De Volkswil
BIJVOEGSEL
van
van 28 September 1912.
V FKl IIXETON.
Hugo van der Goes,
Bakkerwet-Aalberse c.s.
O—
Aan de Tweede Kamer der Staten-
Generaal is het volgend adres gericht:
De vereeniging van Broodbakkers
patroons uit de luxe-, gemengde- en
middenbedrijven, gevestigd te Haar
lem, Schachelstraat no. 11, heeft in
hare te Utrecht op 18 Sept. 1912 ge
houden ledenvergadering met alge-
meene stemmen besloten in zake het
ontwerp-Bakkerswet van den heer
Aalberse het volgende onder uwe wel
willende aandacht te brengen
De Tweede Kamer der Staten-Ge-
neraal heett op 5 Juni 1912 het wets
ontwerp van minister Talma verwor
pen, eensdeels op grond van bezwa
ren tegen patroonsverbod, anderdeels
omdat zooals de heer Aalberse schrijft,
„het wetsontwerp in verkeerde richting
invloed zou hebben geoefend op de be
drijfsontwikkeling.
Beide bezwaren meent de heer
Aalberse te hebben ondervangen.
Wat het bezwaar van het patroons
verbod betreft, wordt voorgesteld, in
art. 7 van het wetsontwerp, den pa
troon des nachts vrijheid te geven om
te werken. Oppervlakkig zou men
dus zeggende heer Aalberse onder
vangt geheel het bezwaar waarvoor
Z.Ex. dr. Kuyper reeds zoo herhaal
delijk in het openbaar gewaarschuwd
had, dat daarop het wetsontwerp
zou stranden, doch er komt een „maar"
bij.
Werken mag de patroons 's nachts
zooveel hij wil, maar verkoopen dat
gene waarvoor hij uitsluitend 's nachts
gewerkt heeft, dan mag hij niet.
Alsof het den patroon om het werken
op zichzelf des nachts te doen was
en niet om door zijn onvermoeid ar
beiden de verplichting die hij op zich
genomen heeft om alles voor de zij
nen te doen, na te komen
Immers, zoodra de patroon des
nachts werkt mag geen deeg of brood
het gebouw, waarin de bakkerij zich
bevindt, of eenige belending daarvan
verlaten voor het uur, door den Mini
ster bij algemeene maatregel van be
stuur te bepalen.
Stelt nu, dit uur wordt bepaalt op
2xlo a 3 uur na het einde van den
nacht. Later kan dit al niet worden
om na te noemen redenen.
Om ongeveer 8 uur, indien de nacht
om 5 uur eindigt, en om ongeveer
8'/2 a 9 uur indien de nacht om 6
uur eindigt, mag de patroon, die des
nachts heeft gewerkt, brood gaan ver
koopen.
Maar begrijpt de heer Aalberse dan
o
Baas Florus stelde er eer in het
beste bier van geheel de stad te ver
koopen en ofschoon er heel wat her
bergen in de stad Gent aanwezig wa
ren, moet erkend, dat geen met de
zijne kon wedijveren.
De bezoekers der herberg liepen
nogal wat uiteen, men trof er uit alle
standen aan. Dit kwam, omdat de
slimme herbergier zijn inrichting in
verschillende afdeelingen gesplitst had.
De goed-overwelfde kelders waren den
geheelen avond vol met matrozen en
ander slag van lieden, die na hun
zware dagtaak zich hier wat kwamen
verkwikken. De dikte der muren en
van de gewelven verdoofde het ge
rucht der luidruchtige stemmen, der
meer vroolijke dan welluidende liede
ren en der heftige vechtpartijen die
meermalen op een woordenwisseling
volgden.
Het kon er soms leelijk toegaan.
Wanneer dan de baas, te laat door
de bedienden gewaarschuwd, op de
plaats des onheils verscheen stelde
hij zich met de rol van toeschouwer
tevreden. Slechts nu en dan gaf hij
een vaderlijke vermaning ten beste,
maar als het gevecht was afgeloopen,
een der strijders zich vet wonnen had
verklaard of op den grond neerlag,
dan telde Florus flegmatiek de gebro-
niet, dat hij door zijn verkoopverbod
den 's nachts werkenden patroon rui-
neert
Hoe kan het toch mogelijk zijn,
dat de heer Aalberse denkt, dat een
patroon zich kan onderwerpen aan
eene bepaling, waarbij hij des mor
gens voor 8 a Sl/2 uur geen enkel
broodje, versch of oud, mag verkoo
pen
Dat staat immers met totalen on
dergang van zijn zaak gelijk
Te meer nog, waar de patroon, die
door den geringeren omvang van zijn
zaak 's nachts niet behoeft te werken,
niet aan het verkoopsverbod onder
worpen is en dus des morgens vóór
8 uur wel brood, zij het dan ook
van den vorigen avond mag ver
koopen 1
Het wil er bij ons niet in, dat de
heer Aalberse zelf meent, dat door
zijne wet de bezwaren, die tegen het
patroonsverbod zijn ingebracht, zijn
ondervangen.
Het zal wel niet de bedoeling van
den heer Alberse zijn om den mid
denstand in de bakkerij met één slag
te vernietigen, maar wij verzekeren
den heer Aalberse, dat dit het gevolg
van zijn wetsontwerp zal zijn. Het is
toch eene totale onmogelijkheid dat
de patroon van de vrijheid om 's
nachts te werken, gebruik maakt, want
dan gaat ten gevolge van het ver
koopverbod zijn broodwinning totaal
te niet.
Werkt de patroon des nachts niet,
dan heeft hij bij het aanvangen van
het aanvangsuur geen genoegzame
hoeveelheid brood en kan hij dus
zijne klanten niet bedienen. En nu
zal het den heer Aalberse toch ook
wel bekend zijn, dat zoodra men zijne
klanten niet kan bedienen, de zaak
achteruitvliegt en men ten slotte fail
leert.
Alleen de patroon, die slechts zoo
weinig brood bakt, dat hij met het
begin van het verkoopuur niet meer
dan één oven brood noodig heeft de
heele kleine zaken dus zullen
eenigszins gebaat zijn. Het gevolg
daarvan is echter, dat, wanneer heele
kleine zaken, waar slechts één oven
brood per dag gebakken wordt, een
soort van voorsprong krijgen op de
bakkerijen, waar met 1—5 gezellen
wordt gewerkt, de middenstandsbak
kerijen tot het heele kleine bedrijf zul
len worden teruggedrongen.
Vernietiging van den middenstand
is dus het gevolg van des heeren
Aalberse's voorstel.
Doch denkt de heer Aalberse wer
kelijk, met zijne theoretische regeling
ken kruiken en de vernielde tinnen
kroezen, om de geheele schade op
rekening van den overwinnaar te
schrijven.
Dat was nu eenmaal een' wet ge
worden in de „Gouden Beker". De
overwinnaar betaalde. Als nu en dan
uit de kelderdiepte geschreeuw en la
waai opstegen naar de hoogere ver
trekken, dan lachte de kleine Frits,
die den drank schonk
„Zij hebben duchtig pret, die beste
kerels I Bij St. Bavo, wat hebben ze
een pret", grinnikte hij dan.
En terwijl men boven plezier had
over de pret der matrozen en andere
gezellen, sloegen deze elkander de tan
den uit den mond en braken elkan
ders ribben of het niets was. In het
overige gedeelte van den „Gouden
Beker" bleef het dan echter toch kalm
en rustig. Gelijkvloers met de straat
hadden nooit vechtpartijen of drink
partijen plaats, daar ledigde men de
bekers heel vriendschappelijk, terwijl
ieder zijn zaken behandelde, vennoot
schappen sloot of over afgelegde of
nog te ondernemen reizen praatte.
Op de eerste verdieping zag het er
veel aanzienlijker uit. Daar was alles
met smaak ingericht. Schoone schil
deringen prijkten langs de muren de
wastoortsen stonden daar op kunstig
gedreven houders, terwijl de overige
meubelen daaraan evenredig waren.
Al wat Florus aan kostbare artikelen
bezat, was in dit gedeelte van zijn
huis bijeengebracht, want daar waren
de jonge kunstenaars en edellieden
gewoon hun samenkomsten te houden.
van 's nachts te werken de bezwaren
tegen het patroonsverbod bij de hee
ren leden van de Tweede Kamer zijn
ondervangen
Dat kan hij toch in ernst niet mee-
nen
Wel behoeft de patroon als hij 's
nachts voor zijn eigen zaak werkt,
niet meer in de gevangenis of geld
boete te betalen, maar wel zal hij als
misdadiger voor de rechtbank moeten
verschijnen, wanneer hij datgene waar
voor hij uitsluitend 's nachts heeft
gewerkt n.l. het verkoopen van het
brood doet op een uur, dat de
Minister dit verboden heeft.
Het komt dus precies op hetzelfde
neer als het patroonsverbod, alleen
met dit verschil, dat minister Talma
ten minste ruiterlijk voor zijn hoe
wel ongelukkig standpunt uitkwam
en de heer Aalberse langs een omweg
n.l. de vernietiging van des
patroons broodwinning den patroon
dwingt zijne werkzaamheden in eigen
zaak te verrichten op de uren, door
den heer Aalberse noodig geoordeeld.
Het bezwaar, dat reeds in ons eer
ste adres aan Uw Hoog College tegen
het patroonsverbod is ingebracht, n.l.
dat de patroon niet meer voor de in
standhouding en den bloei van zijn
eigen bedrijf mag werken, wanneer hij
dit zelf oordeelt, blijft dus practisch
ook tegen de regeling van den heer
Aalberse bestaan.
Verwondering behoeft dat niet te
wekken, want deze toonde door
de verdediging van het patroonsver
bod in het wetsontwerp-Taima niets
te gevoelen voor het onrechtvaardige,
dat een patroon, op straffe van met
den rechter in aanraking te komen,
met zijn eigen handen, in zijn eigen
werkplaats, niet mag werken vanwege
de concurrentie die hij anderen daar
door zou kunnen aandoen.
De heer Aalberse zal nu wel zeg
gen„Ik verbied niets, ik laat het aan
den patroon zelf over", maar waar,
zooals wij hebben aangetoond, de
patroon, op straffe van den ondergang
van zijn zaak, van datgene, wat z.g.
niet is verboden, geen gebruik kan
maken, komt het wetsontwerp-Aalberse
o.i. zakelijk op hetzelfde neer als de
regeling door minister Talma voor
gesteld.
Of er, door de zaak in een ander
kleed te steken, juridisch een andere
glimp aan wordt gegeven, laat ons,
bakkers, geheel koud.
Wij kunnen niet aannemen, dat die
heeren leden van de Tweede Kamer,
die hun stem weigerden aan het wets-
ontwerp-Talma, na onze uiteenzetting
hunne stem daaraan zullen kunnen
geven. Zakelijk verandert de heer
Aalberse niets en om de zaak zal het
toch wel geweest zijn, dat het wets-
ontwerp-Talma is verworpen.
Of zou men denken, dat het alleen
formeele, geen zakelijke bedenkingen
geweest zijn, die de wet van minister
Talma hebben doen vallen.
Hoe stelt men zich verder voor de
controle op de uitvoering van de wet
te regelen
Gaat men bij eiken ingang van elke
bakkerij in elke stad gedurende den
tijd, dat het verkobpverbod van kracht
is, een politie-agent plaatsen Dan
Een klein kamertje, grenzende aan
de groote zaal, bevatte een volledige
verzameling muziekinstrumenten, waar
mede de bezoekers zich amuseerden,
zoodat dikwijls de tonen der muziek
nog van de eerste etage van den „Gou
den Beker naar buiten drongen, als
de stem van den nachtwacht waar
schuwde, dat het tijd was om de lich
ten te dooven.
Geen wonder, dat Florus met een
dergelijke inrichting, op zoo verschil
lende bezoekers berekend, goede za
ken maakte.
De dikte van Florus zelf hield ge
lijken tred met zijn geldbuidel, die
ieder jaar in omvang toenam. Zijn
breed gelaat straalde als de volle
maan, zijn dikke knuisten van handen
rustten ieder jaar met meer welgeval
len op zijn ontzettenden buik en zijn
oogen, die telkens kleiner schenen te
worden, naarmate zijn wangen in bol
heid toenamen, flikkerden van genot
en levenslust.
Florus bezat een dochter. Zij was
een slanke, blonde jonkvrouw, die
echter voor de bezoekers van het huis
bijna een onbekende was, daar Flo-
rine nooit in de gelagkamers verscheen
en zich slechts zelden in het open
baar vertoonde. Wanneer zij des Zon
dags aan de zijde haars vaders naar
de Hoogmis in de St. Bavo ging, kon
men de slankheid van haar gestalte
bewonderen, welke bij de engsluitende
kleeding van dat tijdvak te beter uit
kwam, terwijl de kleine, welgevormde
handen een kerkboek droegen, 't welk
door Florine zelve met gekleurde en
mogen de gemeenteraden alvast wel
I de noodige maatregelen nemen, dat
zij daarvoor geld en politieagenten
beschikbaar hebben.
Want er zal geen wet zijn, die zoo
veel en zoo dikwijls zal worden over
treden als de wet-Aalberse. Immers,
zoodra men het brood de deur uit
heeft, is men niet strafbaar meer
het doen verlaten van het brood uit
de bakkerij is alleen verboden zoo
dat men zonder eenige overdrijving
kan zeggen dat men bij eiken uitgang
vai de bakkerij een politieagent zal
moeten plaatsen.
Thans wenschen wij te wijzen op
de gevolgen welke het wetsontwerp-
Aalberse o.i. zou hebben voor de
middenstandsbakkerijen, d.w.z. die
bakkerijen, waarin de patroon wordt
bijgestaan door 1—5 knechts.
Waren de gevolgen voor deze bak
kerijen, wanneer de wet-Talma was
aangenomen, niet te overzien geweest,
thans kan nu ten aanzien van de
wet-Aalberse gezegd worden, dat
deze den middenstand in de bakkerij
met totalen ondergang bedreigt.
Wel is waar zal ook daar de pa
troon des nachts kunnen werken, maar
dan mag hij niet verkoopen van uit
zijn winkel voor het afleveringsuur.
Zulks is nu eenvoudig eene onmoge
lijkheid.
Hoe kan de heer Aalberse zoo'n
doodvonnis over den middenstand
uitspreken, hij, die voorheen de be
langen van deze categorie van nijve-
ren met zooveel vuur verdedigde en
in wien dézen hun natuurlijken be
schermer zagen in den strijd tegen de
coöperatie
Immers, wordt 's nachts in de bak
kerij gewerkt, dan kan men zeker niet
vóór 8 uur met den broodverkoop van
uit den winkel beginnen en wordt 's
nachts niets gearbeid, zoodat men dan
niet aan het verkoopverbod onderwor
pen is, dan is hetgeen men tegen 8
uur aan brood gereed heeft zoo'n on
beduidende hoeveelheid, dat men
slechts een klein gedeelte der cliën-
teele kan bedienen en daardoor zijn
met zooveel zorg en moeite vooruit-
gebrachte zaak beduidend ziet achter
uitgang, zooal niet geheel vernie
tigen.
In de pers deed het bericht de
ronde, dat door den heer Aalberse
overleg was gepleegd met vaklieden
omtrent zijn voorstel.
Hoe ter wereld kan echter iemand,
die werkelijk iets van het vak weet,
den heer Aalberse in zijn onzalig
voornemen hebben gesterkt I
Wie zijn die „vaklieden die
een dergelijk advies hebben kunnen
en durven geven
Wij achten het totaal onbegrijpe-
lijk. 1)
De heer Aalberse heeft in zijn wets
voorstel in art. 6 overgenomen dat
des nachts bakkersarbeid mag worden
verricht, welke niet met de broodbe
reiding verband houdt, echter onder
„door Onzen Minister te stellen voor
waarden."
Waar evenwel het wetsontwerp-Aal
berse van het beginsel uitgaat, dat het
bakken van een eerste levensbehoefte
als brood door gezellen des nachts
alleen maar wordt toegelaten wanneer
gouden letters versierd was.
Florine was, behalve een schoon,
ook een zeer ontwikkeld meisje. De
kastelein was er dan ook trotsch op,
bij het denkbeeld, dat zij door meer
dan een rijken burger en schepen der
stad ten huwelijk was gevraagd.
Florus had er echter geheel geen
haast mee, om zijn dochter uit te hu
welijken. Hij was vast van plan, voor
een mogelijk huwelijk zijner dochter
zijn herberg over te doen en een def
tig huis met schoonen tuin in de voor
stad te gaan bewonen, van welk huis
hij kort geleden eigenaar was ge
worden.
Florus was een rijk man, doch zijn
rijkdom bestond niet alleen uit baar
geld. Immers ten allen tijden, ook in
Vlaanderen zelfs, waar de kunst toch
zoo hoog in eere stond, waren de
schilders o.a. lang niet karig met hun
voortbrengselen. Meermalen gebeurde
het dan ook, dat de schilders, die den
„Gouden Beker" bezochten, in de on
mogelijkheid verkeerden om de bij
meester Florus gemaakte schulden af
te doen.
Doch geen noodWel wilde de
kastelein van geen crediet weten, en
dorst daarom geen enkel kunstenaar
hem daarmede aan boord komen, maar
de joviale waard was altijd bereid,
als ware 't klinkende munt
naar gelang de gröote der schuld een
schets of teekening te aanvaarden ja,
indien een aangeboden stuk in Florus
oog meer waard was, dan de ver
schuldigde som bedroeg, telde de
waard zelfs nauwgezet man, het over
men een drie-ploegenstelsel invoert
met een 8-urigen arbeidsdag, zullen
de „door Onzen Minister te stellen
voorwaarden" ook wel op dit beginsel
gebasseerd moeten zijn waar het be
treft de vervaardiging van luxe-artike
len als taartjes, tulband, enz.
Aan deze z.g. tegemoetkoming aan
het gemengde bedrijf hebben wij dus
practisch niets.
Ook dient er de aandacht op ge
vestigd, dat de uitsluitend banketbak
ker des Zondags en des nachts wel
mag doen arbeiden, hetgeen den brood
bakker, tevens koek- en banketbakker,
is verboden. Dezelfde onbillijkheid
die het wetsontwerp-Talma dienaan
gaande schiep, is dus blijven bestaan
en zal tot totale vernietiging van den
middenstand in de bakkerij medewer
ken.
Wij kunnen alzoo, onder verwijzing
naar onze vroegere adressen, ten aan
zien van het wetsontwerp-Aalberse de
volgende eonclusiën stellen.
lo. Het is in hooge mate onrecht
vaardig, dat een bakkerspatroon in
de toekomst voor het onderhoud van
zijn huisgezin zijne arbeidskrachten
niet zal mogen aanwenden op de wijze
die hij zelf goeddunkt.
2o. Als .men de conclusie onder
lo onderschrijft, kan men er geen
genoegen mede nemen om den patroon
in schijn ^de vrijheid te laten 's nachts
te werken, doch in werkelijkheid hem
door eene bepaling als het verkoop
verbod te beletten, van die vrijheid
gebruik te maken.
3o. Het wetsontwerp schept in de
steden eene premie op de richting
van zeer kleine bedrijven.
4o. De middenstand is door de
wet-Aalberse gedoemd.
5o. Voor twee volkomen gelijk
waardige categorieën van staatsbur
gers als de leden onzer vereeniging
en de banketbakkers schept de wet
voor de eersten willekeurig zulke be
perkende bepalingen, dat het hun niet
mogelijk' is den strijd om het bestaan
vol te houden.
6o. Er wordt alleen ten behoeve
van het grootbedrijf een drieploegen-
stelsel voorgesteld zonder rekening te
houden met het feit, dat in de bak
kerijen onzer leden geen drieploegen-
stelsel met achturigen arbeidsdag kan
worden ingevoerd.
Hoewel wij niet mogen en kunnen
aannemen, dat het wetsontwerp-Aal
berse waarmede ten slotte niemand
het eens blijkt te zijn, dan de voor
steller zelf, getuige de groote tegen
stand, dit uit alle kringen der bakkers
wereld zoowel van patroons en ge
zellen komt ooit in openbare be
handeling zal komen, laat staan,
dat voor een dergelijke ongeluk
kige wet een meerderheid in beide
deelen onzer Volksvertegenwoordiging
zou zijn te vinden, meenden we nu
bijtijds onze bezwaren kenbaar te ma
ken in het vertrouwen, dat ook dit
maal het rechtvaardigheidsgevoel in
onze Volksvertegenwoordiging zal ze
gevieren.
1). (Uit den mond van den heer
Diemer, bestuurslid van het Nationaal
Comité voor afschaffing van nachtar
beid teekenden wij, ter gelegenheid
schot altijd aan zijn klant uit.
De schilders zagen echter nimmer
hun kunstwerken in de herberg terug,
want alles werd naar de groote be
nedenzaal van Florus' huis in de
voorstad gebracht.
Was de waard zeer handelbaar en
welwillend tegenover schilders met
wezenlijk talent, tegenover kladschil
ders -m broddelaars bleef hij onver
biddelijk.
lederen dag kon men op de eerste
étage van den „Gouden Beker" een
uitgezocht gezelschap edellieden en
kunstenaars bijeen vinden. In de
zaal, die Florus niet zonder trots zijn
„academie" noemde, ging het nog rus
tiger toe dan beneden de jonge man
nen kwamen minder om te drinken,
dan om onderling te praten over al
les, wat met de kunst in betrekking
staat, over reizen en boeken, enz., ter
wijl de edellieden hun spel verlieten
om naar de gesprekken te luisteren
van de leerlingen van Van Eyk, die
door de gunstbewijzen van den vorst,
tot huns gelijken waren verheven.
Het was nu niets buitengewoons,
dat Hugo van der Goes voorstelde,
om den dag in den „Gouden Beker"
verder door te brengen.
Na even te hebben geaarzeld, greep
Kasper Hemlings arm en volgde met
zijn gezellen den weg, die naar de
woning van den herbergier geleidde.
„Vrienden, ik heb je wat voor te
stellen", begon Hugo, „we zullen nu
eens niet naar boven klimmen, maar.
we zullen naar den kelder van mr.
Florus gaan, ik moet eens in levenden