooper was nóg niet over
tuigd. Toen hief de paardenkoopman
zijn hand in de hoogte en zei„Ana
kelem wached ana kelem Inglesse."
(„Ik spreek éénmaal ik spreek als
een Engelschman". En ik zag met
voldoening, dat deze krachtigste van
alle betuigingen de zaak tot een goed
einde bracht.
Waar althans voor een Westerling,
alles zoo nieuw en schilderachtig is,
daar is men geneigd om tot in het
oneindige uit te weiden over zulk
soort kermissen. Maar mogelijk heb
ik al genoeg gezegd, om mijn lezers
een denkbeeld te geven van het ge
raas, de vuilheid, de verwarring en
de grappigheid van zoo'n fellah-
dorpsmarkt. Maar ten slotte krijgt
men er Joch genoeg van, en verlangt
men de stoffige marktplaats te verla
ten voor de frissche lucht der velden,
waar het leven stiller, maar niet min
der belangrijk is.
Daarom sloeg ik den volgenden dag
mijn tenten op te Esbeh-el-Ekaid, een
hoeve op een paar mijl afstands van
Fakoes. De e s b e h of hoeve, ligt
op den oever van de Bahr-Fakoes,
midden tusschen de dadelpalmen, en
niet heel ver van de meest schilder
achtige dorpen in het uit de Bijbelsche
geschiedenis zoo welbekende „land
Goosen."
Hier was mijn leven heel rustiger
gebeurde niets bizonders in, en ik
besteedde al mijn tijd aan de studie
van volk en zeden.
Iets dat de vreemdeling bijzonder
treffen moet, is de forsche bouw van
den Fellah. De mannen zijn bijna
zondei uitzondering gespierde kerels,
dikwijls ook wat men „mooi" noemt;
ofschoon de oudere vrouwen in Egypte
meestal juist het omgekeerde zijn óf
verbazend dik, zoodra zij den middel
baren leeftijd bereikt hebben, óf uit
gedroogd en gerimpeld door het harde
werken en de tallooze ontberingen.
Maar de jonge meisjes zijn soms
allerliefstze hebben, zonder uitzon
dering, de mooist gevormde handen
en voeten, terwijl de eeuwenlange ge
woonte van het dragen van water
kruiken en andere lasten op het hoofd,
bij dit menschenras een lichaams
houding hebben erfelijk gemaakt, die
telijkertijd bevallig en waardig, vor
stelijk en prachtig is.
Ik ken niets schilderachtigers dan
de plaats waar de bewoners van een
Egyptisch dorp hun water halen. Daar
komen tegen den avond, de meisjes
van het dorp bijeen de een om er
keukengerief of kleeren te wasschen,
de ander om 'n voorraad drinkwater
op te doen voor den nacht. Tege
Onder de Fellah's
REISVERHAAL VAN TARBOT KELLY,
YAYERTELI) BOOR „KELLY
Ik vond het werkelijk aangenaam te
El-Ghazalier waren schilderachtige
kijkjes, en het bestuur en de bevolking
waren zoo voorkomend als ik maar
kon verlangen maar onder de schroei
ende Meizon waren de uitwasemingen
van bodem en omgeving mij te ver
dacht, en liever dan mij bloot te stel
len aan Malaria het onvermijdelijk
gevolg van het kampeeren in de wil
dernis wilde ik maar opbreken en
naar elders vertrekken.
Ik besloot terug te keeren naar Fa-
koes, en daar de wekelijksche markt
bij te woneneen der belangrijkste
markten van het oostelijk gedeelte der
Delta, en voor mij altijd vol aantrek
kelijkheid. Op den laten namiddag
verlieten wij dus EI-Ghazaliwe had
den een langen weg voor ons, en een
paar mijlen voor het rusthuis, waar
heen we o^s richtten, werden we reeds
door de duisternis overvallen»
De weg was, gelijk al de wegen in
dat gedeelte, vol afwisseling. Open
plekken „van rijken bouwgrond wissel
den af met dichte dadelboschjes. Op
weinige mijlen afstands van elkaar la
gen kleine gehuchten, verscholen in de
schaduw van tamarisken, en zetten
leven en bedrijvigheid bij aan het
landschapterwijl de kanaaldijken,
onder welke wij langs reden, ons
koelte en schaduw gaven.
Ieder voetpad zag zwart van het
landvolk, dat met zijn koopwaren naar
de markt van den volgenden dag ging.
De zon zonk weg in het westen, en
hulde heel het landschap in gouden
gloedlangzaam bewogen zich de
moede menschen en geduldige dieren
voort in wolken van goudglanzend
stofen het zacht geloei der runde
ren, en het eentonig gegons der in
secten, vormden een zeer geëigend or
kest bij dit tooneel van avondpracht
en avondrust.
Zoetjesaan werd het nacht en ver
dwenen onze medereizigers in het
duister. Toen kwamen, één voor één,
de sterren te voorschijn en toen nu
de koude nachtlucht over de vlakte
begon te waaien, merkten we opeens,
dat we ergen honger hadden, en dat
we maar weinig kans hadden op een
voldoenden avondmaaltijd.
Plotseling verliet Abd-el-Messieh, de
gids, onze karavaan met een kreet van
blijde verrassing, riep ons toe dat wij
maar door moesten rijden, en verdween
in de duisternis. Geheel in 't onzekere
O
Een winter, een lente en een zomer
waren verstreken, sinds ik mijn vriend
Monk voor de laatste maal gezien had.
Ik had den meesten tijd met reizen
doorgebracht; reizen voor zaken en
reizen voor genoegen.
Het eerste vuur in dezen herfst
knetterde in den haard en Monk en ik
schovèn dichter bij het vuur, nadat wij
onze sigaren aangestoken en een glas
grog bereid hadden.
Voor de eerste maal na mijn terug
keer bezocht ik mijn vriend en had
hem levendiger en opgeruimder aan
getroffen, dan ik hem ooit gezien had.
„Bezit je nog altijd je oude belang
stelling voor mijn beroep vroeg hij,
„ik heb in den afgeloopen winter een
paar ingewikkelde zaken gehad, die
jou, naar ik durf veronderstellen, zou
den geïnteresseerd hebben. Daar ik
echter een slecht verteller ben en ook
nog al wat van mijn humeur te lijden
heb, moet je op mijn verslag wachten,
totdat de geest een ander maal over
mij vaardig wordt."
„Goed, ik wil geduid oefenenje
moet mij evenwel een ding beloven,
namelijk, dat ik als tot dusverre on
dersteunen mag, als er in den eerst-
volgenden tijd zich een geval mocht
voordoen, waarbij je een vertrouwd en
omtrent de reden en het doel van zijn
vreemd gedrag, trokken we maar ge
duldig met ons beidjes verder, dwars
door de dikke duisternis.
Een paar uur later zaten mijn reis
genoot en ik veilig en wel in het rust
huis te Fakoes, voor een maaltijd van
droog brood en thee, die ons nu niet
precies toelachte. Maar we hadden
honger en hapten dus toe.
Doch ternauwernood hadden we
een aanvang met eten gemaakt, of
Abd-el-Messieh kwam binnen en dekte,
met een triomfantelijk gezicht, onzen
schralen maaltijd af. Terwijl wij
tweetjes de natuur om ons heen be
wonderden, hadden zijn scherpe, zwarte
oogen in een omheind veld een
prachtige melkkoe ontdekt, en dath ad
hem op een verrukkelijk denkbeeld
gebraeht.
Hij had de koe losgebonden en ge
bracht naar een naburig gehuchtje,
waar het beest heelemaal niet thuis
hoordedaar had hij het hoofd ge
roepen en hem bevolen om gauw 'n
portie r i z b 'i 1-1 a b a u voor „hunne
Excellenties" gereed te maken. Dit
geschiedde en een man op een ezel
moest achter onze gids aanrijden met
een pot vol kokendheete rijstpap op
zijn schoot. De stakkerd, midden uit
zijn slaap opgetrommeld, moest vier
mijlen in de duisternis heen enterug.
Nog eer Abd-el-Messieh met ver
tellen klaar was, stond de dampende,
geurige schotel op tafel, en zaten wij
al te lepelen van de onverwachte
lekkernij. De brenger tegen wil en
dank werd ruim beloond, en den vol
genden dag werd de koe naar haar
eigenaar teruggezonden.
Het aanbreken van den dag werd
aangekondigd door het rumoer, dat
een fellah-markt onvermijdelijk verge
zelt.
De „Gyppie" (Egyptenaar) *is be
giftigd -met goede longen, en altijd
van zins ze te gebruiken ook, en alles
is hem een voorwendsel tot leven
maken.
De s u k (markt), een breede, open
ruimte, vlak buiten het plaatsje, was
nu één ziedende menschenmassa ver
mengd met vee van allerlei soort, woe
lend rondom tallooze kraampjes en
stalletjes, leder venter van zoet wa
ter, van smakelijk kooksel, enz., prijst
op luiden toon zijn waren aan en zij,
die niets te verkoopen hebben, praten
druk over en weer over hun inkoopen
en hun plannen, of schreeuwen enkel
voor hun pleizier. Overal zijn honden
aan 't vechten en aan 't blaffen
ezels balken elkaar een groet of een
ijverig helper kunt gebruiken."
„Wees er van verzekerd, dat ik mij
gaarne tot je wenden zalJe hebt er
bepaald geen begrip van, welk een
voordeel het een geheim politieagent
oplevert, een verstandig, talenkundig,
goed uitziend gentleman tot zijne be
schikking te hebben en daarbij dan
nog wel een, toegerust met technische
kennis. In vijf van de tien gevallen
ontstaan moeilijkheden, omdat ik noch
mijn agent Kalberg je kent hem
immers wel, den vroegeren ambtenaar
bij de geheime politie noch mij zei
ven gebruiken kanKalberg, omdat
zijn gezichtskring in zeker opzicht zeer
beperkt is en hij de rol van een gent
leman niet kan spelen mij zeiven niet,
omdat het geheele succes er dikwijls
van afhangt, dat ik achter de schermen
sta en mij niet op het tooneel vertoon.
Begrijp je
„Het doet mij pleizier, dat ik je van
nut kan zijn, ik....
De klank van de kamerbei onder-
brak ons gesprek en Monk begaf zich
persoonlijk naar buiten om open te
doen.
„Ik heb mijne dienstmaagd heden
avond vrijaf gegeven", zeidc hij onder
het heengaan„je moet mij dus ver
ontschuldigen."
Ik hoorde hem de deur openen en
iemand in het nevenvertrek, zijn eigen
lijke audiëntiezaal, binnenlaten.
Kort daarop stak hij zijn hoofd door
de deur: „Kan je je zeiven een oogen-
blik gezelschap houden Mijne cliënte
zegt, dat ze mij niet langer dan een
half uur zal ophouden. Breng een
nieuw glas voor je in gereedheid
sigaren vind je in de kist!"
Het was alzoo eene dame i lk had
niets te doen en begon er over te
peinzen, of zij jong of oud, mooi of
leelijk was, enz. Daarna hielden mijne
gedachten zich weer bezig met het
vrouwelijk geslacht in het algemeen.
„Waarom ben je nooit verliefd ge
raakt, totdat de lust tot trouwen komt
dacht ik. Ondanks alle vrouwelijke
kennissen, die ik heb gehad, en bij
zoo menige hofmakerij, die op mijne
rekening staat, was nooit dogedachte
aan een huwelijk bij mij opgekomen.
Dat kwam wei daaruit voort, dat de
strijd, om eene onafhankelijke positie
in de wereld te verwerven, gedurende
mijne beste levensjaren alle ernstiger
gedachten in beslag genomen had, en
later hebben ervaringen en alles, wat
ik in mijn wisselvallig leven rondom
mij heb gezien, mij bang gemaakt voor
het groote hazardspel, waarin wij ons
levensgeluk op een enkele kaart zetten,
waarvan wij de waarde niet eens ken
nen, totdat hei spei begonnen en de
inzet gewaagd is.
Deze overwegingen werden door
het binnentreden van Monk onder
broken.
„Wil je mij in eene teedere en moei
lijke zaak helpen, die voor alles vor-
fiert, dat je mij morgen in den voor
middag eenige uren van je opoffert
„Ja", antwoordde ik zonder naden
ken ik brandde van begeerte in de
gelegenheid tc zijn Monk in zijnen zoo
zeer belangrijken arbeid te kunnen
volgen.
„Goed Dan kunnen wij reeds heden
avond beginnen
Hij opende de deur welke tot het
nevenvertrek toegang gaf„Wil u de
goedheid hebben, hier binnen plaats
te nemen, juffrouw? Ik heb helaas
vergeten, den haard in mijn kantoor
te laten aanleggen en u heeft reeds te
lang in de koude kamer gezeten."
Ik hoorde eene vrouwelijke stem
danken, een kleed ruischte er in de
kamer, waarin ik zat, trad een hoog
gebouwde dame in herfsttoilet, terwijl
haar gelaat met een sluier bedekt was.
„Toen ik groette, verwijderde zij
intusschen met een snelle beweging
den sluier, beantwoordde mijn groet
en zette zich op den stoel, die Monk
voor haar had gereed gezet.
Het was een schoone dame. Zoo
meende ik toen en ook nu nog. Het
is de schoonste dame, die ik ken. In
hoeverre anderen met mij van dezelfde
gedachten zijn, laat mij volkomen on
verschillig.
Zij was bleek en zag er neerslach
tig uiter was echter eene kalmte en
vastberadenheid in haar wezen en hare
bewegingen, die een krachtig lichaam
en een beslist karakter verrieden, zon
der het vrouwelijke en het terughou
dende in haar optreden te verminde
ren. De kleeding was net, eenvou
dig en zat als gegoten aan hare krach
tige gestalte.
Monk plaatste een glas en een ka
raf wijn op de tafel voor de dame en
schonk in.
„Drink, juffrouw, u hebt te lang in
de koude kamer gezeten en is zeker
lijkertijd ziet men er de moede G a-
m o e s a t (buflels), bevrijd van hun
dagtaak In het veld of aan de s a k k i a
(waterwiel), baggeren in het modde
rige water, waarmee ook de menschen
zich moeten behelpen.
Alleraardigst is het tooneel, als al
dat jonge volk bij het werken bab
belt, en dat kunnen zeEn on
gemeen bevallig is de wijze, waarop
zich degenen, die naar huis willen
gaan, de zonderling gevormde b a 1-
1 a s (twee-oorige waterkruik) op het
hoofd zetten. En bewonderenswaar
dig is bij allen het aangeboren instinct
van evenwicht, om het zoo eens te
noemen. Ik zag.eens een heel jong
meisje, zwoegend onder het gewicht
van een groote waterkruik, met haar
voet een bloem oprapen, die door een
of anderen voorbijganger was weg
geworpen, en ze brengen naar haar
eene vrije hand.
Op een anderen keer nam ik een
klein meisje waar, dat het petroleum-
blik vol water op haar hoofd te zwaar
vond met een snelle ruk van haar
hoofd gooide ze ongeveer een vierde
van het water weg, zonder haar kleed
nat te maken en zonder dat het blik
op haar hoofd ook maar een oogen
blik zijn evenwicht verloor.
Moeders zijn altijd beladen met
haar kleine kinderen, die schrijlings
op haar schouders zitten of naast haar
aandribbelen, zich vastklemmend aan
haar rok.
Van alle grappige, kleine wezen
tjes in de wereld is er geen zoo grap
pig als zoo'n Egyptisch kindjever
bazend klein, met vooruitstekende,
dikke buikjes en onbeschrijflijk ouder-
wetsche gezichtjes, doen ze ternau
wernood aan menschelijke wezentjes,
denken.
Arme stumperdjes zijn het ook, van
hun geboorte af blootgesteld aan
slechte voeding en allerlei denkbare
verwaarloozing, en al vroeg ingewijd
in de zorgen en moeilijkheden des
levens. Wie ooit zag, hoe in Egypte
de kinderen werden groot gebracht,
die staat er niet meer over verwon
derd, dat daar de kindersterfte het
ontzettende cijfer bereikt van negen
tig ten honderd.
Voor zoover ik kan oordeeleh is de
provincie Sharkiyeh (die ongeveer
overeenkomt met het land Goossen)'
niet alleen de meest schilderachtige,
maar ook de meest vruchtbare van
Egypte, met uitzondering misschien
van Fayoem. In dit oude land Goosen
kan men tal van landelijke tafereelen
zien, die van den rijkdom des bodems
getuigen.
De oogsttijd levert wel de meest
schilderachtige van alle, wanneer de
geheele oppervlakte van het land één
gouden tapijt is van rijpend graan,
hier en daar geplekt met heldergroene
klaverweiden of blauw-groene uien-
velden. Eu uit dezen schat van goud
steken hier en daar de kruinen uit
van dadelboschjes, vau tamarisken en
camassboomen, die de kanaaldijken
omzoomen of de noodige schaduw
verleenen aan den buffel, die gedul
dig, zonder ophouden, staat te wer
ken aan het waterrad.
De oogst wordt voor een groot ge-
wel eenigszins vermoeid. Een glas
wijn zal u goed doen. Als men over
eene moeielijke zaak beraadslagen wil,
moeten lichaam en geest even krach
tig zijn."
Ik zag, dat het optreden van Monk
zijn stem had bij deze gelegenheid
een gemoedelijk opgewekten toon aan
genomen de jonge dame goed deed.
Zij lachte zwakjes en ledigde het glas.
Ik zag dat haar blik verscheidene ma
len onderzoekend langs mijn gelaat
gleed.
„Het is mij zeker wel geoorloofd,
de beraadslagingen te openen," zeide
Monk. „De jonge dame, die hier zit,
is gekomen, om met mij in eene ge
wichtige zaak van gedachten te wis
selen. Nadat ik de aangelegenheid
had vernomen, heb ik verklaard, dat
ik, om iets te harer gunste te kunnen
verrichtten wat ik bepaald geloof
te kunnen doen de hulp van een
ander mannelijk persoon noodig heb
en daarom heb ik verlof gevraagd,
jou in de zaak te mogen inwijden.
Aanvankelijk heeft zij daartegen groote
bezwaren geopperd, daar zij vreesde,
dat zij, om den stand van zaken uit
een te zetten, dingen zou moeten ver
tellen, die minder achtenswaardig wa
ren voor een persoon, die haar zeer
van nabij verwant en haar zeer lief is.
Hierop heb ik, nadat ik hare ge
schiedenis vernomen had, geantwoord,
dat haar verhaal het aanzien van den
vermelden persoon in het oordeel van
eerlijke en gezond denkende menschen
niet zou kunnen verminderen en dat
ik voor de stilzwijgendheid van mijn