olkswil BIJ VOEGSEL van van 7 December 1912. De Pelsmuts Een en ander uit den modernen oorlog o Donderdagavond der vorige week trad voor de vereeniging „Ons Leger" te Breda de kapitein der artillerie K E. Oudendijk op met het onderwerp „Een en ander uit den modernen oorlog." Nadat door den secretaris, luitenant, Th. van Slobbe, wegens ontsten tenis van den voorzitter, generaal Van de Wal, door ziekte verhinderd, de vergadering geopend was, verkreeg kapitein Oudendijk het woord. In den vorigen winter had kapitein Oudendijk in eene vergadering van „Ons Leger" het onderwerp „Moeten en kunnen wij ons verdedigen" uit eengezet en zijne hoorders voorge houden, dat de politieke toestand in Europa nog altijd niet die van een eeuwige vrede is en dat bij een Europeeschen oorlog Nederland gewa pend en verdedigbaar inoet zijn, juist om zichzelf zooveel mogelijk buiten het gedrang te houden. Eeri kleine zelfbewuste natie dwingt eerbied af. Hoe fier klonken de woor den van den Zwitscherschcn president, die hij tot den Duitschen Keizer sprak bij diens jongste bezoek aan de ma noeuvres in Zwitserland Wij hebben, zoo sprak die President onder andere, onze onafhankelijkheid tegen eiken aanval van op dit, ons hoogste goed te beschermen, en onze neutraliteit tegenover ieder, die haar niet eerbiedigt, te handhaven. Een noodzakelijk en doeltreffend middel daartoe is een flink en slagvaardig leger. Ons 't bezii van zulk een leger te verzekeren, is een onzer voornaamste staatsplichten, voor welke vet vulling wij al onze krachten aanwenden. Ziet, dergelijke gedachten kunnen en moeten ons, Nederlanders, ook be zielen. Wij willen, onder waardeering van alles wat goeds is in den vreem deling, Nederlander zijn en blijven. We willen daartoe al onze krachten inspannen en a s gevolg, als uiting van die nationale kracht, willen we een weermacht hebben, strijdbaar, sterk. Maar die weermacht komt niet van zelf, ze moet gevormd worden door het volk uit het volk, en, opdat de natie wete, waar het om gaat, moet zij belangstellen in alles, wat haar strijdbaarheid betreft. Men moet die belangstelling leven dig houden, in legerzaken is de ver andering zoo groot. De militaire wetenschap schrijdt voortdurend voor 4 OF Hoe ée raenschcn elkander kunn-n plagen. De andere zong„Waartoe behoeft een boer een Zondagschen hoed Weer een ander vroeg aan Jorg, wat hij van zijn ambacht was, en daar deze antwoordde „Ketelsmid", zeide de eerste „Ik meende mutsenmaker", en zoo ging het voort. Jorg, die dorst en honger begon te gevoelen, had weldra zijn voorraad goed humeur, welken hij van den keurvorst had medegebracht, verteerd en werd boos, ten minste inwendig. Eindelijk kwam de bediende, die hem hier gebracht had, hem halen om hem naar de kan selarij te brengen, waar een schrijver met zijn klerk zat; geen van beiden keken op. Bij het bevel, dat de bediende hun mededeelde, knikten zij enkel, keken over den schouder naar Jorg en schreven vervolgens voort, zoodra de bediende vertrokken was. Jorg kon intusschen de vliegen beschouwen, die voor het venster in de zon dansten, of ook het groote uurwerk in de kast aan den wand, waarop de stalen schijf de vergulde wijzers voorwaarts gingen, terwijl de schrijver maar altijd doorschreef en zijn klerk eveneens. In het binnenste van Jorg steeg echter in de drukkende stilte langzamerhand een zwaar on- weder op. Nu hoestte hij op waar neembare wijze zoo, dat het door de stille kamer weerklonk. waarts, uitvinding volgt op uitvinding en de tactiek moet daarmede steeds rekening houden. Wil men de strijdmacht weerbaar houden, en voor Nederland is dit noodzakelijk om 't te doen, dan mag de belangstelling in legerzaken niet verflauwen. Spreker wenscht thans een blik te geven in de strijdwijze der moderne legers. De wijze van oorlogvoeren heeft zich in den loop der eeuwen sterk gewijzigd. De groote strategische be ginselen in den loop der zaak zijn on veranderd gebleven, maar het aanzien van het gevechtsveld, het slagveld, is totaal veranderd, niet alleen door de invoering der buskruit-wapenen, maar ook door het perfectioneeren der vuur wapenen. We behoeven maar eens afbeeldin gen vat. gevechten uit den Napoleon- schen tijd te beschouwen om aan stonds een kenmerkend verschil met het hedendaagscb gevecht op te merken. Terwijl men in de vroegere veldslagen groote en kleine afdeelingen zien, die over het slagveld worden geschoven als stukken op het schaakbord, en in dergelijke formaties ook hun vuur zien afgeven en den laatsten storm loop op den vijand uitvoeren, ontwa ren we op het moderne slagveld een geheel ander beeld. Zoodra eene af- deeling binnen het vuurbereik des vijands komt, lost ze zich op in zoo klein mogelijke groepen, die de smalle zijden naar den vijand keeren en ook deze wijze van vooruitrukken is niet lang meer mogelijk spoedig moet men de meest ijle opstelling aanne men en vormt een lange lijn titrail- leurs, die, al dekking zoekende, den vijand tracht te naderen. De man schappen hebben daarbij groote on derlinge afstanden, soms wel 4 pas, terwijl ze in vroeger dagen op meer dan één gelid en schouder aan schou der stonden. Reeds vóór den Rusisch-Japanschen oorlog was men zich bewust, dat in den modernen krijg zichtbaar zijn ge vaarlijk zou wezen. Die oorlog heeft geleerd, dat de uitwerking van het moderne geweer- en geschutvuur van dien aard is, dat alle middelen in het werk moeten gesteld worden om onder behoud van de eigen vuurkracht naar gezichtsdekking te streven. In dien oorlog werd dus niet alleen gezocht naar weerstandbiedende dek king tegen de uitwerking van het vuur, maar naar alle mogelijke maatregelen om onopgemerkt te biijven. Zoo ver anderden de Japanners na de eerste gevechten, tijdens den oorlog dus, de blauwe uniform in grauwachtig gele j alles wat schitterde en blonk verdween uit de kleeding en bewapening. In den Zuid-Afrikaanschen oorlog was ook het voordeel der khaki-uniformen gebleken en sedert dien tijd werden of worden de grauwe, grijs-groen of geel grijze uniformen, althans voor de veld- kleeding. in de legers ingevoerd. Het rookzwakke buskruit, dat maar een ijl, blauw rookwolkje geeft, in tegenstelling met den- zwaren damp van het oude kruit, draagt niet weinig tot onzichtbaarheid bij. Het rookzwakke kruit spuit evenwel een groote vlam omhoog, die vooral des nachts boven de gezichtsdekking uitkomt. Bij onze artillerie zijn we daarom bezig met het invoeren van viamvrij, rookzwak buskruit, waarbij dat ver- radelijk vuurverschijnsel meer onder drukt wordt. In Mandsjoerije stoof in droge dagen het stof op voor de vuurmonden door den grond voor de batterijen te begieten of er zeilen over te leggen werd dit euvel ondervangen. Bewegingen en troepenverplaatsin gen voerde men zooveel mogelijk ont trokken aan 's vijands oog uit. Dik wijls moest men met gewichtige be wegingen, zooals het in stelling komen der artillerie, wachten tot de duisternis inviel. Een groote slag had dan ook een langzaam verloop, want in de eerste plaats kostten die maatregelen tijd aan degenen, die ze uitvoerden, maar ze hadden tengevolge, dat de verkenning voor de tegenpartij zeer moeilijk en zeer langdurig werd. Van de vele uitspraken van ooggetuigen over de leegheid van het tegenwoor dige slagveld haalt spr. er twee van Russische officieren aan. Na de eerste gevechten, n.l. dat aan dejaloeen dat bij Wafankau, getuigde de Russische kolonel Pasjtsjenko, een zeer bekend artillerist: „Niemand heeft tot nog toe de Japansche batte rijen gezien, ja, zelfs in de meeste gevallen de richting niet herkend, waaruit de Japanners schoten." De Russische kolonel Nowikof had in 1877 den oorlog tegen Turkije medegemaakt en deelt mede, dat hij toen, in den slag bij Plewna, met de, destijds in gebruik zijnde, gebrekkige kijkers den vijand heeft moeten ver kennen. Toen kon hij voor zijnen bevelhebber gemakkelijk op een af stand van 2200 M. alle noodige ge gevens verzamelen, tot zelfs het aan tal Turksche vuurmonden toe. In Oost-Azië in 1904 heeft hij echter, zoowel bij de verdediging, zelfs als de tegenstander op den voet volgde, alsook bij den aanval ondanks den modernen goeden prismakijker, nooit de opstelling van den vijand kunnen ontdekken, zelfs niet eens kenteekenen kunnen vinden, op grond waarvan het mogelijk ware geweest, te beoordeelen of de vijand zich daar bevond. Als de meldingen van patrouilles en op- helderings-detachementen er niet ge weest waren, zou men de omliggende terreinen voor volkomen leeg van manschappen gehouden hebben. Dit eigenaardig karakter van den oor log heeft zich geleidelijk ontwikkeld in 1866, toen de Pruisen voor 't eerst met hun achterlaadgeweren tegen de I Oostenrijkers streden. In dien oorlog bleek reeds, dat aanvallen, in gesloten orde ondernomen, al worden zij ook met de grootste heldhaftigheid uitge voerd, tot ongekend hooge verliezen te leiden. Hierna kwamen de repeteer-gewe- ren, het snelvuurgeschut en de mitrail leurs of machinegeweren, die het mogelijk maakten in een korten tijd een overstelpend vuur af te geven. Zoo is het gevecht in verspreide orde de strijdwijze geworden voor de in fanterie, zoo werd alles gedwongen naar onzichtbaarheid en dekking te streven. Spreker stelt zich thans op het standpunt, dat we ons bevinden bij eene troepenafdeeling, die ten aanval oprukt. Het is van algemeene be kendheid, dat een aanval op een goed ter verdediging ingerichte en bezette stelling veel lijd en krachten dus veel offers eischt. tedere verbetering in de vuurwapenen is meestal in hoogere mate den verdediger dan den aanval ler ten goede gekomen. De krijgsge schiedenis leert, dat alleen de aanval ter overwinning voert. Een verdedi gende houding moet men soms aan nemen, maar een troep, waarin geest, vuur en vlam zit, ga2t toch tot den aanval over, zoo gauw hij de kans ziet. Het succes in den oorlog is aan den stoutmoedige de Bulgaren toonen ons nu weer, wat voortvarendheid vermag. De Japanners wisten met weerga- Iooze doodsverachting op den vijand los te stormen, maat de daaraan vooraf gegane voorbereiding was tot in het uiterste voorzichtig. Wil een aanvoerder zijne troepen op het juiste oogenblik ten aanval leiden, dan moet hij weten, waar de vijand is, hoe sterk in aantal ongeveer, of hij zich eene verdedigingsstelling heeft ingericht en, zoo ja, sterk of maar vluchtig, met veel of weinig ge schut enz. enz., langs welke wegen zijn troep den vijand kan naderen, of goede gelegenheid is om artillerie in stelling te brengen enz. enz. Om dit alles te weten te komen, moet de bevelhebber over verkennings organen beschikken. In de eerste plaats schuift de bevelhebber daartoe zijne cavalerie vooruit, die de hande lingen der eigen partij met een sluier bedekt en tracht den sluier der tegen partij te verscheuren. Zien, zonder gezien te worden, stoutmoedig zijn en toch voorzichtig, zoo is het optreden dier patrouilles, aan wie hooge eischen in geoefend heid moeten worden gesteld. In dit opzicht heeft de Duitsche cavalerie in 1870 een welverdienden roem verworven. In dien tijd heette het: „De Pruisische Uhlaan is, waar je hem niet ziet, en waar je hem ziet, is hij niet." Daarna behandelt spr. het riut van den kabelballon voor den verkennings die ist. Van uit deze ballons kan men het terrein van eene groote hoogte pl.m. 500900 M. overzien en, daar de balion op de plaats blijfr, zijn de berichten spoedig aan den bevelheb ber overgebracht. In ongeveer 20 voor het sluiten van de poort... geen minuut vroegerwaren de laatste woorden, welke hij vernam. Daarna werd hij met de pe'smuts en keur- vorstelijk schrijven achter slot en grendel gebracht. Het document had de sluwe schrijver snel opgesteld en gezegeld en het vervolgens nog tijdens het verhoor aan Jorg laten ter hand stellen, opdat hij zich in alle opzich ten zou kunnen rechtvaardigen. Hoe Jorg deze onvrijwillige verlen ging van zijn oponthoud aan het hof doorgebracht heeft, kunt ge u re'ven wel voorstellen, geachte lezer. Mis schien is hem gedurende den langen, langen tijd de laatste vermaning van Kaatje ingevallen hij moest in het keurvorstelijk paleis zich welgenia- nierder gedragen, dan hij tegenover haar zich had aangesteld. En mis schien is het hem duidelijker gewor den, dat het gemakkelijker en aange namer was, Kaatje te imponeeren dan een Keurvorstelijk geheimschrijver. Alles zou glad van stapel geloopen zijn, maar Kaatje werpt nu de boel in 't honderd. Laten wij Jorg in zijne kooi zitten en keeren wij naar de stad Hoorn- bokkel terug. Daar woei in het kom- mandantshuis liefelijke lente- en vre- dewind, tenminste bij den komman- dant. Deze zag in, dat het zijne be denkelijke zijde had, de geheele bur gerij in rep en roer te brengen daar om had hij het besluit genomen aan de geschiedenis een einde te maken. minuten heeft men den ballon uit de talrijke medegevoerde gashouders ge vuld en aan den kabel opgelaten. Aangezien de ballon echter een ge makkelijk te treffen doel vormt, moet hij op grooten afstand, 6—7—8 K.M. van den vijand gehouden worden of moet hij maar even omhoog blijven. Grootere diensten zullen de be stuurbare luchtballons bewijzen, die hooger dan de kabelballons kunnen stijgen en moeilijker te treffen zijn. Het gevaar van de bestuurbare luchtballons wordt dan ook ingezien alle wapenfabrieken construeeren bal- longeschut, waarmede snel in alle richtingen omhoog kan worden ge schoten. Anderen willen de ballons bestrij den van uit vliegmachines, die zich boven de ballons begeven en hierop bommen neerwerpen of ze met mi trailleurs beschieten, die door een passagier kan worden meegevoerd. Zoo kan 't dus best zijn, dat in den toekomstigen oorlog luchtgevechten worden geleverd. Aan de verkennende taak van de vliegmachines wordt langzamerhand, op grond van de ervaringen bij de manoeuvres, zoo ook in denTurksch- itaiiaanschen oorlog, groote waarde gehecht. Vliegtuigen bieden moePijk te treffen doelen aan. Ook ons leger heeft een, nog maar bescheiden, begin gemaakt met de luchtscheepvaart, maar naar we hopen zullen spoedig rasscbe schre den op den weg naar een behoor lijke luchtvaart-organisatie worden ge zet. Verkenningen geven niets, als de berichten niet tijdig inkomen. Het moderne ieger beschikt daartoe, be halve over ordonnances, wielrijders en motor-wielrijders, over de veldtele- graaf cn draagbare teléphoon en niet het minst over de telegraphic zonder draad, waarvoor de stations en veld- voertuigen worden meegevoerd. Voorts hebben we nog de postduiven, waar voor hier te lande zelfs vervoerbare stations zijn uitgevonden en in ge bruik gesteld. Intusschen is het leger opgc-rukt, waarbij in ons land vooral gebruik gemaakt is van bruggen, door de genie of 't korps pontonniers geslagen, en heeft het voeling gekregen met de voorposten van den verdediger, waarna de hoofmacht des aanvallers gelegen heid krijgt, om zich uit de marsch- fonnatie te ontwikkelen tót die formatie, welke voor het gevecht moest worden aangenomen, waarbij de aanvaller zijn voornaamste krachten sam<n:rekt te gen het gedeelte der stelling, waar hij den beslissenden stormaanval wil uit voeren. Het is er hem om t: doen zijne in fanterie in de stelling* te doen trekken. Telkens dekking zoekend, s.uip: de infanterie met korte sprongen \oor.- waarts ouder het vernielend vuur van den verdediger. Iri dtn Russischen- Jzpanschen oorlog kwam het dikwijls voor, dat de aanvallende infanterie „zich ingroef", dikwijls paarsgewijze: de eene man schoot, de andere groef ook werden wel aardzakken meege voerd om zich daarachter te dekken. Tot dit alles dwong het taaie stand- Om dit doel te bereiken liet hij Kaatje uitnoodigen, met haar beroemde muts bij hem te komen, opdat hij er zich met eigen oogen van zou kunnen overtuigen, in welke betrekking de muts tot de wet stond. Natuurlijk had hij de bedoeling niet, e?n lang onderzoek in te stellen naar de wettigheid van de muts, maar hij bescheidde Kaatje slechts pro forma bij zich, zooais de rechtsgeleerden zeggen, om te kunnen verklaren nu, nadat ik de muts nauwgezet bekeken heb, vind ik, dat zij niet met de wet in strijd is; Kaatje kan dus ie muts gerust houden en dragen. Dat was bij hem eene reeds vaststaande zaak en daarmede was alles een vreedzaam einde nabij. Als niet Doch verteilen wij eenvoudig verder. Kaatje werd krijtwit, toen zij de uitnoodiging van den kommandant kreeg om voor hem te verschijnen. Want Jorg was onbegrijpelijker wijze gisteren avond niet teruggekeerd en de muts evenmin. Nu kon de stout moedige reis van Jorg voor den va der niet meer verborgen gehouden worden, In den beginne stoof de to renwachter woedend op weldra kwam hij echter tot andere gedachten en hij was van meening, dat Jorg toch een 'flinke jongen was, omdat hij dadelijk gegaan was naar het rechte kantoor. „Maar," zelde hij, „de kommandant mag daarvan geen titel of jota te we ten komen. Zegt de keurvorst, dat jij de muts dragen mag, dan deelen wij het den kommandant niet dade- Na verloop van vijf minuten keek de schrijver over den rechterschouder en snauwde Jorg toe „Zitterwijl hij tegelijkertijd met de punt van zijn voet een bankje aanwees, dat tegen den wand stond. Jorg keek echter minachtend naar het bankje en zeide „Ik zou liever niet zitten." Toen antwoordde de schrijver „Blijf dan maar staanzoo kan je ook wachten." Jorg„Ik zou liever niet wachten." Schrijver: „Hou je mond!" Jorg: „Ik zou liever den mond niet houden, mijnheer de schrijver." In de laatste woorden lag iets, dat heenwees op het sombere, onweer- verkondende gerommel van den don der. Het geduld van Jorg was op bedenkelijke wijze zijn einde nabij. Dat scheen ook de schrijver uit de woorden te- hebben opgemaaktwant hij gaf er de voorkeur aan, geen ver der antwoord te geven. Lang, zeer lang stilzwijgen. Nog eene pauze. Daarna sprak Jorg: „Met den Keurvorst kan men beter opschieten dan met zijne hoog moedige schrijvers." Dat werkte. De schrijver wierp het hoofd woedend om, zoodat de staart van de pruik met den zwart breed geknoopten band, zooals men ze toen droeg, eene vliegende beweging maakte. „Hoe? Wat? Rustverstoring in de kanselarij van den Keurvorst schreeuwde hij en snoof van veront waardiging weg met hem, die grove lummel I" Jorg antwoordde evenwel kalm „Mijnheer de schrijver, u hebt nu een nummer uitgedeeld, doe het echter niet een tweede keer, of ik zeg ook wat. En gaan zal ik, zoodra ik mijn schrijven heb". „Potstausend millioenen donders, ook nog bevelen wil de ongelikte beer mij, den eersten kanselier van Zijne Keurvorstelijke Hoogheid, wat ik doen en laten moetDubbele en drievou dige lummelschreeuwde de kleine, dikke "schrijver vol ergernis." Help, adjunctOnmiddellijk smijten wij den kerel de deur uit De klerk kwambeide schrijvers stortten op Jorg toe. Zij kwamen ech ter van eene koude kermis. Hij vatte den schrijver bij den staart van zijn pruik, liet hem in een cirkel rond dansen en zette zich gezwind op een stapel akten neerde tweede schrij ver waagde het niet naderbij te ko men. Deze schreeuwde „moord en brand en vijander verschenen een paar krachtige bedienden en Jorg werd ondanks zijn dapperen tegen stand en zijne protesten naar de kasteclwacht overgevoerd. „Drie dagen gevangenis" luidde het vonnis van den commandant der wacht, die Jorg natuurlijk in het geheel niet aan het woord liet komen. „Ik moet vandaag nog naar huis riep hij op wanhopigen toonhij smeekte en hij dreigde en verzekerde, dat hij morgen gaarne zou terug keeren om zijne straf te zitten. Niets hielp. „Op den avond van den derden dag

Krantenbank Zeeland

Volkswil/Natuurrecht. Gewestelijk en Algemeen Weekblad te Hulst | 1912 | | pagina 5