No. 167.
Zaterdag- 7 December 1912.
4e Jaargang.
Gewestelijk en Algemeen Weekblad te Hulst.
RichtingVoor waarheid en voor recht, door eigen daad en door daad van anderen, zonder aanzien van
persoon of partij.
VERSCHIJNT ELRRN gJLTERBAG.
Gentschestraat C 7 te Hulst.
w?
Stichter: H. A. van Dalsum.
Bierkaaistraat A 28 te Hulst.
Gentschestraat B 4 te Hulst.
DE VOLKSWIL
REDACTIE:
A liuniienii'iit per drie maanden
NEDERLANDf 0.50.
BELQIEfr 1.20.
ANDERE LANDEN f 0.80.
- Abonnementen worden dagelijks aangenomen. -
Niet geplaatste stukken worden niet terug gegeven.
Het blad neemt geene verantwoordelijkheid voor den inhoud
van het Yrije Woord en voor dien van Adrertentien.
ADMINISTRATIE:
DRUKKERIJ:
Advertentiën, in te zenden vóór Vrijdags om 12 uur.
Prijs per regel 10 cent. Bij abonnement of geregelde plaatsing
belangrijke vermindering. Dienstaanbiedingen contant f0.25.
Aeliter do coulissen van Saloniki.
Dr. Hans Barth, de correspondent
van het „Beri. Tagebl." te Saloniki
stuurt den volgenden zeer beiangwek-
kenden brief over de oneenigheden
die tusschen Grieken en Bulgaren te
Saloniki zich hebben voorgedaan en
waarvan tot dusver alleen bij geruchte
iets was doorgedrongen. Intusschen
schijnen de oneenigheden later weer
te zijn bijgelegd, daar zooals wij reeds
meldden, het Bulgaarsche leger voor
een groot deel uit Saloniki is op
gebroken. Echter kunnen de oneenig
heden toch misschien nog eenig ge
volg hebben en daarom volgen hier
de bijzonderheden zooals de corres
pondent ze geeft
„Wilde men de Grieksche kranten
en ambtelijke mededeelingen geloo-
ven, dan zou de bezetting van Salo
niki 'n even gemakkelijk als aange
naam werkje geweest zijn, zoo iets,
als een parade of schuttersfeest. En
al volgden ook „enkele" Bnlgaarsche
detachementen de Grieken op den
voet, dan gebeurde dit uitsluitend, om
den Griekschen „basileus te huldigen,
als hij bezit kwam nemen van de
stadZoo was het verloop der
feiten volgens ambtelijke mededeeling
der Grieken. In waarheid echter zijn
de zaken heel anders gesteld.
Het Grieksche leger was den Var-
dar overgtrokken en stond aan de
Galliro-rivier tegenover den Turkschen
generaal Hassan-Jachsin Pacha, die
misschien in staat zon zijn geweest,
met de rest van zijn troepen, de Grie
ken langen tijd tegen te houden. Van
deze mogelijkheid waren b.v. twee
Duitsche instructeurs in Turkschen
dienst vast overtuigd. Vandaar het
aanvankelijk zoo energieke „geen stap
verdei" van Hassan Jachsin. Echter
rukte intusschen ook een stuk Bul-
gaarsch leger (40 a 50.000 man) on
der bevel van generaal Thcodoroff
van Seres naar Saloniki op, om de
Turken in den rug aan te vallen en
Hassan Jachsin bleef, daar hij met zijn
zwakke krijgsmacht niet tegen twee
legers tegelijk tegenstand kon bieden,
niets anders over dan te capituleeren.
Nu begon Hassan Jachsin met de
Grieken te onderhandelen. Hoe na
der de Bulgaren kwamen, wier doel
eveneens Saloniki was, des te hooger
stegen de kansen van den Turkschen
generaal, maar des te grooter werd
ook het ongeduld der Grieken, die
alles er op wilden zetten, om vóór
de Buigaren Saloniki binnen te trek
ken en de zoo vurig begeerde stad
als onverdeeld Grieksch te procla-
meeren. Daardoor kon het gebeuren,
dat Hassan Jachsin tenslotte met den
diadocnos een capitulatie sloot, welke
zeer gunstige voorwaarden bevatte en
o.m. den Turkschen officieren den de
gen liet, de soldaten als niet-krijgs-
gevangene deed beschouwen, het
krijgsmateriaal tot het einde van den
oorlog ter beschikking der Turken
liet enz. Een capitulatie derhalve die
op papier en in beginsel niets van
een Sédan had. Daardoor werd het
den Grieken mogelijk de Bulgaren te
overtroeven en voor hen Saloniki bin
nen te trekken wat bij de Bulgaarsche
bondgenooten weer de grootste er
gernis en ontstemming wekte.
Deze misnoegdheid bleek reeds
spoedig. Nauwelijks waren de Grie
ken binnengetrokken, nauwelijks had
den de snelle „enzoni" met hun khaki
groene ballet-rokjes, en hun niet zeer
welluidend hoorngetoeter- den „basi
leus" naar den konak gevoerd, of daar
dreunde slechts enkele minuten la
ter doffe militaire muziek en plomp
maar krachtig als beren, trokken ein-
delooze Bulgaarsche bataillons de stad
binnen, daarna de cavalerie, regiment
na regiment, dan de artillerie en de
legertros. Daverend klonken de Bul
gaarsche krijgsliederen. De intocht
dier kerels met hun kleine oogen op
hun steppen-paa'djes, juist als kozak
ken, leek wel een nieuwe inval onder
Attilla. God moge medelijden hebben
met hem die zulke vijanden heeft
Met de Bulgaren rukten ook de ver
maarde comitadijs binnen- Kerels zon
der hoofddeksel, met stekelig borste
lig haar, herdersmantels en reusach
tige jutagans met dolken en pistolen
in den gordel en bovendien nog ge
laden dubbelloop buksen
Zagen de Grteksche „artartis" er
ongeveer uit als wolven in schaaps
klederen, de Bulgaarsche comitjadis
leken wel hyena's. Ik kan mij ver
gissen maar dit was nu eenmaal dein
druk dien ik kreeg. En als men zich
dan herinnert, dat die luidjes ook
eens de helden van alle Macedonische
bomaanslagen waren, dan zal men
toegeven, dat mijn indruk wel de
juiste zal zijn. Maar daar deze dui
vels in den naam van het Christen
dom „werken", mogen zij ook de ge
regelde troepen vergezellen. Welk
een schande voor beschaving en Chris
tendom.
De twisten tusschen Grieken en
Bulgaren lieten niet lang op zich
wachten. Het verluidde, dat tusschen
de prinsen Boris en Cyrillus en den
Grieksche kroonprins een levendige
briefwisseling werd gevoerd, die nu
niet juist klonk als men van bonds-
broeders kan verwachten. Men citeert
in Saloniki zelfs den tekst der „bil
lets doux", maar die tekst kan wel
valsch zijn.
Een feit is 't, dat beide legers el
kander in Saloniki negeeren, dat de
officieren uitgezonderd natuurlijk
de hoogere officieren, welke aan de
etiquette gebonden zijn, niet eens
groeten, en dat de ongeregelde troepen,
die voor een paar jaar nog alleraan
genaamst met elkander te „werken"
pleegden, elkaar thans aankijken als
wilden zij elkaar verslinden.
De Bulgaren, wier bevelhebber ge
neraal Theodoroff naar gezegd werd,
tsaar Ferdinand dadelijk seinde, dat
hij in naam van den tsaar bezit had
genomen van Saloniki, kunnen het
den Grieken niet vergeven hen door
een „onwaardige capitulatie" over
troefd te hebben. Dat wil zeggen,
dat de Bulgaren er niets van willen
weten dat de Grieken Saloniki behou
den, terwijl de Grieken er niet aan
denken de stad weer te ontruimen.
Daarom hebben de Bulgaren op een
aantal moskeeën (o.a. de Aya Sofia),
de Bulgaarsche vlag ge'neschen, ter
wijl de Grieken dit op andere mos
keeën dedenNota bene op mos
keeën Hoe zou Europa getrild heb
ben van verontwaardiging, wanneer de
Turken in 1897 op Grieksche kerken
de vlag met de Halve maan hadden
geheschen.
Maar de Bulgaren gingen nog ver
der. Zij plantten op de heuvels rond
Saloniki hun artillerie. En deze vuur
monden spraken, al zwegen ze
ook, een overtuigende taal. Aan
de laten wij ons zacht uitdrukken
opwindende tooneelendie zich
afspeelden na de bezetting namen de
Bulgaren ruimschoots deei, maar hun
tucht was strenger dan die van hun
Grieksche „bondgenooten" en zoo
v/erd een Bulgaarsch officier volgens
het krijgsrecht gefussilleerd, omdat
hij deelgenomen had aan de plunde
ring van een villa.
Daarbij komt nog, dat, daar de
Grieken, noodgedwongen, steeds meer
troepen naar Monastir moesten sturen,
de numerieke overmacht der Bulgaren,
steeds toeneemt en zij steeds aanma-
tigender worden en, zonder het open
lijk te verklaren, den Grieken duide
lijk te kennen geven, dat zij Saloniki
willen hebben, of dat in het ergste
geval de een noch de ander der bond
genooten de stad in zijn bezit zal
houden.
Hieraan valt niet te twijfelen Ook
al zijn de Grieken formeel de baas in
Saloniki, toch zijn de Buigaren met
hun 40 a 50.000 man, de eigenlijke
heeren. Een toestand die voor de
toch reeds niet vriendeijke verstand
houding der bondgenooten bedenke
lijke kiemen bevat.
In de Grieksche kringen wil men
de zaak natuurlijk gaarne vermoffelen.
Toen 15 of 16 November de tele
graaf weer werkte (althans in orde
moest zijn), werd aan iederen oorlogs
correspondent toegestaan een tele
gram van dertig woorden per dag te
verzenden. Dadelijk maakte ik een
hoogst laconiek telegram, waarin
sprake was van een Bulgaarsch leger
te Saloniki klaar en bracht het zelf
naar den censor. De beide oppercen-
soren Kyrios Dragoumis van het de
partement van buitenlandsche zaken
en Kyrios Petrakapulos, de beminne
lijke directeur van het hotel d'Angle-
terre (die ook als politiek censor fun
geert), vonden de zinsnede hoogst ge
vaarlijk. Zij haalden „armée bulgare"
door en maakten er van „quelques
bulgares" (enkele Bulgaren
En toen het telegram rijp was om
verzonden te worden kwam er nog
een censorleerling, een Fransch-stot-
terend ventje in uniform van achttien
lentes- Deze las het telegram even
eens door en keurde nog een andere
zinsnede af, waarin de aanwezigheid
van „vele" vreemde oorlogschepen ge
constateerd werd. En in eigen machts
volkomenheid veranderde hij „vele" in
„enkele". Toen reed ik in een rijtuig
naar het Monastirstation, waar het
telegraafkantoor is, cn waar de be
ambte mij verklaarde dat hij er niet
aan dacht anders dan staatstelcgram-
men te verzenden.
Zoodoende vernam Europa zelfs niets
van een „paar Bulgaren" die in wer
kelijkheid 'n uitstekend leger vormden,
dat meester was van Saloniki. Over
de stemming onder de Bulgaren ver
klaarde mij het bendehoofd Sandunski,
die met de hoogere officieren ver
keert, het volgende„Toen de Grie
ken, om de Bulgaren te overtroeven
aan de Turken zulk een eervolle ca
pitulatie toestonden, hebben ze een
daad van groote illoyalitcit tegen hun
bondgenooten gesteld. Dc eerste oor
log, dieri Bulgarije voeren zal, zal
tegen Griekenland zijn, cn misschien
reeds binnen drie maanden een aan
vang nemen
Twee spreuken.
Ik ben geen groenteboer.
J. J. F. van Zeijl.
God wandelt met de eenvoudigen.
Nav. IV. 18: 4.
Dr. Barth, de oorlogscorrespondent
van het „Berliner Tageblatt" te Salo
niki zendt nu van boord van de
„Melpomene" aan zijn blad de vol
gende bijzonderheden over de wreed
heden, die door de Grieken te Salo
niki moeten bedreven zijn.
„Een vaag bericht, een Tartaren-
tijding vloog over de wereld. Vloog
voor zoover er van „vliegen" sprake
kan zijn nu iedere telegrafische ver
binding vernield is. Het heette, in
Saloniki grijpt een bloedbad plaats.
Een bloedbad zooals de heffe van
het Turksche volk in 1876 onder de
consuls aanrichtte of een slachting
volgens een nieuwe „Christelijke"
methode
Bij de Turken echter zoo gaat de
correspondent verder, hoe gedemora
liseerd en uitgehongerd het verslagen
leger ook was, lag de schuld niet-
Geen enkele diefstal is door hen ge
pleegd, niet één moord begaan.
De schuld lag bij de ongeregelde
hulptroepen van het Grieksche en
Bulgaarsche leger, die als wilde hor
den Saloniki binnengestroomd waren.
Nauwelijks waren de overwinnaars,
zoo vertelt hij dan, de stad binnen
gerukt of er speelden zich eerst in de
Vadarstraat, later in het Turkenkwar-
t:er en de Jodenwijk tooneelen af, die
levendig aan den dertigjarigen oorlog
herinnerden. Onder het voorwendsel
de ontwapende Turken te fouilleeren,
weiden tal van arme drommels uit
geplunderd. In het Jodenkwartier er.
in enkele villa's roofden de benden
al wat er maar te vinden was. Wie
zal de daden van geweld beschrijven,
die door het ontbreken van gendar
men, maar al te gemakkelijk werden
gemaakt. Ook vielen er dooderi
hier en daar op hoeken van straten
zag men lijken liggen.
De Italiaansche hotelhouder di
Paoli vertelde mij dat de comitadjis
zijn hotel binnendrongen, eenTurksch
officier neerschoten, de kamers van
twee Duitsche ingeneurs leegplunder
den, en misschien di Paoli zelf aan
gerand zouden hebben, wanneer deze
niet verklaard had een Italiaan te zijn.
De correspondent deelt vervolgens
tal van bijzonderheden mede over den
inval, dien de soldaten en het grauw
in de Jodenwijk hielden en dien hij
vergelijkt met de pogroms in Rus
land. Tevergeefs trachten de Joden
en Turken zich door het dragen van
Grieksche en Turksche vlaggetjes te
beschermen. Eerst toen dc Cretenzer
gendarmerie aankwam, werd de orde
eenigszins hersteld.
Het ergste waren de tooneelen, die
na de kruitontploffing plaats grepen
en die de correspondent aldus be
schrijft
„Het was 's avonds acht uur. Met
een Italiaansche collega van de
„Secoio" en het bendehoofd Sandanski
zat ik in de café d'Angleterre, toen
ik opeens een ontzettenden knai ver
nam. „Een bom, een bom," werd
overal geroepen en in een oogenblik
was de straat Sahri- Pascha vol volk
en militairen van beide legers, allen
gewapend met geweer of browning.
Het is geen bom, maar een helsche
machine, stelde Sandanski mij „gerust"
en omdat hij een Bulgaaische comi-
ladje was en die lieden goed op de
hoogte zijn met bommen en helsche
machines, geloofde ik hem op zijn
woord. Een aantal vastberaden kerels
stormden de stikdonkere straat in. De
ontploffing moest hebben plaats gehad
in het warenhuis van een Germanos,
een Duitscher, Stein, werd er geroe
pen. De meeste soldaten en het pu
bliek bleven echter op de zwak ver
lichte piazetta bij het Europeesche ho
tel. Terwijl Sandanski achterbleef en
een cigaret opstak, begaven mijn col
lega Magrini van de „Secolo" een
Bulgaarsch adjudant en ik ons naar
de plaats van de ramp. Overal knalde
het nu in geheel de stad alsof een
veldslag aan den gang was.
Blindelings werd met geweren en
revolvers uit de vensters van de daken
geschoten en het getal dooden, dat den
volgenden morgen gevonden werd was
zeer aanzienlijk. En meestal waren het
arme stakkers, die een offer der paniek
werden. Militairen en comitadjis dron
gen de huizen binnen en gingen
woest te keer, hei kwam tot heftige
botsingen tusschen Bulgaarsche en
Grieksche officieren.
Den volgenden morgen kwamen
Duitsche en Italiaansche vrienden,
directeurs van groote indusirieele on
dernemingen, artsen enz. en deelden
ons mede, wat er verder 's nachts
gebeurd was.
Het kruitmagazijn bij de Turksche
kazerne van Zitinlik voor de poorten
van Saloniki, was in de lucht gevlo
gen en honderden Turksche krijgs
gevangenen, die daar in kwartier lagen
en ook eenige van de Grieksche
wacht waren omgekomen. Toen de
geweldige ontploffing door de lucht
dreunde, maakte zich van de soldaten
en het grauw in de stad een wilde
paniek meester, want bij hen heerschte
de overtuiging, dat de Turken en
Joden uit wraak het kruithuis (waar
intusschen 10C0 Turken gewond en
gedood werden) in de lucht hadden
laten vliegen.
Om zich de gruwelen, die ik in de
Vaderstraat aanschouwde, te kunnen
voorstellen, moet men wel over een
levendige fantasie beschikken. Voor
een Turksch koffiehuis, dat ik nauwe
lijks 10 minuten na het gebeurde be
reikte, zag ik het trottoir als een
groote donkerroods massa met allerlei
menschelijke overblijfselen. De ven
sters van het koffiehuis waren door
schoten en in de gelagkamer lagen
tusschen omver geworpen stoelen en
tafels talrijke dooden met gespleten
schedel en akelig verwrongen gelaats
trekken. Het werd mij akelig te
moede... Al deze ongelukkigen hadden
rustig bij hun nargilde en koffie ge
zeten en den loop der dingen bespro
ken, toen de geheimzinnige ontploffing
plaats greep. En zij waren offers ge
worden van de aigemeene paniek, van
de blinde woede des volks.... evenals
buiten de stad nog zoo velen.
In een rijtuig reden wij naar Zitinlik,
waar de groote ramp had plaats gehad.
Hier was de aanblik nog ontzettender.
De wijde vlakte was bezaaid met
stukken tenten der Turken. De Turk
sche cavalerie-kazernen waren gedeelte
lijk platgebrand of in puin gevallen.
Bij iedere schrede stiet men tegen
lijken, het een had geen arm meer,
een miste een hand of een been, Mn
een ander werd het hoofd verbrijze'd.
Daartusschen lagen eindelooze rij-.n
cadavers van paarden, die in de stal
len verbrand waren. De stank w. s
ondragelijk, zoodat ik den neus dicht
kneep. Wij vonden ook stukken ijzer
en een eind lont.