Burgerlijke stand- Mengelwerk De Organist- betreft den hoogen Lutherschen waardigheidsbekleder Generaal-^ u- perintendent Lahuaen, Deze geldt als orthodox, doch in blijkbaar een dier ironische mannen, die ook in de Nederlandsche protestantsche wereld den vrede knopen door concessies aan het modernisme te doen. En zoo heeft hy er zich voor verklaard, om van de candidaten voor het predikantschap niet meer instemming met de apostolische geloofsbelydenis te verlangen. Hij verklaart dat een streng vast houden aan de Twaalf Artikelen het onmogelijk zou maken om nog candidaten te vinden Zóóver is het dus met het verval des geloofs reeds gekomen En zelf heeft hij bij- een Ordina tion die geloofsbelijdenis handig weggemoffeld. Daartegen nu wordt thans in de Duitsche bladen alge meen geprotesteerd. Toen voor enkele tientallen jaren een dergelijke quaestie zich voor deed, verklaarde keizer W i 1 h e 1 m I „Wanneer wij dat (wat de Twaalf Artikelen leeren) niet meer gelooven, zijn wij niet langer Chris tenen. 14 's Keizers kleinzoon zou dat woord thans niet durven herhalen, want hij zou er een groot deel van de Kerk, wier hoofd hij is mee veroordeelen. Zóóver is men in dien korten tyd verder afgegleden. Centrum. o— In het dorp Beaurepaire in het Fransche arrondissement Louhans is eene epidemie van menigitis-cerebro- spinales (nekkramp) uitgebroken in het kasteel van den burgemeester van het dorp, markies Paul de Beaurepaire. De vier kinderen van den markies werden allen door de ziekte aange tast. Twee, een meisje van drie jaar en een jongen, zijn reeds overleden. Twee meisjes verkeeren nog in hoogst ernstige toestand. Hontenisse. Huwelijks-aangiften. 28 Juni. Pieter Antonius van Goethem, oud 45 j., jm. en Maria Catharina Neve, oud 43 j., jd. Huwelijks-voltrekkingen. 22 Juni. Petrus Augustinus Tieleman, oud 26 j., jm. en Cornelia Judoca van Sikke lerus, oud 21 j., jd. Geboorten. 19 Juni. Petrus Ludovi- cu§, z. van Andreas Ghisieen Thijs en van Maria Felicita Mortier. Petrus Constantinus, z. van Constantinus Jonkheim en van Lousia van Troost. 24 Juni. Alphonsus, z. van Adrianus Dankaart en van Anna Maria van Heese. Overlijden. 17 Juni. Adriana van Overstraeten, oud ,72 j., wed. van Cornell's van Dijke. nige bloemenreseda, anjers en ook enkele passiebloemen. Daar wandel de iederen avond de goede zuster Scholastica met hare gezellin zij spra ken dan over hunne herinneringen aan het kloosterleven van vroeger, over de armen, die zij bezocht had den, en de ellende van het leven over God en zijn heiligen, en dikwijls over hun oud klooster, waaruit zij zoo wreed waren verjaagd. Zuster Apollina, die Stefanie had zien aankomen, ging onmiddellijk zus ter Scholastica waarschuwen, terwijl het jonge meisje in dien tusschentijd naar binnen ging en in het spreek vertrek plaats nam. Dit was een klein vierkant vertrek met heldere witge kalkte muren, welker eenige meubels bestonden uit zes stoelen met matten zittingen en die slechts versierd werd met een enkel kruisbeeld van pleister. De goede zuster liet eenige tijd op zich wachtenzij had het zeer druk, want juist om dien tijd ontving zij hare armen. Door de deur van het spreekvertrek, dat open gebleven was, hoorde Stefanie het geluid eener gan- sche wereld van kinderen, vrouwen, grijsaards, ongelukkigen, zieken en verminkten, die in een naburige zaal bijeen waren en van tijd tot tijd daar tusschen in de heldere stem van zus ter Scholastica, die het woord tot hen voerde. Zoozijt gij het vrouw Gerbot, brengt gij uw Susanna eens mee Wat een groote meid a!Zij is heel wat bijgekomen in de laatste drie maan den gij zult eens zien, wat een flinke Koewacht. Huwelijks-voltrekkingen. 24 Juni. Alphonsus Leoriardus Giel- liet, oud 41 j., jm. en Leonia Catha rina van Goeye, oud 36 j., jd. 26 Juni. Dominicus Franciscus Cerpen- tier, oud 29 j., jrn. en Emelia Rosalia de Letter, oud 25 j., jd. Franciscus Avermaete, oud 25 j., jm. en Anna Maria Regenmortel, oud 21 j jd. Geboonen. 15 Juni. Polydorus Ber- nardus, z. van Emery Marie Boon en van Josephina Maria Schalkens. 22 Juni. Noscarina Maria Catharina, d. van Petrus Franciscus Geilleit en van Ludovica Maria van de Velde. 27 Juni. Augustinus, z. van Camiilus de Letter en van Huberts Maria Kegels. 28 Juni. Aloisius Hypolitus Henricus Maria, z. van Henricus Aloysius Suij en van Maria Catharina De Visscher. Stoppeldijk. Huwelijks-aangiften. 14 Juni. Eduardus P. C. Kint, oud 29 j jm. en AAaria Louisa Lauwers, oud 29 j., jd. Huwelijks-voltrekkingen. 5 Juni.Al- bertus J. van den Berg (van Axel), oud 26 j., jm. en Rosalia Bogaert, oud 24 j., jd. Geboorten. 5 Juni. Alfred Johannes, z. van Jacobus Sponselee en van Anna C. Vermeulen. 6 Juni. Josephus Petrus, z. van Petrus C. van Damme en van Octavia L. M. van Campen. 10 Juni. Angela Leonie, d. van Pe trus van Eek en van Maria de Bak ker. 20 Juni. Augustinus, z. van Alph. van den Bosch en van Apolonia Dankaart. 26 Juni. Rosalia Louisa, d. van Joseph van de Velde en van Ma thilda E. de Smit. Overlijden. 8 Juni. Maria Louisa Vereecken, oud 73 j., echtg. van Cor nells Schelfhout. 16 Juni. Christina Rombout, oud 29 j., echtg. van Alph. Vink. Boschkapelle. Huwelijks-aangiften. 28 Juni. Constantinus Lambert, oud 31 j., jm. en Octavia Florentina Fermont, 24 j., jd. Geboorten. 12 Juni. Martha Fran- cisca, d. van Gijsbregt de Bakker en van Anna Catharina Remorie. 21 Juni. Emile Pieter Alphonsus, z. van Jozef Lafarre en van Maria Elisabeth van den Eeckhout. Overlijden. 9 Juni. Mathilda Barba- rina Crombeen, oud 7 m., d. van Adrianus en van Regina van Meelen. Graauw. Huwelijks-voltrekkingen. 14 juni. Hendrik Jonkers (van St. Gilles), oud 27 j., jm. en Cornelia van Itegem, oud 33 j., jd. Geboorten. 2 Juli. Maria Resalia, d. van Cyrillis Herwegh en van Maria van de Voorde. 3 Juni. Leonza Leon- tina, d. van Petrus Goossens en van Maria Bogaart. 6 Juni. Adorina, Anna Maria, d. van Andreas Ivens en van Prudentia Verras. 10 Juni. Johannes Franciscus, z. van joseph Johannes Buijsrogge en van Maria Cornelia van Kampen. 15 Juli. Leonardus Francis cus, z. van Alphons van de Voorde en van Cornelia Vleeskens. 20 Juni. Leonardus Franciscus z. van Alousius Maenhout en van Rosalia de Feber. 23 Juni. Angela Pieternella, d. van Jacobus Bernardus Steijaert e» van Sophia Maria Vereecken. Overlijden. 6 Juni. Antonius van huishoudster het worden zalZus ter Apollina haal mij die twee hem den eens, die ik voor dat kind op zij heb gelegd. Zuster, beste zuster, voegde zij er wat luider bij, want zuster Apollina was reeds heengegaan, er staat in de kast nog een flesch oude wijn, die zij mij gegeven heb ben, toen ik ziek was: breng die eens mee voor den man van vrouw Gerbot, die de koorts heeftIs hij wat beter, uw man Gij moet hem dien ouden wijn geven, maar alleen als hij de koorts heeft, maar gij moet hem niet zeggen, waar die vandaan komt, anders begint hij weer te vloe ken. Dag vrouw Gerbot, tot ziens dag Suzanna. Zoo ging zuster Scholastica van groep tot groep, sprak tot dezen kalm en bedaard, tot dien flink en ferm, maar altijd waren hare woorden ge past en goed gekozenzij gaf allen iets en allen gingen heen, die heilige zuster zegenend, in wie zij de voor zichtige liefde der Voorzienigheid er kenden. Toen zij de groote zaal was rond gegaan en tot ieder een woordje ge sproken had ging zij naar de spreek kamer Stefanie hoorde haar lichten pas, het rammelen van den rozen krans aan hare zijde, daarop verscheen de zuster met haar goedigen glimlach, haar levendige oogen en haar witte kap. Wat is er, mijn kind? zei zij, I hebt gij weer geweend En terwijl zei voor het jonge meisje J staan bleef, hoorde zij haar verhaal Gimst, oud 89 j.. echtg. van Dorothea van Sikkelerus. 14 juni. Petrus Béne- dictus Pinquet, oud 72 j., echtg. van Isabelle Maria Compiet. 17 Juni. Jan Baptist Bernaert, oud 72 j., weduwn. van Christina Neeve. 19 Juni. Antoi nette Sponselee, oud 16 m., d. van Petrus en van Anna Maria Maas. Hengstdijk. Geboorten. 9 Juni. Anna Maria, d. van Pieter Francies Compiet en van Maria de Bakker. 12 Juni. René, z. van Jacobus Leenknegt en van Rozalia Mannaart. Overlijden. 17 Juni. Anna Maria Compiet, oud 8 d., d. van Pieter Francies en van Maria de Bakker. O Onverschillig voor de voorbijgan gers, wier schoeisel klakte op het be vroren paveisel, vervolgde Anselmus Collet zijn weg. Hij was nog geheel vervuld vati de emoties, die hij ge voeld had toen hij straks den ivoren toetsen van de St. Martialus de ju belende tonen ontlokte, die zich ver mengend met de beden der aanwezi gen opstegen naar den Hemel, terwijl het feest van Christus' geboorte ge vierd werd. Hij had zich zelf over troffen, had hem mijnheer Lugues een hartstochtelijk minnaar van Palestri- na's muziek gezegd. Zonder het te bemerken was hij bij zijn huis aangekomen. Hij beklom zijn tweede verdieping met een ge mak, dat hem zelf verbaasde. Terwijl hij zijn kamer binnenging, maakte een gedruisch van voetstappen er hem opmerkzaam op, dat zijn buurjuffrouw nog niet ter ruste was. Het was een jonge weduwe, met fijne en beschaafde manieren, maar buitengewoon bleek, wat de glans harer heldere, zwarte oogen nog ster ker deed uitkomen. Zij had zich hier gevestigd met haar klein dochtertje, een kindje van nauwelijks tien jaar en even bleek als haar moeder. Misschien kwam ze ook uit de nachtmis. Dan zou ze hem morgen zeker ook wel haar tevredenheid over zijn spel betuigen. En mijnheer Collet moest bekennen, dat de goedkeuring van die dame, wier verleden hem on bekend was, hem aangenamer zou zijn dan die van Lugues. Maar spoedig dacht hij niet meer aan zijn biiurdame en was druk be zig, het zich op zijn kamer zoo ge makkelijk en gezellig mogelijk te ma ken. Hij stookte het vuur op, verwisselde zijn gekleede jas voor een gemakke lijke kamerjas en zat spoedig, zich met welbehagen de handen wrijvend, achter de tafel, waarop zijn kostjuf- frouw 'n kerstnachtmaal en een voor die gelegenheid bewaarde flesch wijn had klaar gezet. Hoewel hij de veertig had over schreden liet mijnheer Collet's gezond heid niets te wenschen over. Voegt men hierbij, dat zijn inkomen hem in staat stelde, al zijn wenschen die, het moet gezegd worden, zeer beschei- aan, vouwde nu en dan de handen ten teeken van medelijden, en schudde het eerwaardige hoofd heen en weer. Stefanie vertelde haar allesde vriendschap van Jan, de lange aarze lingen, die zij gehad had voor zij die beantwoordde, de toestemming van den oom en het geluk, dat zij daar door gesmaakt had, daarop het ver schrikkelijke voorval van dien morgen, het geheim van haar vader, de belofte, die deze haar had willen ontrukken, dat zij zelf alles zou bekend maken aan haar verloofde, de weigering, die zij daar tegenover gesteld had, en de vreeselijke slag, waaraan zij door een wonder was ontsnapt. „O, zusterzei het arme meisje, haar in tranen badend gelaat ophef fend naar de eerbiedwaardige kloos terlinge hebt gij geen afschuw van mij, nu gij weet, wie mijn vader is? Wist gij, wie ik was, toen gij mij tot u nam om mij te leeren lezen, toen ik nog zoo klein was Ja, mijn kind, antwoordde de zuster. En ieder wist het, behalve ik? Neen, integendeel zijn er slechts weinigen, die het weten. Die gebeur tenissen zijn wel kort geleden voor gevallen, maar mijn gedacht is dat anderen zich niets meer herinneren van den rol, die uw vader erin gespeeld heeft, nog weer anderen herkennen uw vader niet, nu hij oud geworden is en slechts wordt aangeduid met zijn voornaam als „vader Jerome of wel zij hebben hem nooit meer gezien, zooveel voorzorgen als hij neemt om den waren te vervullen, dan be grijpt men, dat hij het nog zoo kwaad niet had Kalm en tevreden leefde hij daar te Gournay les Fanjas. Zonder dat hij het merkte begonnen zijn ha ren grijs te worden, een teeken, dat hij op den drempel van den ouder dom was aangekomen. Terwijl hij daar zoo zat, alleen in den Kerstnacht, welke men in iederen familiekring gezellig doorbracht, ge voelde hij, misschien voor het eerst van zijn leven, iets leegs in zijn hart. „Toch eigenlijk een sombere Kerst nacht," mompelde hij, „waarlijk An selmus, je wordt oud en deed ver keerd ongetrouwd te blijven nu ben je eenzaam en een feestavond als deze drukt je zwaar op de schouders." Plotseling richtte de organist, die in zijn neerslachtige droomerijen ver diept was, zich op van zijn stoel. Het was hem als had hij een onderdrukt zuchten gehoord. Zachtjes op de teenen ioopend, sloop hij naar den muur en luisterde met ingehouden adem. Hij hoorde nu duidelijk snik ken. Wat zou er gebeurd zijn Zijn eerste gedacht was zijn hulp te gaan aanbieden aan haar, wier bleeke en afgematte trekken hem steeds, als hij haar ontmoette, zooveel belangstelling hadden ingeboezemd. Door zijn ge wone beschroomdheid echter hiervan weerhouden, liep hij verward zijn ka mer op en neer. Toch na een laatste aarzeling, besloot hij een kaars aan te steken en zijn deur te openen. Hij klopte bij zijn buurdame aan. „Binnen." fluisterde een bevende stem toen als een plotselinge opflik kering van wilskracht volgde er on- middelijk op„Neen, neen, ik bid u, kom niet binnen 1" Maar het was te laat. De organist was al binnen en zijn kaars ophef fend om de kamer te verlichten die duister was, ontdekte hij de jonge weduwe, badend in haar tranen, ge zeten bij een bedje waarin haar kindje rustig lag. Mijnheer Collet, een oogenblik spra keloos bij dit schouwspel, vroeg nu belangstellend het arme vrouwtje, dat het hoofd boog als schaamde zij zich dat men haar in haar uitbarsting van smart overvallen had wat er aan scheelde. Eerst wilde ze geen ant woord geven. Maar hij drong met zooveel zachtheid aan, dat ze plotse ling haar trots overwon en na een blik op hem geworpen te hebben, besloot hem de geheele waarheid te zeggen. „Welnu, ik zal u alles zeggen ik bén erg ongelukkig, mijnheer ik sterf van honger." „Gij sterft van honger riep mijnheer Collet uit, met verbazing getroffen door deze onthulling, „gij sterft van honger ,,'t Is helaas de treurige waarheid sinds gisteren heb ik niets gegeten, ik had nog slechts één stukje brood en dat heb ik voor mijne kleine Fran- cine bewaard De organist hoefde niets meer te weten. Hij verdween om onmiddellijk daarop terug te keeren met zijn Kerst nachtmaal en de flesch, die hij voor zich te verbergen voor aller blikken. Ik verwonder er mij niet over, dat hij, door de knagingen van zijn geweten verontrust, zich verbeeldt, dat allen hem vervolgen met den vinger na wijzen en hem hunne verachting of hun haat vertoonen, maar dat is niet zoo, ik verzeker het u. Ofschoon zijn naam in deze stad een treurige ver maardheid heeft verkregen, zijn er slechts zeer weinigen, die kunnen zeg gen, dat er nog een levend wezen bestaat, dat dien naam draagt. Gij ziet wel, dat ik na dit alles met hem in dat huis niet kan blijven, in die helik wi! hier bij u komen, zuster, en helpen om uwe armen te dienen en het overige geheel vergeten. Neen, zei zuster Scholastica ern- stig, gij moet blijven 't Is wel een zwaren plicht, die op u rust, arm kind maar gij moet hem dragen. Uw plaats is bij dien man, die in elk ge val uw vader iswees gij de uitboe ting, welke op de zonde moet volgen, misschien zal God het eene opwegen tegen het andere en hem vergiffenis schenken. Wilt gij die hoop verlie zen, en gelooft gij, dat gij bij mij een werkkring zult vinden, welke zoo schoon is als dien En moet ik Jan dan die schande bekennen, hem zeggen, dat ik hem onwaardig ben Moet ik zelf hem dat zeggen Zuster Scholastica bleef een oogen blik in gedachten verzonken. Dat zou toch beter zijn, zei ze. Neen, ik zal het niet kunnen, nooit dit feest bewaard had. „Ziehier iets om uw krachten të herstellen", zei hij, „morgen zullen we verder zien. Kom nu spoedig aan tafel, ik zal intusschen deze flesch openmaken waar ge van zult bekomen. De ongelukkige wierp op hem een dankbaren blik. „O, mijnheer, hoe zal ik u bedan ken, wat zijt gij goed...." Hij onderbrak haar met een kort heid, die slechts zijn ontroering ver- borg. „Ge kunt me op een anderen dag wel eens bedanken. Doe me voor het oogenbhk plezier en eet." Het meisje bewoog zich in haar bedje. Het gedruisch had haar ge wekt. Zij richtte zich op, was ver wonderd een vreemden heer te zien en haar moeder voor een gevuld bord. „Moeder, heeft het Kerstkindje ons eten gebracht ?3 Neen, kind, mijnheer..." Voor de tweede maal onderbrak haar mijnheer Collet. „Ja, kleintje, het Kerstkindje heeft dit gedaan." „Hoe goed, maar.... ik heb ook hooger." En de organist bracht haar een stuk gebak, dat ze op haar bedje met gretigheid opat. De moeder, die dit met betraande oogen aanzag, vertelde haar lotgeval len aan mijnheer Collet. Een eenvoudige geschiedenis, maar hoe treurig in haar eenvoud. Weduwe van een bescheiden postbeambte te Parijs, wiens langdurige ziekte hun laatste bezittingen had verslonden, was ze met haar dochtertje naar Gou- nay les*Fanjas gekomen, in de hoop bij de familie van haar man hulp te vinden. Maar allen bleven ongevoelig. Zij trachtte met naaiwerk in haar on derhoud te voorzien. Helaas, de ver diensten waren zoo gering en spoe dig stond het gebrek voor de deur. Mijnheer Collet was tot in de ziel geroerd. Wie had zooveel ellende bij haar kunnen vermoeden, als hij haar tegenkwam op de gangEn te den ken, dat op het oogenblik, dat hij zich te goed wilde doen, naast hem een paar menschen van honger dreig den om te komen. Gelukkig, dat hij juist op tijd gekomen was om moe der en kind te helpen. „Laat ik u nogmaals bedanken misschien hebt u zich voor ons..." „Ik verzeker u, juffrouw, ik dank den hemel, dat ik op tijd kwam om u te kunnen helpen." En om een einde te maken aan verdere dankbe tuigingen verliet mijnheer Collet haas tig het tweetal. Heengaande verzocht hij den volgenden dag haar nog eens te mogen bezoeken. Eenige maanden later kwam hij met een ander verzoek. Ook dit werd in gewilligd, maar thans vergezeld van een glimlach zoo teeder, dat zijn hart begon te kloppen van geluk. Hij is tegenwoordig de gelukkigste der echtgenooten. Hij houdt van Francine als van zijn eigen dochter. Is zij niet het zonnetje, dat met haar lieftallige vriendelijkheid zijn ouden dag verwarmt en verlicht Gij zult het doen, mijn kind, hoe moeilijk het u ook vallen zal, en of schoon gij er niet toe verplicht zijt. Gij zult eerlijk en oprecht zijn, zelfs zoover, dat gij zeggen zult met welke laagheid gij beladen zijt, en zoo sterk, dat gij zelf den band zult breken, die u zoo lief was als gij dat doet, zult gij een oneindig groote verdienste verwerven en voegde zij er bij, weet of G)d, aan die beproeving, wanneer zij moedig wordt gedragen, niet een bzlooning geeft even groot als de opoffering was Maar daarom moet gij het niet doen, doe het om Zijnentwil." Op dat oogenblik kwam zuster Apol lina hare medezuster weer roepen om naar een zieke te zien, die stervende was, en de zuster verliet haastig het spreekvertrek. Stefanie sloeg den weg naar hare woning weer in. Toen zij opnieuw den drempel overschreed van de wo ning haars vaders, welke zij zich voor genomen had niet meer terug te zien, was zij vast besloten alles te doen, wat zuster Scholastica haar had gezegd. XI. Tegen twee uur in den namiddag ging de heer de la Hansaye, die 's morgens de Merlinière verlaten had, bij zijn vriend den baron de Rieux, de deur uit en richtte zijn schreden naar de Naaldenmakersstraat. Wordt vervolgd

Krantenbank Zeeland

Volkswil/Natuurrecht. Gewestelijk en Algemeen Weekblad te Hulst | 1912 | | pagina 6