Van alles wat.
bovenvermelde verdachtmaking, maar
tevens begrijpt ieder, vriend en vijand,
dat, bij mislukking van de kamercan-
didatuur 1913 niemand er bij zal
zijn gebaat, doch dat bij welgelukken
le niemand er door zal zijn geschaad
die doet en wil naar recht en goede
zeden, en 2e velen er door zullen zijn
gebaat.
En deze wetenschap is zoo alge
meen bekend, dat ieder weet, hoezeer
alle haat en strijd tegen ons niet an
ders is dan een afgnnst wegens ons
kunnen in den dienst-van het goede,
waarom wat tegen ons wordt gedaan
is eene zonde van afgunst wegens
Gods genade die, indien men zich
er niet van bekeert, leidt bij het eind
oordeel tot eene rampzalige eeuwig
heid, en reeds in dit leven den in-
vvendigen vrede doet missen, .vermits
deze alleen is beloofd aan hen, die
van goeden wil zijn.
Het artikel van den Heer
Siemelink.
o
Wij hebben er gaarne plaatsing voor
verleend, omdat het ons doel is on
der de oogen te zien wat in het maat
schappelijk leven of door bepaalde
groepen wordt gedacht.
Die zaak van de Inquisitie is het
spook, dat in sommige kringen nog
altijd opgeid doet, en wel in deze
richtingdat de Katholieke Kerk zoo
onverdraagzaam is.
Dit laatste nu is niet juist: Wel
is juist dat er vele bedienaren dier
Kerk zijn die dom hatelijk zijn
wij hebben er, persoonlijk ondervin
ding van tegen ieder, die niet danst
naar hunne pijpen, maar wij hebben
dat soort heeren altijd bestreden door
hen te wijzen op de leer der katho
lieke Kerk, die geheel anders is dan
het doen en laten dier bedienaren.
Wij begrijpen niet goc-d met welk
praciisch doel een dergelijk spook is
opgehaald op den Vrijzinnigen Bonds
dag te Goes.
Dat er in het veriedene veel bloe
dige godsdienstonverdrac zaamneid is
geweest bij katholiek zoowel ais bij
protestant staat vast, maa: wat heeft
dit te maken met ons tegenwoor-
d i g staatkundig leven
Wij laten in het midden het aantal
slachtoffers der godsdienstige onver
draagzaamheid in het veriedene, maar
willen toch aileen dit vragen voor
het heden wordt in het heden een
protestant die leeft te midden van
een geheel katholieke bevolking, we
gens zijn geloof lastig gevallen of
minder geteld door de katholieke be
volking Het antwoord van ieder
protestant zal zijn neen. Welnuals
in het heden ligt het veriedene, waar
is dan de katholieke neiging tot on
verdraagzaamheid
He inquisitie.
Naar aanleiding van het ingezon
den artikel van den heer Siemelink
hebben wij gemeend, om op die zaak
het voile licht te laten vallen over
het „aantal slachtoffers" vallen wij
niet, want daar weten wij niets van
hebben wij in dit nummer van
onze zijde neg drie artikelen geplaatst
le. De vrijheid van meeningen van
godsdienst - een overgedrukt hoofd
stuk uit' ons „Er is geen tegenstel
ling tusschen de beginselen van de
Fransciie Revolutie en die van het
Evangelie", uitgegeven voor f 0.50"per
ex. bij den Boekhandel van Gebr.
Belinfante, Kneuterdijk 3 te 's Gra-
venbage, en te verkrijgen bij eiken
solieden boekhandelaar. Dit artikel
staat in het bijvoegsel.
2e. De Kerkelijke Inquisitie.
3e. De Spaansche Inquisitie.
De twee laatsten zijn hoofdstukken,
die wij vertaalden- uit Geschichtliches,
Sozialpolitisches und apologetisches
Nachschiagewerk, uitgaaf Stuttgart 1899.
(We nemeu alleen over het eerste
hoofdstuk, niet het tweede hoofd
stuk, dat handelt over de wijze van
proeedeeren vroeger en nu),
1. Volgens oudchristelijke op
vatting behoorden tot de zwaarste
misdaden die begaan tegen de gods
dienst, namelijk afval en ketterij.
Het onderzoek naar ketterij, en de
beslissing, of een lid van de Kerk
als een formeelen ketter moet wor
den beschouwd kwam natuurlijk
alleen toe aan de kerkelijke over
heid. De bisschoppen hadden al-
zoo reeds van af de Apostóljache
tijden de plicht, niet alleen om de
hun ala ketters aangewezen perso
nen naar hun geloof te beproeven,
te onderrichten en zoo noodig te
straffen, maar ook om of zelt of
door gevolmachtigden in de geeste
lijke rechtbanken de van kettery
verdachten op te zoeken, onderzoek
naar hun geloof in te stellen en al
naar bevind van zaken deze vrij te
spreken, te leeren en tot afzwering
van hunne dwaling te bewegen, of
bij hardnekkigen tegenstand hem uit
dc kerkelijke gemeenschap te ban
nen, en aan den wereldlijken arm
over te leveren ter verdere bestraf
fing. (Zie ook Brück in Krichen-
lexicon band VI blz. 765 770).
2. Zoo bestond de kerkelijke
inquisitie, hoewel de naam eerst in
de 13de eeuw voorkomt, met het
oog op het onderzoek en de ver-
oordeeliDg door de kerk reeds van
de tijden der Apostelen, met be
trekking tot de bestraffing door het
wereldlijk gezag echter eerst van
af Keizer Constantijn de Groote
(Kirchenlexicon 6 blz 770.)
3. Reeds vroegtijdig was bij de
pauselijke en de bischoppelijke straf-
reohtbanken een geregelde procedure
gebruikelijk naar het voorbeeld van
het Komeinsehe strafproces, dat ge
grond was op het beginsel van aan
klacht. In het begin van de 13 de
eeuw echter kwam onder Paus In
nocentius III, naast de aanklacht-
procedure, op de onderzoeking»
en ïï-quisitieprocedure, en kreeg met
den tijd de overhand. Tot de in
voering van dit inquisitieproces werd
liiuocentius ongetwijfeld genoopt door
de vele gevaarlijke eekten, welke
toenmaals opkwamen en een hoogst
verderfelijke bedrijvigheid ontwik
kelden tegen de kerkelijke en bur-
gelijke orde, (Vlg. Philalethes, over
de kerkelijke en politieke Inquisitie,
blz 79).
4. Daar echter de bisschoppen
niet altijd in staat waren de ver
ordening van den Paus „persoonlijk
of door vertegenwoordiger de paro
chiën hunner diocesen, in welke
zich ketters ophielden, elk jaar twee-
of driemaal te bezoeken'' na te ko
men, zoo verordende Innocentius III
tot het bezorgen van de zaak der
Inquisitie eigen legaten in de dio
cesen, en gaf hun daartoe de noo-
dige rechtsmacht. Deze legaten
oefenden nu eene met de bischop-
pelijke concurreerende rechtsmacht
uit. (Philalethes, blz 8 9).
Met deze commissies werden on
der Innocentius in het begin vooral
de Ci8terciersermonnikken belast.
Daar echter op vele plaatsen de
ketters onder de medeleden der on-
derzoekingscommissiën door omkoo-
ping zelfs vrienden en begunstigers
vonden (vlg Hurter, Innocentius III,
dl 2 blz 220), zoo zag zich Paus
Gregorius IX verplicht, van af het
jaar 1232 vooral de orde van den
Heiligen Dominicus te belasten met
de Inquisitie in de door de kerterij
bezonder besmette streken. (Hergen-
rüther, Kerk en Staat, blz 232).
6. Het hoolddoel van de Domi
nicanerorde zou zijn bestryding van
de ketterij en bekeeriog der verlei
den, en Innocentius IV droeg dan
ook in het jaar 1248 de Inquisitie-
zaak vormelijk over aan de Domi
nicanen (vgl, Hefele, Kardinaal Xi-
menes, 2 afl, blz 254.) Ook gaf
deze Paus nieuwe en uitvoerige be
palingen omtrent het Inquisitieproces
en verbood elke willekeur en hard
heid. Door zijne bul Ad extirpanda
(1252) verleende lunocentins IV
tegelijk aan het Inquisitiegerecht het
karakter van een ordelijk kerkelijk
instituut (zie Buliarium Romanum,
ed. Taurin, III, p 552 8 9).
7. Zoo bleet het tot de 16e
eeuw, in welke tijdruimte meerdere
inquisitierechtbanken bestonden, welke
werkzaamheid echter tot een bepaald
gebied bleef beperkt Als echter dan
in Duitschland de groote kerkelijke
revolutie losbrak, en de zoogenaamde
Reformatie altijd meer om zich heen
greep, zag zich Paus aulus III ge
dwongen het inquisitoriale werk te
concentreereu, en daartoe benoemde
hij in het jaar 1542 zes kardina
len tot generaalinquisiteuren voor de
geheele katholieke wereld. Deze zes
hadden echter de volmacht, op alle
plaatsen, waar zij het noodig ach
ten, geleerde en deugdzame geeste
lijken al» inquisititeuren aan te
stellen (vgl de bul Licet ab initis
in het Buliarium Rom. ed. Taurin,
VI p 344).
8. Pius IV (4- 1566) vermeerderde
het getal leden dezer Congregratie tot
acht, en machtigde deze tegen alle
van ketterij verdachten op te treden.
De eigenlijke vorm van de Inquisitie
kwam echter eerst door Sixtus V.
Deze gaf namelijk aan de geheele
Roomsche Curie eene nieuwe organi
satie en verdeelde de gezamentlijke
zaken van het kerkelijke bestuur aan
vijftien kardinalencongregatien, waar
van het eerste onder den naam van
„roomsche en algemeens Inquisitie"
of van het „heilige ambt" tot op den
dag van heden als hoogste rechtbank
des geloofs bestaat (vgl. Walter, Leer
boek van het Kerkelijke Recht, 9 afl,
133), en welke bevoegdheid zich
uitstrekt tot alles, wat met het geloof
in verbinding staat, als ketterij, schis
ma, tooverij, misbruik der Sacramen
ten, bigamie en polygamie.
o
(We nemen alleen over het eerste
hoofdstuk dat handelt over de reden
van oprichting, niet nemen we over
de 5 volgende hoofdstukken hande
lende over de procesorde, de verhou
ding van den H. Stoel jegens de
Spaansche Inquisitie, het karakter en
aantal offers der Sp. Inquisitie, en haar
niet tegenhouden van den vooruitgang
der beschaving en der wetenschap-
pen).
1. Nergens in Europa had het ge-
wetenlooze systeem om geld te ver
dienen en het hartelooze woekerwezen
der Joden zulke verwoestingen aange
richt, als op het rijkgezegende Spaan
sche Schiereiland. Daaruit ontstonden
vervolgingen der Joden, bij welke
veelal zij te kiezen hadden tusschen
dood of doop. Op deze manier was
er spoedig in Spanje een groot getal
van slechts schijnbaar tot het Chris
tendom bekeerden. Deze verkapte
Joden waren veel gevaarlijker dan de
openlijke Joden. (Pastor, Geschiede
nis der Pausen II blz 580).
2. Onder het masker van het Chris
tendom geraakten deze schijnchriste
nen tot de hoogste staats- en kerke
lijke ambten en sloten door huwelijken
machtige verbintenissen. Zoo waren
dan de plannen, welke deze „Maranos"
in het schild voerden, voor het be
houd van den christelijken staat nog
veel gevaarlijker als het werken van
de openlijke tot het Jodendom behoo
renden (Burg, Protestantinische [Ge-
schichtslügen I. blz 351).
3. Want, zoo schrijft Hefele in
„De Kardinaal Ximenes" blz 277
278
„Trokken deze reeds een groot deel
van het nationale vermogen en van
den Spaanschen handel aan zich, zoo
bedreigden deze evenzeer de Spaan
sche nationaliteit als het christelijk
geloof, terwijl zij eenerzijds inslopen
in eene menigte kerkelijke ambten,
zelfs op bisschoppelijke stoelen, an
derzijds kwamen tot hooge burgerlijke
eer, in alle adelijke families introuw-
den, en al deze verhoudingen samen
met hun rijkdom benutten onqaan het
Jodendom de overwinning te bezor
gen over de Spaansche nationaliteit
en het christelijk geloof".
4. Daar tot dit doel de Joden ook
samenzweringen begonnen met de
Mooren, waren de verhoudingen ein
delijk zoover gekomen, dat zelfs de
Protestant Huber in zijne voordracht
„Over Spaansche nationaliteit en kunst
inde 16e en 17e eeuw" (Berlijn 1852)
moest zeggen „Het ging om het zijn
of niet zijn van het Christelijke
Spanje" (blz 10).
5. Om deze gevaren te ontgaan,
voornamelijk echter om de vele hei-
ligschenissen, verguizingen van den
christelijken godsdienst en andere
schanddaden der verkapte Joden te
verhinderen, besloten de katholieke
koningen, door hunne onderdanen
geestelijken en leeken herhaaldelijk
hiertoe verzocht, de Inquisitie in te
voeren. (Kirchenlexicon, dl VI blz
775).
6. Vóór de instelling van dit insti
tuut beproefden zij echter nog eens
het middel der terechtwijzing om het
geheime. Jodendom te stuiten. De ver
kapte Joden bleven hardnekkig en be
antwoordden de bemoeiingen van Fer
dinand er. Isabella door een bitter en
bijtend geschrift dat tegelijk was vol
beschimping van het christendom (Ebd.
II blz 775).
7. Reeds door een breve van 1
November 1478 had Paus Sixtus IV
verlof gegeven tot oprichting van de
kerkelijke inquisitie, doch eerst in
het jaar 1480 begonnen de inquisi-
teuren met hun werk.
Zoo lang had men de verkapte joden
tijd gelaten tot andere gedachten. Nu
echter was het optreden van den ka
tholieken heerscher door de omstan
digheden gebode i. (Pastor aa. D.
blz 581).
8. Dit bevestigt de Spaansche ge
schiedschrijver Rodrigo, die in zijne
„Historia verdadera de la Inquisicion"
(II p. 69) schrijft
„De invoering van de Inquisitie was
in dien tijd eene ware noodzakelijk-
lijkheid, niet alleen voor de toepas
sing van onze oude wetten (tegen de
ketterij), maar ook tot behoud van de
eenheid des geloofs, het ware fonda
ment van de eenheid van de politieke
eenheid en van nationale grootheid."
9. En omdat het Spaansche volk
de noodzakelijkheid dezer institutie
inzag, daarom was zij ook in Spanje
zoo spoedig populair, dat Balmes ver
zekerde
„Door invoering van de Inquisitie
hebben de katholieke heerschers slechts
vervuld den algemeenen wensch van
het volk" (Cfr D.e Wahrheit, I Jaarg.
I deel 1896 blz 508), en een bekwame
pen in de „Historisch-politischen
Blattern" dit feit bevestigde met de
woorden
„De Inquisitie hing, wat voor velen
schijnt een tegenspraak, ten innigste
samen met den vrijheidszin der Span
jaarden, welke de uitoefening van een
politieke macht in naam van het oude
volksgeloof en van geen andere macht
op aarde, als van de kerk zou heb
ben geduld, aan welker moederlijke
armen alleen men het opzicht, de
leiding en de tuchtiging geloofde te
kunnen toevertrouwen, die, ware zij
uitgegaan naar het model van andere
landen uit de staatsmacht, het onaf-
hankelijkelijksgevoel der vrije Span
jaarden in zijn gronddiepten zou heb
ben verstoord. Daarom was deze. in
stelling in den loop des tijds dermate
met het nationale karakter, de zeden
en de liefste neigingen des volks sa
mengegroeid, dat ze in Spanje in
eigentlijken en woordelijken zin po
pulair was geworden, (deel V, biz 45).
Uit het vierde hoofdstuk, handelende
over het karakter der Spaansche in
quisitie, vermelden we nog
dat Banke in „Fürsten und Völker"
(1 Th. bl 242 v), Heinrich Leo in
„Weltgeschichte II bl 431, Guizot in
Cours d'histoire moderne, Paris 1828
Vlegon 11) haar beschouwen als een
staatsinstelling.
Pastor blz 584—586, Brück in Kir
chenlexicon VI blz 777778, haar be
schouwen als eene kerkelijke instelling.
De Spaansche geschiedschrijver Ro
drigo (blz 276) beschouwt haar als
eene kerkelijke doch met koninklijke
wapenen toegerust gerechtshof. En
deze laatste gedachte van gemengde
instelling met overwegend kerkelijk
karakter is die van alle voornamere
nieuwere geschiedschrijvers (Pastor
blz 585, aanteekening).
GEESTELIJKHEID.
ja, eerbied voor de priesters in de
uitvoering hunner cvangelistische zen
ding, zij wezen nu poliekers of niet
politiekers.
Doch eens dat zij komen op poli
tiek maatschappelijk gebied hebben
wij, vrije burgers, toch zeker wel het
recht met hen in meening te verschil
len en aldus de plicht hunne denk
wijze te bestrijden.
De priesters die in hun evangelis-
tische zending het bolwerk zien voor
het behoud van de voorrechten der
beursbarons en dorpsiyrannen.-, de
priesters die uit hun geestelijken in
vloed de ijzeren poort smeden waar
tegen het verdrukte en uitgezogen
volk zijn kop ten bloede loopt als
het streeft naar een hooger en beter
leven... Aan die priesters de uitdruk
king onzer verachting.
Te dikwijls moeten wij hun verwij
ten dat ze werkmansbonden stichten
niet uit liefde voor de arbeiders maar
uit haat tegen het socialisme.
Waarom nu weer in de beweging
naar z. a. s. (zuiver algemeen stem
recht) deze rechtvaardige hervorming,
de sleutel der volkswetten, waarom
nu weer niet met ons gestreden
Waarom nu weer met kleed en kruis
de volksbeweging die, dank aan taaien
moed en diepe overtuiging, na strij
den en lijden toch de zegetrompet zal
doen schallen, waarom nu weer dat
braaf christen volk meLkruis en kleed
verschrikken.
Eerbied, ja, voor de geestelijkheid,
die niet vergeet wat de Zaligmaker
2egt in evangelistisch testament:
„Niemand kan twee heeren dienen
God fen de rijkdommen."
En het schoonste
„Misercor super turbamIk heb
medelijden met het arme volk."
(Het Vlaamsche Volk.)
lersclie humor.
Een Iersche wegwerker was bezig
met het herstellen van een weg en
had daarom zijn jas uitgetrokken en
aan een boom gehangen. Aan den
zelfden weg werkten twee Engelschen,
die besloten den Ier eens beet te ne
men. Zij teekenden met krijt een
ezelskop op de jas aan den boom en
wachtten nu het oogenblik af, dat de
Ier die weer zou aantrekken.
Natuurlijk zag de Ier Je ezelskop
toen hij na afloop van het werk zich
weer wilde aankleeden. Hij wendde
zich naar zijn Engelsche medearbei
ders en vroeg
Wie van jullie heeft zijn gezicht
aan mijn jas afgeveegd
o
De auteurswet.
Wij lezen in de Enkhuizer Courant
Een der eerste toepassingen van de
met 1 November j.l. in werking ge
treden Auteurswet ondervond waar
schijnlijk de Geheel-onthouders Dile-
tantenclub alhier toen ze j.l. Zondag
op het concours te Beverwijk zouden
optreden met „De Kroeg", vertaling
naar E. Zola's bekend werk. Voor
het optreden werd van hen een auteurs
recht van f 10 geëischt namens en ten
behoeve van Zola's erven. Naar aan
leiding hunner weigering kwamen later
de beide heeren, ingezetenen, van
Beverwijk, met een Rijksveldwachter
terug, om bij overtreding te laten ver
baliseeren. Zelfs was een oogenblik
sprake van een daarmede gepaard
gaande verbod tot opvoering, alhoe
wel door den burgemeester der plaats
toestemming was verleend. Om verder
moeilijkheden te voorkomen, hebben
de clubleden toen het geëischte geld
betaald, hoewel ze zich voornamen
zich van rechtskundig advies te voor
zien, in hoeverre in dit geval wettelijk
gehandeld is.
o—
De invloed van den regen op de
dieren.
De invloed van een regendag op de
dieren is in een diergaarde vrij nauw
keurig na te gaan.
De wolven zijn bij regenweer bi
zonder uitgelaten, en springen lustig
rond, de regen stemt hen blijkbaar
vroolijk.
Geheel anders gedragen zich de
leeuwen, zij zijn onrustig, opgewon
den, knorren en brommen tot men
hen een flinke portie vleesch geeft
of een pan vol warme melk, dan gaan
ze slapen.
Maar elke regendag schijnt den
ieeuw en heel de kattenfamilie bizon-
der sterk op de zenuwen te werken.
Slangen schijnen steeds eenzelfde
temperament te houden, zoodat de
vochtige lucht geen invloed op hen
schijnt te hebben.
Maar de andere reptielen schijnen
bij regenweer zich bizonder lekker te
gevoelen, en zijn zeer opgewekt, in
zoover dit bij reptielen valt te consta-
teeren.
Beren en wilde zwijnen schijnen
zich om regen niet het minst te be
kommeren.
De vogels echter zijn bij regenweer
ontroostbaar en zeer treurig. Zij zin
gen niet en voelen zich oogenschijn-
lijk zoo ellendig als het maar kan.
o—
Voor de gewonden in den Iialkan-
Dr. Schoenmaker zendt ons een
brief van Dr. van Tienhoven, uit Bel
grado, waarin deze zegt
Laat men mij geld sturen hierheen,
dan wordt het zeker goed gebruikt.
Aan verbandstoffen is op 't moment
geen behoeftewat noodig is zijn
goede instrumenten. Als men in Hol
land geld zou verzamelen, zou ik drin
gend noodig hebben een Röntgen-ap-
paraat voor alle beenbreuken enz. te
behandelen. Zoo'n installatie kost
ongeveer f1200, want er is electrici-
teit hier. Dat moest men nu eens
kunnen geven. Het zou zoo leuk
zijn, als de door Hollanders ingerichte
ziekenhuizen goed in orde waren. Als
men mij het geld, dat men heeft ver
zameld hierheen zendt, dan bestel ik,
wat Ik noodig heb in Weenen of Ber
lijn door middel van Prof. Dettingen
dat is gauwer en goedkooper.
Men seint ons uit Den Haag