Kontant betaald. Het leesboekje door deze club uit gegeven, Vriend of Vijand beleefde een vierden druk, welke in zijn geheel 1 (6000 ex.) door den Minister van Ju- 'stitie werd aangekocht, voor de Rijks gevangenissen. Verschillende afdee- lingen hielden naast hun alcoholcur sussen tal van kinder- en ouderavon den, op welke laatste de ouders steeds weer gewaarschuwd werden hun kin deren toch vooral geen alcohol te geven, hetgeen ook geschiedde in de in vele duizenden exemplaren ver- spreidde oudersbladen. I Ter gelegenheid van het internatio naal Congres werd verspreid de bro chure Niederlandischer Verein ent- haltsamer Lehrer, en het vlugblaadje: 1 „La Nederlanda Instruistra Propaganda Klubo por Alkohol Kontraübatalado". Alleen de financieele toestand der N. O. P. C. is verre van rooskleurig, waarom de vereeniging steeds poogt het aantal harer voorstanders uit te breiden. Penningmeester is de heer H. P. A. J. Buijs, te Papendrecht. Als Algemeen Secretaris is herbe noemd de heer J. H. Varenkamp Jz., Ingogostraat 2, Amsterdam, die gaarne bereid is alle inlichtingen over de N. O. P. C, le verstrekken. o Vrijzinnige groentenveiling. Onze lezers weten dat de linksche pers er altijd en overal bij is om te spotten met vereenigingen, die op maatschappelijk gebied arbeiden, en uit geestverwanten bestaan. Er is al heel wat gehoord over Roomsche gei- tenfokvereenigingendaar heeff het „intellect" al heel wat plezier over gehad. Nu is er aan die zijde weer oorzaak van vreugd, want er is een Vrijzinnige groentenveiling ter wereld gekomen. Het is, zoo lezen we in Onze Cou rant Het is gebeurd te Bergen op Zoom. Daar bestaat een groente-veiling. Waar groente en fruit worden ver kocht, zeer in 't belang der telers, die nu méér geld voor hun waren krijgen. Deze veiling is tot stand gebracht door de ijverige poging van den Roomsch-Katholieken Boerenbond. Maar wat is nu geschied Naast deze bestaande veiling, heb ben de meer moderne en verlichte geesten nu opgericht een „neutrale" veiling. Let hier nu wel op. De andere veiling er eerst en maakte natuurlijk niet het minste onderscheid tusschen roomsche en moderne dop erwtjes en peulen. Als ze maar goed waren Doch nu komen de „neutralen" en „modernen" doen, wat ze in óns al tijd afkeurenzaaien verdeeldheid en richten een eigen, tweede veiling op. En als een der redenen wordt dan opgegeven, dat huns inziens „de gees telijkheid zich niet met die veilingen bemoeien moet". Een „smoesje" natuurlijk. Een doekje voor 't bloeden. Dat ziet er op, dat bij dien Boeren bond geestelijke „adviseurs" zijn. Maar ieder begrijpt wel, dat de paters den afslag aan de verkoopers van profes- hem onaangenaam hij maakte groote omwegen om sommige straten te ver mijden, en zocht, om er te wandelen, de duisterste en minst bevolkste wij ken der stad. Meer wist Stefanie er niet van. Wie had haar over dat ales inge licht? Zij had geen enkele vriendin van haar leeftijd haar vader onder vragen daar dacht zij niet aan en de eenige, die zich op deze wereld met haar bezig hield en van haar hield, was zuster Scholastics. Wanneer zij echter over dat onderwerp om inlich ting vroeg, ging deze daarop niet in. £uster Scholastica was een oude kloos terzuster uit de beroemde Benedictij ner abdij van Roncerayhare bloed verwante, de laatste abdis, Mevrouw Leontina d'Esparbez de Lusson Bou chard d'Aubeterre, had haar opgevoed. Nog zeer jong was zij reeds als novice aangenomen en nauwelijks een jaar droeg zij den gouden ring der kannunikessen van Ronceray, toen de vreeselijke vrijheid der revolutie de zusters beval hun geloften te verbre ken of het klooster te verlaten. Van de dertig kloosterlingen week er niet één enkele af. Zij verspreiden zich en de prachtige abdij wordt van den zolder tot den kelder geplunderd en half verwoest. Zuster Scholastica kocht weinig tijds daarna in de Vauvertstraat een groot huis met een uitgestrekten tuin, die behoord hadden tot het verlaten kloos ter van den Calvarieberg. Zij ging dat bewonen met Zuster Apollina, een oude en voorzichtige sie overlaten. 't Is niets dan godsdienstweerzin. Ons wordt altijd bij zulke dingen verweten, dat we de natie verdeelen en verdeeld maken. Maarals de „christelijke" ergens 't eerst mee zijn, dangeldt het verdeeldheidsargument niet. Dan gaan de heeren alevel hun eigen gang Er zou op dit gebied nog wel wat meer te vertellen zijn, want het aan tal vrijzinnige instellingen van dezen aard op maatschappelijk gebied is merkwaardig groot. Alleen maar, ze noemen zich niet „vrijzinnig", doch dat is dan ook het eenige. Standaard. 0 Een practische raad. Een Amerikaan gaf eens aan een zijner vrienden, bij gelegenheid van een gesprek over den sterken drank, den volgenden goeden raad „Mijn waarde, een gallon whisky kost ongeveer drie dollars, en bevat ongeveer vijf en zestig borrels, die voor vijftien cent per glas verkocht worden. Welnu, als gij dan toch wilt drinken, koop dan een gallon drank, en stelt uw vrouw tot tapster aan. Zoodra gij lust tot drinken gevoelt geef haar dan vijftien cent voor een borrelen wanneer de drank op is, zal zij na den voorraad betaald te hebben zes dollars en vijf en zestig cents over houden, en al de daarna gebruikte gallons zullen achtereenvol gens dezelfde winst opleveren. Dat geld moet zij dan wegleggen, zoodat, wanneer gij een volslagen dronkaard zijt geworden, buiten staat om in uw eigen onderhoud te voorzien en door ieder fatsoenlijk man als de pest ge schuwd, uw vrouw geld genoeg zal hebben om u in 't leven te houden, totdat gij eindelijk in een dronkaards graf komt te liggen. o Een ingeivikkeld uurwerk. In een klein berghoteltje van Oberland zag een toerist een Schwarz- walder klokje hangen, dat goed liep, maar welke wijzers niet cor rect den tijd aanwezen. De waard ondervraagd, gaf de volgende verklaring „het loopt goed, maar je moet het begrijpen. Als het ding elf uur slaat en de wijzers staan op half vijf, dan 't precies kwart vóór zessen," Van algemeene bekendheid is, dat de hoofdeigenschap van den ech ten woekerjood daarin bestaat, dat hij zijn slachtoffer in den beginne slechts even grijptmet eene kleine vijftig of honderd gulden en dat hj vervolgens voor en na „zaak jes* doet, waarbj hij den ongeluk kige yoortdurend vaster omklemt, totdat hj ten laatste alles in zijne macht heelt. Dan grjpt hij toe. Menigeen, die door een woekeraar have en goed verloor, heeft het uur vervloekt, waarop bij den jood voor religieuse, die ook uit Ronceray had moeten vluchten. De beide vrome kloosterlingen woonden daar gedu rende den geheelen tijd der Revolutie. Zij bezochten en ontvingen de armen, verzorgden de zieken, en werden ver eerd en op de handen gedragen door de geheele bevolking der wijk en zelfs beschermd door de hevigste en woe- denste patriotten, die zij bij gelegen heid een aalmoes gaven. Zij bleven zelfs het kleed hunner orde dragen, ofschoon vele vrienden, die het goed met haar meenden, haar den raad had den gegeven dit af te leggen. Zij lie pen door de straten in hun zwart kleed met langen sleep, met wijde mouwen, gevoerd met witte geplooide stof, en niemand maakte het hun moei lijk. Onder de tallooze goede werken van zuster Scholastica was zeker een der grootste het onderwijzen der kleine Stefanie en haar behalve andere za ken te leeren, dat er een hemel is, een hoop voor hen, die wanhopen, en dat God de goede zusters bestemd had om te zorgen voor de kleine kin deren, die vader en moeder missen. Zuster Scholastica was met geen enkeie menschelijke ellende onbekend zij had zich de liefde van het kind weten te verwerven en er zich over ontfermd. Langzamerhand had Ste fanie de gewoonte aangenomen zich alle Zondagen de eenige dagen, die zij gedeeltelijk vrij had naar de Vauvertstraat te begevendaar werd zij onderwezen, babbelde en praatte en speelde met de beide Zus- de eersïe maal zagen inder daad van dat oogenblik dagteekent zjn ondergang. Het gebeurt ech ter ook wel, dat de jood wordt beet genomen, Aldu3 in het volgende Levie had o zoo gaarne boerAn- toon onder zjn klanten geteld. Want deze was spaarzaam, vlijtig, hield zjne kleine hoeve in orde en de bezitting was een aardig sommetje waard. Hj was evenwel ook voor zichtig en had verklaard, dat hij liever den duivel tot schuldeischer had dan Levie. En toen hj op zekeren dag honderd vjftig gulden noodig had, begaf hij zich naar den burgemeester, maakte deze zjne ver legenheid bekend en de ambtenaar schoot hem onder christeljke voor waarden de honderd vjftig gulden voor. Dat had ook Levie vernomen en nu stond h j alle dagen op en giDg naar bed met den zucht „Hawaai, als toch boer Antoon die honderd daalders mj schuldig was en niet den burgemeester Hoe krijg ik de schuldbekentenis?1 Daarom begat h j zich op zekeren dag naar het raadhuis en zeide „Mijnheer de burgemeester, ik wil u afkoopen de schuldbekentenis van boer Antoon. Ik betaal u negen tig daalders kontant daarvoor." De burgemeester antwoordde „Boer Antoon is mj voor zjne schuld goed genoeg en jou de tien daalders te schenken, valt m j niet in." Toen sprak Levie zuchtend „Ha- waai, men moet toch beginnen met wat te zeggen de heer burge meester is een rechtvaardig man, een braaf man, en zoo schrander.,..11 En Mevie bood 91, 92, 94, 97 en ten laatste de volle honderd daal ders. De burgemeester zeide„Levie, ook voor 150 en 160 gulden geef ik de schuldbekentenis niet. Als je het papier eenmaal in je macht heb, is de bezitting van boer Antoon heel spoedig van jou, dat weet ik zoo goed als jij. De schuldbeken tenis is je nu al meer dan twee honderd daalders waard. Ik wil je echter niet van zooveel geld berooven. Toen zuchtte Levie diep en zwaar en bood voor het laatst honderd twin tig daalders, dus dertig gulden meer dan de schuldbekentenis waard was. „Voor mjn part," zei nu einde- Ijk de burgemeester. opdat je mj met rust laat.11 Hj liet zich het geld uitbetalen en gaf den jood de schuldbekentenis. Over zjn gelaat liep een straal van vreugdede burgemeester knipte slechts met de oogen. ters. Zij bracht van die bezoeken al lerlei boeken mede, die zij las en werk, dat zij 's morgens bij haar va der maakte. De uitdrager liet haar begaan. Het meisje verkreeg op die wijze een kennis en een ontwikkeling, die veel grooter was dan die van andere kinderen van haar leeftijd en haar standmaar in de school der beide kloosterzusters had zij vooral de toe wijding en den moed gekregen, die zij noodig had. Toen Stefanie dus Jan leerde ken nen was haar gemoed bereid tot alle plichten, tot alle opofferingen, maar niet tot geluk. Langen tijd dacht zij zich een speelbal der verbeelding. Zij was bang voor de vreugde en hoop, die voor haar zoo onbekende zaken, welke voor de eerste maal aan hare deur kloppen. Toen Jan haar meedeelde, dat de markies toestemming gaf tot het hu welijk, voelde zij zich plotseling gerust gesteld. Nu zij iemand beminnen kon scheen het leven haar schoon en de toekomst schitterend zij geloofde aan haar geluk Daarop kwam een glimlach op haar gelaat. IX. Het was reeds ver in den morgen. De musschen tjilpten in de gooten der daken, als schenen zij tot elkaar te zeggen „Wat een mooie dag kijk toch eens 1 geen wolkje aan de lucht! wat staat de zon mooi aan den hemel 1" De jood ging de deur uitde burgemeester echter zei tegen zjn jongste dochter „Cecilia, vlieg naar boer Antoon; hij moet dadelijk bj mj komen, maar hj moet oppas sen, dat hj den jood niet ontmoet. En zorg, dat de jood je niet in het huis van boer Anioon ziet binnen gaan." Toen boer Antoon was gekomen, zei de burgemeester: „Antoon, ik heb goede zaken gedaan, ik heb uwe schuldbekentenis aan den jood verkocht.1* Boer Antoon werd doodsbleek van schrik en toorn. „Kalm weg,11 zei de burgemees ter. „Ge bljft mjn schuldenaar en wie het laatst lacht, lacht het best. Luister nu, en doe, wat ik u zeg.11 Daarna nam h j de honderd tach tig gulden nit eene lade, schoof boer Antoon er honderd vjftig toe en zeide: „Honderd tachtig gulden heeft de jood mj voor uwe schuld bekentenis gegeven. Met deze hon derd vjftig gulden betaalt ge hem dadelijk, zoodra hj in huis komt, of op z'n laatst op den vervaldag, over een maand Want hj zal nu dadeljk het geld van u vorderen, omdat hj denkt, ge hebt het niet bij de hand en dan voor de verlen ging van den termijn de som ver- hoogen enz dat kennen w j al. Laat u echter niet ompraten en be taal zoo mogeljk dadel jk. Dan zijt ge weer mjn schuldenaar als voorheen. De jood heeft mj ech ter dertig gulden meer gegeven en deze zjn onze winst, begrepen Daar hebt gj twintig gulden, ik ben er met tien tevreden is dat niet een mooi zaakje in een half uur tijds De jood zal dezen dag onthouden en mij en u in de toe komst met rust laten. De les heeft hij reeds lang verdiend 11 Aldus geschiedde Boer Antoon nam de honderd vjftig gulden en de verdiende twintig gulden en giug naar huisde burgemeester pakte de tien gulden in een pakje en zond het aan den pastoor. Deze werd verzocht het geld onder de armen uit te deelen. Vervolgens dronk hij een glaasje uitmuntenden port, die alleen maar uit de kast kwam, als iemand ziek was of als er een bevoorrecht bezoe ker kwam daarbij wreef de burge meester zich de handen van vreugde, Antoon was intusschen thuisgeko men. Levie zat reeds in de kamer op de bank bij de haard met eene hou ding, die uitdrukken moest: nu is alles mijn. „Een zaakje, mijnheer Antoon," zei de jood, terwijl hij langzaam opstond, Dat meende Stefanie ten minste te begrijpen. Zij ging naar het venster en keek naar den kant waar de toren van de St. Maurits zich verhief om te zien hoe Iaat het was. Het was vijf uur. De klokken klepten voor de eerste mis. Het groote massieve schip der kerk, de daken van en naast het bisschoppelijk paleis waren nog ge heel in de schaduw. Maar de lange en hooge spits der torens en de stee- nen kasteelen werden reeds gepur perd door den glans der opgaande zon. Stefanie verloor haar tijd niet om dit prachtig gezicht te bewonderen arme meisjes als zij hebben daar geen tijd voor. Zij haastte zich met haar kleeding want hare erkentelijkheid je gens God was zoo groot, dat zij die spoedig wilde betuigen. De kerk was niet ver afmaar zij moest zoo spoe dig terug zijn, dat de uitdrager hare afwezigheid niet merkte en hare dag taak niet werd ondeibroken. Welhaast was zij gereed. Haar kleed van zwarte serge, sluitend om haar middel, maar eenvoudig en rein en zonder eenige versiering, de beide vlechten van haar bruin haar, die tot in den hals nedervielen en boven op het hoofd weer waren bevestigd zooals de mode dier dagen meebracht deden de bleekheid van haar ge laat nog meer uitkomen. Zij deed de deur open om naar beneden te gaan. Doch nauwelijks had zij een stap ge daan naar den trap of zij bevond zich tegenover haar vader. Hij be duidde haar in de kamer terug te gaan, volgde haar daarin en sloot de deur. „ik ben geworden uw schuldeischer, heb ik gekocht de schuld van mijn heer den burgemeester." „Zoo," zei beer Antoon. De jood meende, dat boer Antoon van schrik niets verder te zeggen wist en om dadelijk zijn dertig gulden, die hij den burgemeester betaald had, te rug te krijgen, zei hij„Ja, mijnheer Antoon, en nu heb ik noodig mijn geld, ik heb het noodig dadelijk. Ik' moet doen betalingen." „Zoo, zoo," zei boer Antoon alweer. „Ik weet wel," ging de jood voort, „ge hebt geen geld, „ge kunt niet be talen ik kan u laten gijzelen ik eer u echter, ge zijt een braaf man en ik laat maken een zaakje met mij. Ik wil doen naar uw verlangen en u niet in verlegenheid brengen. Ik zet op de schuldbekentenis honderdtach tig gulden in plaats van honderd vijf tig, dan is de opzegging teruggeno men en gij zijt gered uit den nood. Dertig gulden is immers niets voor u en ge kunt betalen, precies wan neer ge wilt." „Zoo, zoo, zoo," zei boer Antoon, „vrouw, kom hier, opdat je het getui gen kunt." -Daarna tastte hij in zijn broekzakken en begon op de tafel de guldens van den burgemeester te leg gen, de een na den ander. Levie sperde een mond op, alsof hij een schuurdeur wilde nabootsen, waarna hij riep: „Hawaai, wie heeft wat gezegd van betalen, ik wil niet worden betaald, ik geef niet af de schuldbekentenis, ik neem terug de opzegging, ik heb in het geheel niet opgezegd. Gij zijt een braaf man, gij zult niet betalen in eeuwigheid ik u laat het geld voor duizend jaar, wij willen blijven goede vrienden Maar boer Antoon liet den Jood lamenteeren en telde kalm de honderd vijftig gulden op de tafel. „Daar is het geld," zeide hij ver volgens „voor den dag met de schuld bekentenis, jood je hebt me het geld opgezegd. Mijne vrouw is getuige ik heb je nu betaald Als je er niet mee tevreden bent, dan laat ik den burgemeester halen." De jood bad en bedelde, kermde en zuchte, doch het hielp niets. Wel dra streek hij de honderd vijftig gul den op en gaf de schuldbekentenis, die hij voor honderd tachtig gulden gekocht had, aan boer Antoon terug. Deze nam het papier met de eene hand aan, deed met de andere de deur open en zei„Ziezoo, Levie, dat is de eerste en laatste maal, dat je over deze drempel gekomen bent." Woedend stak de jood de hand op en schreeuwde „God zal Boer Antoon evenwel sprak„In mijn huisvertrek, waar het kruis in den hoek hangt, mag geen jood zwe ren" hij gaf Levie een schop, dat deze het huis uitvloog alsof hij er uitgeschoten werd. Sinds dien tijd heeft Levie nooit meer zaken willen doen met den bur- meester en met boer Antoon. De beide laatsten hebben christelijk met elkan der gehandeldhet heeft niet lang geduurd, of boer Antoon betaalde zijne schuld en als hij in verlegenheid raakt, mag hij gerust terugkomen. Zijn gelaat was akelig verwrongen, een gele glans lichtte in zijn oogen en een zenuwachtige lach speelde om zijn mond. Als deze man lachte was hij geen meester meer over zich zelf. Het jonge meisje wist dat. Zij had zich teruggetrokken achter in haar kamer en volgde met onrustige aan dacht de gebaren van haar vader. Eerst ging deze naar het venster en verzekerde zich dat het goed geslo ten was, toen kwam hij snel naar haar toeloopen met de armen over elkaar en met den rug naar het licht ge keerd. Zoo, zoo, zei hij, dat was nogal aardig gisteren avond. Wat bedoelf ge Toen gij daar aan 't praten waart, hij op straat en gij aan het venster, want ik heb u wel gezien. Wat kwaad steekt daarin Hij is onmiddellijk weer weggegaan. Hij bleef lang genoeg om te zeggen, dat gij beiden verloofd waart, is het niet Wel nu Nuzoo gauw behoeft gij niet van stapel te loopen. Tel ik hier niet meer mee Ozei zij met een pijnlijken zucht. Zoudt gij het niet hebben willen Neen. Gij hebt mij nooit belet hem te zien en met hem te praten, en ik dacht Wordt vervolgd.

Krantenbank Zeeland

Volkswil/Natuurrecht. Gewestelijk en Algemeen Weekblad te Hulst | 1912 | | pagina 6