BIJ VOEGSEL
van
,au 6 Juli 1912.
6 FEUILLETON.
STEFANIE.
Wie oog heeft voor mooie land
bouwgewassen, voor welvarende, nij
vere streken, moet in de ^eerste plaats
Zeeland cn Groningen gaan zien. Om
zich te overtuigen wat ons land op
landbouwgebied presteert, moet men
deze beide provincies eens doorreizen
en men zal voldaan zijn. Men heeft
dan niet alleen het beste gezien wat
het landbouwende Nederland kon aan
wijzen, maar men heeft tevens stre
ken aanschouwd die wedijveren met
het allerbeste wat het buitenland op
dit gebied bezit. Op land-, tuin- en
veeteeltgebied is voldaan aan de ko
ninklijke woorden, dat een klein land
daarin groot moet zijn, waarin een
kleine natie groot kan zijn. Vooral
de vijf aan de Noordzee grenzende
provincies hebben er voor gezorgd
dat zij den vreemdeling die oog heeft
voor de bebouwing van den grond,
eerbied en bewondering afdwingen.
De Nederlandsche landbouw en vee
teelt en vooral ook de tuinbouw heb
ben een gróoten naam in 't buitenland,
ja we hebben eene reputatie op tuin
bouwgebied als geen ander land ter
wereld. Dit wordt ook in ons eigen
land nog niet algemeen beseft.
DeGroningsche zeepolders, de Zeeuw-
sche eilanden zijn in voortbrengend
vermogen aan elkaar gewaagd, geven
een prachtig beeld van wat zeer goed
gedreven landbouw, niet verslapt door
beschermende rechten op de deze
vruchtbare, met zooveel moeite en
taaie volharding verkregen en behou
den gronden vermag. De reusachtige
arbeid die er noodig was om deze
gronden op de zee te veroveren of te
behouden de zee toch blijft een
eens op haar voor den landbouw ver
overd gebied eeuwigdurend opeischen,
dwingt eerbied af. Het is een vol
hardend, werkzaam, stoer volk dat al
eeuwen lang, van geslacht op geslacht,
den nimmer eindigenden strijd tegen
de zee met dezelfde onverzettelijkheid
volhoudt.
De beide provincies die op land
bouwgebied aan de spits staan in Ne
derland, gelijken wanneer men ze be
ziet, betrekkelijk weinig op elkander.
Dit is des te vreemder daar de bodem
van de Zeeuwsche eilanden en de
Groningsche zeepolders niet zoo ver
uiteenloopt, dat er niet dezelfde ge
wassen op verbouwd kunnen worden.
De bodem is echter niet geheel dezelf
de, is in Zeeland zwaarder, wat niet
weg neemt dat men er bijna alle ge
wassen ziet, die men ook in Gronin
gen aantreft, alleen in eene geheel an
dere verhouding. Ook op het gebied
der vee- en paardenfokkerij gelijken
ze in 't geheel niet op elkaar, even
min als in de inrichtingen der gebou
wen. De landbouw staat niet op a'le
eilanden op eene zelfde hoogte, al is
het verschil er niet zoo groot als in
de verschillende deelen van de zus-
terprovincie Groningen. Waar deze
twee provincies tot op zekere hoogte
een verschillend landbouwbeeld te zien
geven, toch beide als gezegd hoog
staan, daar moeten de Groningers nog
wat meer naar Zeeland gaan om er
te zien en te leeren, en de Zeeuwen
eens naar 't Noorden komen, wat nog
veel te weinig gedaan wordt. Nu is
het echter mooier om Zeeland te be
reizen dan Groningen, daar de Zeeuw
sche eilanden naast eene hoog staan
de cultuur, veel moois te zien geven
op een ander gebied.
Zij die eens eene hoogstaande land
bouwstreek willen bezien en tegelijk
willen genieten van natuur en steden
schoon, moeten niet nalaten Zeeland
te gaan bezoeken. Het mag als een
merkwaardigheid aangemerkt worden
dat men op Walcheren zooveel be
zienswaardigs en van zoo verschil
lenden aard in een zoo klein bestek
aantreft. Het moet er echter goed weer
zijn, warmte en veel zon, want bij re
genweer is Zeeland als alle echte land
bouwstreken, die in 't algemeen zoo
weinig boschrijk zijn, koud en triest.
Wat de cultuur aangaat, staat het eiland
Walcheren min of meer op zichzelf,
gelijkt het weinig op b.v. Zeeuwsch-
Vlaanderen en Zuid-Beveland of op
de zeer hoogstaande eilanden Tholen
en Schouwen. Walcheren heeft klei
nen landbouw, wat sterk doet denken
aan tuinbouw, zoodat de naam
tuin van Zeeland goed gevonden
is. De grootste boerderijen, zijn van
15 tot 25 H. A. Deze zoogenaamde
groote boerderijen treft men er ech
ter nog maar weinig aan. Zeer veel
bedrijven hebben eene grootte van 3.5
en 6 H. A. Als algemeene regel mag
men gerust aannemen dat er uit kleine
bedrijven naar verhouding meer ge
maakt wordt dan uit groote en dat ze
meestal keurig in orde zijn. Veelal
ziet men op deze zeer kleine bedrijven
gewassen, die veel zorg en werk vra
gen, maar dan ook veel opbrengen.
De eigenaar of pachter van een zoo
klein bedrijf heeft tijd genoeg om veel
zorgeischende, dus tuinbouwproduc
ten te gaan verbouwen.
Wij moeten hier iets aan toevoegen
en wel, dat men uit het bovenstaande
niet de gevolgtrekking moet maken,
dat een bedrijf van b.v. 25 H.A. beter
opbrengen. Het is voorgekomen dat
de geldelijke opbrengst der' uien ge
lijk stond met de waarde van den
grond waarop ze geteeld waren. Deze
cultuur eischt schoon land en ook dan
r og is er zeer veel arbeid voor noo
dig om ze schoon te houden. Er zijn
boeren die al het werk, dat aan deze
cultuur verbonden is, uitbesteden voor
een deel van de opbrengst. Op de
Zuid-hollandsche eilanden troffen wij
eigenaars aan van perceelen uien, die
voor het werk dat er gebeuren moet
4 van de 10 gaven; dit wordt dus40
perc. van de bruto-opbrengst, Op
Walcheren zagen wij geen gerst, wel
in Z euwsch Vlaanderen, doch ook
hier was gerst uitzondering. D_ beide
granen die er verbouwd worden zijn
bijna uitsluitend wintertarwe en haver.
Beide vruchten zagen wij op d.t eiland
uitstekend vooral tarwe, die in te
genstelling met de tarwe in andere
streken van ons land, vooral in '1
Noorden, goed door den winter geko
men was, stond er kapitaal voor. Veel
minder goed was er over 't algemeen
het vlas. Dtt had van de droogte ge
leden, was dientengevolge, behalve
enkele stukken die vroeg genoeg be
zaaid waren, onregelmatig opgekomen
en staat er arm, schraal voor. Wel
zagen wij hier en daar elders in Zee-
land goede stukken vlas, toch betwij
felen we of de zware Zeeuwsche klei-
bodem wel eerste qualiteit vlasland
is. Rogge ziet men er zeer weinig,
die enkele stukken, die we no? aan
troffen, waren vrij goed, toch moes
ten ze het beslist afleggen tegen de
rogge verbouwd op zand-, veenkoio-
nialen en goeden zandgrond. Voor
erwten en boonen heeft Zeeland een
uitstekenden bodem, zooals de supe
rieure stukken met deze gewassen be
zet dan ook duidelijk bewezen.
Witte weideklavers, zooils men die
in Groningen veelvuldig ziet kent men
in Zeeland niet. De roode klavers
hebben van de strenge vorst geleden
van den afgeloopen bijzonder barren
winter, zoodat er dit voorjaar enkele
stukken omgeploegd moesten worden.
De overgebleven roode klavers waren
vergeleken bij andere kleistreken ech
ter beslist zeer goed. Naast de roode
klavers waar men hooi van wint en
de paarden van voert, treft rqen er
Iuzerneklavers aan, in hoofdzaak be
stemd voor paardenvoer. Wat de
paardenfokkerij en de veeteelt aan
gaat, zoo ziet men op het anders op
zoo verschillend gebied bezienswaar
dige Walcheren njet de beste koud-
bloedpaarden, terwijl ook hef vee er
nog wel voor verbetering vatbaar is.
Wil men beste stallen koudbloedpaar-
den zien, zoo moet men niet naar 't
mooie Walcheren maar b.v. naar
Zeeuwsch Vlaanderen of Zuid-Beve
land gaan. S.
(Alg. Handelsblad.)
lit De Stuurman «p de Levenszee
van Ds. L. M. de Boer te Hulst.
o—
R e cl, e de leidsvrouw van on
zen geest, gelijk de natuurdrift die
van ons lichaam. Ze zijn helaas
dikwijls zamen in strijd, waarbij de
natuurdrift m?sr gl te vaak de over
winning behaalt.
Zoo is het in het nog jonge kind.
In het eerste jaar van zijn leven is
de natuurdrift de eenige stem, die
zich in hem doet hooren. De ver
standige moeder kan niet meer dan
de ergste uitbarstingen er van eenig-
zins beteugelen.
In het tweede jaar kampen, onder
de leiding der moeder, instinkt en
rede om de zegepraal.
In het deröe moet, zal het goed
worden, het instinkt afnemen in
kracht en werking, de rede toe
nemen en reeds de overwinning
beginnen te behalen. Beginnen,
meer toch kan het nietvoortgezet
wordt de strijd, ons geheele aardsche
leven door; en de vollgoiing der
overwinning heeft aan deze zijde des
grafs bij niemand plaats.
Plato vergeleek den mensch met
een wagen, bespannen met vurige
paarden, de menschelijke hartstochten
en driften, terwijl de rede de teugels
houdt.
Deze'rede is geen blinde maar een
ziende krachtmet een beperkte, maar
eene zonder grens of paainiet eene
voor 't lichaam of voor deze aarde
alleen zorgende, maar die uit den
geest voorkomende, in de behoeften
van den geest voorziet, er tot door
dringt met haren blik en hare zorg
niet eene dienares, die blindelings
een ander gehoorzaamt, maar een
fiere, het vrije hoofd verheffende ko
ningin niet gebonden aan deze we
reld van zichtbare verschijnselen, maar
uit de diepte van eigen rijkdom de
kostelijkste schatten opdelvende
niet alleen bestemd er. bijjmachte om
de dieren te beheerschen en mensch
met mensch te verbinden, en allen te
veredelen, maar cok om den mensch
te verheffen tot den Allerhoogste.
De rede is alzoo de verstandige,
zich zelf bewuste, vooruitziende, alles
berekenende, eeuvyig door zich ont
wikkelende p e r s o q n hef na
tuurlijk instinkt, de natuurdrift daarenr
tegen is de blinde, zich onbewuste,
Voort 't oogenbli'k handelende, ber
perkte k a (Th i.
R e d e I ij k h e i d de beste
drijfveer van ai onze handelingen.
Regeereni •- „is zoet," zoo
zingt zelfs de herdersknaap in een
van de Idyllen van Heir.rich Heine.
Br is echter gewis geen zoetheid,
die zoo spoedig aan het gisten slaat
en in het wrangste zuur verandert-
De voornaimste kunst van regeeren
bestaat In voorzichtigheid der keuzen,
Verstandige regeerders vertrouwen de
gewichtige posten niet aan hen, die
hun behagen, maar aan hen, dat men
hunne driften vleit, maar dat men
hunne belangen dient.
Reizen: iets, dat altijd het
stokkerige uit den mensch wegneemt,
evenals het stokkerige uit de kool
door verplanten wordt weggenomen.
Het is een proefhoudend middel om
den eenzijdigen bevooroordeelden
mensch tot een wereldburger te her
schapen, die van zijne jochjen terug
keert met éen reispas, welW innerlijke
waarde behoudt„savoir vivre".
o—
Toen hij uit den droom ontwaakte
bij het naderen van den morgen, dacht
hij aan de dochter van den uitdrager,
zag en bestreed hij haar onder dien
vormmaar hij bestreed haar slechts
flauw, en in weerwil zijner pogingen,
voelde hij zich langzamerhand be-
heerscht door een onverklaarbare en
onoverwinbare sympathie, voor die
zelfde Stefanie, welke hij bij het begin
van den nacht had verwenscht.
Tegen zes uur in den morgen weer
klonken de treden van den trap onder
de stevige zolen van Isabella. De heer
de la Hansaye stond op, gelukkig, dat
hij zoo dicht in zijn nabijheid het
eerste bewijs van het werkelijke leven
hooide. Zijn toorn was bedaard. En,
hoe vast besloten den vorigen dag, na
een nacht van nadenken, van droomen
en inwendigen strijd was hij besluite
loos en vermoeid.
Terwijl hij zich kleedde kwam het
denkbeeld in hem op met Isabella over
die gewichtige zaak te spreken.
Die brave ziel heeft een juist oor
deel, zei hij. Ze is al veertig jaar in
onze familiezij houdt veel van Jan.
Wie weet misschien ziet zij wel een
uitweg.
Hij ging naar beneden naar de
keuken.
Isabella hoorde alles aan. Toen de
markies zijn verhaal geëindigd had,
schudde zij het hoofd, wischte (wee
groote tranen weg, die in hare oogen
opwelden en zei, met min of meer
ruwe hartelijkheid, waarop een veer
tigjarige toewijding recht heeft
Kom, mijnheer de Markies, als
gij mijn raad wilt volgen, dat zult gij
niet langer den armen Jan bedroeyen.
Ik ken het meisje niet, dat hij geko
zen heeft, maar ik ben er zeker van,
dat zij braaf zal zijn.
Hoe Isabella, egn jongen van
twintig jaar al aan trouwen .denken,
en met de dochtergij weet van
wien.
Zij heeft geen zestien ^delJijke
kwartieren, zooals mijnheer Jan, maar
mijnheer de markies heeft zelf gezegd,
dat zij zoo mooi was, en daar heeft
mijnheer Jan, op zijn leeftijd maar naar
gezien. Gij, mijnheer de markies,
dacht op dien leeftijd niet aan trou
wen, omdat gij toen bij mijnheer uw
vader was, bedorven en gekoesterd,
en later dacht gij er niet aan, omdat
gij met de Chouans meestreedt; maar
onze arme Jan, denkt gij niet, dat hij
zich verveelt bij dien meester Furon-
deau 't Is zonde waarachtig, zoo'n
flinken, knappen jongen als hij, bij
een notaris op een kantoor te doen
om papier zwart te maken.
Dat is zoo, maar wat anders
Gij weet nog wel, dat wij geen an
dere plaats voor hem hebben kunnen
vinden. Hadden wij hem dienst moe
ten laten nemen in het leger bij Bona
parte
Dat zeg ik niet; maar ik weet
wel, dat hij niet weet, wat hjj doen
geëxploiteerd wordt dan eene boerde
rij van 55 H.A. Dit toch is niet het
geval de exploitatie van het laatst
genoemde bedrijf zal naar verhouding
even goedkooper zijn dan die van 't
eerste.
Beide zijn te groot om voor tuin
bouw gebruikt te worden, terwijl de
beheerder evengoed -55 als 25 HA.
kan besturenverder is de werkin-
deeling, vooral ook wat het paarden-
werk aangaat, in den regel voordee-
liger op een groot bedrijf dan op een
klein. Heeft men echter, zooals op
Walcheren veelvuldig voorkomt, be
drijven van 3, 5 of 7 H. A., d n kan
tuinbouw toegepast worden en kan
de bodem meer opbrengen. Daar de
landbouwers in die streken doordron
gen zijn van de stelling, dat het land
nooit te schoon is en het werkvolk er
niet duur is, zoo ziet men op deze
landerijen maar zeer weinig onkruid
groeien. Men ziet als overal ir. Zee
land ook hier veel bieten, die goed
zijn, al zijn er dit jaar dan ook som
mige laatgezaaide stukken bieten, die
erg van de droogte geleden hebben
in den tijd, dat ze moesten opkomen.
De regens, die in de eerste helft van
Juni gevallen zijn, komen dezen per
ceelen natuurlijk zeer ten goede, al
zullen het dan ook geen beste stuk
ken worden. Tegenover deze goede
stukken bieten staan echter ook heel
wat perceelen, die zóó goed zijn als
men ze buiten Zeeland weinig of niet
aantreft. Toch is Walcheren niet het
eiland waar naar verhouding de meeste
bieten verbouwd worden. Op Zuid-
Beveland en in Zeeuwsch Vlaanderen
wordt de bietencultuur waarvoor Zee
land bekend staat, veel sterker gedre
ven. In Zeeuwsch Vlaanderen behoo-
ren bedrijven, waar 40 perc. van het
land met bieten begroeid Is, niet tot
de uitzonderingen. De hoeveelheden
kunstmest, die bij eene zoo sterk door
gedreven bietenbouw noodig is, zijn
natuurlijk zeer groot. De hooge op
brengsten vergoeden dit groote kunst-
mestgebruik echter ruimschoots. Ner
gens in Nederland is de opbrengst
der bieten grooter dan in Zeeland.
De zware bodem, die, wanneer hij
goed droog gelegd wordt, een zeer
goede structuur heeft, leent zich uit
stekend voor deze cultuur. Er zijn
echter meer redenen, waarom de op
brengst gemiddeld eene kleine iÖ.üGO
K.G. per H.A. hooger is, dan op de
beste gronden in Groningen.. De twee
voornaamste zijn het even milder zijn
van 't klimaat In het voorjaar, wat het
gevolg heeft, dat de bleten vroeger
gezaaid worden en een langerèn groei-
tijd krijgen, en verder de zwaardere
bemesting, die de Zeeuwsche bieten-
bouwers toedienen.
Verder ziet men er aardappelen, als
alle kleiaardappelen, bestemd voor de
consumptie. Veelal zijn het Zeeuw
sche blauwen, verder de bekende Eigen
heimers, die eene groote opbrengst
geven en in 't algemeen op de markt
voor dé consumptie eene niet onbe
langrijke rol spelen, daar ze in ons
land op vele plaatsen yerbouwd wor
den. Ook stamboonen en uien wor
den er verbouwd, pe uien of ajuinen
kunnen wanneer de oogst en vooral
ook de markt goed is, zeer veel geld
moet van verveling bij dien Furondeau,
die arme jongen, en daarom denkt hij
er aan maar te gaan trouwen. En nu,
wat zou het nog, als hij met die juf
frouw eens trouwde Zoudt gij het
niet goedvinden als er eens een jonge
vrouw op de Merlinière was, die alle
plagen met u zou kunnen gaan wan
delen
Hoe komt gij ef«*aan Isabella?
En waarom niet mijnheer qe mar
kies Op de Merlinière is het tegen
woordig zoo vroolijk niet. Mtnschen
zoqals Baptist en ik, al meenen wij
het nog zoo goed. zijn geen gezel
schap voor mijnheer de raarkjes; hij
moest een huisgezin hebben en als
het zijn ken, wat jonge menschen rond
hem. Dat zou wel plgizL'rig zijn, een
jonge vrouw, dje zich nuf het huis
bezig hield, die het wat opvroolijkte
en wat pleizierig maakte en dan mijn
heer de markies zop spoedig achterr
neefjes hebbenen hij houdt toch
zooveel van kinderen ik zou hen verr
telsels vertellen en baptist ook, di.'
lieve kinderen. Ik verbeeldmeal.dat
ze hier rond loopen, mijnheer de
markies.
Dwaasheden dwaasheden, Isa*-
bella echte dwaasheden Want waar
zouden wij van moeten leven Jan,
zijn vrouw, zijn kinderen en wij met
ons drieën
Kom, wij zouden wat inschik
ken. En Onze Lieve Heer, die goede
daden hun belooning geeft zou ons
goede jaren sturen van groenten en
vruchten Kom, mijnheer de markies,
gij hebt mij eens gezegd, dat gij wat
spaarpenningen bij uw notaris hebt
uitstaan om mij een lijfrente uit te be
talen als ik niet meer zal kunnen wer
ken. Welnu, neem dat gejdmijn
heer de markies zal mij dan wat lan
ger in dienst houden en 't za! mij
weer nieuwe kracht geven te midden
van al die jonkheid te leven en mijn
heer de markies gelukkiger en vroo-
lijker te zien, dan hij nu is!"
De heer de Ia Hansaye was bewo-
gtjfi dpor dp woorden der brave vrouw.
Hij voelde," dat hét tijd \ya§ her; i te
gaan, wilde hij niet, dat zijn ontroe
ring zou bemerkt wordenhij ging
dus weer naar boven, zeggerd:
Gij luistert alleen naar de in
spraak van uw hart, arme Isabel
maar het verstand spreekt op gen an
dere manier.
De markies kleedde zich in zijn
Zondagsche klearen de klok begon
reeds te luiden en haar yroqlijk ge
brom klonk welhaast over de velden.
Hij tr&chtie maar te vergeefs, bij
zijn eerste besluit je ölijyrji en zijn
voornemen te bevestigen te vergeefs
herhaalde hij„'t is onmogelijk, het
zal niet gebeuren l" Allerlei droom
beelden van een jonge vrouw, die fut
oude huis geheel zou opknappen, van
rozige kinderen, die hij op zijn knieën
zou laten rijden, kwamen op in zijn
geest en verzwakten steeds meer en
meer de voornemens, welke zijn eigen
liefde maakte.
Hij riep Jan, welke in een naast de
zijne gelegen kamer geslapen had, nam
zijn kerkboek en zijn stok met gou
den knop en beiden gingen kerkwaarts.
„Merkt gij Riet op, naef, gei (j§
markies, hoe mijn oude barak noor
dig heeft hersteld te worden? Alle$
is even oud en versleten als jk zelf
ben. Er is niet de minste poging ge*
daan om eenig gemak of eenige weelde
aan te brengen niets dan het aller
noodzakelijkste. Gij zoudt het niet
gelooven en ik merk het ook alleen
bij zeldzame gelegenheden wanneer
men verplicht is alleen te leven, ge
lijk een wolf, verliest men zelfs de
noodzakelijkheid van die kleine za
ken" y'ah Wélde, die aan het leyè'q
zooveel smaak geven vooral wan
neer men ze voor anderen aanbrengt,
voegde hij er met een zucht bij.
Toen hij op het voorplein der kerk
jjankwam, zag de heer de la Hansaye
welhaast zijn yrfcnd Henriet, dje on
dereen groepje pachtersstqnd te praten,
De heer Henrl.t woonde drie mij-
jen ten Zuiden van de Merlinière, te
jnipden zijnef wijngaarden yan wjfte
en blauwe druiven, die hem ieder jaa?
veel zorg aanbrachten en zeer afwis
selende inkomsten. Hij leefde alleen,
zooals de markies en misschien
had de gelijkenis, welke hun beider
bestaan had, min of meer bijgedra^
gen om de sympathie, welke zij el
kaar toedroegen te vergrootenwant
de vrouw van den heer Henriet was
vroeg gestorven en had hem geen kin
deren nagelaten. De heer Henriet
was een dikke, zware man, met een
hooggekleurd gelaat en van een goe
den en vroolijken aard. Hij stond in
destreek bijzonder goed aangeschreven.
Men raadpleegde hem over familieza-