De Volkswil
BIJVOEGSEL
van
van 5 October 1912.
Oogstberichten
"3' FEUILLETON^
Hugo van der Goes..
!>e Mcnsclt.
Van alles wat.
NEDERLAND.
Stand yan het fruit en de warinoe-
zerijgewassen in Nederland.
Het onderstaand overzicht van den
stand van het fruit en der warmoeze-
rijgewassen op 15 Sept. 1912 is, niet
medewerking der rijkstuinbouwleera-
ren, samengesteld naar gegevens, ver
strekt door de correspondenten van
de directie van', den landbouw.
Sinds het verschijnen van het vo
rig oogstoverzicht betreffende den
stand van het fruit en der warmoeze-
rijgewassen, van 12 juli j.l., zijn de
vooruitzichten heel wat minder roos
kleurig geworden. De aanhoudende
regens, waardoor de maand Augustus
en de eerste 10 dagen van September
zich hebben gekenmerkt, gepaard aan
abnormaal lage temperatuur, hebben
de ontwikkeling van vele warmoeze-
rijgewassen teruggehouden. Daarbij
komt, dat de lage prijzen, waarover
in het oogstoverzicht van 12 Juli j.l.
met betrekking tot de groenten reeds
werd geklaagd, nog eer gedaald dan
gestegen zijn. Aan den Langendijk
heeft voorts de draaihartigheid nog
nooit zooveel schade aan den kool-
bouw berokkend als dit jaar.
Wat het fruit aangaat, moet in de
eerste plaats worden vermeld, dat de
storm van 26 op 27 Augustus j.l. in
enkele der voornaamste fruitcentra, met
name in de Betuwe, Utrecht, Zuid-Be
veland en Zuid-Holland, enorme schade
heeft aangericht, vooral aan de appels.
Op vele plaatsen werden fruitboomen
ontworteld of gebroken, terwijl in de
genoemde streken een groot deel van
het fruit afwaaide. Dit afgewaaide,
onrijpe fruit bleek zeer weinig, ten
deele geheel geen handelswaarde te
bezitten. Ook overigens zijn de fruit-
prijzen zeer laag. Defkasdruiven zijn,
tengevolge van het koude weer, zon
der zonneschijn, slecht van kleur. In
Zeeland wordt veel geklaagd over
bladluis in de appelboomen.
Over het algemeen echter belooft
de oogst, hoewel niet zoo overvloe
dig als zich eerst liet aanzien, toch
nog bevredigend te zuilen worden.
Warmoezerijgewassen. Bloem
kool. De stand is vrij slecht aan
den Langendijk, in Utrecht en in Gel
derland ten noorden van den Rijn
matig in de Streek, de Krimpener-
waard, de Vijfheerenlanden en op
Oud-Beijerland vrij goed in het West-
land, Rijnland, Groningen, Overijsel en
in het midden van Limburg. Elders
is de stand goed, bij Bergen-op-Zoom
zelfs uitmuntend.
O
Een goede voorraad papier in ver
schillende soorten en potlooden lag
op de tafelalle kunstenaars van Gent
wisten, dat bij den herbergier op alle
uren van den dag het noodig'e te vin
den was, om een schets te maken of
een schilderij te ontwerpen, welke de
voorzichtige man tegen een vormelijke
quitantie inruilde.
„Inderdaad", sprak van der Goes,
„Florus is misschien slimmer dan hij
weetdoor ons dit kabinet beschik
baar te stellen, bewijst hij ons een
honderdmaal grooteren dienst, dan
door ons wagenwijd de deur der Hel
te openen.
Den braven Vlamingen, die de ge
welfde zaal van dezen kelder gehuurd
hebben, zou de tegenwoordigheid van
vreemdelingen slechts hinderlijk ge
weest zijn. Om lustig te drinken moet
men in eigen gezelschap en geheel
op zijn gemak zijn. Wij zullen on
getwijfeld getuigen zijn van een reus-
achtigen wedstrijd van lustige drin
kers de een zal tien, zijn buurman
vijftien glazen uitdrinken, een derde
zal een geheele kan in één teug ledi
gen en een vierde wellicht een ton
aan den mond zetten en alles voor
zijn rekening nemen. Allen zullen in
een -roes vallendie van den eenen
zal lustig, van den anderen het om
gekeerde zijn, zoodat wij typen ge-
Witte kool. Aan den Langen
dijk is de stand vrij slecht; bij Veur,
Voorschoten, Wassenaar, Rijnsburg,
Katwijk, Leiden en in de Krimpener-
waard vrij goedoveral elders echter
goed of zeer goed.
Roode kool. Ook van de roode
kool is de stand aan den Langendijk
vrij slechtbij Veur, Voorschoten, Was
senaar, Rijnsburg, Katwijk, Leiden, in
de Krimpenerwaard, bij Zalt-Bommel
en in de Baronie van Breda vrij goed
overal elders goed of zeer goed.
Savoye kool. Aan den Lan
gendijk is de stand vrij slecht entus-
schen Den Haag en Leiden alsmede
in de Krimpenerwaard vrij goed, doch
overal elders is de stand goed of zeer
goed.
Spruitkool. De spruitkool staat
bijna overal goed of zeer goed, alleen
in Rijnland is de stand matig en in
de Beemster en bij Zaltbomrnel vrij
goed.
Boerekool. De stand is, bijna
overal goed of zeer goed alleen in
Overijsel, Gelderland ten noorden van
den Rijn en bij Zaltbomrnel vrij goed.
Schors-eneeren. De stand is
overal goed, alleen tn de Vijfheeren
landen matig.
Prei. De stand der prei is overal
goed of zeer goed, alleen in Rijnland
is hij vrij slecht.
Sla. De stand der sla loopt zeer
uiteen. In het Westland, in Utrecht
en in het zuiden van Limburg is hij
vrij goedin Overijsel, Gelderland
ten noorden van den Rijn, Rijnland,
Wassenaar, Veur, Voorschoten en in,
het noorden van Limburg matig; op
IJselmonde slecht, elders goed.
Andijvie. De stand der andijvie
is bijna overal vrij goed.
Fruit. Appelen De stand is
matig tot vrij goed in Gelderland, vrij
goed in Utrechtgoed op Zuid-Beve
land en in Zeeuwsch-Vlaanderen zeer
goed in het zuiden van Limburg en
in de Beemster; vrij slecht in de Ban-
gert met Schellinkhout, Wijdenes en
Venhuizen, in het Westland, in de
Krimpenerwaard, in het Land van Al-
tena en Heusdenbij Drachten en
Bergen-op-Zoom matig op Walche
ren, op Overflakkee, in de Dortsche
en Zwijndrechtsche Waard, in Delf
land, bij Leeuwarden en bij Winscho
ten overigens in de provincies Gro
ningen en Friesland, alemede in Overij
sel, het zuiden van Limburg, de Ba
ronie van Breda, in Rijnland en op
noeg zullen te zien krijgen. Bij het
dobbelspel gaan zij natuurlijk bakke
leien en zoo iets heb ik noodig om
de soldaten voor te stellen, die om
de kleederen van Christus vechten."
„Wat mij betreft", voegde Hemling
erbij, „ik heb een beul,, noodig „en
wanneer er een twist of vormelijk ge
vecht ontstaat, zal ik wel gelegen
heid krijgen om op het gelaat van
den een of ander der spelers de uit
drukking van haat en toorn weer te
vinden, die mijn betaalde modellen
mij nimmer aanbieden."
De schilders wisselden nog gedu
rende eenige oogenblikken enkele op
merkingen, doch vernamen weldra het
geluid van voetstappen, waarop Hugo
en zijn gezellen het gordijn'oplichtten,
dat de kleine venstertjes bedekte zij
zagen toen een menigte lieden zich in
den kelder vereenigen, die zich zwij
gend langs de wanden op een rij
schaarden. Toen zij allen bij elkan
der waren, zonden zij de nieuwsgierige
Geert» uida weg, en spraken de woor
den, die de schilders ten hoogste ver
rasten
„Wij kunnen de witte kaproenen
weder opzetten."
De jongelieden keken elkander aan
en Hugo, die zich naar Hemling voor
overboog, fluisterde hem in het oor:
„Wij hebben hier niets te doen."
„Integendeel", sprak Hemling.
„Drinkers van helder water drinken
zich geen roes in."
„Dat is waar; maar het zijn samen
zweerders."
„Ik begin te gelooven", meende
IJzelmonde vrij goedin het midden
van Limburg, op Oud-Beierland en in
de Alblasserwaard goed.
Peren. De stand is vrij goed in
Gelderland en Utrecht, alsmede in het
noorden van Limburg en in de Vijf
heerenlanden matig op Overflakkee
en in de Krimpenerwaard goed op
Walcheren en in Zeeuwsch-Vlaande
ren overal elders zeer goed.
Druiven. De stand der druiven
is vrij goed.
Noten. Deze staan matig in Gel
derland ten zuiden van den Rijn en
in Utrecht; vrij slecht in het midden
en noorden van Limburg; vrij goed
in het zuiden van Limburg, Zeeuwsch
Vlaanderen en in het Laod van Altena
en Heusden goed in Gelderland ten
noorden van den Rijn en in Overijsel.
De hazelnoten in de Bangert staan
zeer goed.
—o
Uit het scheppingsverhaal van den
mensch, zooals wij dat in de H. Schrift
lazen, blijkt dat de mensch uit twee
deelen bestaateen lichaam en een
ziel. Het lichaam, dat stoffelijk is,
werd door God uit de aarde gemaakt,
de ziel die ontstoffelijk is, werd on-
middelijk door Gods almacht uit het
niet te voorschijn geroepen. De ziel
is een onstoffelijke, levende zelfstan
digheid, een geest, die bestemd is om
met het lichaam van den mensch ver-
eenigd, dat levend te maken en te
besturen. Wanneer die vereeniging,
die band tusschen lichaam en ziel
verbroken wordt, dan is de mensch
dood. Sterven of doodgaan bestaat
in de scheiding van ziel en lichaam.
Onze ziel is een geest, iets ontstoffe-
lijks; zij heeft geen deelen, kan door
ons niet gezien, gehoord, gevoeld
worden. Zij is geheel in geheel ons
bestaan en geheel in ieder deel van
ons lichaam. Door het lichaam van
den mensch verstaan wij het deel van
den mensch, dat wij kunnen zien,
voelen enz. dat uit verschillende dee
len of ledematen bestaat of dat ook
genoemd wordt het stoffelijk omhulsel
van de ziel.
Dat de ziel van den mensch een
geestelijk wezen is, blijkt niet alleen
uit de H. Schrift, maar leert ons ook
het gezond verstand. Dat blijkt im
mers uit de werkingen der ziel n.l.
begrijpen en willen. Een oorzaak kan
geen gevolgen hebben van een hooger
orde dan de oorzaak zelve is. Een
steen b.v. kan zich niet voeden dit
is eigen aan wezens van hoö'ger orde,
aan de levende wezenseen plant
kan niet zien of voelen, dat kunnen
alleen volmaaktere wezens, die gevoel
hebben. Welnu zoo kan ook een
lichaam niet denken, wijl dit geeste
lijke verrichtingen zijn. Wanneer wij
dus zien dat een mensch denkt en
wil, dan volgt daaruit, dat er in den
mensch iets geestelijks, iets onstoffe
lijks is, waarvan dat denken en willen
voorkomt.
Welnu, de inwendige ervaring
leert ons dat wij volkomen onstoffe
lijke of geestelijkeadingen kunnen ken
nen, wij hebben tb.v. begrippen van
wat waarheid en deugd is, wat recht
Kasper, „dat Hugo's denkbeeld hem
door de Voorzienigheid ingegeven is."
„Stilte", sprak Hemling, „men be
gint te spreken."
De gasten van den kelder der „Gou
den Beker" waren ongeveer 40 man
sterkde man, die het hoofd der ver
gadering scheen te zijn, was de de
ken der vollersgilde. Zijn lange haren
vielen op een mantel van Friesch la
ken en zijn lange baard daalde tot
den lederen gordel neer. Zijn naam
was Rubbes en zijn invloed onbe
perkt op de mannen van zijn am
bacht. Aan zijn rechterzijde bevon
den zich zijn twee zonen, Michel en
Hubert.
Toen de mannen uit hun groote
zakken de witte kaproenen hadden te
voorschijn gehaald en op het hoofd
gezet, sprak Rubbes met heldere stem
De hoofdman van de corporatie der
smeden."
„Present", sprak een persoon met
een reusachtige gestalte, naar voren
tredende en op wiens gelaat een groote
stoutmoedigheid te lezen stond. „Alle
ambachtsgezellen zijn ten strijde ge
reed, en de gezellen uit Luik hebben
ons hun bijstand toegezegd."
„Hoevele aanhangers hebt gij
„Vijfhonderd."
„De hoofdman der wol wevers."
„Wij zijn met z'n tweehonderd",
antwoordde deze.
Beurtelings riep Rubbes de hoof
den der verschillende ambachten op,
die hun verschillende reglementen had
den. Na op die wijze het aantal
werklieden en leerlingen vernomen te
en plicht is, wat een engel, wat God
is; allemaal dingen, die niet onder
een stoffelijk kenvermogen zooals het
gezicht of het gehoor vallen. Van
daar dat wij ook voldoening kunnen
vinden in dingen die onstoffelijk zijn
b.v. in wetenschap, in deugd. Het
lichaam heeft alleen genot van stoffe
lijke dingen. Vervolgens de mensch
heeft een vrijen wil; vrijheid is echter
alleen eigen aan een geestwant zij
veronderstelt de geestelijke geschikt
heid om het voor en tegen van een
zaak te erkennen en te toetsen Bo
vendien leeren de natuurwetenschappen,
dat alle stoffelijke krachten niet vrij,
maar uit noodzakelijkheid' werken.
Dat echter de mensch werkelijk vrij
heid bezit, is handtastelijk. Want met
een klaarheid en zekerheid, die eiken
redelijken twijfel onmogelijk maakt
zegt ons inwendig bewustzijn ons, dat
het geheel in onze macht ligt, te spre
ken of te zitten, te werken of te rus
ten het zegt ons, dai de beweegre
denen, welke ons tot een bepaalde
handeling aansporen, ons niet daartoe
dwingen, maar dat er een eigen wils
besluit, een vrije zelfbepaling noodig
is om tot een werkelijke handeling te
komen. Alle menschen, ook zij, die
de vrijheid van den wil loochenen,
bevestigen door hun handelwijze, dat
zij een onoverwinnelijke jovertuiging
van deze vrijheid in zich dragen.
Raadgevingen en vermaningen, gebod
en verbod, lofprijzing en berisping,
loon er» straf, waren onzinnig, als de
menschen niet vrij waren, doch tot
elke afzonderlijke handeling door een
gebiedende noodzakelijkheid gedwon
gen werden.
Onze ziel heeft dus een onstoffelijke
of geestelijke werkzaamheid. Daaruit
volgt echter, dat ook hare natuur on
stoffelijk of geestelijk is. Want gelijk
men de natuur eener plant erkent uit
de bladeren, bloemen en vruchten, die
zij voortbrengt, zoo erkent men de
natuur van elk wezen uit zijn wer
king.
Kath. Zondbl. voor Arnhem.
O
Een edele Trouw onder arme leren.
Door het kabaal van Ulster tegen
home rule aldus schrijft onze
Londensche correspondent, d.d. 24
Sept. vergeet men arm Ierland.
En hoezeer ook in de laatste tiental
len jaren de algemeene welvaart op
het Iersche eiland is toegenomen, toch
herbergt het nog altijd veel armoede.
Vooral in de afgelegen streken van
het Oostelijk gedeelte. Daar langs
de kust en op de ettelijke eilandjes,
door den Oceaan omspoeld, leven
duizenden leren vergeten en verwaar
loosd, ten prooi van de ergste ont
beringen, geteisterd door ziekten, veel
vuldig lijdende aan longtering, ver
stoken van medischehulp en verple
ging, vroegtijdig weggemaaid. Lady
Aberdeen, de gade van Ierland's on
derkoning, heeft zich hun lot aange
trokken. Eenigen tijd geleden begon
zij een edelmoedige campagne om
arm Ierland te bevrijden van de groote
ramp der tering. En er zijn andere
dames van, adel die zich geheel op
hebben, waarover ieder beschikken
kon, schreef hij een rood cijfer op
een wit blad.
De steden van Vlaanderen boden
op dat tijdstip het schitterendst en 'oe-
drijvigste schouwspel aan, voor zoo
ver de nijverheid betrof. Het mee-
rendeel der ambachten dankte aan de
kruistochten nieuwe uitvindingen,
vreemde modes en den smaak voor
een schitterende weelde. Iedere tak
van nijverheid bezat zijn hoofdlieden
en dekens, en vormde een familie
en al die corporatiën samen vertegen
woordigden een macht, waarmede de
vorsten genoodzaakt waren rekening
te houden.
Toen de telling door Rubbes ge
ëindigd was, werd Hugo plotseling
ernstig gestemd en fuisterde hij
„Die lieden zijn niet gekomen om
zich dronken te drinken aan bier,
maar om hun haat te koelen."
Vrienden, gezellen en broeders",
begon Rubbes, „het uur der weer
wraak zal weidra voor u slaan de
hoofdlieden der corporatiën en de
meesters der ambachten zullen weidra
de schande uitwisschen, waarmede
hertog Filips hen overstelpt heeft.
Het jaar 1467 zal 1452 doen verge
ten
„Ja, ja, wij zullen den hoon uitwis
schen, dien men ons heeft aangedaan."
„Gij allen, die reeds mannen zijt",
hernam Rubbes, „waart getuigen van
hetgeen er in de stad Gent onder het
bestuur van den overleden hertog
voorvielWij hebben samen voor
de vrijheid ons leven, onze voorrech-
offeren voor de lijdenden, van het
Iersche volk.
Een roerend staaltje daarvan is
het volgende. Een zekere miss Al-
binia Brodrick, dochter van den voor-
maligen viscount Midleton en zu ter
van den huidigen lord John Brodrick,
die Minister van Oorlog was in het
laatste kabinet van lord Salisbury,
heeft zich gevestigd in een zeer ar-
moedigen en afgelegen streek van het
graafschap Kerry, in den Zuidwesth ;ek
van Ierland. Om aldaar de armen en
ziekten te heipen, verkocht zij ai hare
bezittingen voor de stichting van een
hospitaal. Maar ofschoon zelf ten
gevolge daarvan armoedig lever.de,
kon zij hare stichting met eigen mid
delen niet aan het doel doen beant-
antwoorden. Daarom richtte zij een
smeekschrift om hulp tot den Icrd-
mayor van Londen. Vanuit het Iersche
dorp Ballinboona schreef zij hein het
volgende
„Wij hebben een klein hospiiaal
gebouwd in dit armoedige en woes'e
district van Kerry, in een der pl..at-
sen aanbevolen door de commissie
van den ondeikoning, ten einde de
armsten van ons volk te helpen. En
heel arm zijn ze.
„Om hunnentwille heb ik mij be
kwaamd en van een diploma voor
zien als medisch verpleegster, vrojd-
vrouw en inspectrice van gezondheid.
En ik vestigde mij hier metterwoon,
om de armen van ons volk op iedere
mogelijke wijze te helpen. Hunne
nietige woningen zijn veel te klein
voor de gezinnen, zoodat verpleging
aaarbinnen onmogelijk is. Zij lijden
dan onnoodfge ziekten en sterven aan
houdend door verhelpbare oorzaken.
Wij zijn 39 K.M. van stad en station
verwijderd, bijna viermaal zoover van
het dichtst bijzijnde hospitaal. Het is
hartbrekend 't lijden aan te zien, dat
daar het gevolg van is. Ons hor pi-
taal is gebouwd en onder dak, maar
wij derven de middelen om het te
voltooien en in gebruik te nemen,
„Ik deed alles wat in mijn vermo
gen was en leef in mijn klein 'oocre-
huisje het allereenvoudigste leven, van
ongeveer f3 per week. Ik verkocht
al mijn mooie oude meubelen, mijn
porceien, kleinoodiën en juweelen. Nu
ben ik verplicht om hulp te bedelen.
„Wij hopen een middeipunt te zijn
voor onderricht in huishouding, ge
zondheidsleer, kleine nijverheden en
landbouw. Reeds slaagden wij er in
de schromelijk hooge prijzen van le
vensmiddelen verlaagd te krijgen, ter
wijl wij onzen kleinen boeren prcef-
zaad en zuivere kunstmest bezorgden.
Dit moment leent zich voor groote
verbeteringen. Onze boeren ontwaak
ten, sinds zij eigenaars van hunne
kleine hofsteden werden. En wij wen-
schen deze kans te benutten. Maar
gebrek aan geld bindt ons gedurig de
handen."
Dat geld zal er nu wel komen. Die
edele toewijding eener vrouw van
adel treft. (Handelsblad
o
Een ezel en een boer.
Een tragisch-coraisch incident wordt
uit Saloniki gemeld dat hoe typisch
ook in zijn verloop intusschen wel
ten, ons fortuin in de waagschaal ge-
steid en al moge geen gelukkige uit
slag ons loon zijn geweest, het zelf
verwijt van lafheid raakt ons geluk
kig niet. Het is dus niet voor u, die
reeds als volwassen mannen aan het
zware werk gewoon zijt, maar het is
voor de jongeren onder ons, dat ik
deze pijnlijke plaats uit onze geschie
denis weer ontdek."
„Wij dachten pret en jool hier te
vinden en het wordt een drama",
fluisterde Hugo.
„Stii", gebood Kasper.
„Wacht, ik heb een prachtig idee",
voegde Hemling er op gedempten
toon bij." Het schijnt hier een al
lerbelangwekkendst en gewichtig zaakje
te zijn en wie weet, waar 't goed voor
is, de mannen te kennen, die hier zoo
hoog van hun vrijheid opgeven, en
zoo fel tegen den gestorven hertog
uitvaren. Laten wij ze dus uittecke-
nen, de schetsen zullen ons misschien
later. God weet waarvoor, uitmuntend
te pas komen... Ik neem dien kracht-
meusch, dat hoofd daar der smeden...."
,,'n Uitmuntend idee", gaf Hugo
fluisterend ten antwoord. „We weten
weliswaar hun namen niet, maar hun
portret te hebben is al veel waard."
De jonge kunstenaars maakten zich
gereed om in vlugge trekken de merk
waardigste hoofden der samenzweer
ders te teekenen, terwijl de oude Rub-
bens, recht overeind, met de armen
kruiseling over de borst, staarde in
het midden der zaal, de oude geschie
denis weer ophaalde
„Om de hun gegeven pJivilegiën tc