Mengelwerk. Ieder zijn werk. duceerd worden tot het bezettings corps, 40.000 man, 60.000 zullen bin nenkort naar hun vaderlandterugkeeren. Verhaal van eenTurkschen krijgsgevangene. o— De Parijsche correspondent van het Handelsblad schrijft: Hoe komt het dat de Turken aan vankelijk zoo weinig succes hebben, en dat Kirk Kilisse zoo buiten ver wachting vlug is ingenomen, wordt ietwat begrijpelijk uit het volgende verhaal van een Turkschen krijgsge vangene, afkomstig uil de omstreken van Adrianopel, die door den corres pondent van den „Matin" werd on dervraagd. Er blijkt uit dat er aan de organisatie bij de Turken heel wat hapert. De gevangene, een christen-Mace- doniër die door de Turken gedwon gen was dienst te nemsn en met een aantal goloofsgenooten onder escorte naar Adrianopel vervoerd, vertelde onder meer het volgende „Nauwelijks waren we aangekomen of we werden als soldaat gekleed en geheel uitgerustmen gaf ons oude Martini-geweren, die al dienst gedaan hadden in den Russischen-Turkschen oorlog, en deelde dus mede dat we over de grens vervoerd zouden wor den. „We begrepen toen ook dat de Turken niet meer twijfelden aan het ophanden zijn van den oorlog (dit had men n.l. voor de gepresten eerst verborgen gehouden). Het grootste mogelijke enthousiasme heerschte te Adrianopel onder de officieren, die openlijk verklaarden We zullen nu gauw Bulgarije binnentrekken en die ellendige opstandelingen, wier wapens zullen wijken voor de altijd- victorieuse banier van den Profeet, wel eens tot rede brengen." „Naast deze oorlogszuchtigen ont stond echter een anders-gezinde partij. Sommigen toch, die van geen oorlog wilden weten, zeiden dat het de on dergang van Turkije zou worden en laakten de nieuwe partijen, wier poli tiek ze verderfelijk noemden maar dat durfden ze niet openlijk zeggen. „Kortom, na drie dagen werden we naar de Buigaarsche grens gebracht, te Papaz-Tepe. Maardenzelfden avond dat we aangekomen waren, kregen we bevel weer terug ie trekken naar Adria nopel. „Daar vermeerderde de activiteit. Van alle kanten bleven de reservisten, onder sterk geleide aangebracht, toe- stroomen. Rondom de forten werd aanhoudend gewerkt. De genie sloeg palen in den grond, die vervolgens met prikkeldraad verbonden werden, zoodat ze een lange rij van allerlei beletsels en barricaden vormden. On der de militairen was men nu buiten zichzelf van geestdrift. „Eindelijk kwam de oorlogsverkla ring". „Opnieuw verlieten we Adrianopel en trokken naar Koumouna, bij de Buigaarsche grens, dicht bij de rivier de Arda. We vormden vier bataljons infanterie, een escadron cavalerie en een batterij artillerie. enz. en onder nieuwsbladen moeten niet enkel begrepen worden de cou ranten, die eiken dag verschijnen, maar ook weekbladen e.d. Met zekerheid is echter niet te zeggen, hoe dit over al zal worden uitgelegdhet oordeel is aan den rechter overgelaten. Het verschil nu tusschen tijdschrif ten en nieuwsbladen is, dat zoo het tijdschrift aan het hoofd een verbod van nadruk bevat, herhaling van dit verbod onder elk afzonderlijk artikel overbodig isterwijl in een nieuws blad boven elk stuk, waarvan men den nadruk voorkomen wil, moeten staan de woorden „verboden na te drukken," of iets dergelijks, uitgezon derd bij romans of novellen. Romans of novellen, in nieuwsbla den of tijdschriften verschenen, mo gen zonder toestemming van den ma ker of van zijn rechtverkrijgenden niet worden overgenomen. Echter moet men met het begrip „romans en no vellen" niet al te eng nemen. Elk werk dat literair is, valt ook onder het verbod, bijv. een klein tooneel- stukje, verzen, onverschillig of ze ver schenen zijn op de plaats van het feuilleton of elders in het blad. Voor al deze werken geldt dat ze onvoorwaardelijk zijn beschermd, ook al wordt er niet bij gezegd, dat het auteursrecht voorbehouden is. Het artikel spreekt verder van nieuws tijdingen, gemengde berichten en ar tikelen over politiek. Nieuwstijdingen en gemengde be richten zijn eigenlijk stukken, die vol gens overal gangbare leer behalve „Er was onder dit geheele aantal slechts een honderdtal Christenen. We hadden elk 150 patronen gekregen. „Voor we vertrokken had men ons gezegd De Buigaarsche grens is slecht van troepen voorzienze wordt slechts door eenige voorposten bewaakt. Over drie dagen zult gij de eer hebben het eerst Philippopel binnen te trekken". „Zoo kwamen we op 'n Maandag morgen te Koumouna. Dadelijk richtte ons escadron cavalerie zich naar de grens. „We zagen in de verte een paar Buigaarsche uniformen. Wij, Christe nen, waren eigenlijk wanhopig op onze geloofsgenooten te moeten schie ten. De Turken echter waren enthou siast, want ze waren overtuigd dat, zooals men hun gezegd had, de Bui gaarsche strijdmacht in die buurt on beduidend was, en dat het gemakke lijk zou zijn die uiteen te drijven. „Het eskadron en de artillerie trok ken dus vooruit. Plotseling barstte van alle kanten een verschrikkelijk artille rie-vuur los, het escadron wegmaai ende, dat haastig terugtrok. „In de rangen van onze batajlons was de verbazing grenzenloos. Even wel had het Buigaarsche artillerie-vuur nu opgehouden. En de generaal en al onze officieren stelden zich aan ons hoofd en deelden ons mede dat we vooruit zouden trekken naar de Bui gaarsche posten. ,In ieder compagnie hielden de ka piteins appèl van de Christenen, die men voorop zette. En we gingen op weg. „We waren nog slechts op drie honderd meter afstand van de vijan delijke voorposten, die ons moedig afwachtten. In de verte werd een verschrikkelijk^geweervuur op ons ge richt van achter de oneffenheden van het terrein, waarachter Buigaarsche troepen verborgen lagen, wier aan wezigheid we zelfs niet vermoedden. „De Turken antwoordden. Slechts wij, de Christenen, bleven ons geweer in den arm dragen, zonder aan te leggen, overtuigd, dat we vermoord zouden worden door de Turken, zoo dra ze onze houding bemerkten. Maar in de hitte van het gevecht zagen zij niets. „Het vuur der Bulgaren had echter onder ons vreesselijk huisgehouden. De kogels floten om onze ooren als bijen. „Toen, plotseling, zagen we een onverwacht schouwspel. De generaal, die aan het hoofd stond van onze ba taljons, wendde eensklaps zijn paard om, drong door onze rangen heen, en verwijderde zich in galop naar het Zuiden. „Onze verbazing vermeerderde nog toen we verscheidene onzer officieren zijn voorbeeld zagen volgen, en zon der waarschuwing alle mannen eens klaps op de vlucht slaan. De verba zing was zóó groot in onze bataljons, dat het vuren geheel ophield. De Bulgaren profiteerden daarvanzij stortten zich met een geweldige ba jonetcharge op ons, terwijl wij, door paniek bevangen, eveneens de vlucht namen. „Achter ons wierpen vele Turken, in ons land geen werken zijn, waarop auteursrecht bestaat. Hier te lande heeft men ook aan" feestwijzers en predikbeurtenberichten auteursrecht toegekend. Dit heeft men ook in de wet willen laten. In zooverre wijken wij eenigszins af van de Conventie, die geen bescherming verleent aan nieuwstijdingen en gemengde berich ten, omdat men meende dat een re geling van die bescherming niet thuis- behoorde in een auteurswet, maar in een wet tot bestrijding der déloyale concurrentie. Ten onzent meende men echter ook aan de nieuwstijdingen en de gemeng de berichten eenigermate bescherming te moeten verleenen. Het overnemen ervan is vrij, maar alleen als men „op duidelijke wijze" de bron erbij ver meldt. In zekeren zin ook een be scherming tegen deloyale concurrentie. Op dezelfde wijze handelde men ten aanzien van de artikelen over de po litiek, daarbij uitgaande van de over weging, dat het in sommige gevallen noodig is, dat een blad zijn lezers bericht, wat een toon aangevend blad 'over een bepaalde gebeurtenis zegt. In deze is een bepaling opgenomen uit de Berner Conventie, gelijk ze te Parijs is vastgesteld. Artikelen over politiek mogen overgenomen worden, z< Ifs al zou er een verbod van na druk bij staan. Art. 15 spreekt ook van „artikelen en stukken", waarvan het overnemen niet als een inbreuk op het auteurs recht beschouwd wordt bij duidelijke bronvermelding. Dit beteekent, dat buiten zichzelf van angst, hun geweer op den grond, en staken de handen omhoog om te laten zien dat ze zich overgaven. „We lieten achter ons driehonderd gevangenen en honderdenvijftig doo- den, na twee uur vechtens. „Den dag daarop kwamen we na vierentwintig uur marcheeren te Zou- rousch, aan den oever van de Maritza, waar wij versterkingen uit Adrianopel vonden"* O Zonder bepaald een luiaard te zijn, behoorde Jacques Brechu toch geens zins tot degenen, die zich doodwer ken. Wanneer hij zich naar z'n werk begaf, dan haastte hij zich volstrekt niet, maakte een praatje met dezen of genen, liep een eindje mee om, of bleef hangen in een herberg. Dit is op zichzelf zoo erg niet, en komt meer voor en niemand zou er iets van gezegd hebben, wanneer onze Jacques, die zelf betrekkelijk weinig uitvoerde, geen aanmerkingen maakte op anderen, die minstens even vlijtig waren als hij. Op zekeren dag was Marie-Jeanne, zijn vrouw, wat later dan gewoonlijk thuis, daar zij bij het doen 'van ver schillende inkoopen, wat opgehouden was. Jacques ontving haar met een knor rig gezicht. „Is het eten nu nog al niet klaar vroeg hij. „Neen." ,,'t Is schandelijk". „Ik moest inkoopen doen". „Inkoopen doen. Wat dan „O, een heele boel kleinigheden". „Je kunt me niet wijsmaken, dat je je bezigheden niet zoo kunt rege len, dat wij op tijd kunnen eten. Ie loopt maar wat rond, je klets met de buren en je werk blijft staan. Dat is de kwestie; wanneer ik in jouw schoe nen stond, dan deed ik tienmaal zoo veel werk, en het eten was op tijd klaar." „Wil je 't morgen eens probeeren „Waarom niet Dan kan jij bv. in mijn plaats achter den ploeg". „Goed. En zorg jij voor de bees ten, voor het eten en voor de keu ken „Best, dus dat is afgesproken". „Afgesproken". Ondertusschen was de soep klaar en de echtlieden zette zich tegenover e kaar aan tafel en dachten niet meer aan hun twist. Den volgenden morgen stond Marie- Jeanne voor dag en dauw op, ging naar den stal, gaf haver aan de paar den, maakte het tuig in orde, keek of de strengen sterk genoeg waren, at zelf een kost brood en begaf zich met de zweep in de hand op weg, na haar man nog eens herinnerd te heb ben aan alles, wat er gedaan moest worden. Jacques lag nog lekker in 't warme bed en riep haar plagerig toe „Werk maar hard, vrouwtje, en kom me straks vertellen, of je geen koude vingers de geheele verdere inhoud van een blad kan overgenomen wordende hoofdartikelen, de brieven van bui- tenlandsche correspondenten, de be richten over feesten, wedstrijden, on gelukken enz., ja zelfs advertenties en beursberichten. Welnu, wanneer bij elk dier artikelen en stukken het auteursrecht niet uitdrukkelijk is voor behouden, dan kunnen ze overgeno men worden, altijd met duidelijke ver melding van bron. Intusschen, wanneer men het arti kel in 't algemeen vergelijkt met het oude, dan is het verschil niet van zoo groote beteekenis. Art. 16 geeft vrijheid om stukken over te nemen voor bloemlezingeq. en wetenschappelijke werken en behelst voorts een bepaling, inhoudende dat het overnemen van enkele korte ge deelten van geschriften of van enkele korte opstellen en gedichten in aan kondigingen en beoordeelingen in nieuwsbladen en tijdschriften geoor loofd is. Het werk en de naam van den auteur moeten echter genoemd worden. Wat onder „enkele korte gedeelten" of „enkele korte opstellen of gedichten" moet verstaan worden, zal de rechter moeten uitmaken. In 't algemeen kunnen wij zeggen, dat het niet de bedoeling is dezer bepa ling, de aankondigingen ea beoordee lingen, zooals die tot nu toe gewoon lijk in onze couranten en tijdschriften gevonden worden, en waarin over het algemeen van het recht van aanhalen I geen misbruik wordt gemaakt, te ver bieden. hebt gekregen". Toen hij alleen was achtergebleven, begon hij, nog altijd tot aan zijn hals onder de dekens, in zichzelf te pra ten „Wat is het toch gelukkig, wan neer je een vrouw bent. Daar heb je nu de mijne. Terwijl ik midden in den winter voor 't licht wordt, moet opstaan, keert zij zich nog'eens kalm in bed om, terwijl ik buiten half sta te bevriezen". Nog langen tijd beklaagde onze Jac ques zich aldus, totdat hij eindelijk besloot een been buiten de dekens te steken. Hij trok het echter onmidde- Iijk weer terug. „Zeg, 't is niet warm vanmorgen. Nu merk ik pas, wat een verstandige zet 't van me was, om Marie-Jeanne in mijn plaats te laten gaan. Wat zei ze ook weer wat er te doen was Ja, juist. De melkvaten afroomen, de boter karnen, de kuikens en de broed- schen kalkoen eten te geven, de var kens voederen, hooi geven aan de koeien, houthakken voor 't vuur en daarna de soep opzetten. Heb ik nu niets vergeten? Neen, dat is zoowat alles.... Een kwartier voor 't afroo men, nog 'n kwartier voor 't karnen, een uur voor de beesten. Wel dan ben ik in anderhalf uur klaar, laat ons zeggen twee uur en daarna ga ik lekker mijn pijpje zitten tooken bij de kachel. En wie zal er stom ver baasd zijn, wanneer ze thuis komt en alles in orde vindt, de tafel gedekt en de soep opgediend Dat is mijn dierbare wederhelft. Ik zal haar eens laten zien, wie er de handen uit de mouwen te steken, en wie het beste heeft op de wereld, de man of de vrouw". Buiten, op 't stille bouwland, liep Marie-Jeanne achter haar ploegspan en klapte voortdurend met haar zweep om haar paarden aan te zetten. Het ging niet zoo heel best. De voren liepen niet recht en de paarden, die gewend waren aan een geduldigen meester, die hen van tijd tot tijd liet uitblazen, hijgden. Om negen uur brak een der schakels van den ket ting. 't Kostte haar een half uur om met behulp van een buurman het on geval te verhelpen. Maar om halfelf gebeurde cr iets, dat haar noodzaakte naar huis te gaan. Bij een al te for- schen draai stoote het ploegijzer met kracht op een grenssteen en brak. Ditmaal was het ongeluk onherstel= baar. Marie-Jeanne liet het hoofd hangen. Wat zou Jacques wel zeggen Na tuurlijk zou hij op haar afgeven. O, die vrouwen, zou hij zeggen, ze deu gen nergens voor 1 Daar heb je mijn vrouw nu. Een heele boel praats, ze kan alles, en wanneer ze met den ploeg uitgaat, dan breekt ze 't ploeg ijzer. Blijft ze thuis, dan is het eten niet op tijd klaar. Wanneer ik haar eens voor een keertje vervang, dan is alles prachtig in ordede beesten zijn verzorgd, de boter gekarnd, de de tafel gedekt, soep in borden.... O, ze zou er nog heel wat van hooren. Toen ze echter de boerderij in het gezicht kreeg, was 't eerste, wat ze zag dat de schuur open stond, en de kippen en kuikens allemaal losliepen, terwijl een eindje verder de broedsche Nog een bepaling, die vrijwel over eenkomt met de bestaande, is, dat van een voordracht de zakelijke in houd in een verslag van die voor dracht kan worden weei gegeven tenzij die voordracht tevoren in druk was uitgekomen. Een redenaar van wien véél fs overgenomen, zal wel niet licht klagen. Nieuw in onze wet is de bescher ming van alles wat illustratie is. Naast de kaarten en plaatwerken, die ook vroeger niet vrij mochten worden over genomen, zullen thans ook beschermd zija de schilders, etsers, teekenaars, de aquarellisten, de beeldhouwers, de kunstnijveren, de architekten en de photografen. Bij het aankondigen of beoordeelen van een illustratie, een plaat, een schil derij enz. mag men volgens art. 16 een reproductie van het besproken werk geven, mits die reproductie door grootte of werkwijze (procédé) een duidelijk verschil vertoont met het oorspronkelijke werk. Behooren twee of meer dergelijke werken bijeen, bijv. in een collectie van een schilder, in een geïllustreerd blad, dan mag men slechts één plaat en „alleen ter aan kondiging of beoordeeling" reprodu- ceeren. Aanmaning tot voorzichtigheid is hierbij zeker niet overbodig. Bij het overnemen eener illustratie heeft men te bedenken, dat men in botsing kan komen niet alleen met het auteursrecht Ivan den schilder of den etser, maar ook met het auteursrecht van den pho- tograaf ,den beeldhouwer, den architekt kalkoen, die op haar nest had moeten blijven zitten, vrij rondliep. Marie-Jeanne schrok. Wat zou er aan de hand wezen Zij versnelde haar pas. Op de plaats zag zij een nieuw ongeluk. Daar lag een kam omvereen aantal eenden deden zich gulzig te goed aan de melk die er uit geloopen was. Zij trad het huis binnen. Uit de keuken kwamen haar rookwolken te gemoet en een lucht van aangebrande spijzen. Toen zij zich rekenschap gaf van wat er gebeurd was, begon ze onbedaarlijk te lachen. In zijn haast had Jacques wel vleesch en groenten in den soepkettl gedaan, maar vergeten er water bij te doen. En daar hij een heele massa hout op het vuur had geworpen, kon al de rook niet ontwijken door de schoorsteende ketel was door de groote hitte gesprongen, en 't vleesch en de groenten waren verbrand, van daar de onaangename lucht. Jacques verscheen in de deur heele- maal bevuild en nat. „Dat heb je er mooi afgebracht", riep hij uit. „Je hebt mijn ploegijzer gebroken." „En jij dan „Ik?" „Waar kom jij in zoo'n toestand vandaan „Wel, ik heb een van de varkens nageloopen, die ontsnapt was, en naar het dorp renden. Onderweg ben ik in een mestput gevallen". „En wie heeft de karn omgegooid, „Dat heeft een van de koeien ge daan. Ik had vergeten het beest drinken te geven. Toen heeft het zich los gerukt en in 't voorbijgaan de karn omvergeloopen". „En denk je dat de soep gauw gaar is? Je hebt een ding vergeten en dat is er water bij te doen. Daar ligt je werk. Alles is verbrand, en de ketel is stuk. Ik denk, dat we vandaag heelemaal geen eten meer krijgen". „En ik geloof, dat mijn land voor- loopig niet omgeploegd komt, nu je mijn ploeg zoo hebt toegetakeld". „Ik geef toe, dat ik jou niet achter den ploeg vervangen kan, maar ik heb tenminste werk verrichtmaar jij, die zoo afgeeft op de vrouwen, jij hebt bewezen geheel ongeschikt te zijn om mijn werk te doen. In één morgen heb je meer bedorven, dan ik in een heel jaar doeik heb tenminste een behoorlijk stuk land omgeploegd". „Goed, maar jij had maar één ding te doen, te zorgen, dat de voren recht liepen, en dat de draai behoorlijk ge nomen werd, terwijl ik op de kuikens, de varkens, de koeien, en de soep moest letten". „Welnu, dat moet ik iederen dag doen. Hoe komt het, dat ik er nooit eenige moeite mee heb „En hoe komt het, dat ik nooit het ploegijzer breek „Ik geloof", zei Marie-Jearne, „dat het nergens toe dient, er lang over te twisten. Laten we ieder ons eigen werk doen, en wanneer een van ons wat laat is, dan moeten wij er elkaar geen verwijt van maken. Morgen zul len wij elk onze aangewezen taak ver richten, en dan zal alles goed gaan". En man en vrouw omhelsden elkaar. en de z.g. nijverheidskunstenaar. Maakt de bepaling, dat alles wat blijvend op of aan den openbaren weg is opge steld, verveelvoudigd mag worden, mits afwijkende door grootte en werk wijze, het auteursrecht van den archi tect veel minder gevaarlijk toch moet men oppassen met het reprodu- ceeren van het interieur van een huis of van den gevel van een kasteel, dat niet aan den openbaren weg staat, want dan mag men niet reproduceeren zon der toestemming van den architect, die het huis of het kasteel heeft ge bouwd. Ook moet men bedenken, dat de photograaf zijn eigen auteursrecht heeft, ook wanneer hij het portret van een ouden meester reproduceerde. Zonder toestemming van den photo graaf, mag men dus diens photogra- pliie niet gebruiken. Dat is echter een bepaling die er gevaarlijker uit ziet dan zij is, want dergelijke photo's zullen in den regel wel gemaakt wor den door een photograaf van het blad zelf, iemand die a!s in dienst van een ander geen eigen auteursrecht bezit. Wanneer men echter cliché's krijgt van buitenlandsche bladen of buiten- landsche agentschappen, dan hebbe men te bedenken, dat men omtrent den eigendom op zichzelf nooit vol komen zekerheid heeft. Ook de bescherming der portretten biedt iets nieuws, waarmede rekening is te houden. Slot in het volgend nummer,

Krantenbank Zeeland

Volkswil/Natuurrecht. Gewestelijk en Algemeen Weekblad te Hulst | 1912 | | pagina 6