w
T GEITEED EN D1HMLLEN.
No. 169.
Zaterdag 21 December 1912.
4e Jaargang.
Gewestelijk en Algemeen Weekblad te Hulst.
Richting: Voor waarheid en voor recht, door eigen daad en door daad van anderen, zonder aanzien van
persoon of partij.
VERSCHIJNT ELKEN EJkTERBAG.
Gentsehestraat C 7 te Hulst.
Stichter: II. A. van DalsüM.
Bierkaaistraat A 28 te Hidst.
Gentsehestraat B 4 te Hidst.
DE fOLÏSWIL
REDACTIE.
Abonnement per drie maanden
NEDERLANDf 0.50.
BELOIEfr 1.20.
ANDERE LANDEN f 0.80.
- Abonnementen worden dagelijks aangenomen. - -
Niet geplaatste stukken worden niet ferug gegeven.
Het blad neemt gecne verantwoordelijkheid voor den inhoud
van het Vrije Woord en voor dien van Advertentiën.
ADMINISTRATIE:
DltUKKEEIJ:
Advertentiën, in te zenden vóór Vrijdags om 12 uur.
Prijs per regel 10 cent. Bij abonnement of geregelde plaatsing
belangrijke vermindering. Dienstaanbiedingen contant f0.25.
De wiJ van het Indische
Volk
De heer de Graef schreef ons, dat
hij aan den redacteur van een In
disch blad vroeg: wat is r.u de wil
van het Indische Volk, om daarover
te schrijven in onze Volkswil. Het
antwoord van den Indkschen redac
teur heet een officieele man der
pers als Koningin der Aarde niet als
de man, die door de pers een weer
spiegeling geeft van wat er in de
maatschappij omgaat, en dit omgaan
leidt was kortweg ditdien van
Dalsum mankeert het in zijn boven
kamer, die wil nog wel lid van de
2de Kamer worden en weet niet eens,
dat het volk in Indië geen wil heeft.
We zijn het met den heer de Graef
eens, dat het antwoord op toch zeker
een practische vraag niet beleefd is,
vooral in den mond van een pasman,
die door zijn krant heet le leiden de
publieke opinie, maar toch, het ant
woord verwondert ons niet.
Immers
Wat is een krant, zooals we die
gewoonlijk kennen, anders dan een
blad van nieuwtjes en advertenties
En als het een „groot" blad Is, criti-
seert het de daden van regeering of
andere overheden, of het is abonné
op de verkorte Handelingen der Siaten-
<GeneraaI (voor enkele kwartjes per
jaar) en drukt deze in het blad af
dan is het een politiek blad. En als
het dan ook nog bij verkiezingen
schrijft voor de candidaten van een
bepaalde parlij dan is het een politiek
partijblad. En dat alles te zamen is de
„pers".
Is het te verwonderen, dat deze pers
nooit heeft gehoord van een wil des
volks, en dat, als zij er toch van
hoort, zij zegthet volk hier het
Indische volk heeft geen wil
Neen, te verwonderen is het niet,
en daarom is het ook niet te verwon
deren, dat dergelijk persman omtrent
van Dalsum vraagt, of het hem in zijn
bovenkamer mankeert, omdat hij juist
wil v/eten wat de wil van het volk
zelf is.
Wij hebben over Indië wel eens iets
gelezen en de heer de Graef doet wel
eens een boekje open over wat hij zelf
daar zooal opmerkt, maar met onze
eigen oogen hebben wij niets gezien,
niets gehoord.
En toch
Van den wil des volks in Indië we
len wij toch wel iets, en wel door te
bedenken dat ook de Indiër, al is hij
geel, bruin, rood of zwart, een mensch
is zooals wij, een mensch met een
onsterfelijke ziel en een sterfelijk
lichaam, een mensch die heeft be
hoeften voor zijne ziel en behoeften
voor zijn lichaam, een mensch die
door zijn natuur is geschapen als een
sociaal wezen met persoonlijke behoef
ten en maatschappelijke behoeften,
een mensch met goede en tegelijker
tijd slechte eigenschappen zooals wij,
een mensch in wiens ziel leeft het
verlangen, bij den een meer bewust
dan bij den ander om datgene goed
te noemen wat de Schepper ook van
zijne ziel heeft geschapen in zijne
zieldat wat het geweten het ge
weten is de taal Gods sprekende in
waarschuwenden vorm tot de ziel
goed noemt, en om datgene slecht te
noemen wat dit geweten noemt slecht.
En wij weten nog meer.
Wij weten, dat, omdat ook de In
diër heeft een onsterfelijke ziel en in
zich gevoelt de behoefte om te den
ken aan het latere leven, dat hij door
zijn natuur van mensch met onsterfe
lijke ziel heeft den wil, om voor
zijn zieleieven met beirekking tot dit
onsterfelijk leven, God te dienen en
met v r ij e n wil God te dienen. En
deze wil brengt mede, omdat God
waarheid is, dat hij God in waarheid
wil dienen. Dat hij soms, door niet
beter weten, in dezen wil om naar
waarheid te dienen, gaat langs den
weg der dwaling, dan is dit de schuld
van het Nederlandsch Bestuur, dat
dit alleen heeft gedacht om uit Indië
te trekken en niet of slechts weinig
heeft gedacht, om aan den Indiër te
leeren, door leer en voorbeeld,
de Christelijke beschaving, en hoezeer
deze hooger staat dan de Mahome-
daansche of Boudhistische of heiden-
sche beschaving.
Wij weten, dat, omdat ook de In
diër een ziel heeft, hij ook heeft ver
stand, en omdat hij verstand heeft,
heeft hij door zijn natuur ook den
wil de eigenschappen van zijn geest
te ontwikkelen, en dus heeft hij ook
den w i 1 om te hebben onderwijs
in lezen, schrijven en rekenen, daar
hij dit onderricht noodig heeft voor
zijn leven in de maatschappij, den
wil om te leeren een vak waardoor
hij zijn brood verdient, den wil
om als mensch te worden behandeld
door den mensch, den wil dat hij
door eigen kracht in en met steun
van de maatschappij aan zijne geeste
lijke en tijdelijke behoeften kan voor
zien. En als de Indiër niet in de ge
legenheid is om onderwijs te genie
ten, als hij door zijn medemensch
word behandeld als slaaf, of als zijne
ziel serviel zich kromt jegens de over
heid of anderen, of als hij stelselma
tig dom worcü gehouden om beter te
kunnen worden geexploiteerd, dan
moet die Indiër hebben den bewus-
ten of onbewusten w i 1 om datgene
anders te doen zijn, wat tegen dien
wil der natuur indruischt.
Wij weten, dat de Indiër, omdat hij
door zijn natuur van mensch een so
ciaal wezen is, ook heeft overtuiging,
dat hij deel maakt van de maatschap
pij, dat deze maatschappij moet wor
den bestuurd en.... rechtvaardig be
stuurd met het oog op het algemeen
welzijn. En deze overtuiging maakt,
dat zijn natuur hem doet hebben den
w i 1, dat de overheid rechtvaardig
bestuurt met het oog op liet alge
meen welzijn, en deze wil doet
hem hebben den wil om datgene
goed te keuren wat hij ziet als goeds
in de Overheid, en om datgene an
ders te wiilen, waardoor hij door de
Overheid in zijne sociale belangen
wordt geschaad. -
Wij weten, dat de Indiër, omdat hij
mensch is, heeft goede en slechte
eigenschappen, dat bij den een de
goede bij den ander de slechte eigen
schappen overheerschend zijn, maar
omdat wij ook weten, dat hij door zijn
natuur van mensch geneigd is om te
hebben den w i 1, dat een ander hem
niet schaadt in zijn persoon en in zijn
goed, weten wij ook, dat hij heeft
den wil, dat er wetten zijn, die
straffen dengene, welke hem schaden
in de veiligheid voor zijn persoon en
in het bezit van zijn goed.
Wij weten nog meer.
Wij weten, dat als de mensch niet
vrijelijk zich kan ontwikkelen in dat
gene, wat vraagt de natuur van hem
als mensch en dit niet kunnen dan
door dwang van andere menschen,
als hij dus in den strijd des levens
zich moet buigen onder geweld of
door eene opvoeding geslacht na ge-
slacht in eene richting van serviliteit,
dut dan toch zijn natuur spreekt, en
hij aisdan door list of valschbeid
tracht te verkrijgen wat hem in vrij
heid wordt onthouden. En als deze
dwang van buiten of deze opvoeding
tot serviliteit wordt gewild door dc
Overheid, dan heeft de Indiër door
zijn natuur den wil om zich te ont
doen van dezen dwang en van deze
Overheid. En al moge deze wil zich
niet openlijk openbaren, des te meer
ook de Indiër komt in den stroom der
menschheid van te gevoelen de be
hoefte naar een meer leven als mensch,
en ook de Indiër kan zich niet ont
trekken aan den vooruitgang van meer
behoeften te gevoelen en te willen, des
te meer zal in hem ontwaken de
o p e n 1 ij k e w i 1 van als vrijen mensch
te leven met de andere leden der
maatschappij. In dezen vooruitgang
ligt het gevaar voor de Europeesche
overheersching van ons Indië, en daar
om, wil deze zich bestendigen, dan
moet de Europeesche overheersching
hebben den w i 1 om d e n w i 1 van
den Indiër te kennen en te doen
geldcp. In het samengaan van bei
der wil ligt het geheim van de '.op
komst het behoud of het verlies van
Nederlandsch-Indië.
Den wil des volks van Indië te
kennen in de eischen zijner natuur is
de plicht zijner Overheid, deze wil te
leiden in de richting van opvoeding
tot christelijke deugden en
wij zeggen Christel ij ke deugden
omdat al liet zedelijk goede dat is ver
vat in den godsdienst der Indiërs ook
is vervat in het christendom is d e
w i 1 van het Indische volk.
Wij zeggen Christe ijke deugden,
omdat de ziel van eiken mensch, ook
van den Mabomedaan, den Boudhist,
den Heiden, van nature christelijk is,
daar elke menschenziel door God ge
schapen is en elke menschenziel is
eene persoonlijke schepping Gods
het is in elke dwaling het deei
w a a r h e id dat de dwaling doet le
ven. Daar nu het Christendom g e-
h. e e I waarheid is niet het eigen ge
maakt'; of verpolitiekte maar het Evan-
gelische£hristendom, vindt ook de In
diër in het ware Christendom, mits
daad en leer één zijn, de belichaming
van den wil z ij, n s volks.de
wil zooals eisciit zijn natuur van
mensch. Het Christendom leertieder
het zijne, en wel het zijne dat hem
rechtens is krachtens zijn natuur: in
vrijheid God dienen, in vrijheid ontwik
kelen zijne verstandelijke vermogens,
in vrijheid zijn brood verdienen, in
vrijheid erkennen ieders menschelijke
waardigheid, in vrijheid elkander in
de nooden des levens bijstaan, in vrij
heid worden bestuurd dooreen recht
vaardige Overheid, deze vrijheid be
perkt door datgene, waardoor inbreuk
zou worden gemaakt op dezelfde vrij
heid 'van den ander.
Om terug te komen op de aanlei
ding tot dit artikelzegt die redac
teur, nadat hij dit heeft gelezen, nog,
dai het Indische volk geen wil heeft?
Wij hooren hem antwoorden ja, zoo
beschouwd, heeft hel Indische volk
wel een wik Welnuals dit is er
kend, en als dan de Indische pers, in
plaats van elkander te wantrouwen en
te beleedigen wij lezen bijna in
elke krant uit Indië van den laatsten
tijd van persdelicten wegens onder
linge beleediging dien Indischen
volkswil van het volk dat leeft in de
dessa en in de steden, wil dienen,
dan heelt de Indische Pers een groot-
sche taak de grootsche taak van door
leer en voorbeeld den servie'en en
onwetenden Indiër op te voeden tot
de Christelijke Vrijheid, de vrijheid
geschapen in iedere menschenziel en
door iedere menschenziel bewust of
onbewust gewild. Doch deze pers
man is alleen voor deze grootsche
taak berekend, ais hij is een christen,
die in zijn persoonlijk leven een voör-
beeld is van eer en deugd, daar hij
niet kan geven wat hij niet heeft En
heeft hij dit niet, dan is hij o n b e-
kwaam eli onbevoegd om be
schaving te brengen aan het Indisch
volk.
T fftie s5>rc u ken
Maar zij heeft haar Paschen niet
gehouden
Deken Brouwers.
Het oordeel is onbarmhartig voor
hem, die geen barmhartigheid heeft
gedaan, maar barmhartigheid roemt
tegen het oordeel.
Jacobus 2 13.
o
We hadden onlangs onder de
oogen een Parijssch modeboek. En
we bemerkten daarin als hooge chic
het dragen van allerlei dierenvellen
met de dierenkoppen er nog aan
vast.
We gedachten toen, en hopen niet
door het te zeggen aan sommigen
aanstoot te gevener is toch geen
verschil tusschen de kleeding onzer
stamouders na hun verjagen uit het
Paradijs er staat immers ge
schreven dat zij dierenvellen droe
gen om zich te bedekken en
de bontmode 1912/13.
Wel is waar, dat vroeger werd
gesproken van dierenvellen en nu
van bont, maar bont is öf namaak
sel van allerlei vuiligheid öf een
dieren vel, en alleen een d.eren vel
heet „echt* bont.
Onze gedachte i3 onze ge
dachte als man dat een werke
lijk knappe vrouw zch niet van
hoofd tot teen toetakelt met dieren
vellen, want die overdaad van die
renvellen staat afschuwelijk leelijk,
al moge deze leelijkheid nog zoo
duur zijn, en wij hebben wel eens
gedacht, we zijn nu toch eenmaal
een slecht mensch dat alleen
een 1 e e 1 ij k e vrouw zooveel
geld uitgeeft voor kleeding, waar
van de grondstof wordt verkregen
door het voor hare ijdelheid dooden
van dieren en vogels,
We willen maar zeggeneen
knappe Vrouw takelt zich niet toe,
en een 'leelijke vrouw doet het, om
door die toetakeling te bedekken
hare leelijkheid.
IiKlisclie Brieven.
De Volkswil van 31 Augustus kwam
heden (25 Oct.) pas in mijn bezit.
Dat is de schuld van den Expediteur
die steeds het blad naar Magelang
zendt terwijl ik te Malang ben, nu heb
ik wel al eens geschreven naar de
post te Magelang, maar daar schijnen
ze er bitter weinig nota van te nemen.
In opgemeld blad zag ik opgenomen
mijn Ind. brief met een antwoord door
U dat meer dan raak was voor de
lnd. burgermaatschappij. In dien tus-
schentijd schreef ik mijn opstel „Eere-
teeken zijn schandeteeken". Had ik
kunnen vermoeden dat U op zoo een
flinke wijze geantwoord had, dan was
dat stuk niet noodig geweest. Ik zond
U ook een afdruk uit het Semarangs
Handelsblad waarin U kon zien dat
het waar is wat ik U schreef. Dezer
dagen hoorde ik wederom iets dat er
gerlijk is. „Een gepensioneerd militair
heeft hier eea kapperswinkel opge
richt, de man is zeer fatsoenlijk, kan
zijn vak goed en heeft zijn brood,
aangezien er hier geen andere zijn
(die als burger begonnen zijn) nood
breekt wetten Nu zijn er ook wel
militairen die er wel netjes willen uit
zien, en laten zich dan eens opknappen
bij een vakman.
Op zekeren dag stonden 2 militairen
voor zijn deur terwijl hij bezig was
een burger te scheren, Toen de burger
klaar was kwamen de militairen aan
de beurt. „Zijn dat je uithangborden?"
vroeg mijnheer sarcastisch, hij ging
heen om nooit meer terug te keeren,
onze kapper was een klant kwijt
omdat hij ook militairen scheert. Te
Soerabaja heb ik ook militairen zien
scheren in een deftig salon de coiffure,
nooit heeft de man daar een klant
door verloren, maarhij was niet
als koloniaal begonnen, het vermoeden
dat hij omgang had met militairen
was dus, neen kon niet mogelijk zijn,
daarom werd er daar niets van ge
zegd.
Gelukkig gaan we nu een nieuwe
richting tegemoet.
Een afstammeling van den grooten
Multatuli is opgestaan en brengt nu
de theoriën van zijn voorvader in
praktijk. Ik bedoel den heer Douwes
Dekker, redacteur van de Expres te
Bandoeng, en oprichter der Ind. Par
tij. Zooals U wel uit de U toege
zonden no's van de Expres kunt zien
gaat het er hoofdzakelijk om, om de
miskende Indiër (indos) op te heffen,
dat het den man niet voor den wind
gaat zal U wel zien na lezing van
zijn blad, het is hier ook al zooals
ie Hulst en omstreken „de waarheid
wil niet gezien worden". Alhoewel
ik zijn streven ten zeerste toejuich
een ding moet mij toch uit de pen,
n.l. de Indicr moet ook de hand eens
in eigen boezem steken, er zijn helaas
nog veel Indiërs die tot de „Haute
volee" behooren en er ook te veel
standsverschil op nahouden, en vol
strekt geen omgang willen met min
der goed bedeelden, ongeacht of zij
dan v/el Europeaan of Indiër zijn.
Het is echter deze menschen niet
kwalijk te nemen, want „zooals de
ouden zingen, zoo piepen de jongen"
ergo de schuld ligt aan den Europeaan.
Wij willen hopen dat de heer Dou
wes Dekker mag overwinnen, afgaande
op zijn behaald succes, bestaat er nu
wel eens kans om Indië geheel te
hervormen,
Nu mij dunkt het werd ook wel
eens tijd. B. D. G.