olkswi BIJVOEGSEL van van 13 Juli 1912. De Paria, 7 FEUILLETON. STEFANIE. Van alles wat. o Onder dit opschrift geeft Pieire l'Ermite in „La Croix", eene beschrij ving van de wijze waarop onder de tegenwoordige regeering van vrijmet selaars in Frankrijk gezorgd wordt voor moordenaars en arme ongeluk kige werklieden. De tegenstelling, welke hij geeft is geweldig. Hij schrijft Het was een moordenaar^ Niet een man, die in dronkenschap of drift iemand had gedoodmaar een afschuwelijke moordenaar, wiens liederlijke daden niet meer te tellen waren. Als de laatste misdaad had hij te Ivry twee lieden, man en vrouw, met een hamer dood geslagen om hen van4 francs 75 cent te berooven. En toen men hem in zijn verblijf wilde gevangen nemen, verwondde hij een politieagent levensgevaarlijk en doodde den tweeden, beiden ge huwd en vaders van huisgezinnen. Op de terechtstelling nam hij eene schaamtelooze houding aan. Toen het doodvonnis werd uitge sproken brulde hij „Bende smeerlap pen De jury, de rechters en het publiek bleven onverschillig. Maar in den morgen van zijn te rechtstelling, kwam hem de maat schappij op waardige, bijna moeder lijke wijze te hulp, ten einde hem den snelle overgang gemakkelijk te maken. Drie officieele heeren wekten hem te vier uur, heel voorzichtig den ver oordeelde. „Honoré Rouqueau, wees moe dig! Men hielp hem zich aankleeden belangstellend vroeg men of hij ook iets wilde gebruiken „Geef mij ruin en sigaretten ant woordde hij.. En oogenblikkelijk werd hij bediend. Maar daar ondanks alles zijn na derend sterfuur hem ontrustte, vroeg hij om godsdienstige hulp. Dadelijk haalde men een priester voor hem alleen. Voor hem alleen werd in der haast eene kapel ingericht. Voor hem alleen las de priester de Mis, en na gebiecht te hebben ontving Rouqueau de H. Communie. En eerst nadat de moordenaar on der de eerbiedige aandacht der aan wezigen tot zijn geluk zijn laatste plichten had vervuld, begaf zich de stoet naar het schavot. o „Dat contract goedkeuren Ik ge loof wèl, dat hij het goed zal keuren Wie zou iets aan te merken kunnen hebben op een stuk dat uit onze han den komt Werkelijk waren „onze handen" de meest geoefende in het moeilijke vak van notaris. De akten van Meester Furondeau waren meesterstukken in hun soort, zoowel wat den inhoud, als wat den vorm betreft. Zij voor zagen in alles, zelfs in het onmoge lijke zij zeiden alles, zelfs het meest nutteloozezij hadden een reusach- tigen omvang en bevatten allerlei ge heimzinnige zaken welker beteekenis niet te achterhalen en welker nut twij felachtig was men geloofde eerst, dat zij schatten van wijsheid inhielden maar zoodra men ging onderzoeken vond men niets, dat in overeenstem ming was met de deftigheid der woor den en het vele papier, dat er voor noodig was. Het was geen kleine kunst weg te weten in al die prachtstukken. De oorspronkelijke stukken hadden een blauwen omslag en de afschriften een rozerooden. Op de rollen van geze geld papier waren allerlei soort van schriftrond, gotisch en Engelsch op de bevalligste wijze vereenigd met haakjes en haken, met onberispelijk getrokken lijnen en sierlijk gekrulde Maar daar het zien van de valbijl den veroordeelde zou ontroeren, liep de priester naast hem, hem toespre kende versterkende woorden, plaatsen de tusschen hem en de guillotine het beeld van den gekruisigden God en toen het noodlottige oogenblik geko men was, omhelsden de beide man nen elkaar op den drempel der eeuwig heid. Het was een werkman. Een eerlijk, verdienstelijk werkman, zooals men er dagelijks bij het uitgaan der fabrieken ontmoet- Op zijn twin tigste jaar had hij als soldaat gediend en voor zijn vaderland een vermoei- enden veldtocht medegemaakt. Toen hij 26 jaar oud was, trouwde hij en alhoewel hij geen geld bezat, schonk God hem vele kinderen. Gedurende twee en dertig jaar begaf hij zich dagelijks, behalve op Zondagen, naar de fabriek om met de krachten van zijn armen het zweet zijns voorhoofds het brood voor zijn huisgezin te verdienen. Hij had met werkeloosheid, ellende en ziekten te kampen, en toch wer den bakker en slager, docter en huisbaas, zelfs de ontvanger altijd be taald. Maar er kwam een tijd dat de spierkracht -van den man afnam, zijn borst zwakker werd, zijn knieën knik teneen dag waarop de geneesheer van de werkplaats, het hoofd schud dende zeide„Mijne arme Durand, gij zijt tot op den draad versleten 1" Dat was het begin van het einde. De oude wejkman moest thuis blij ven. Gedurende drie maanden ontving hij zijn volle loon nog drie maanden zijn halve daggeld. Daarna moest op alles bezuinigd worden en toen hij geen stuiver meer bezat, beschouwde Durand zijn kleine woning, die wei nige gedachtenissen, welke hem dier baar waren, de meubeltjes, die hij zelf gemaakt had, alles wat hem aan zijn werkzaam leven herinnerde en tusschen twee bloedspuwingen sta melde hij „Mijn arme vrouwhet moet Zeg aan den dokter, dat hij een briefje geeft. Denzelfden avond bracht men hem naar het gasthuis. „Het is onnoodig hem naar de bovenverdieping te brengen, zeide de dienstdoende geneesheerBinnen vier dagen is het afgeloopen In de benedenzaal staan 112 bed den, bewaakt door verpleegsters, die parafen en handteekeningen. De klanten konden geen weerstand bieden aan zulke meesterstukken als betooverd door zulk fraai schrift, ver baasd over de plechtigheid der wel gekozen woorden, overbluft door de lengte en den omvang der stukken, beproefden zij zelfs niet ze te begrij pen zij bewonderden en betaalden. Veertig jaren praktijk hadden Mees ter Furondeau zeer trotsch gemaakt en zeer rijk. Jan nam den rol papjer, dien de no taris hem aanbood met zoovel haast, dat van eerbied geen sprake meer was en liep haastig weg. Of de baron de Rieux in het Zui delijk of het Noordelijk deel der stad woonde, in het Oosten of het Wes ten, wat kon hem dat schelen Hij wilde Stefanie zien. Hoeveel was er in die twee dagen niet gebeurd hoe veel gelukkiger dingen moest hij haar niet gaan verhalen Hij had dus reden om vlug te zijn. In weinige oogenblikken was hij voor den winkel van den uitdrager. Stefanie was niet in het groote bene denvertrek. Jan ging naar den over kant der straat en daar de eerste ver dieping van het huis niet hoog boven den grond was, daar het gelijkvloers laag van verdieping was. Hij zag voor het venster het meisje ziten wer ken. Zij zag hem niet. De omtrek van haar bleek gelaat teekende zich af tegen den donkeren achtergrond der kamer. Geen enkel gerucht werd op de straat gehoord en stoorde haar in het werk. men niet lastig mag vaileno neen En daar Durand geen cent bezit en veroordeeld is, plaatst men hem aan den ingang, als een pak, dat over morgen wel weer weggehaald zal wor den. Wel werpt men eenige nummers van de „Lanterne", het eenige blad. dat in de zaal wordt toegelaten, op zijn bedDurand vraagt een sinaasap pel, omdat de dorst hem kwelt. Een sinaasappel vraag die a.s. Donderdag maar aan je vrouw. „Donderdagzal ik er dan nog zijn Daar hij zijn einde voelde naderen en goed Katholiek was, verlangde hij vurig naar een priester. Er behoort echter heldenmoed toe, in het (Parijsche) gasthuis te biech ten, te midden der beleedigende onverschilligheid, het gelach en de spotternijen. Bovendien was er slechts een aal moezenier voor 800 ziekenéén aalmoezenier, die van nabij bespied werd, die als hij over de zaal ging, geen der bedden mocht naderen, dan alleen voorzien van een door den zieken geteekend bewijs. De edel moedige loge vordert nog niet de le galisatie der handteekening. Gekweld door zijn physiek lijden, neergedrukt door een zedelijken angst, niet juist wetende waar hij aan toe is, durft Durand het bewijs niet vra gen. De groote verpleegster vooral boezemt hem echter vrees inZij moest zich eens wreken hem het glas water wegnemen, waarmede hij ieder oogenblik zijne van koorts bran dende lippen bevochtigt Zooals de dienstdoende geneesheer had gezegd, had de administratie slechts korten tijd last van hem. Hij vertrok reeds den volgenden avond tegen 11 uur.... Hij vertrok zonder rum en siga retten. Hij vertrok zonder biecht, zonder H. Mis, zonder H. Communie Hij vertrok zonder dat de vrienden hand eens priesters hem bij den schrik- wekkenden overgang behulpzaam was. Hij vertrok, de oude werkman, den kende aan zijn afwezige vrouw, aan zijne jonge jeugdige kinderen, aan zijne arme zie), aan de H. Sacramenten, die hij wilde ontvangen Hij vertrok geheel alleen en verlaten door de omgevingop slechts en kele schreden verwijderd yan de ver pleegster, die lachende aan een op passer aardigheden stond te verhalen.... Hij vertrok zonder dat er iemand was, die hem het klamme doodzweet afwistezonder een vriendelijke blik van een liefdezuster, die hem verzekerde, dat zij bij Hem zou blijven tot het eindetot het eindeZon der het wiegende geluid eener bid dende stem.... Zonder zelfs maar een ijzeren- of steenen kruisbeeld te kun nen kussen Door den afschuwelijken wil van een handvol vrijmetselaren, die zelf zich door de zusters doen verplegen, Zonder twijfel zat zij daar reeds lang. Want de kalmte, die door een lange stilte wordt geschonken, teekende zich af op haar gelaat. Zoo zat zij daar over haar werk gebogen en volgde oplettend de naald, die haar vaardige vingers in bewe ging bracht. Nabij haar en zoo nabij, dat de witte bloem scherp afstak te gen haar zwarte lokken, stond een lelie in een bloemvaas. Die beiden, meisje en bloem, hadden iets gemeens met elkaar. Zij schenen tot een we reld te behooren, welke te nauw was. Zij leden aan dezelfde kwaal en men raadde achter die treurige gelijkenis welke zij hadden, dat beiden meer lucht en meer licht noodig hadden om zich in den vollen rijkdom van jeugd en schoonheid te ontwikkelen. Op dat oogenblik ging er niemand door de straat. Jan riep „Stefanie Het jonge meisje keek op en een straal van geluk verlichtte haar gelaat, toen zij Jan opmerkte. Groot nieuws 1 Wat dan Mijn oom vindt het goed. Zoozei zij, hebt gij met hem gesproken Ja, en morgen zal hij al met u cn uw vader komen praten 1 Zeg Ste fanie, nu zijn wij verloofd. De ontroering en de blijdschap van Jan deelde zich ook aan het meisje mede. Hare wangen kleurden zich, een glimlach speelde om hare lippen. Het groote geluk, dat zij ondervond, spie- is de (Fransche) werkman in de XXe eeuw zoo ver gekomen, dat hij moet zeggen „Gelukkig zijn de moordenaars Lot' van een groot zondaar. Het doet oris genoegen, erkent Het Vad., nu eens met lof te kunnen ver melden een type van medemensch, waarvan men gewoonlijk niet veel goeds te hooren krijgt. En met re den. Hij maakt het er naar. Want dat type isde slagers jongen, berucht om zijn onbesuisd fietsen, de schrik van voetgangers en wielrijders. Maar ditmaal valt een loffelijke daad van hem te vermelden. Men zal zich herinneren het bericht aangaande een fietsendief, die in de Francois Valentijnstraat te 's-Graven- hage op de daad werd betrapt, op den loop ging, maar door een fiets rijder werd omver gereden en dienten gevolge gepakt. Het was daarbij, dat twee slagers jongens een rol van beteekenis speel den, en wel op een wijze, die geheel in stijl was. Toen de dief op de gestolen fiets er van doorging, met den bestolen eigenaar achter hem aanloopend, die luid riep „Houdt den dief", werd het geval opgemerkt door een slagers jongen op een fiets. Wat is afdoender middel om een per fiets vluchtende het verder rijden te beletten dan hem omver te rijden En wien is dit beter toevertrouwd dan aan een slagersjongen Hij dacht het en deed het. Met een spurt zette hij koers naar den vluchteling en reed dwars op hem in. De dief en zijn torpiileur rolden over den grond, verward in de overhoop geworpen fiietsen. De dief was het eerst weer op de been en zette het, de gestolen fiets prijsgevend, op een loopen, terwijl zijn aanvaller nog bezig was overeind te krabbelen. Toen verscheen er een tweede sla gersjongen ten tooneele. Hij zette den vluchteling zoo lang •na, tot deze niet meer kon, stapte toen af, pakte hem bij zijn kraag, en gaf hem over in handen der politie. Wij zullen deze goede daden, die wij met vreugde vermelden, consciën tieus afschrijven op het zondenregister van den Haagschen slagersjongen. Handelsblad. o Volksrecht?erkrachting in het land van den Czaar dor Vredescongressen. Het onderstaande nemen we over uit het Handelsblad. Het Poolsche district Cholm zal van nu af i.an een Russisch gouver nement zijn. De Rijksraad heeft n.l. het desbetreffende wetsontwerp aan genomen, zoodat het nog alleen de keizerlijke goedkeuring behoeft. Het nieuwe gouvernement heeft on geveer 900.000, meest Poolsch spre kende, bewoners in slechts achttien gemeenten is, zooals bij de jongste volkstelling gebleken is, de meerder- gelde zich daarin af. Een wandelaar draaide den hoek der straat om. Zij legde den vinger op den mond en Jan ging toen. VIII. Stefanie was gelukkig. Zij ver baasde er zich over als over iets nieuws en onbekends. Hare kindsheid was droevig geweest en haar jeugd ellen dig. Toen zij nog zeer klein was sloeg haar vader haar geregeld en een vriendelijk woord hoorde zij nooit. Reeds vroeg had zij gevoeld met die fijngevoeligheid der kinderen, welke zich niet bedriegen, en gemerkt dat zij niet bemind werd en dat zij te veel was in huis. Wanneer zij lachte, lachen is een behoefte op dien leef tijd, dan sloeg hij haarals zij weende sloot hij ha'T op. Wanneer zij htm naderde, stootte hij haar weg; geluk kig was zij nooit ziek geweest, want hij zou h- ar heben laten ste ven. Moest zij de cude Griet niet hel pen in het huishouden, en sic eg die haar ook niet Het was ellendig om aan te zien hoe het arme kind 's morgens van de markt terugkwam, beladen met een groote mand, welker gewicht haar scheef deed loopen. Zij ging voor Griet uit en durfde niet blijven staan uit vrees voor de slagen. Het overige gedeelte van den dag was het vegen, schuren, schrobben, groenten schoon maken, naaiwerk verrichten. Zij be nijdde de andere kinderen, die spelen konden, maar zij kon het nooit. heid Russisch. De Polen zijn allen Roomsch-Katholiek, de Russen ortho dox. Dat was echter geen beletsel voor de nationalisten om hun pogin gen tot russificeering te staken „eth- nograpisch" behooren de bewoners tot Rusland, zoo heette het. De bevolking, die oorspronkelijk van Russischen oorsprong is, moet n.l. eenige eeuwen geleden gepoloniseerd en tot het ka tholicisme bekeerd zijn. Men heeft trouwens reeds sedert lang getracht deze nieuv/bakken Polen weer tot ge- Ioovige Russen te maken, zelfs door strafexpedities van Kozakken. In de laatste jaren werden daarvoor echter eenigszins wreedzamer midde len gebruikt. Er werden namelijk belooningen uitgeloofd voorden over gang tot de orthodoxe kerk. Dat deze pogingen weinig succes hadden, was een aansporing te meer voor de natio nalisten, om het eens opgevatte plan door te zetten en zij konden daarbij rekenen op den steun van den zeer nationalistisch gezinden minister-pre sident Stolypin. Maar daarmede had de zaak haar beslag nog niet gekregen het duurde jarenlang voor het voorstel in de Dcèma was aangenomen en toen het eindelijk in den Rijksraad in behan deling kwam, werden allerlei bezwa ren gemaakt. De juristen achtten het bedenkelijk, dat, waar de in Polen geldende „Code Napoleon" ook in het nieuwe gouvernement van kracht zal blijven, de zaken in hooger in stantie behandeld zullen worden door een Hof van Appel, welks leden al leen met de Russische wetten bekend zijn, terwijl politici wezen op de moei lijkheden, die de invoering van den Juliaanschen kalender, in plaats van den thans geldenden Gregoriaanschen te weeg zal brengen. Maar de tegenstand mocht niet ba ten, de president Akimof, die steeds in den Rijksraad als een autocraat op treedt, dreef 't ontwerp door,zonder acht te slaan op de ingebrachte bezwaren. En dus is het Poolsche gebied weder een stuk kleiner geworden en verlie zen de bewoners van het nieuwe gou vernement nog de enkele voorrechten, waarin de overige Polen zich mogen verheugen. o De Nederlandscho Onderwijzers Propaganda-Club, (voor drankbestrijding.) Uit het pas verschenen jaarverslag dezer vereeniging blijkt, dat zij in bloei toeneemt. Het aantal leden klom tot 1039, het aantal voorstanders tot 354. Twee nieuwe afdeelingen wer den opgericht, nl. Hoogezand en de Zaanstreek. Het aantal alcoholcursus sen dezer club, waar aan jongens en meisjes, die de school verlaten heb ben onderricht wordt gegeven over de werking van den alcohol op het menschelijk organisme en gevaren van de drinkgewoonten, bedroeg 65, met 1232 leerlingen. De totale oplage van het maandblad der vereeniging, „Het Cluborgaan", bedroeg 283000, na afloop der onderwijzersexamens werd onder de pasgeslaagde onder wijzers een propagandanummer ver spreid. Stefanie was groot geworden. Griet was er niet meer. De vader scheen er in te berusten dat zij opgroeide en groot werd. Zij was zoo goed, zoo spaar zaam, zoo werkzaam, dat hij geen ge legenheid had op haar boos te wor den. Altijd zweeg hij, zat in eikan der gedoken op dezelfde donkere plaats der groote kamer en liet zijn dochter komen en gaan, de zeldzaam ste zaken uit zijn winkel aan de ge- trouwste liefhebbers verkoopen, zon der dat hij zich met haar of met hen scheen te bemoeien. De minste fout, de gerinste verge telheid deed hem uitbarsten in een wilden toorn, die hem aangreep als een aanval van waanzin. Zij vluchtte dan, uit vrees gedood te worden. Het meisje begreep, dat er in het leven van dien man een treurspel had plaats gegrepen, waarin zij gemengd was, en dat de haat van haar vader van dien tijd af dagteekende. Zij wist daarenboven, zoo goed, dat er niet aan te twijfelen viel, dat dit ge heimzinnig voorval had plaats gegre pen ten tijde der Omwei tel'ng. Zij had opgemerkt, dat hij met bijzondere zorg zijn naam verborgen hield en zich zelfs ontrok aan de blikken van hen, welke dien tijd beleefd hadden, en dat waren er velen in die dagen, 's Avonds als hij uitging want dit geschiedde nooit overdag wikkelde hij zich geheel in een grooten, groe nen mantel met opgeslagen kraag, die zijn gelaat verborg en alleen de oogen en het voorhoofd vrij liet. De ont moeting van een voorbijganger was

Krantenbank Zeeland

Volkswil/Natuurrecht. Gewestelijk en Algemeen Weekblad te Hulst | 1912 | | pagina 5