m No, 159. Zaterdag 12 October 1912. 4e Jaargang. Gewestelijk en Algemeen Weekblad te Hulst. iachting'V oor waarheid en voor recht, door eigen daad en door daad van anderen, zonder aanzien van persoon of partij. VERSCHIJNT ELKEN ZATERDAG. Gentschestraat C 7 te Hulst. Stichter: H.A.van Dalsum. Bierkaaistraat A 28 te Hulst. Gentschestraat B 4 te Hulst. DE VOLKSWIL REDACTIE: Abonnement per drie maanden NEDERLANDf 0.50. BELOIEfr 1.20. ANDERE LANDEN f 0.80. - Abonnementen worden dagelijks aangenomen. - - Niet geplaatste stukken worden niet terug gegeven. Het bladneemt i<eefie verantwoordelijkheid voor den inhoud van het Vrije Woord en voor dien van Advertentiën. ADMINISTRATIE: DRUKKERU: Advertentiën, in te zenden vóór Vrijdags om 12 uur. Prijs per regel 10 cent. Bij abonnement of geregelde plaatsing belangrijke vermindering. Dienstaanbiedingen contant f0.25. iiilcitfissg* lol AÜ13, o Wie wilde voorheen ons Zeeuwsch- Viaanderen knechten Het Munstersch tractaat der hooge heeren. Wie heeft voorheen Zeeuwsch-Vlaan- deren verraden De politiek van Holland en Spanje. Wie wilde voorheen ons Zeeuwsch- Vlaar.deren kennen De Ontvanger en zijne kornuiten. Wie verraden nog heden onsZeeuwsch- Vlaamsche Volk De vijanden van zijne herleving. Wie wil Zeeuwsch-Vlaanderen bevrij den van het verradersjuk Fruijtier en zijne trawanten Neen, neen, neen Van Dalsum en zijne mannen Ja. ja, ja! Wie zal in negentien dertien zijn on ze man Hij die heeft getoond dat hij wat kan. Wij nemen uit De Controleur over het volgende artikel. De geest van diefstal en oneerlijkheid die- er in wordt geschetst in den Rotterdamschen havenhandel, was ook niet vreemd in ons gewest in de praktijken op an der gebied der „heeren" in den tijd vóór ons optreden alhier. En de haat, die in den Rotterdamschen handel is tegen den substituut-officier van Jus titie mr. Böhtlingk is wel dezelfde die is onder de „deftige"' lieden van hier tegen van Dalsum, daar deze in ons gewest durfde te grijpen in den augius- stal, wat mr. Böhtlingk durfde te doen in Rotterdam. Rotterdamsche tollenaren. Er ligt een roofstaat aan de zee, Tusschen Oost-Friesland en de Schelde. Multatuli. Multatuli gebruikte vaak dikke woor den en generaliseerde wel eens te veel. Was het systeem? Was het in spiratie, wat zijn handelingen be- heerschte Ifi elk geval de toestanden waren toen van dien aard dat zelfs een ge boren genie, een fijngevoelig talent als hij, wel dikke woorden moest gebruiken om door de harde huid en de dikke koppen van ons kunst matig achterlijk gehouden volk door te dringen. Het woord roofstaat was dan ook meer bedoeld als tegenstelling voor het begrip rechtstaat, wijl hij het een bespotting achtte, dat ons land bij al het onrecht dat er straffeloos heerscht, zich een rechtstaat noemt, evenals de in onbekendheid en ver getelheid weggezonken examinandus, die op de vraag „Quod est Justitia ten antwoord gaf: „Injustia" Ons land is een roofstaat, maar niet erger dan andere landen. Wij hebben koloniën, die we geroofd en uitgezogen hebben, maar niet erger dan andere koloniseerende staten het doen. In ons land wordt gestolen en ge gapt op groote schaal, maar niet erger dan elders. Alleen doen wij 't cynischer, om dat wij prat willen gaan op onze be kende christelijke deugdzaamheid. Zoo ook wordt er in Rotterdam, gestolen, geroofd, bedrogen, opgelicht, gefraudeerd, gesmokkeld, onderkropen, op groote schaal, geraffineerder en misschien erger dan in cenige an dere wereld-havenstad. Want er zijn toch nog wel havensteden, waar het luk of raak is als een partij goederen ongedecimeerd aan hare bestemming komt en er zijn havens waar hcele scheepsladingen verdwijnen. De kooplieden zouden toch zeker Rotterdam niet verkiezen boven Ant werpen of Hamburg, als er hier zoo veel meer ten hunnen kosten geroofd werd. Dit sluit niet in, dat het kwaad in bescherming genomen dient te wor den. Integendeel, het moet met alle kracht gekeerd worden, maar hoe Ten einde dit te kunnen beoordee- !en, dient het verschijnsel, dat niet plaatselijk en niet landelijk, maar al gemeen is, eens nader bekeken te worden. Er zou geen aanleiding zijn nu, na ruim een inaand terug te komen op een geruchtmakende zaak, indien er geen bizondece reden voor waren. Het feit, waarop wij hier zinspelen, is door de dagbladen genoeg bekend gemaakt, zoodat wij het kort kunnen memoreeren. Er werd voor de rechtbank hier een duigendiefstalzaak behandeld, waarbij een schril licht viel op de oorzaken van de bekende kwestie der manco's bij het overladen in onze haven niet alleen, maar in alle havens der we reld. Als dief stond terecht niet al leen een loontrekkend dienaar, zooals zulks zooveel gebeurt, maar ook de patroon zelf werd veroordeeld. Het was een geruchtmakende zaak want beiden waren in handelskringen zeer bekende personen. De bediende was van dat handige, gewiekste doorknee- de slag, dat de Rotterdamsche han del zelf weet aan te kweeken en niet voor niets ruim bezoldigdzoo'n werkkracht, die niet door wetenschap pelijke leiding of hoogdravende studie wordt gevormd, maar die de nimmer falende school der praktijk heeft door- loopen. Buiten den handel staande men- schen staan er steeds verbaasd over, dat hier onder de handelsbedienden zoovelen zijn wier salarissen varieeren van f 2000.— tot f 4000.— a f 5000.—, ja zelfs enkelen, die f 10.000ver dienen. Geloof maar vrij, dat niet één firma, niet één partroon zoo'n salaris betaalt, als de bediende het niet dubbel en dwars zou waard zijn. Lees de verdediging van den be diende en ge begrijpt wat hij voor zijn firma waard was. De patroon was iemand, die in den Haag in een fraai huis in een deftig kwartier woonde, en hier in defiige kringen verkeerde. Daags vóór zijn arrestatie had hij hier nog aan tafei gezeten met een in tiem gezelsci ap uit de toonaangevende zakenkringen. Voor ons ligt een lijstje met de namen van zijn vriend-gast heer en de mede aan het bewuste di ner aangezeten dames en heeren, die allen den volgenden dag hevig ver schrikten toen zij de arrestatie van den dischgenoot vernamen. Voorver scheidenen van hen was het intus- schen een les om, naar oud practisch gebruik, voortaan wat omzichtiger en terughoudener te zijn met uitnoodi- gingen voor diners, als't personen be treft, die men niet anders kent dan uit zakenkringen. Kleine geschenken j (een diner) onderhouden de (handels) vriendschap. Zij kunnen gerust zijn het ligt niet op onzen weg te noemen de namen van die tafelronde, die zoo toevallig geblameerd werd door dien eenen rotten appel in de mand. Om met succes zaken te doen, vooruit te komen, fortuin te maken, of een kostbare, weelderige levenswijs te kunnen volgen, is het in heel veel ge- va.1 m niet vo'doende, bekwaam en eeiiijk te zijn, doch moet men ook niet al te kiesenkeurig wezen. Dit is het geheim, waardoor te vaak de meest gedegenereerde perserve en moreel laag staande individuen toch nog over eert kring vrienden beschikken. Voor een eenijk expediteur, we ne men aan dat er bestaan, is het hoogst moeilijk zich te handhaven. Hij wordt aan alle kanten belaagd en bemoeilijkt. Zijn consciëntie belet hem, zijn uni taire concurrenten met gelijke wapens te bestrijden. Het expedieeren van handelsgoede ren vereischt veel vakkennis en rou tine, maar is overigens aan zekere voorwaarden gebonden, waardoor het niet mogelijk is, de tarieven zoo laag te stellen als men wil. Inplaats van dit te begrijpen, zijn er tal van ver laders van goederen, die steeds maar weer de expeciiiiekosten lager verlan gen. Zij zijn hett die de manco's en de diefstallen uitlokken, want de moordende concurrentie maakt, dat ten slotte de meer eerlijke expediteur het veld moet ruimen voor zijn lager biedenden concurrent, die het feitelijk niet kan doen voor zijn aanbod, maar van een ruim geweten voorzien, denkt ik zal het wel op de lading vinden. jarenlang is er uit handelskringen geklaagd over de groote diefstallen, die er hier plaats hebben en die on mogelijk door gewone beroepsdieven gepleegd konden worden. Voornamelijk de buitenlandsche kooplieden waren het, die het al te kras begonnen te vinden, zóó zelfs, dat de Duitsche regeering er zich mede bemoeide en de justitie uitge breide maatregelen nam. De bewakingsdienst op de rivieren werd verscherpt en heel wat van die gewone dieven werden gesnapt en veroordeeld. Wat zij hadden misdaan was echter maar kinderwerk en de justitie begreep dat er een ander soort dieven moest zijn, die zij echter niet zoo gemakkelijk snappen kon, omdat die den weg beter wisten. Jarenlang duurde het, eer zij einde lijk haar hand kon leggen op een complot van lieden, die den naam van Rotterdam als haven schande aan deden, en het expediteursvak enorme afbreuk. Dat was die beruchte dui gendiefstal. De substistuut officier van Justitie in deze zaak Mr. L. F. Böhtlingk, een jong, ijver;g en nauwgezet man verklaarde in zi;;i requisitoir, dat het zes jaren had geduurd eer het ge lukte, voldoende bewijzen te verzame len om een voo. beeld te kunnen stel len. Scherp hekelde hij sommige Rotterd. handelstoestanden en in het vuur zij.ier rede Slingerde hij met eer lijk. v-.rontwaardigi .gdecp'ienbarende uitdrukking in de wereld, dat thans gebleken was, door dit proces, hoe liet mogelijk was, dat bij lage concur- reerende expeditie-tarieven, nog zulke paleizen van pakhuizen konden wor den opgericht en dat hier gebruiken heerscliten als in de middeleeuwen, toen de roofridders schatting en tol hieven van aiies wat door hun gebied heen moest. Dit oordeel was scherp, maar waar, en misschien, meer openhartig dan slim, want een storm van verontwaar diging ging er op. De heer A. Plate, vroeger voorzitter van de Kamer van Koophandel, die als cargadoor en ex pediteur altijd een uitmuntende repu tatie genoot, een hoogstaand zakenman in ruste, greep het eerst naar de pen, omdat hij den geheelen handel van Rotterdam benadeeld en bedreigd achtte door het algemeene der beschul diging. Daarop volgde de Kamer van Koophandel met een klacht aan den minister van Justitie. Het stormde hier om den naar recht strevende amb tenaar en de verontwaardiging was groot, maar het was voor een groot deel gehuichelde verontwaardiging, want achter de hoogstaande mannen, die met een rein geweten protesteer den, stonden er talloozen, die al niet minder schuldig waren dan de betrapte dieven. Zoo aigemeen was hier het besef dat de officier van Justitie niet over dreven had, dat het meest gelezen plaatselijk dagblad, het „Rotterdamsch Nieuwsblad", de beweging bespotte lijk maakte, door er een speciale ru briek over te openen, onder het op schrift „Mercurius beleedigd Men weet dat „Mercurius" in den oertijd tot god van den handel werd gepro moveerd, wat men in later tijden meer plebeïsch als god van de dieven aan duidde. Ware het bij protesten gebleven, de zaak had kunnen doodbloeden, te meer daar de schrik er nu een wei nig ingebracht was. Dat wij er echter op terug komen, heeft een gewichtige reden en wel, dat er thans langs sluipwegen ge tracht wordt, den heer Böhtlingk 'n beentje te lichten. Er wordt getracht invloed uit te oefenen op den minis ter, om dien ijverigen justitie-ambte- naar hier vandaan te krijgen. Een in vloedrijk zakenman verklaarde reeds, er op te durven wedden, öet de over plaatsing nog binnen het jaar zou ge schieden. Het is te hopen, in het belang van het recht en jje moraliteit, en niet minder in het belang van den handel van Rotterdam, dat minister Regout zich zeif gelijk blijve en weerstand zal bieden aan den invloed, dien men op hem wil uitoefenen. Het is te ho pen, dat hij de draden ziet van het net, dat gespannen wórdt door een complot van deftige menschep, die luide verontwaardigd protesteeren, maar in hun binnenste zich solidair voelen met den collega, die thans voor drie maanden zijn weelderig leven voor de gevangenis moet verwisselen. Het is integendeel te hopen, dat de minister den ambtenaar krachtig steune bi] zijn loffelijk werk, want mr. Böh tlingk heeft de sympathie van alle eerlijke iieden en heeft den eerlijken handel een grooten dienst bewezen. Het beste bewijs, dat Rotterdam door zijn woorden niet benadeeld is, is v/el gelegen in h t feit, dai men in de concurreerende havens Hamburg, Bremen en Antwerpen de zaak dood gezwegen heeft. Waar men gedacht had, dat die het zouden rond bazui nen om Rotterdam te benadeeien, heeft men er daar het zwijgen toegedaan. Dat geschiedde waarlijk niet uit ethische beweegredenen, maar uit eigenbelang, omdat men er vreesde, slapende honden wakker te maken. Onze concurrenten vreesden maar al te zeer een onderzoek, wetend, dat het bij hen nog heel wat erger gesteld is. Bij de concurrenten zit het kwaad heel wat dieper geworteld. Het ware te wenschen, dat de goed- meenende burgerij zich wat luider uttsprak ten gunste van den substi tuut-officier, die bij zijn zware, on dankbare taak wel eenige sympathie mocht ondervinden als tegenwicht. Mr. Böhtlink is een ijverig werker voor Pro Juventute. Hij weet hoeveel kinderen hier in het havenbedrijf tot boefjes worden gevormd en later tot geraffineerde boeven opgroeien. Hij weet wat er omgaat en heeft begre pen, dat het kwaad van bovenaf moet worden tegengegaan. Hij heeft begre pen, dat eerst de patroons-dieven ge straft moeten worden, omdat achter hen geheele troepen van dieven en diefjesmaats zich verschuilen. Juist daarin schuilt het groote ge vaar, dat, wanneer de patroons voor gaan met stelen, de ondergeschikten er iets geoorloofds in gaan zien. Men denke er niet gering over. Er wordt hier zooveel en op zoo veler lei manieren gestolen. De expeditie knechts stelen er de bekende kleine monsterzakjes graan voor een kippen- voertje, zoo groot, dat een uitgebreid gezin er een heele week vrij brood van eet. De jongste bedienden geven voor een fooitje volgbriefjes af voor de noodige monstertjes. Het veempersoneel en de entrepot bedienden staan er maphteloos tegen over als zij de dieven op gesancti oneerde manier met het gestolene bru taalweg langs hen heen zien gaan, zij mogen ze niet aanhouden want ze hebben een volgbriefje. Wordt er na vraag gedaan op de kantoren dan is het de betrokken bediende, die het briefje afgaf, welke de patroon inlicht dat de zaak in orde is en de dieven lachen nog brutaal op den koop toe. Kijk eens in de handelswijken hoe vaak men daar kantoorbedienden met pakhuisknechts, schippers ofwalbazen enz., onder een potje bier ziet zitten, weest overtuigd dat er dan weder een smerig zaakje opgeknapt is. Na graan- of kolenlossingen blijft er altijd zoogenaamd scheepsveegsel over en merkwaardig is het te zien, hoe enorm groot dikwijls zoo'n scheeps- veegsellje is. De meer jongste bedienden beste len de postzegelkassen en bekend is het, dat er kroegen zijn, waar jonge knapen handel drijven in gestolen postzegels. Ook bij en in het post kantoor wordt vaak een levendige han del in postzegels gedreven, ongebruikte bedoelen we. Al naar vraag en aanbod wordt er b.v. 3a 4 cents betaald voor een 5 cents postzegel. De oudere bedienden zijn hier de hoofdschuldigen, war.t die oefenen het toezicht. Als zij echter de kas moe ten controleeren wordt het zooveel later als ze naar huis gaan en dus blijft de controle maar achterwege. Vaak ook durven ze niet te contro leeren omdat de jongste bediende van zekere zaakjes afweet die de pa troon niet weten mag. Soms heeft het personeel in een of andere handelszaak een zeer drukken handel in de goederen, die zij uit de aan hun zorgen toevertrouwde voor raden wegnemen. Gezamelijk weten zij alle foefjes en formaliteiten, welke noodig zijn om de diefstallen te bemantelen. Het ste len uit de schepen op stroom of aan den wal is het werk van de gewone dieven. Dezen zijn echter dom, want in. hun brutaliteit loopen zij veel te groote risico. Stelen moet zoo ge-

Krantenbank Zeeland

Volkswil/Natuurrecht. Gewestelijk en Algemeen Weekblad te Hulst | 1912 | | pagina 1