Ons vierde Nieuwjaar. No. 1T2. Zaterdag 4 Januari 1913. 4e Jaargang. Gewestelijk en Algemeen Weekblad te Hulst. Richting': Voor waarheid en voor recht, door eigen daad en door daad van anderen, zonder aanzien van persoon of partij. VERSCHIJNT LLKEH ZATERDAG. Gentschestraat C 7 te Hulst. Stichter: H. A. van Dalsum. Bierkaaistraat A 28 te Hulst. Gentschestraat B 4 te Hulst. WAÏ El 111 DE VOLKSWIL REDACTIE: Abonnemeut per drie maanden NEDERLANDf 0.50. BELOIEfr 1.20. ANDERE LANDEN f 0.80. - Abonnementen worden dagelijks aangenomen. - Niet geplaatste stukken worden niet terug gegeven. Het blad neemt geene verantwoordelijkheid voor den inhoud van het Vrije Woord en voor dien van Advertentiën. ADMINISTRATIE: DRUKKERIJ: Advertentiën, in te zenden vóór Vrijdags om 12 uur. Prijs per regel 10 cent. Bij abonnement of geregelde plaatsing belangrijke vermindering. Dienstaanbiedingen contant f0.25. 1912 is voorbij, ook voor de Volkswil, haar stichter, haar vrienden en haar vijanden, maar niet is voorbij het werk door of tegen haar gedaan, omdat dit werk voor of tegen vormt een keten, vastgehecht aan het woord „Uw wil geschiede", door ons reeds genoemd in ons „Het kennen van zijn tijd", onze afscheidrede uit Arnhem, en dit woord was weder geweest een logisch gevolg van een woord gedacht bij ge legenheid onzer Eerste Heilige Com munie „dat wij wenschten te berei ken een hoogen leeftijd, om aan den goeden Jesus, uit dankbaarheid dat Hij zich geheel gat aan de kinderen, ook aan ons, ook iets te mogen aanbieden bij onzen dood." En deze keten zal zich verlengen tot in de eeuwigheid, en in deze eeuwigheid zal worden be slist over belooning en straf voor ons zeiven en allen, die hun werk hebben gedaan voor of tegen de Volkswil, gesteld onder de bescherming van Maria als Koningin des Hemels, en welke bescherming zichtbaar voor ie der van goeden wil ons deel is ge weest. Want is er wel iemand die een menschelijke verklaring weet te geven van het bij ieder bekende feit, dat tegen ons is uitgekomen zonder barm hartigheid, tegen alle wet en recht, met den wil tot vernietiging in ver steende harten, alles wat menschelijke macht en menschelijke boosheid heeft kunnen verzinnen, en handelende deze allen in samenspanning, en toch, dat dit alles geen enkel resultaat heeft gehad Hadden wij gestaan als inensch te gen menschen, we waren reeds voor lang ten onder gegaan, maar niet is dit het geval geweest, het is geweest alsof, toen de boosheid tegen ons vol was, zij wachtte op den dag dien zij nabij zag, als de boosheid berekende den dag en het uur waarop ons finan- tieel kunnen samengaande met de verzwakking van ons lichaam ten einde moest loopen, er een adem Gods ging langs ons en ons werk, enhet werd stil na den storm. Deze stilte is geweest het treffende van het jaar 1912 onzer geschiedenis, stilte althans in vergelijking met de onmiddellijk voorafgaande jaren. V/ant, al was de storm gestild, in de diepte der wateren waarop gaat ons scheepje bleef leven de stille wrok der boos heid wegens de door haar geleden nederlaag wegens het volledig misluk ken van al hare pogingen, stille wrok die zich voortdurend nog deed gel den doch niet meer om ons te scha den maar om zich zeiven sterker te hechten aan den keten, die in de eeuwigheid zal leiden tot de straif daar voor de boosheid weggelegd. Maar bleef leven de stille wrok der boosheid en hechtte deze zich steeds vaster aan de keten die leidt tot straf, krachtiger dan deze stille wrok bleef leven het volksvertrouwen, dat wij hadden gewonnen, en steeds dieper zette zich dit vertrouwen vast in de harten die wij hadden gewonnen, en krachtiger hechtte zich daardoor dit volksvertrouwen aan de keten, die leidt tot eer en-zegen in dit leven, tot be looning in het volgende leven. Dit volksvertrouwen wil in het nu ingetreden jaar een bewijs geven naar buiten, door ons daarin te benoemen tot volksvertegenwoordiger, om in het staatkundige leven van Nederland voort te zetten en te bevestigen het werk hier begonnen, om in het staat kundige leven van Nederland te doen hooren den wil des volks. De wil des volks, zich openbarende op wettige wijze, op de paden van eer, van recht en waarheid, moet zich doen gelden tegen den partijgeest die ons openbare leven vernedert en maakt tot spot van allen tegen de heersch- zucht en het fanatisme, waarin de christelijke godsdienst bij katholiek en protestant dreigt ten onder te gaan tegen de corruptie die straffeloos zich heeft geopenbaard tot in leden onzer regeeringtegen de verachting die de Justitie heeft doen blijken voor het oordeel des volks, machtig in het oog van Koning Agamemnon tegen de willekeur door de Overheid getoond ten koste van den eerlijken en ten voordeele van den onwaardigen amb tenaar. De tijd is vol, de tijd der bestaande politieke partijen, ineenstortende door het vertrek harer eerlijkste en be kwaamste mannen, ineenstortende door een helder ingezien of vaag gevoelen van een nieuw tijdperk voor het open bare leven van Nederland. De tijd is vol voor de bestaande par tijen, voortgekomen uit een vroeger leven dat voorbij is, voortgekomen uit de rechtsscholen, voortgekomen uit een traditie-, die niet meer beant woorden aan de behoeften van ons leven. Ons openbaar leven, Joeheerscht tot in de kleinste onderdeden door par tijgeest, beheerscht door kleinheid die geen waardeering wil noch kent van alles en bij ieder die niet behoort tot den eigen kleinen kring, vraagt een nieuw leven, dat het weder bezielt tot daden van grootheid en van eer, tot grootheid en eer van ons vader land, tot bevrediging van de behoeften des volks. Ons openbare leven, geleid tot er, door partijgeest, vraagt een nieuw leven, zoekt en wil een staatsman die geen partijman is. Het meent dezen man te hebben gevonden in ons, voortgekomen uit den wil des volks, niet alleen hier maar ook elders, zelfs daar waar wij meenden niet bekend te zijn, zijn de oogen op ons gevestigd." Voortdurend ontvingen en ontvan gen wij daarvan de bewijzen, ook en niet het minst bij gelegenheid van de wisseling des jaars. Eén greep uit meer Van den burgemeester en den se cretaris eener gemeente in Gelderland, in welke wij geen enkele abonné hebben, van een burgemeester en een secretaris die wij niet kennen en die ons nimmer hebben ontmoet, ont vingen we een kaartje waarop was ge schreven „Houdt moedig stand en toon uw kracht. „Tot heil van 't volk dat U acht!" En nog grooter bewijzen ontvingen wij in het verleden door het feit van de vervolgingen waaraan wijhebben bloot gestaan, omdat deze alle ziel kundig waren voortgekomen uit de afgunst wegens Gods genade, die onze beiagers meenden in ons te hebben ontdekt. De oogen zijn dus op ons gevestigd, hier en elders, zelfs in het buitenland en zelfs in onze koloniën in het verre Indië, en deze allen zijn op ons gevestigd in de gedachte, dat wij een taak hebben te vervullen in Nederland. En als wij eens tot deze taak moch ten worden geroepen, wat dan Zouden wij dan in staat zijn te ge ven wat men meent dat wij kunnen geven Ons antwoord isuit ons zeiven zijn wij niets, wat wij kunnen en wat willen kunnen en willen wij alleen met de genade Gods, en de kennis verkregen door de genade staat, zoo leert de Navolging, hooger dan de kennis met veel moeite uit boeken verkregen. Wat zou dan zijn onze grondslag, waarop wij zouden moeten bouwen De grondslag zou zijn het eerste woord van het Boek der Wijsheid „Heb de gerechtigheid lief, gij regeer ders der aarde". En met dezen grondslag zouden wij staan tegenover de practijk van ons geheele openbare leven, vermits daar in niet de gerechtigheid is de drijf veer doch.... het partijbelang, en met dit partijbelang het vooroordeel. Staande op dezen grondslag van ge rechtigheid zouden wij moeten stel len het zwakke punt van Nederland is Zeeuwsch-VIaanderen, en, zoolang de Nederlandsche politiek, geen ge rechtigheid doet jegens Vlaanderen, zoolang is hare rechtsovertuiging slechts een ij del woord. Staande op dezen grondslag van gerechtigheid zouden wij moeten stel len de godsdienst maakt uit de eer en de kracht van een volk, doch als de godsdienst niet meer de zielen dient doch geld- of personenbelangen of de heerschzucht, in één woord als de godsdienst is geworden het mid del om te bereiken wereldsche doel einden, dan is de godsdienst gestor ven en daarmede is dan tevens ge storven de ziel van het volk, dat is de dood. En wij zouden moeten zeg gen God schiep een maatschappij der zielen en een maatschappij der tijdelijke belangen, elke maatschappij souverein op eigen terrein, en, door de eerste te doen opgaan in de tweede wordt verbroken de harmonie, door God in de menschenmaatschappij ge schapen, en door dit verbreken is ver broken de grondslag der maatschappij zelve, is verbroken de rechtsvrede, en op deze verbroken rechtsvrede zijn opgegroeid en volwassen geworden de pa.asiten van partijgeest en vooroor deel. Staande op dezen grondslag van gerechtigheid zouden wij moeten stel len reeds erg is de rechtsvrede in de maatschappij verbroken doordat de godsdienst wereldsche doeleinden en partijbelangen dient, maar als daarbij nog komt, dat Gedeputeerden eener provincie hun ambt in dienst stellen van koopmans'oelangen om geldelijk gewin, en dit in dienst stellen van hun ambt wordt gedekt door Ministers der Kroon, dan is in de maatschappij op getreden de ambtenaarscorruptie, die steeds en overal een land heeft gebracht aan den rand van den ondergang, zelfs het land heeft doen ophouden te be staan. Staande op dezen grondslag van gerechtigheid zouden wij moeten stel len een rechtvaardige Justitie is de eer van een land, zij mag zich niet laten beïnvloeden door den waan van den dag, maar als zij de wet, die zij moet handhaven in het belang van 1 het recht, valschelijk hanteert om een persoon of personen te treffen die geen wet hebben overtreden, om par- tijwrok te koelen, dan moet deze Jus titie worden gezuiverd zonder aan zien van persoon, want Justitie zon der vertrouwen in haar rechtspraak is de anarchie, het recht van de wille keur. Staande op dezen grondslag van gerechtigheid zouden wij moeten stellende ambtenaar moet de taak vervullen die hem door de wet is toevertrouwd in den geest van eer en waardigheid en van dienen van het algemeen belang in den omvang van zijn taak, en de ambtenaar die in zijn ambt eerst zich zeiven zoekt en slechts zijn ambt als en in zoover het in zijn eigen belang is, moet niet kunnen maar moet worden gestraft, geschorst of ontslagen, Staande op dezen grondslag van gerechtigheid zouden wij moeten stellenelk onderdaan moet zeiven zorgen voor zijn dagelijksch brood met wat hij verder behoeft, zoowel voor het heden als voor de toekomst, doch de maatschappij moet door haar wetgeving de juiste middelen voor schrijven die medebrengen, dat ieder onderdaan, die het zijnedoet, in al zijne levensomstandigheden, voor zooverre deze Yan de maatschappij afhangen, en op eiken leeftijd, heeft de middelen die voor zijn behoeften naar stand noodig zijn. Staande op dezen grondslag van gerechtigheid zouden wij moeten stel len, in één woord dat er rechtsvrede zij in de maatschappij in a 1 hare geledingen. Zal de wil des volks, die wil al deze opgenoemde daden van gerech tigheid, dit jaar zegevieren door ons te benoemen tot volksvertegenwoor diger van Hontenisse Wij verwachten van wel, omdat de tijden rijp zijn, en de verwarring en ineenstorting in onze tegenwoordige partijen zijn gekomen tot op haar hoogste punt. En als deze wil des volks heeft gezegevierd, is dan ook daardoor die gerechtigheid gekomen Neen, gekomen is zij dan niet, maar dan is begonnen een moeitevolle en diplomatieke arbeid om er toe te komen, een arbeid echter die vrucht baar zal zijn, omdat deze arbeid wordt geleid door de beginselen van moed, beleid, trouw en eer en vertrouwen in Gods bijstand. Het is de wil des volks, dat wij dezen zomer zuilen worden bekleed met dezen moeitevollen maar eervollen arbeid. Dat deze wil des volks zegeviere is ook onze wensch, omdat de wil des volks is de wil van God, en het „Uw wil geschiede" reeds voorlang is onze kracht en onze wil. Nog een woord tot hen, die ons bij gelegenheid van Nieuwjaar heb ben willen geven een wensch van heil en zegen. Zij allen zullen wel willen begrijpen, dat het ons niet mo gelijk is ieder in het bizonder daar voor te zeggen een woord van dank. Dat hunne goede wenschen in ver vulling mogen gaan als ze ook zijn Gods wil, dat zij en verder al onze lezers en vrienden, ook onze vijan den, aan wie wij alles vergeven wat zij ons hebben aangedaan, in hun huisgezin, in hunne familie, in hunne broodwinning, in hunne ziel, mogen ontvangen al datgene, dat hun voor I tijd en eeuwigheid strekt tot heil, en tot vrede met hunne medemenschen. Aan allen: een gelukkig jaar 1913. H. A. VAN DALSUM. In Limburgs Belang lazen we en kele geleerdheden, die verkondigd zijn in Limburg onder katholieke vlag nl 1. Professor Aengenent leerde, dat de Kerk heeft de zijdelingsche macht over alle lijdelijke aangelegenheden. Deze geleerdheid is verkondigd ge weest in de Katholiek, en vond L. B. in het Eindhovensch Dagblad. Deze geleerdheid zullen we nog wel eens later onder handen nemen en bewijzen als dwaling. 2. Geprezen wordt een nieuw op gerichte katholieke kiesvereeniging te Waubach, omdat zij een geestelijk adviseur heeft aangesteld, en de pa stoor van die plaats prijst het in die Kiesvereeniging (in eene voorkomende kwestie,) dat zij gehoorzaamheid toont aan de geestelijkheid volgens het woord van den H. Paul us. 3. Mr. van Best, Kamerlid, heeft in eene lezing te Kerkrade verklaard, dat ingaan tegen de uitspraak van de katholieke kiesvereeniging is: „ver raad aan de zaak van Christus". We zullen even bespreken of waar is, dat de katholiek gehoorzaam moet zijn volgens het woord van den H. Paulus aan de geestelijk heid in zake kiesvereeniging, dus als Staatsburger bij de uitoefening van zijn Staatsburgerlijk recht. In den brief van Paulus aan Titus 2 9 staat„Vermaan de slaven om „hunnen heeren onderdanig te zijn, „in alles welgevallig, geen tegenspre kers, niet te ontvreemden, maar in „alles goede trouw te betoonen op- „dat zij de leer van God onzen Zalig maker in alles tot sieraad verstrek ken." In de Cathechismus is het woord slaven veranderd in dienaren. Wij denken, dat hier wordt gewezen op de verhouding tusschen werkgever en werknemer en die tusschen geestelijke en parochiaan is een an dere. Dezelfde verhouding wordt behan deld door Paulus in zijn brief aan de Ephesers, zesde hoofdstuk, aan de Kolossers 3e hoofstuk, aan Timotheus 16: 1. In Romeinen 13 behandelt Pau'us de gehoorzaamheid aan de burgerlijke overheid. Paulus- wil, dat de geloovige den godsdienstleeraar onderhoudt: (GalateH 6:6, Timotheus i. 5 17). In zijn eerste brief aan de Thessalo- nikers 5:12 wordt ve-maand, dat de geloovigen de geestelijke overheden erkennen en hen liefhebben o m h u n w er ks wille, dat is bij de behar tiging van de zaligheid h u n n er zielen. Dit ziet dus ook niet op werk ter behartiging van de Staats burgerlijke belangen. In zijn tweeden brief aan dezelfden 3 3 vraagt hij hunne gehoorzaamheid aan wat hij hun beveelt. Hij beveelt hun zaken van geloof, niet van Staats recht. In zijn eersten brief aan Timotheus 2: 1, verzoek; hij, dat er gebeden zal worden voor de Koningen en al de overheden. In zijn brief aan Titus 31, worden de geloovigen van Kreta ver-

Krantenbank Zeeland

Volkswil/Natuurrecht. Gewestelijk en Algemeen Weekblad te Hulst | 1913 | | pagina 1