No. 166. Zaterdag 30 November 1912. 4e Jaargang. Gewestelijk en Algemeen Weekblad te Hulst. Richting': Voor waarheid en voor recht, door eigen daad en door daad van anderen, zonder aanzien van persoon of partij. VERSCHIJNT £LKEN SATERDAG. Gentschestraat C 7 te Hulst. W? Stichter: H. A. van Dalsum. Bierkaaistraat A 28 te Hulst. Gentschestraat B 4 te Hulst. DE EN'CYCLIEK YAN DER PAOS. DE VOLKSWIL REDACTIE: Abonnement per drie maanden NEDERLANDf 0.50. BELGIEfr 1.20. ANDERE LANDEN f 0.80. - Abonnementen worden dagelijks aangenomen. - Niet geplaatste stukken worden niet terug gegeven. Het blad neemt geene verantwoordelijkheid voor den inhoud van het Trije Woord en voor dien van Advertent.iën. ADMINISTRATIE: DRUKKER IJ: Advertentiën, in te zenden vóór Vrijdags om 12 uur. Prijs per regel 10 cent. Bij abonnement of geregelde plaatsing belangrijke vermindering. Dienstaanbiedingen contant f0.25. Het Veer Kortgene- Wolphaartsdijk in de Staten van Zeeland. —o In de Zomerzitting was benoemd eene Statencommissie, om deze zaak na te gaan en in de najaarszitting met een voorstel te komen. Deze commissie kwam met een voorstel le. Om de ambachtsheerlijke veer rechten af te koopen, 2e. Dat de Provincie een veer opent ter verbinding van Zuid- en Noord- Beveland. Statenlid van Dalsum had in de Zomerzitting gemeend, dat die veer- rechten niet vormen een monopolie en verdedigde deze gedachte in de na jaarszitting, op dezen grondslag, dat de provincie vrijelijk mag varen tus- schen hare eigen steigers zonder eerst de veerrechten af te koopen. Wat was de zaak De provincie heeft aan den kant van Zuid-Bevelan.l bij Wolphaartsdijk en aan den kant van Noordbeveland bij Kortgene een steiger, staande in Rijks water, welke beide steigers zijn ge bruikt voor haar Stoombootdienst MiddelburgZierikzee. Maar nu was de gedachte dat de provincie niet mag varen tusschen die beide steigers, dus dat de provincie niet het recht heeft om te varen tusschen die beide steigers over een rijkswater, dat is een open bare verkeersweg, de Zandkreek, de plaatselijke naam van een zeestroom. En wel dit niet, omdat de ambachts- heeren van Kortgene en Wolphaarts dijk zouden hebben een monopolie- recht om over te zetten van Noord- naar Zuid-Beveland en van Zuid- naar Noord-Beveland. Dit recht van monopolie ontkenden we op grond hiervan le. dai art. 25 der Staatsregeling van 1798 het leenrecht met alle ge volgen daarvan had afgeschaft, en deze afschaffing was nog eens her haald in de grondwetten van 1801 en 1805 2e. dat wel bij art. 3 van het Sou- verein Vorstelijk Besluit van 26 Maart 1814, St. 46 provisioneel waren her steld de heerlijke rechten o.a. van veer het standpunt der Statencom missie, maar: 3. dat in de inleiding van dit Be sluit waren gemaakt twee voorbehou dingen, en wel a. geen herstel in strijd met de te genwoordige gronden var. regeering. b. geen herstel in strijd met het belang van den Staat 4. dat de tegenwoordige gronden van regeering (1814) medebrachten vrijheid van bedrijven (art. 53 Staats regeling 1798), welke vrijheid er vroe ger niet was, en gelijkheid van alle burgers voor de wet 5. dat het belang van den Staat medebrengt, dat geen particulier kan beletten het monopolie van verkeer op een openbaren verkeersweg van den Staat 6. dat in vroegeren tijd het open bare verkeer wel kon worden belem merd ten bate van particulieren of van bepaalde heerlijkheden of steden men denke slechts aan de privi legiën die vroeger de een of andere stad had op openbare verkeerswegen. Wij stelden toen voor, dat de Sta ten zouden geven een open crediet aan Gedeputeerde Staten, om wegens deze zaak in te winnen een advies van b.v. twee advocaten, die geheel buiten de partijen staan. Dit voorstel werd niet ondersteund. Statenlid mr. Fokker, lid der Sta tencommissie, meende o.a. dat, als een dergelijk veerrecht betwistbaar was, er wel eens over zou zijn ge procedeerd, en er was nog nooit over een dergelijk veerrecht geprocedeerd. Dit laatste had ons ook verklaard de jurist, aan wien wij te voren een advies hadden gevraagd. Onze jurist had ons echter wel me degedeeld enkele zijdelingsche juris prudentie, en deze gaf aan 1. dat volgens het oude recht de ambachtsheerlijke rechten zich niet uitstrekten buiten het grondgebied der heerlijkheid en... het veerrecht ging buiten dit gebied, zoodat het niet kan zijn een ambachtsgevolg, 2. dat de heerlijke rechten, hersteld krachtens het besluit van 1814, zijn van privaatrechterlijk karakter en dus niet kunnen zijn een monopolie- recht over een openbaren verkeers weg, daar dit zou moeten zijn een pu bliekrecht, 3. dat het recht om binnen het ge bied eener heerlijkheid belasting te heffen, als uit het leenrecht afkomstig, is afgeschaft (Hooge Raad 1842) en hier het veerrecht moet worden be schouwt als eene tolheffing. Voor wat betreft de onbillijkheid, om geen monopolierecht te erkennen waar een veer misschien reeds 1000 jaar bestaat, merkten wij op, dat de ambachtsheeren het aan zich zeiven hebben te wijten, dat zij concurrentie zouden krijgen, daar zij met den tijd niet zijn medegegaan. Ondanks dit alles hebben we met de andere Statenleden gestemd vóór den afkoop of liever koop van de ambachtsheerlijke veerrechten, omdat de heer mr. P. Dieleman als lid van Gedeputeerde Staten ons overtuigde door beroep te doen op een arrest van den Hoogen Raad van 9 Juni 1879 W. v. h. R. no. 4400, waarbij werd beslist, over het veer Numansdorp - Willemstad, dat dit veer is een mo nopolie over het geheele water. Uit dit arrest, dat hij ons ter in zage gaf, blijkt, dat het werd gewe zen op deze gronden dat bij de wet van 6 Frimaire VII alle van ouds in deze gewesten be staande particuliere veerrechten zijn onteigend dat echter bij artikel 11 van het Keizerlijk Decreet van 21 October 1811 is bepaald, dat niets is veran derd in den eigendom der veeren in de Departementen van Holland voor zoover die feitelijk nog bestonden op 1 October 1811 dat bij art. 1 van het besluit van den Souvereinen Vorst van 24 Juli 1814, no. 55 is verordend tot terug gaaf van de veeren die van ouds par ticuliere veeren zijn geweest, welk besluit echter alleen geldt voor die veeren, welke krachtens die wet van Frimaire werkelijk zijn onteigend ge weest en dat moet gelden het beginsel van art. 1994 van het B. W., bepa lende „De tegenwoordige bezitter die bewijst van ouds bezeten te hebben, wordt verondersteld mede het bezit te hebben gehad gedurende den tijd die tusschen beide verloopen is on verminderd het tegenbewijs." Deze zaak heeft voor ons en ook voor ieder ander gegeven iwee be langrijke lessen ten voordeele van het goed recht der beginseleh van de Volkswil. Ze zijn le. Wegens art. 9 harer grondre gelen „De Volkswil vraagt van hem, die het goede wil door anderen, het eigen voorbeeld." Het veer Kortgene is van de Rot- terdamsche familie van Hoboken, de familie, bekend in den Rotterdam- schen handel, die zeer zeker in Rot terdam zal hebben medegewerkt tot het uitgeven, door die gemeente, van miliioenen guldens voor havens en verkeerswegen ten bate van den Zee handel, waarin ook die familie be trokken is. En hier, op haar eigen ge bied met monopolie! echt, laat zij een verkeersweg bestaan op dezelfde wijze als die reeds een duizend jaar bestaat en die reeds langen tijd voor een groot deel van de provincie Zee land wordt gevoeld als te zijn in strijd met de ontwikkeling van het verkeer. Deze familie, ambachtsheer van Ko«tgene, heeft dus ontkend, door haar daad, de plicht van het eigen voorbeeld, en wie weet hoezeer leden dezer zelfde familie de plicht van te voldoen aan de eischen van de ont wikkeling van het verkeer hebben verlangd door anderen (de open bare overheden). 2e. Wegens de rechtsovertuiging des volks. Iri den tijd van 1789 en volgende ontwaakte uit langen onderdrukten slaap de rechtsovertuiging des volks er ging ais eene bezieling door het volk van Frankrijk en deze bezieling verspreidde zich ook buiten hare gren zen. Deze bezieling deed door wet geving afschaffen de zaken, die een beletsel waren geworden voor de al- gemeene welvaart, en met name de zaken, die het platteland zoo zeer verdrukten en den plattelandbewoner deed leven in een feitelijken toestand van lijfeigenschap, met name de heer lijke rechten. En ziet, zoodra de Vor sten weder de overmacht hebben, is hun eerste werk om af te schaffen de wetten, die hun ontstaan te danken hebben aan de rechtsovertuiging des volks. Waarom deden dit de Vorsten Omdat zij waren opgevoed in de rechtsleer voortgekomen uit de ge leerdheid der rechtsscholen, en zij in deze rechtsleer (het Romeinsche Recht) vonden als den grondslag van het gezagden wil des vorsten bij de gratie Gods, en de rechtsovertuiging des volks nam tot grondslagden wil des volks als den wil van God. En de tegenstelling tusschen beide ligt in de werkzaamheidbij den wil des vorsten als grondslag van het gezag de wet van het recht van den sterk ste bij den wil des volks als grond slag van het gezag het recht van het sociale algemeene welzijn. In welke verhouding nu eigentlijk staan de Staten van Zeeland in hunne recht sovertuiging omtrent net veer recht is uit niets gebleken, daar nie mand hunner, behalve wij, zich daar over uitte, maar wat wel zeker is, is ditdat d e wet hier stond vierkant tegenover het recht van het sociale algemeene welzijn. Want niemand zal ontkennen, dat, al moge het zijn wet, het strijdt tegen elk gevoel van rechtdat een particulier een monopolierecht heeft van verkeer over een open baren verkeersweg van den Staat. De Staten eener provincie kunnen geen wetten maken noch veranderen, dit kunnen alleen de Staten-generaal op het oogenblik daf wij ons gewon nen moesten geven door de mededee- ling van den heer mr. Dieleman ge voelden wij ons beschaamd als Ne derlanderwij waren beschaamd over onze wetgeving, dat zij erkent een monopolierecht van verkeer over een openbaren verkeersweg van den Staat, dat zij als wet erkent wat strijdt tegen elke overtuiging van recht. De rechtsovertuiging des volks, hier haar orgaan vindende in de Volkswil zich uitgesproken hebbende in de natuur lijke rechten van den mensch en van den burger der Fransche revolutie, wordt geminacht door de rechtsleer der rechtsscholen wij durven fier te verklaren de eerste staat hooger dan de laatste zie de wet van het mono polierecht van het veer Kortgene Wolphaartsdijk. H. A. VAN DALSUM. Twee spreuken. Hij is een volksopruier. Franc, van Waesberghe. Adderengebroedsel, hoe zoudt gij iets goeds kunnen zeggen, terwijl gij slecht zijt Uit den overvloed des harten immers spreekt de mond. Matheus 12: 34. Zen woord van den heer Blum o^- In de Statenzitting was in behande ling een voorstel, dat de Provincie zou mede teekenen een waarborgfonds voor eene tentoonstelling te Middelburg naar aanleiding van de Onafhankelijks- feesten 1913. De heer Blum, die niet alleen gedeputeerde maar ook Kamerlid is, en het voorstel verdedigde, vertelde, dat in de Kamer de heer Schaper, uit naam ook van zijne partij, de Socia listische, had verklaard, zich te zullen onthouden van het nationale feest der onafhankelijkheid. En de heer Blum verklaarde naar aanleiding hiervan, dat hier in de Staten nog geen part ij genoot i s van den heer Schaeper, waarom hij had gehoopt, dat het voorstel met algemeene stemmen zou zijn aange nomen. De heer Blum verklaarde alzoo, dat in de Staten van Zeeland geen socia list zitting heeft. Maar onzè vrome katholieke bladen van Zeeland hebben van Dalsnm zoo dikwijls weggezet als socialist. Hoe zit dit nu Vergiste de heer Blum zich of liegen onze vrome katholieke bladen Aangezien wij moeilijk over ons zeiven kunnen spreken vragen wij aan Zelandia, alwetend en sterrekun- dig, wat er van de zaak aan is. nl of de heer Blum zich vergist, of wel zij zelve dikwijls heeft gelogen. Z. II. de Paos heeft de vorige week Maandagmorgen in tegenwoordigheid van talrijke Kar dinalen en bisschoppen bij de ont vangst van de' leden der Apostolische Unie een toespraak gehouden, over de liefde en gehoorzaamheid, welke wij aan den Paus verschuldigd zijn. De Paus is de bewaker van het dogma en de moraal, van de begin selen die de huisgezinnen goed ma ken, de volken groot en de zielen heilig. Hij is de raadsman van vorsten en natiën, hij is de heerscher die nooit tyranniseert, wijl Hij is de vertegen woordiger van God zeiven. Hij is de Vader bij uitnemendheid. Z. H. Pius X betreurt het dat er priesters worden gevonden, voor wie het noodzakelijk is hun den plicht voor te houden van liefde en gehoor zaamheid jegens den Pans. Wie Hem wil liefhebben moet Hem weten te gehoorzamen en niet rede twisten over zijn bevelen en beslis singen. Men mag niet doen of men hetgeen Hij voorschrijft niet begrijpt en men mag er geen twijfel over wek ken door te zeggen dat het niet de Paus zelf is, doch zijn omgeving waar van ze uitgaan. Men mag het terrein van 's Pausen actie niet begrenzen, evenmin als dat van zijn gezag door daartegenover te stellen de wetenschap van geleerden, die wellicht geleerd, maar niet heilig zijn. Centrum. Wij nemen dit over uit het Cen trum, een blad van de geestelijken, en vragenof zij den Paus gehoorza men, als zij zich niet storen aan zijne Vermaningen van zich niet te mengen in wereldsche dingen. (Vermaning van 4 Augustus 1908)., of als zij doen wat de Paus (Encycliek van October 1903) aan zich zeiven verbiedt: bij de uitoefening van zijn ambt wereld lijke doeleinden of partijbelangen te dienen. In het bijvoegsel drukten wij af de encycliek van den Paus over de werk- liedenvereenigingen katholiek of ge mengd christelijk. Het uitgangspunt is duidelijk: ledat de Paus bevreesd is, dat bij een ge mengde vereeniging het katholiek ge loof der leden in gevaar kan komen, en 2e de wensch dat de katholieken met hunne medeburgers in vrede leven. De Paus wil op de eerste plaats, dat de katholieken krachtig vasthou den de beginselen uiteengezet in Re- rum Novarum. Nu brengen deze be ginselen mede, dat de sociale actie der katholieken is eene weldoende volksactie, niet (Graves de Communi) een politieke actie. En dit brengt mededat de katholieke arbeiders- vereen iging niet mag worden een hulpmiddel voor kiesvereeningdoel- einden. Welnudit laatste is in Ne derland juist na 1903 het geval ge worden, en daartegen hebben we dik wijls geprotesteerd De Paus wil, dat alle handelingen van den katholiek, in zoovere zij zedelijk goed of kwaad zijn, onder worpen zijn aan het oordeel en de rechtsmacht der kerk, d.i. dat hij zich bij die handelingen laat leiden door de zedewet. In Nederland echter is de praktijk, dat het met die zedewet er zoo nauw niet op aankomt, als men maar behoort tot de „goeie" partij, en de goeie partij is die, welke stemt voor den candidaat der politieke partij, zelfs al weet iedereen, dat deze can didaat op het gebied der Tien Geboden niet deugt. Wij geven aan onze lezers wel in overweging dat zij, bij het lezen der

Krantenbank Zeeland

Volkswil/Natuurrecht. Gewestelijk en Algemeen Weekblad te Hulst | 1912 | | pagina 1