Allen naar de Hel?
DE MEOWE
beuren, dat de politie er machteloos
bijstaat. Er zijn hier opkoopers, die
een groot fortuin hebben vergaard
door het opkoopen van gestolen koop
waar. die onder de oogtn der politie,
welke het lijdelijk moet aanzien, in
hun pakhuizen wordt gebracht.
Een sleepersboot, dia steeds veel
meel te vervoeren had, hetgeen tegen
een belachelijk laag tarief gebeurde,
had weldra zelf een levendige handel
in meel.... dat hem niets kostte.
In het reedersbedrijf heeft men min
der te doen met diefstallen, maar meer
met knoeierijen. Het machinekamer-
personeel beschadigt toestellen of
koopt onnoodige voorwerpen aan,
enkel om een provisie of een fooi
machtig te worden.
Kapiteins laten overdreven herstel
lingen uitvoeren om een goede com
missie te verdienen.
Een goed deel van het uitgaande
publiek hier bestaat uit lieden, die
verdachte buitenkansjes hebben ge
had. Het oneerlijk verkregen geld
danst in hun zak en moet er zoo spoe
dig mogelijk uit.
Als men soms een troepje dronken
bootwerkers in een rijtuigje ziet rond
rijden, kan men zeker zijn dat de
heeren weer een zaakje hebben ge
daan.
Het geld dat ze er mede verdien
den, kunnen ze moeilijk aan moeder
de vrouw verantwoorden eu daarom
moet het maar baldadig worden op
gemaakt.
Misbruik van vertrouwen is- aan de
orde van den dag en telkens weer
worden zeer jeugdige personen ver
oordeeld, omdat zij er maar eens tus-
schenuit geknepen zijn met geld van
hun patroon.
Meestal zijn zij in de verleiding ge
bracht door vriendjes, die grof leven
van gestolen goed. Zij ruiken het
weeldeleven, verliezen hun verstand
en zijn voor hun geheele verdere le
ven ongelukkig.
Er zijn zooveel schaduwzijden aan
het drukke handelsstadsleven. Be
halve de politie, houden 's nachts nog
ruim 200 particuliere wakers toezicht,
hetgeen den toestand duidelijk tee
kent.
Had mr. Böthlingk ongelijk, toen
hij beweerde, dat er schatting gehe
ven werd van alles, wat hier door
kwam
Zal het hem gelukken, voort te
gaan met zijn moeielijk en ondank
baar werk Het is te hopen, want
nog is het tijd om in te grijpen. Het
kwaad is hier wel van grooten om
vang, maar zit nog niet zoo diep ge
worteld.
Wanneer men echter afschrikwek
kende voorbeelden stelt, dan moet dit
eveneens geschieden, of liever in de
alleerste plaats, met de diefachtige
patroons.
Voor de toekomst van Rotterdam
is het te hopen dat het niet bij dit
eene gestelde voorbeeld blijve.
P. P.
0
Wij hoorden dezer dagen een preek
die hierop neerkwam, alsof de meeste
menschen later naar de Hel gaan.
Deze preek is een groote ketterij,
althans als we ons houden aan den
Romeinschcn Cathechismus van onzen
Paus Pius X. Deze zegt daarin dat
naar de Hel gaan zij die God niet
willen beminnen èn in doodzonde
sterven.
Dushet zijn alleen zij, die uit
boosheid zondigen èn in dezen
geest van boosheid sterven. Maar zij
die zondigen uit zwakheid gaan niet
naar de Hel, zij gaan naar een Lou
teringplaats, alwaar zij door tijdelijke
straf en boete zich moeten zuiveren
van hunne uit zwakheid begane zon
den.
Het kenmerk van de boosheid is
het met vol verstand weten wat is
tegen den wil van God en tegelijk
met vollen vrijen wil toch dit doen.
Voorbeelden
Voltaire, de vader van het moderne
Ongeloof, reeds als kind zedelijk ge
heel bedorven, bespotter van elke
zedelijke schoonheid, schreef boeken
en gedichten met voor doel anderen
over te halen om eveneens God te
verloochenen en te bespotten.
Deze mensch haatte God, zijn sterf
bed was verschrikkelijk en zijn ziel
en zijne werken waren reeds duivel-
sch bij zijn levendeze godshater
handelde en stierf in boosheid.
Nero, de Romeinsche Keizer, moe
der- en broedermoordenaar, welluste
ling, en moordenaar in het groot van
christenen, uit haat tegen den God
der christenen, laffe zelfmoordenaar
na zijn val, leefde en stierf in boos
heid.
De monnik, die, om zijne verkeerde
neigingen te kunnen volgen, van zijn
geloof afvalt en trouwt met een afge
vallen non, opstand brengt in zijn
vroegere kerk, eerst den boer aanzet
tot moord van adel en priesters, tot
brandstichting en plundering van ka-
steelen en kloosters, daarna den adel
opzet tot vermoording van den boer
deze middeleeuwsche monnik, al moge
hij zijn genoemd een Godsgezant,
leefde en stierf in boosheid.
De mensch, die, ziende de genade
Gods in zijn medemensen, oogen en
ooren en verstand sluit om deze ge
nade Gods niet te zien, anderen op
zet, door bedrog of door vreesaanja-
ging overhaalt dezen medemensch
eveneens te verachten, handelt uit af
gunst wegens Gods genade, in de
zen geest Gods lichaam en bloed
ontvangt en nuttigtdeze mensch leeft
in boosheid en zal met groote waar
schijnlijkheid in boosheid sterven, om
dat het Evangelie verklaart, dat de
afgunst wegens Gods genade is een
zonde tegen den Heiligen Geest en
niet vergeven wordt noch in dit noch
in het toekomende leven.
Ziet: voor dat soort menschen is
de hel, dat is boosheid in de boos
heid ligt iets duiveisch en dat deze
boosheid haar straf ondergaat met en
in gezelschap van den helschen geest,
is niet meer dan natuurlijk.
Maar het gros der zondaren zon
digt uit menschelijke zwakheid, in
hunne zonde ligt het menschelijke niet
het duivelschevoor hen is in het
andere leven vergiffenis te verkrijgen
en deze vergiffenis moet in het an
dere leven worden verdiend door
loutering der besmette ziel. Tot deze
loutering werkte mede het zoenoffer
van Golgotha, opgedragen tot uitwis-
sching van de zonden der menschheid,
dat zijn de zonden gevolg van de
zwakheid der menschen die weder
gevolg is van den zondeval in het
aardsche Paradijs, tot deze loutering
werken mede het Misoffer en de ge
beden en goede werken opgedragen
en verricht voor de gestorven zielen,
tot deze loutering werken mede de
in geduld gedragen wederwaardighe
den in het aardsche leven.
En als men het Evangelie leest, dan
zijn het altijd de Farizeën en Schrift
geleerden die Christus noemt adderen-
gebroedsel, omdat zij hel waren, die
uit afgunst wegens Gods genade hun
eigen volk opzetten om niet aan te
nemen Christus leer, doch voor het
gewone gros des volks had Hij altijd
woorden en daden van medelijden en
barmhartigheider bestaat dan ook
eene kerkelijke goedgekeurde verhan
deling over de Parabelen des Hee
ren, waarvan de eene, die over het
deelnemen aan het Bruiloftsmaal zon
der bruiloftskleed voor conclusie heeft
de Farizeën werden buitengesloten en
de tollenaren werden toegelaten.
De richting tot christelijke volksop
voeding is dan ookniet zoozeer het
inboezemen van vrees, maar veel meer
het door woord leeren, door voor
beeld voorgaan, in het beminnen van
God en van den naastehierin, in
dit beminnen, is geheel besloten, God
en Zijn gebod.
van Goes, ook een katholiek blad
men moet de katholieke pers steunen
doet mede aan het verspreiden van
den laster en keurt daarmede goed
den opzet tot beleediging in de stuk
ken in de Tijd, die wij de vorige
week hebben afgedrukt.
Wil de N. Z. Ct. daarmede te ken
nen geven, dat zij op die wijze in
leidt haar verkiezingcampagne 1913
tegen ons? Wij kunnen haar alsdan
met haar voornemen niet gelukwen-
schen.
We laten het stuk uit de N. Z. Ct.
nu hieronder volgen, opdat onze le
zers weten hoe zij hare lezers inlicht.
HOE VAN DA LSI! ER IN KWAM,
Uit Zeeuwsch Vlaanderen wordt aan
„De Tijd" (nummer van 1 October
het volgende geschreven.
Hoe van Dalsum er zoo ingeko
men is
Door „handig gebruik" van huiche
larij I In het begin heeft hij alle gees
telijken en veel katholieke voor
mannen er in laten loopen. Dagelijks
kerkbezoek, veelvuldige Communie,
hardop bidden in de kerk met uitge
strekte armen, enz....
Met een der meest actieve kape
laans trok hij het geheele district rond,
overal door de geestelijken met open
armen ontvangen.
Door dien eerw. kapelaan werden
overal Katholieke Boerenbonden op
gericht, mijnheer Van Dalsum volgde
met neutrale Boerenleenbanken.
Maar zoo kreeg mijnheer een aardige
klandizie vandaag voor niets, mor
gen voor geld zoo leerde hij alle
boeren kennen, en zoo „kwam hij
er in".
En in laffe ondankbaarheid verguist
en bespot, hoont en grieft thans die
man, diezelfde geestelijken en voor
mannen, die hem er in gebracht heb
ben.
En waarom Hij was te heftig, te
onbesuisd en onhandig men aarzelde,
hij sloeg er op los, schold en tierde
op de eerste katholieke families, on
der applaus van liberalen en ontevre
denen
En onderduims gesteund door de
liberalen, toegejuicht door alle onte
vreden elementen is hij voortgerend
als in vernielingsdelirum
Geen enkele iuvloedrijke katholieke
familie of hij heeft een of meer harer
leden bemodderd en gehoond.
Geen enkele pastoor of kapelaan of
hij heeft hun gezag ondermijnd door
persoonlijke aanvailen, of wel, als hij
kans zag, hun karakter, hun familie
o.f goeden naam beklad, of door ver-
loopen sujetten tot zelfs uit Oost-
Indië laten verguizen en bespotten
in zijn schendblaadje.
De hooge geestelijkheid, de deken,
noch de vicaris-generaal, noch de bis
schop zelf bleven gespaard.
Nog onlangs heeft hij dat tee
kent zijne taktiek in zijn lijfblad
„De Volkswil" zijne kornuiten aange
raden een hooggeplaatst priester „nog
geen pak slaag" te geven, ofschoon
hij het wèl verdiende.
Nog onlangs kon men in een onzer
katholieke dagbladen een lang „inge
zonden stuk" lezen van een zijner
kornuiten, een molenaarsknecht, waarin
de afgevaardigde van het district, de
katholieke heer Fruytier, op de hef
tigste wijze bestreden werd
Waarlijk, het is ontmoedigend en
grievend voor de katholieke voorman
nen en de geestelijkheid in diestreek,
wanneer zij telkens bij al het treurigs
en walgelijks van dien strijd, nog door
eigen geestverwanten in Holland wor
den miskend en geminacht.
Daarom zou ik gaarne bij dezen de
katholieke pers waarschuwen, dat zij
voorzichtig zij bij het beoordeelen van
toestanden in Zeeuwsch-Vlaanderen.
Hevig zal de strijd zijn het volgend
jaar, daar Van Dalsum openlijk sa
menwerkt met de liberalen om den
Katholiek te doen vallen.
Daarom, Katholieken van het Noor
den, meer waardeering s. v. p. voor
ons, Katholieken van het Noorden, die
in geheel andere omstandigheden strij
den dan bij u.
Uil «Ie S'ers.
De geest op onze vloot.
In den laatsten tijd wordt nogal ge
sproken over enkele voorvallen op
onze oorlogschepen, waaruit blijkt,
dat de geest op onze vloot nu juist
niet uitstekend is. Men heeft reeds
gevallen van sabotage, waarbij bijv.
onderdeelen van een kanon worden
overboord gezetde schepelingen hou
den vergaderingen, waarin allerlei mo
ties worden aangenomen, en dat al
omdat het 's nachts van boord blij
ven, het z.g. passagieren, vooral om
de schadelijke gevolgen, die dit voor
het personeel heeft, is ingetrokken.
Natuurlijk wordt van die ontevreden
heid alweer de schuld geworpen op
de rechterzijde, die dat nachtbraken
afkeurde en verboden wilde zien.
De „Zeeuw" schrijft er over, en zegt
o.m.
Natuurlijk gelooven wij niet, dat
onze jantjes, die passagieren, allen
des nachts dronken zijn. Maar wel
gelooven wij, dat zij beter doen, met
des nachts te slapen. Daarom ligt er
in de ontevredenheid onzer schepelin
gen iets, dat onaangenaam aandoet.
Ze zijn over 't algemeen jonge man
nen, nog in hun groei, of op den ge
vaarlijken leeftijd gekomen, waarop
des jongclings sieraad zoo haastig
kan worden weggenomen.
Nachtbraken, nachtwandelingen, ook
zonder buitensporigheden, kunnen voor
hen derhalve niets anders dan nadee-
lig zijn.
Tot hiertoe hielden de opvolgende
Ministers hiermede geen rekening.
Het oude liberale laat-maar-waaien
(laissez faire werd jegens hen op
schandelijke wijze door de autoritei
ten in toepassing gebracht.
En hieraan meende nu Minister
Wentholt een einde te moeten maken.
Wel had hij in 1907 gezegdhet
gaat niet; al die groote menschen kan
men toch niet in hun vrijheid beper
ken, en niemand, die zulks niet wenscht,
behoeft zich langer dan hij verkiest
aan den wal op te houden.
Maar een jaar later reeds bepaalde
Ijij, door nadenken over de zaak ge
leid, dat nachtelijk passagieren aan
schepelingen van 21 jaar niet meer
zou worden toegestaan en ook niet
meer aan oudere schepelingen, die
zich herhaaldelijk aan uitspattingen
aan den wal schuldig maken terwijl
het passagieren van minderjarigen in
vreemde havens niet anders dan on
der geleide zou plaats hebben, wan
neer de ouders of voogden het ver
langen daartoe te kennen geven.
En nu is het deze regeling, in 1909
in werking getreden, die het marine
personeel heeft verbitterd, en, door
het sociaal-democratische blad „Het
Anker" geprikkeld, tot revolutionaire
nalatigheid en revolutionair verzet
heeft gevoerd, zooals dit onder ande
ren ook gebleken is op het congres
van den Bond van minder Marine-per
soneel en met moties, in groote open
luchtvergaderingen van personeel op
Pinksteren 1911 te Sabang en 5 Sep
tember 1911 te Soerabaja aangenomen
en ook hieruit blijkt, dat de mindere
schepelingen, door „Het Anker" en
op andere wijze daartoe aangespoord,
zich van deelneming aan alle gemeen
schappelijke wedstrijden en feesten
onthouden, zoolang niet wordt weg
genomen, wat zij noemen de'„verne
derende en beperkende passagiersre
geling."
„De Zeeuw" verwacht niet, dat on
der het huidige Kabinet ïnv/iiliging
van het bedenkelijk streven der mari
nemannen zal komen en wil dat ook
niet.
En 't zou niet gewenscht zijn ook.
Het zou een bedenkelijke terugtred
van het gezag voor de valsche vrijheid
beteekenen, het zou tot meerdere on
dermijning van het gezag leiden het
zou onze jongens meer blootstellen
aan de verleiding van den nachten
wat ook iets zeggen wil de
minderwaardige elementen zouden er
door bestendigd worden. En 't zou
wel gewenscht zijn, dat die gaande
weg konden vertrekken. Wie niet
meer de zonde als water kan indrin
ken, en deswege heengaat of zich laat
verwijderen, die bewijst de marine
een dienst, verhoogt het zedelijk peil
onzer vloot en opent de gelegenheid
voor jongens van Christelijken huize
om zich te begeven m den zeedienst.
Warit dat is toch altijd maar het
lastige puntje geweest: een Christen
ouder dorst zijn jongen nooit op de
marine doen, uit vrees, dat hij er voor
zijn leven verdorven zou worden.
Men schrikte er eenvoudig voor terug,
en terecht.
Maar gingen de smerige elementen
er uit, dan konden wij onze jongens
met een vrij geweten en een blij ge
moed naar zee sturen.
Kon het zoo nog eens worden, en
het behoorde zoo te worden. Im
mers wordt het zoo niet, dan blijft
het met onze zeemacht slecht staan.
Wie toch kan in oorlogstijd reke
nen op janmaats, die inplaats van
door den Bijbel, door Het Anker zich
laten beïnvloeden
We zullen er bij de begrooting wel
meer van hooren. Voor enkele Kamer
leden is deze gelegenheid te schoon,
om niet aan te komei met de be
wering, dat onder een Christelijk
Kabinet ook de vloot ontredderd wordt.
Standaard.
Het woord van de oude vrouw.
Zooals men zich zal herinneren,
werd voor een paar jaar een oude
vrouw bij de Duitsche grens nabij
Winterswijk in tijdelijk arrest gesteld.
Deze voorspelde: 1911 droog jaar,
1912 nat jaar, 1913 bloedjaar. Zou
1913 dit niet kunnen worden, gezien
den Balkan
Straf en Misdaad.
Hierover schrijft de „Gelderlander
De vorige week hebben wij er
onze verontwaardiging over uitgespro
ken, dat voor een diefstal van een
tafelkleedje, uit honger gedreven, door
den Oificier van Justitie te Arnhem een
straf werd geëischt van drie maanden
gevangenis.
Ook kwam ons een eisch van twee
maanden voor een diefstal van drie
biljartballen niet evenredig voor aan
de misdaad.
De Arnhemsche Rechtbank is het
daarmee blijkbaar niet eens. Immers,
de arme keliner, die op onze Ten
toonstelling een tafelkleedje had weg
genomen om het te gelde te
maken en dan zijn honger te kunnen
stillen, maar die overigens zoo eerlijk
was, dat zijn patroon hem gaarne
weer in dienst zou nemen, heeft met
twee maanden gevangenisstraf voor
zijn zware misdaad te boeten en
ook de bediende uit Den Haag, die
bij een kastelein te Malden drie bil
jartballen wegnam, zal er een twee
maanden lang over moeten raden ken,
dat hij zich niet aan andermans goed
mag vergrijpen.
Herhaaldelijk hebben wij r nr.-e ver
wondering over uitgesproken, dat voor
moorden of gruwelijke misdrijven te
gen de zeden soms straffen worden
geëischt, die er toe kunnen leiden,
het misdrijf als een doodgewone zaak
te beschouwen.
Hoe vaak krijgt men van het volk
niet gezegden te hooren in den geest
als ditWie honderdduizend gulden
steelt, heeft het handig ingepikt; wie
een kwartje steelt is een gemeene
dief. Deze wordt bijna even zwaar
gestraft als de eerste.
Wij zullen de laatsten zijn om onze
afkeuring, aan welken diefstal ook,
te onthouden. Maar waar blijkbaar
zoo weinig met aard en omstandig
heden wordt rekening gehouden, daar
past uit naam van rechtsgevoel van
het volk een ernstig woord van pro
test.
Moge het gehoord worden, voordat
het volk nog meer wordt vervreemd
van hen, die recht hebben te spreken.
illl
Volgens den poststempel werd Maan
dagavond tusschen 7 en 8 uur te
Hulst gepost de onderstaande brief
kaart. De letters zijn niet geschreven
doch geteekend. Omdat wij niet gaarne
een dergelijken moeitevollen arbeid
onbeloond wiilen laten en de teeke
naar heeft vergeten ons zijn adres na
der aan te duiden, doen wij bij de
ze onderzoek naar den onbeschoften
snotneus, die waarschijnlijk moet wor
den gezocht onder de slippedragers
en zeker heeft gedacht: nu onze Hee
ren zich verdienstelijk maken in de
Tijd, mogen wij, hunne schoenpoet
sers, ons ook wel eens laten hooren.
Wie den snotneus vindt, mag hem voor
onze rekening bezorgen, als loon voor
zijne moeite, een cent suikeren balle
tjes, want de arbeider is zijn loon
waard.
De briefkaart luidt als volgt
Aan Hendrik van Dalsum,
Hulst.
Met deze het beleefd bevel, uw
pruik af te laten, of zoo de massa aan
uw kolossaal achterhoofd uw haar is
dit binnen veertien dagen te laten af
maaien, want
Den socialist of liberaal,
Hij ziet u liever rood en kaal
Daarom dus Hein een kale nek,
Wilt gij niet worden stapel gek.
Men lacht met u als met een clown,
Voor u volgt niets dan spot en hoon,
Omdat gij hebt de burgerij,
Misleid door uwe huichlarij.
Men ziet het nu, 't is niet te laat.
'k Zie u bespotten reeds op straat.
Met ketel, trom, vuilblik of pan,
Aan u de schuld, zoo 't komt ervan.
Een goeden raad stuur ik u toe
Vertrek van hier met zus en moe
Gij doet dan Hulst een groot plezier,
Het zal dan zijri weer, vrede hier.
Want geloof mij vrij O brave hein
Men is u beu, niet in den schijn
Hoe verder gij gaat hier vandaan
Al vliegt ge zelfs naar de maan
Men ziet u gaarne, vliegen gaan
Een lesje nog, voor nu en later;
Wilt gij vermijden Coudewater,
Vliegt nooit te hoog want zeker, man
Trekt men een dwangbuis aan u dan,
En met een wip zet men meteen
Zooals gister in de cirk, u heelemaal
alleen.
Een opmerker van gisteren, van
daag en morgen.
Een klacht tegen de Tijd.
Wij hebben in Amsterdam eene
klacht ingediend tegen de Redactie
van het Dagb'ad de Tijd wegens be
leediging en laster in zijn nummer van
1 October.
Wij hebben dit gedaan voor onze
eigen eer en goeden naam, maar ook
voor de eer van onze bevolking.
Als wij werkelijk zouden zijn, on
der andere, bezield met „een janse-
nistischen papenhaat van een afval
lige", als wij werkelijk zouden zijn
„een politieke en priesterhatende volks
bederver", zooals zeer liefelijk was
geschreven, dan moet ook onze be
volking zijn een volk van groole
schooiers en deugnieten door aan ons
vertrouwen te schenken, dan moet ons
volk door te zingen „zijn woorden
zijn Qdei, zijn daden zijn groot" on-
geloofelijk verblind zijn.
We weten echter wel allen waar
de schoen wringt: onze belagers zijn
bevreesd, dat we in 1913 Kamerlid
zullen worden, en nu zijn ze er op
uit om reeds te voren aan ons een
beruchten naam te geven buiten Zee
land in Zeeland durven ze het