Van alles wat.
van Goethem, oud 7 w., d. van Pru
dent Adolf en van Anna Philomena
Louisa d'Hooghe.
De werkgever heeft het dood ka
pitaal goud en zilver. De werk
man heeft het levend kapitaalkracht
en kunde. Al zijn kracht en kunde
niet productief zonder goud en zil
ver goud en zilver zijn dood zon
der kracht en kunde.
Kardinaal Manning.
—o
Waaraan hij den echten Heeru
leende.
Bisschop Selwijn van Nieuw-Zee-
land en Bisschop Patteson van Me
lanesia waren altijd klaar om, wat
ook gedaan moest worden, er zelf
de hand aan te slaan,
Een inboorling van Nieuw-Zee-
land, die dit had opgemerkt, zeide
„Een heer, die een echte heer is,
acht geen enkel werk, dat waarlijk
noodig is, beneden zich. Een „na-
heer werkt nooit."
De steenkoolmijnen in een plaats
bij Pennsylvanië zijn door een wolk
breuk vernield. Men vreest, dat ver
scheiden personen zijn omgekomen.
De buitenlandsche couranten spreken
van eenige tientallen dooden.
Een moeilijke erfeniskwes
tie wijs beslist.
Twee broeders, konden het als erf
genamen niet eens worden -over de
verdeeling eener nalatenschap.
Behalve de onoverkomelijke bezwa
ren aan het verkoopen der onroerende
en roerende goederen, waaruit de erfe
nis bestond, verbonden, zou het doen
te koop aanbieden geen resultaat ge
ven ot ten gevolge hebben dat voor
nog zeer veel minder dan de helft
der werkelijke waarde zou kunnen
gerealiseerd worden.
Beiden erven waren het hierover
volkomen eens. En ofschoon zij, als
op hoogen leeftijd en ieder hoofd
eener zeer talrijke familie zijnde, groot
belang hadden bij een spoedige ver
deeling en vereffening, konden zij
toch tot geen vergelijk komen en bleef
de ontstane twist over de verdeeling
voortduren.
Daarom werd een groote en moei
lijke reis aanvaard om de kwestie te
onderwerpen aan het oordeel van een
Rechter in wiens rechtvaardigheid,
onpartijdigheid en wijsheid de broe
ders een onbeperkt vertrouwen stelden.
Deze Rechter heeft het volgende
vonnis gewezen.
Gehoord partijen, gezien de stuk
ken, overwegende wat het recht be
treft
dat aan de partijen is opengevallen
eene nalatenschap bestaande in
groote bezittingen onroerende en
Wel beste vriend, antwoordde
de oude landjonker, gij had nog wel
wat kunnen wachten, om dat te ver
tellen. 't Is eerst zes uur, en wij rij
den om negen uur pas uit. Ik sliep
als een jong mensch altijd als een,
die niet aan zijn meisje denkt, voegde
hij er met een helderen lach bij.
Toen de laatste slag van negen uur
gevallen was van den toren van het
nabijgelegen dorp, stapte de heer Hen
riet in zijn besten jas en netjes ge
schoren in het rijtuigje, klakte met de
tong, sprak het gewone Hu! witte!
uit en het voertuig zette zich in be
weging. Wat een mooie morgen wat
was de lucht helderwat was alles
blauw! Duizenden liedjes klonken uit
de boomen, uit de deuren der bouw
hoeven, uit de bladeren, die zacht
door den morgenwind werden bewo
gen. Geheel de vlakte baadde in het
licht der morgenzonde lucht was
nog bleek, alsof de laatste sneeuw in
het blauw was versmolten.
Jan genoot van dien schoonen herfst
morgen. maar de heer Henriet bedui
dend minder.
Ziet gij dien witten rijm zei
hij tegen zijn buurman.
|a, antv/oordde Jan, wat mooie,
heldere pareltjes vormt zij niet van
de spinnewebben
De oude landbewoner haalde de
schouders op.
Dat wilde ik niet zeggen, vriendje
ik had het niet eens opgemerkt. Maar
wel dat hij den wijnstok van nacht
heel wat kwaad gedaan heeft.
O datzei de luitenant onver-
roerende goederen
dat partijen zijn de eenige recht
hebbenden en erfgenamen en
ieder voor de helft
dat partijen het over de verdeeling
der goederen niet eens kunnende
worden, die goederen, om tot be
hoorlijke en eerlijke verdeeling te
kunnen geraken, zouden moeten
gewaardeerd of in het openbaar
aan de meest biedende moeten
verkocht worden
dat de omstandigheid, dat de goe
deren zijn gelegen en zich be
vinden ter plaatse, waarvoor geen
schatters zijn aantewijzen en waar
vrij zeker geen kooper zich zou
aanmelden en al geschiedde het
laatste, dat alsdan voor de, door
voorouders van de nu twistende
partijen, met groote opofferingen,
volharding en toewijding verkre
gen heerlijke, rijke bezittingen,
op verre na niet de waarde zou
worden geboden, en dat daardoor
de tegenwoordige erfgenamen en
ook hunne afstammelingen feite
lijk zeer belangrijk zouden wor
den te kort gedaan en dat het
nooit de bedoeling der erflaters
kan geweest zijn, dat bij verschil
omtrent de verdeeling, eene op
lossing op dezen grondslag zou
moeten verkregen worden
Wijs ik het volgende vonnis.
De oudste der twee broeders zal
de onroerende en roerende goederen
verdeelen in twee deelen.
Daarna zal de andere broeder uit
deze twee deelen het eerst een keuze
doen.
De partijen in deze zaak waren
Boeren.
De Rechter wasPaul Kruger.
Wie worden het meest
bestolen
o—
Wat gij niet wilt dat u geschiedt
Doe dat ook een anderen niet.
(We nemen dit stuk over uit „Unitas.")
Op een der hoofdgrachten van Am
sterdam was, ten huize van mevrouw
X, heel wat op te ruimen geweest,
na afloop der jongelui'spartij, waar
de jubelende en joelende jeugd zich
kostelijk had vermaakt en waar van
alles, in ruimen voorraad, was ge
noten wat tong en keel kan streelen.
Een berg van porceleinen, zilver,
kristal en damast moest weder in orde
gebracht en opgeborgen worden, een
geheel leger fleschen, fleschjes flacons
en cifons ging als lijken naar den
kelder en eerst na een paar dagen
kreeg het huis weder het gewone,
nette, deftige aanzien van punctuali
teit terug.
Ten zijner tijd kwamen de rekenin
gen en kwitantien voor geleverden
comestibles, wijnen, likeuren, ciders
en wateren, voor taartjes en andere
lekkerenijen, artikelen der cotillons en
ook de koksrekening bleef niet achter
wege.
schillig.
Zwijgend reden zij eenige oogen-
blikken voort.
Weet gij wat deze reis naar de
Merlinière mij te binnen brengt, mijn
jonge vriend, hernam de heer Hen
riet mijn eerste bezoek officieel
wel te verstaan aan haar, die me
vrouw Herbert geweest is. Wij hiel
den al lang veel van elkaar, zooals
gij. Zij was niet leelijk hoor, en een
lieve vrouw Ik was dus heengegaan
naar mijn aanstaanden schoonvader,
in ditzelfde rijtuig. Toen ik aankwam,
kende ik Jacquline heel goed, ik was
zoo zeker van haar als zij het van mij
was, en toch, ik kon geen woord vin
den om haar te krijgen, geen woord.
Toen legde mijn schoonvader haar
hand in de mijne: „Hier meisje, zei
hij, hij durft niet, ga buiten maar eens
wandelen en zie het eens te worden.
Hm, Jan, zoodra wij buiten waren,
zocht ik niet meer naar mijn woor
den, zij kwamen van zelf.
Jan luisterde afgetrokken, het witte
paardje met de zweep aanwakkerende,
zonder dat het hem baatte.
Haast het beest zoo niet, zei de
heer Henriet, wij zullen er toch wel
komen. Ik zal hier afslaan en binnen
vijf minuten luitenant, zijn wij op de
Merlinière.
De heer Henriet sloeg werkelijk
rechtsaf en reed door een smallen weg,
die aan de eene zijde begrensd was
door de hooge heggen van het park
van de Merlinière, aan den anderen
kant door een kreupelbosch, dat aan
een naburig kasteel beJioorde. Het
Zooals van deze rijke, deftige fami
lie kan verwacht worden kreeg een
ieder zijn geld en alle leveranciers
waren tevreden, zich voor het vervolg
zeer beleefd aanbevelende.
Is Vrijdag ochtend tien uur, een
fluitende jongen, met de handen in
de beide broekzakken, springt de
stoep op van het deftige huis en na
eenig rondkijken heft hij een hand
omhoog op liet knopje der electrische
keukenschel.
Een trillend hoog geluid klinkt in
den breeden gang tot in den keuken,
waar het dienstmeisje, vlug als allen
zijn, opspringt en zich naar de voor
deur spoedt, die opent en aan het
wachtende ventje vraagt wat hij ver
langt.
Juffrouw de patroon vraagt wanneer
de ledige chitons en fleschjes kunnen
gehaald worden.
Okom de volgende week maar
eens terug, hoor, en dicht gaat de
deur.
De volgende week is het weder
dezelfde vertooning, alleen met dit
verschil, dat het dienstmeisje zegt
ben je d'r alweer? Kom maar eens
terug, hoor. Dus nu zonder tijdsbe
paling.
Daarom zendt de patroon een knecht
naar mevrouw X., waar die prachtige
partij geweest is, om te vernemen
wanneer, „het ledige goed" kan ge
haald worden.
Het dienstmeisje is vriendelijker
tegen den knecht en zal aan mevrouw
gaan vagen wanneer hij chifons en
fleschjes kan halen maar mevrouw
weet niet van fleschjes die gehaald
zullen worden, ja, vijf of zes, meer
niet.
Zeg, Anna, vraagt de knecht, heb
ben ze dan zoo huis gehouden en
zijn er zooveel gebroken Wij hebben
twaalf chifons en vijftig fleschjes ge
leverd.
En Anna, het dienstmeisje, ant
woord dat zij het niet weet en dat
mevrouw het niet zegt.
Bij het vernemen van deze bood
schap wordt de patroon boos en be
sluit hij zelf te gaan onderzoeken wat
er van de zaak is. Het zou wat
moois zijn, vier groote chifons die
hem ieder twee gulden veertig cent
kosten, chifons van een gulden vijf
en twintig cent elk en vijftig kogel-
fleschjes van dertien cent per stuk,
tezamen een inkoopwaarde van zes
en twintig gulden tien cent, terwijl de
rekening, voor geleverd spuitwater,
framboozen en citroenlimonade, in
het geheel niet meer heeft gedragen
dan vier gulden en negentig cent.
Nogmaals wordt naar het deftige
huis, waar feest is gevierd en ge
smuld, koers gezet en nu eens
door den patroon, omdat hij, door de
scherpe concurrentie in zijn handel,
reeds zooveel zorgen hebbende om
een ieder het zijne te kunnen geven,
ook het hem toekomende wil trachten
terug le krijgen.
De schel klinkt nu luider en het
gesprek met aardige dienstmeisjes is
kortaf, als de leverancier Zmevrouw
te spreken vraagt.
Een kwartier wachten schijnt de
patroon zoo lang toe als waren het
rijtuig rolde zachtjes en zonder schok
ken over het gras. De beide reizigers
zwegen. Nu en dan vlogen eenige
verschrikte boschduiven door de tak
ken. Op de Merlinière wachtte men.
Stefanie had meer tijd dan gewoon
lijk aan haar kleeding besteed. Daarop
ging zij naar beneden in den salon,
plaatste frissche bloemen in de vazen
en zette den kleinen Venetiaanschen
spiegel op tafel als een getuige van
vroegere dagen. Daarop ging zij haar
oom opzoeken, die, koortsachtig op
gewonden, onder de noteboomen wan
delde en maakt een buiging voor hem
Zie ik er zoo goed genoeg uit,
naar uw zin, mijnheer de markies
Uitstekend, mijn kind, maar ik
zal er u niet veel van zeggen, want
ik veronderstel, dat gij voor mij de
roos niet in uw haar gestoken hebt.
Van acht uur af had Baptist zich
aan den ingang van den hof gepos
teerd om bericht te geven van de
komst der reizigers, drie maal maakte
hij valsch alarm, maar de vierde maal
had hij gelijkJan en de heer Hen
riet kwamen aanrijden.
De heer de Ia Hansaye ging zijn
vriend en zijn neef afhalen, heette
hen welkom en zonder er iets bij te
voegen, daar hij te zeer aangedaan
was om vele woorden te gebruiken,
voerde hij hen in het vertrek, waar
Stefanie zich bevond.
Het jonge meisje stond bij het ven
ster.
De heer Henriet trad het eerst bin
nen, groette haar en liet Jan voor zich
binnentreden.
uren geweest.
Eindelijk, daar is mevrouw, die, op
het needrig verzoek van den leveran
cier om zijn flesschen te mogen te
rughalen, verklaart, heusch niets van
die flesschen te weten, wel een paar
fleschjes in den kelder te hebben,
doch hoogstens vijf of zes.
Och mevrouw, u hebt voor meer
dan vijf en twintig gulden flesschen
van mij en ik kan geen genoegen
nemen daarvoor alleen vijf of zes
fleschjes terug te ontvangen. Mocht
u werkelijk niet meer flesschen heb
ben, dan ben ik verplicht voor de
niet teruggegeven flesschen, de kos
ten in rekening te brengen.
De deftige dame kijkt zeer ernstig
en zegtik heb uwe rekening betaald
en de vijf fleschjes die er zijn kunt
u laten halen. Goeden morgen.
Verbluft blijft de leverancier in den
gang. Hij is opgekomen voor zijn goed
recht en hier heeft het allen schijn,
dat hij, door het zich verwijderen van
mevrouw, wordt weggejaagd als ware
hij een onfatsoenlijk mensch, ja mis
schien wel een bedrieger of afzetter.
Wat hieraan te doen Een reke
ning zenden en per kwitantie beschik
ken zal, na die stellige woorden „ik
heb uw rekening betaald" niets baten.
En de zaak voor den kantonrechter
brengen zou het gevolg hebben dat
de leverancier de geheele familie X,
en ook hare bekenden, als klant ver
loor. Maar het er bij te laten gaat
ook nietmevrouw zou gesterkt wor
den in hare meening van volkomen
gelijk te hebben, en zij heeft zoo'n
groot, groot ongelijk.
Eerst kokend van ingehouden woede,
maakte deze, op den terugweg naar
huis, opgekomen gedachten den leve
rancier mistroostig. Door de omstan
digheden gedrongen, de handhaving
van zijn rechten prijs te geven en
werkeloos te moeten blijven.
De flesschen kunnen toch niet ver
dwenen zijn, ten minste zoo spoedig
niet of de dienstboden zouden deze
mogelijk aan een anderen leverancier
moeten afgegeven hebben.
Ja er zijn van die oneerlijke lieden
die van hun concurrenten, al zijn het
vrienden, de flesschen, zelfs gemerkte
en van naam voorziene flesschen, in
ontvangst nemen en zonder gewetens
bezwaar behouden maar hier is geen
anderen leverancier.
Eerst eenige weken later toen de
geputeerde mineraalwater en limo
nadefabrikant hoorde roepen „vodden
te koop", kreeg hij een idéé, dat on
verwijld ten uitvoer werd gebracht.
Spoedig was met den voddenkoop
man overeengekomen, dat deze naar
het deftige huis, waar zoo duchtig
was feest gevierd, zou gaan om te
trachten een handelje te doen en alle
flesschen op te koopen, die te be
machtigen waren. De koopman zou
dan de flesschen weder aan den fa
brikant overdoen met een gulden winst.
En vooruit ging het met „vodden
te koop 1 vodden te koop
Op lang aanhouden van den koop
man verklaarde het dienstmeisje, dat
voor het complimentje van den
voddenkoopman niet ongevoelig was,
het aan mevrouw te zullen gaan vra
gen of er wat te koop was, En we-
De luitenant deed eenige stappen
naar voren, daarop bleef hij plotse
ling staan, sloeg de oogen neer, en
stamelde
Mejuffrouw, ik zal u nooit ge
noeg verontschuldigingen kunnen aan
bieden.
Stefanie zag, dat hij verlegen werd.
Gaarne schenk ik u vergiffenis,
mijnheer Jan, zeide zij.
Het gelaat van den luitenant hel
derde op.
O, Stefaniezei hij.
En beiden wisselden een blik.
De markies begreep de welspre
kendheid van dezen blik, en, op den
jongeling toetredend, zeide hij
Beste jongen, ik heb gisteren
avond met mijn nicht langen tijd over
u gesproken. Ik had u beloofd, dat
ik een goed woord voor u zou doen
ik heb het ook gedaan, maar ik be
merkte alras, dat uwe zaak te voren
reeds was gewonnen.
Hij nam hem bij de hand, voerde
hem naar het jonge meisje en voegde
erbij
Mijnheer de ridder de Trémière
ik stel u hierbij voor aan de freule
de la Tremblaye, uwe verloofde.
Daarop wendde hij zich tot den
heer Henriet, die geheel verteederd
was bij den aanblik van het geluk
der jongelieden en voegde hem toe
Beste Henriet, ik ben nog nooit
zoo gelukkig geweest. En gij
ik, antwoordde de goede man,
ik maar eens, en dat is al heel lang
geleden.
der na lang wachten moest de koop.
man maar even in den kelder komen,
alwaar hij van de deftige mevrouw
behalve meerdere flesschen, alle chi-
fons, zoowel de grooten als de. klei
nen, en, op twee na, alle kogelflesch-j
jes kocht die de mineraalwaterfabri
kant, eenigen tijd vroeger, tevergeefi
was komen reclameeren.
Hoeveel de koopman voor dat alles!
(een inkoopwaarde hebbende van;
f 26.40) betaalde Och, na veel te
bieden, niet meer dan een gulden en;
tachtig cent, wat het dienstmeisje
ontving, en de koopman was nog
royaal geweest, want hij zou immers
van den fabrikant een gulden boven
de betaalde som terug ontvangen.
Toen de voddenkoopman tegen be
taling van f 1.80 en fl.het eigen
dom aan den leverancier had afgele
verd, liet deze zich een kwitantie ge
ven van de f 2.80, met vermelding
dat de chifons en kogelfleschjes ge
merktwaren gekocht bij mevrouv
X aan denote Amsterdam
Bovendien werd de woonplaats vai
den voddenkoopman genoteerd.
Met dit document gewapend gin
de mineraalwaterfabrikant naar me
vrouw Xdie, op het vernemen va
wat er geschied was, niet meer zoi
ernstig bleek, ook de leverancier nie
alleen in den gang liet staan, maa
deze verzocht in een der mooie ka
mers te komen, alwaar mevrouw j
zeide, dat alles een misverstand wa
geweest en dat, als de leverancil
nog eenmaal had laten hooren, hij d
flesschen zou terug ontvangen helj
ben. Ook bood deze dame, behaly
de f 1.80, die het dienstmeisje bekfl
men had, als vergoeding, een bedraj
van vijftig gulden aan, doch de Ievi
rancier weigerde dit te ontvangen.
Mevrouw X heeft alleen f 2.80 tl
rugbetaald, maar.... de leverancii
heeft de kwitantie van den voddel
koopman behouden en bewaart d
als een bankbiljet van duizend gu
den.
Helaas deze ware gebeurtenis isj
slechts een van de zeer vele onde
vindingen die eiken wijnkooper, bie
handelaar, mineraal en limonadefabi
kant, kan mededeelen, ongeacht n
de legio andere fabrikanten en grof
siers, die mede de dupe worden v
soortgelijke handelingen met hun
vaten, kisten, bussen, zakken en i
dere emballage, wat telkens een g
reedelijke aanleiding is om kwitantie
die reeds lang hadden voldaan mo
ten zijn, te laten teruggaan met b
bekende opschrift „geweigerd", I
„niet accoord" hetwelk, na gevraag
opheldering, niet anders blijkt te 2
dan de chicane, dat het ledig gq
zal teruggaan en moest afgetroklj
worden.
En waar het groote kwaad zoo di
is ingeworteld dat zelfs deftige, rij
lieden zich aan een daad schuil
maken, die aan diefstal is gelijk,
stellen, wordt het verklaarbaar dat
deze wijze jaarlijks groote kapitalen
straffeloos worden ontvreemd aan hl
die wel het mogelijke doen oml
euvel te bestrijden, maar te dikwij
door omstandigheden, gebonden stl
en zich het onrecht moeten latend
gevallen.
Zij, die er het slechtst aan toe
zijn de mineraal- en limonadefa
kanten, die enkele centen per ch
of kogelfleschje voor hun fabri
ontvangen, terwijl het niet terugge
(gestolen) zoogenaamd ledig go
vele malen het bedrag overtreft.
Zoo vaak wordt langs de strj
het aanhoudend uitschreeuwen i
hoord„Wie heit errrrr flesscheiv
kruiken tekoop IEn zonder b
ken of blozen staat een dienstnu
of huismoeder, ja dikwijls een ka
lein of winkelier op straat, te on
handelen over den verkoop van
niet teruggegeven (gestolen)
goed.
Kome particulier en koopman
tot het besef, dat den verkoop van
terug gehouden ledig goed aan
stal is gelijk te stellen.
Zij die genegen zijn, met vele c
voor reeds aangeslotenen, mede te
ken, om het besproken kwaad
door een legio fabrikanten en kfl
lieden benadeeld worden, tegentej
gelieve van hunne instemming te
blijken, door het zenden van be
aan het Bestuur van „Unitas",
nootschap ter bevordering der be
gen van Handel in Industrie."
(a). Volgens eene berekeniflf
hierbij betrokken fabrikanten i*
bedrag per jaar, alléén in- Amstej
te schatten op niet minder dan
tig duizend gulden.