ANTWOORD OP BOVENVERMELDEN BRIEF.
I
iren bekwaamheidsopzicht nogzootoe-
Pkomen. Kom daarom in 1913 met
'flinke, zelfbewuste Katholieken voor
»,den dag en kent U er geen, laat dan
alles bij het oude tot U er hebt. Sig-
inaleert dan misstanden als U nu ge-
daan hebt met de tramplannen en
houdt het huidige bewind daardoor
t(zoo mogelijk van het kwade af.
Inmiddels blijf ik met de meeste
hoogachting
j- UEds. dnr.
Waarde Vriend
Ik heb Uw brief ontvangen, en ik
ben zoo vrij U daarop te antwoorden.
U vraagt, of ik ons land zijn Chris-
telijke regeering wil ontnemen Ik
111 stel als wedervraaghoe zou ik, die
lj alleen sta, dit kunnen, en wat is het
1 christelijke van onze christelijke re-
1geering Deze laatste vraag is door
I velen gesteld en niet beantwoord.
Is het eeresaluut aan priester Fon-
teijne verdiend? Hij is een volks-
priester, staat aan de zijde van het
eenvoudige katholieke Vlaamsche Volk
j en verdedigt dit tegen zijn onderdruk-
7 kers onder katholieke vlag.
Is verdiend het eeresaluut aan de
christendemocraten van België Deze
houden hoog het christelijk ideaal
van recht en naastenliefde, wat niet
aanstaat aan zekere klieken van een
soort nog meer gewetenloos als wij
hebben gekend in het Land van Hulst.
Zijn de christen democraten niet
eigentlijk sociaal-democraten Neen,
mijn vriend, want de eerste vragen
de toepassing van de christelijke leer
ook in de maatschappij en de Iaatsten
ontkennen deze leer.
Wat priester Fonteijne in 1901 ver
bond in Breda met dr. Jan v. d. Brink
is mij niet bekend, ik ken geen van
beiden persoonlijk, heb nog nooit met
een van beide maar gecorrespondeerd,
en geen van beiden kent mij, maar
wel is het mijn plan met priester
Fonteijne eens kennis te maken. Ik
heb alleen eens gehoord, dat dr. van
den Brink toen hij kapelaan was in
Uwe gemeente Hontenisse, op Groe
nendijk, het misnoegen opwekte van
enkelen, omdat hij te veel goed deed
aan de armen.
U meent, dat 't algemeen kiesrecht in
België het volk zou overleveren aan de
sociaal-democratie. Dit, mijn vriend,
is een groote dwaling, de sociaalisti-
sche leiders zijn ik lees het in de
Patriote van eene andere meening
en gelooven daarmede niets te zullen
winnen, wat ook ik denk. Zooals het
nu is, woidt met het stelsel van par
tijlijsten en evenredige vertegenwoor
diging, als w e t verklaard het kie
zen door de kiezers van eene partij-
regeering, hetzij dan van links
of rechts, en hierin zie ik de dwaling.
Peerke den Belg is een katholiek
dichter. Bertus is een katholiek en
een vriend van Kramer, de Zuid-Be-^
velandsche briefschrijver schreef in de
door U aangehaalde Volkswillen over
lerseke en de Oestercultuur, dus
over een zeer neutraal, en toch zeer
goed onderwerp. Als in hen dus
op het eerste gezicht zeer vrijzinnige
lieden ziet van liberale of. soc. demo
cratische fractien, dan ziet U meer
dan ik.
U zegt, dat de amendementenkwestie
bevat een reeds lang weerlegde stel
ling. Maar heb ik dan goedgekeurd
wat daarmede is geschied Ik noemde
wat is geschied eigenaardig, om een
kijkje te geven op de onderlinge
waardeering in de Kamer, die echter
van waardeering niet veel heeft.
Die open brief van de Graef aan
Deken Brouwers ergert U. Maar weet
ge wel goed, wat deze beminnelijke
man had gewild Hij wilde de Graef
als militair gestraft zien, omdat hij
aan deken Brouwers had durven schrij
ven wat weet ik niet maar de
officieren waren niet zeer genegen om
den wrok van dien deken uit te wer
ken op een medè-militair, ook, omdat
er geen reden voor was.
Of ik onderschrijf, dat de broeders
der Loge mannen van eer zijn Waarde
vriend, ik weet niet, of ik al eens
met een logeman in aanraking ben
geweest, want ik heb daar nooit naar
gevraagd. En die vraag in het alge
meen staat gelijk met de vraag in het
algemeen, of ik de leden der priester
schap beschouw als mannen van eer.
Ik denk, dat er in beide gevallen
bokken en schapen zijn, en dat dit
afhangt van den persoon.
U valt over een overgenomen be-
ïichtje, van een pastoor en zwemin
richting, waarin ik niets anders zie
dan een grap. Van grappen gespro
ken, ge weet waarschijnlijk niet, dat
die grappen van Vlaamsche humor,
die somtijds door de kranten gaan,
zijn van een pastoor, medewerker van
het orgaan van den Belgischen boe
renbond, en deze pastoor laat er in
zijn grappen ook dikwijls zijn eigen
collegas inloopen.
U vraagt waarom ik van Dixhoorn
steun en niet den man door het volk
gewild, Kramer. Maar vriend, weet
ik, of Kramer zich in 1913 opnieuw
beschikbaar zal stellen Ik heb hier
omtrent indertijd een vraag gesteld,
en daarop nog geen antwoord beko
men. Alleen ontving ik juist dezer
dagen een brief van Bertus, om met
een ander mij eens te komen spreken
over een candidatuur Kramer.
Waarom ik nimmer signaleer de
lage praktijk van liberalen en socia
listen en steeds zoo gehaast ben met
het blootleggen der feiten van rechts
Wees gerust, zoodra een liberaal of
een socialist mij te na komt zal hij
op zijn antwoord niet behoeven te
wachten. Behooren de leden van de
Rechtbank van Middelburg en van het
Hof in den Haag, wier vonnissen door mij
zijn openbaar gemaakt en beoordeeld,
soms tot rechts Behoorden baron
Collot en Minister de Meester in de
kwestie Kroondomein soms tot rechts
Behoorde de heer Ou wens soms tot
Jechts
Die rubriek heeft het volk die ge
wild Er zijn vele stemmen opge
gaan van wel, geen enkele van niet.
Waar blijft het houvast, als de een
mij in de rubriek vraagt ja en de an
der om neen te zeggen Ik zou
denken, dat de rubriek voor mij geen
houvast is om mijn oordeel te maken
over zaken, en dat is ook niet de be
doeling van de rubriek. Een voor
zichtig man, en ik geloof een voor-
zichiig man te zijn, overweegt het
voor en tegen, zal gaarne luisteren naar
voor of tegen, om daarna, door ver
gelijking en het wegen van de argu
menten, te komen tot een zoo juist
mogelijk oordeel.
U zegt, dat de rubriek weinig gif
ten bevat uit sympathie. Waarde
vriend, dat zal allemaal komen en
daarenbo\en leest nog eens over de
dankbetuiging van mij bij het sluiten
van de rubriek der procesboeten.
U noemt een voorbeeld, dat het libe
ralisme reeds aan het doorwerken is,
door de Volkswil dan. Wees zoo
goed eens aan te geven, in welk ar
tikel ik heb verdedigd een liberale
stelling die in strijd is met de katho
lieke leer. Weet ge wel wat wordt
verstaan onder liberalisme zooals het
door de Kerk is veroordeeld Het
zijn deze stellingen
In zake godsdienst: dat de mensch
God kan dienen zooals de mensch
dit zelf wil, dus zonder leer of schrift.
In zake staatsleerdat de maatschap
pij in hare wetten geen rekening be
hoeft te houden met de goddelijke ge
boden.
In zake persoonlijke zedenleerdat
ieder in vrijheid volgt zijne natuur
lijke neigingen.
Ge zult toch niet willen zeggen, dat
de Volkswil uitgaat van een of meer
of alle van deze gedachten Onze
grief is wel, dat onder Katholieke
vlag de godsdienst wordt misbruikt
voor wereldlijke doeleinden en partij
belangen, maar daarmede wordt de
godsdienst, dienen van God volgens
wil van God en leer van den Paus,
gediend en wordt hersteld de harmo
nie yan souvereiniteit van kerkelijk en
burgerlijk gezag, door God in de maat
schappij gelegd en door de zwakheid
der personen verbroken.
U zou niet willen, dat door de
Volkswil de sociaal-democratie
niet als honing bij sommigen indrup-
pelt. Wel mijn vriend, weet ge wat
het beste middel daartoe is? Dit:
dat ieder, die bezit èn godsdienst èn
een hart ijvere en steune de Volks
wil. Want het is juist het tegen
hart en verstand in ijveren te
gen de Volkswil en haar stichter door
valsche vroomheid, die de oorzaak
wordt van wantrouwen tegen hen, die
gaarne voor de „fijnen" willen door
gaan.
U vraagt, dat ik zal aankweken het
solidariteitsgevoel op christeiijken
grondslag, sticht vereenigingen enz.
Maar ben ik het niet, die hier door
leenbanken en boerenbond en pacht-
contract heb gekweekt het idee, dat
wij als menschen wat voor elkander
moeten overhebben, en is mijne le
venswijze niet eene dagelijksche pro
paganda voor de zaken, die ieder
man van sociale werken gaarr.e zou
zien in het volle leven der maatschap
pij Maar ge weet toch ook wel,
dat ik juist hierom, dat ik door daad
en voorbeeld weder ten leven heb op
gewekt het rechtsgevoel en de naas
tenliefde, hier volledig gestorven, tot
bloedens toe hen vervolgd, en dat
nog tot op den dag van heden de
„fijnen' mij stelselmatig niets laten
verdienen alleen omdat z ij we-
t e n, dat ik, wat ik meer mocht ver
dienen dan bij zuinige levenswijze
noodig te hebben, besteed voor goede
werken
U vraagt, veel werk neem alleen
maar het initiatief. Maar hoe kan ik
het initiatief nemen zonder menschen
Voor arbeidersverenigingen is meer
malen in de Volkswil geschreven maar
van uit deze streek zelve
kwam nimmer een antwoord. De ant
woorden kwamen altijd van abonnés
buiten ons gewest.
Waarom ik niet sticht een R. K.
of christelijke Kiesvereniging, in plaats
van de thans afgedaan hebbende R. K.
Kiesvereniging U vertelt mij daar
een groot nieuws, dat de R. K. Kies
vereniging afgedaan is. Wanneer ze
werkelijk afgedaan en volgens-de
statuten ontbonden is, dan
wil ik met genoegen een initiatief tot
iets nieuws nemen, hoewel ik eerlijk
moet bekennen, voor Kiesverenigin
gen niet veel te gevoelen, omdat zij
te dikwijls slechts een middel is, om den
volkswil tegen te werken in plaats
van den volkswil te leiden tot daden.
Of ik vrees voor initiatief tot een
nieuwe Kiesvereniging ni:t genoeg
steun te zullen hebben? Ik heb nog
nooit daarover gedacht, en vrees
Wie zegt, dat ik ooit vrees heb ge
toond voor wat goed is Maar wat
goed is of goed kan zijn, kan toch
verkeerd zijn, als men er mede komt
vóór de tijd rijp is. Wie zegt, dat de
tijd voor eene nieuwe kiesvereeniging
rijp is Onrijp zaad of onrijpe vruch
ten dienen tot niets.
Ik moet den katholieken godsdienst
naar voren brengen en bijgeloovige
zaken die het volk niet kent, niet
weêrleggen. Maar vriend, in nage
noeg elk blad vindt ge op de eene of
andere wijze de katholieke leer naar
voren gebracht, in het no van Zater
dag overde priester in de politiek
en het Onze Vader, in het no van he
den over Retraitehuizen, en, als ik het
niei direct doe, dan indirect, door de
goede leer te stellen tegenover de
slechte praktijk.
Het volk moge uiterlijk schijnen wat
schijnt, maar het is toch innerlijk nog
door en door Katholiek. Juist, mijn
vriend, en al mijn arbeid, al mijn zorg,
al mijn opofferingen, hebben juist
voor doel, om dit volk katholiek
te doen bl ij ven, vermits ge we!
moet bedenken ditdat geloofsafval
wordt voorafgegaan door een leven in
strijd met het geloof. En nu is het
een waarheid, die niemand durft te
bestrijden, dat ons volk vóór mijn ar
beid leefde een leven in strijd met het
geloof en onder katholieke vlag da
gelijks moest verduren onrecht en ver
drukking de vele goeden onder de
kleinen en nederigen nog uitgezon
derd, die in volle gelatenheid zich
bogen onder onrecht en liefdeloosheid.
En als in een katholiek volk is ge
storven het gevoel voor recht en de
liefde tot den naaste dan, ja dan is
zijn katholiek geloof innerlijk gestor
ven. Was dit niet zoo in den tijd,
dat ik kwam in Hulst?
U schrijft, weg die ellendige half
heid, we moeten aan de Volkswil heb
ben haring of kuit. Wilt U zeggen,
dat ik fanatiek moet worden Neen
mijn vriend, de wijsheid bestaat niet
in hevig vleien of hevig veroordeelen,
de deugd bestaat in het juiste midden,
de wijsheid moet in elke zaak zoeken
het deel waarheid dat zij bevat en dit
deel waarheid naar voren brengen
zonder te letten om de omhulsels, die
van zelf wegvallen als de waarheid
onverhuld schijnt. U schijnt te mee-
nen, dat ik meer moet optreden tegen
de steeds driester optredende geheime
macht der loge. Maar mijn vriend, is
er een middel beter dan openbaring
van geheimebedoelingen van
wie ook als de Volkswil steeds
geeft, om alle geheime lagen van w i e
o o k te verijdelen zoodra deze bezig
zijn om in daden te worden omgezet
U meent, dat ik er als kamerlid
niet kom, als ik en mijn blad zoo maar
alles toelaat. Zoudt ge soms willen,
dat ik niet gaf het hoor en weder
hoor, dat ik eenzijdig zooals de
politieke en neutrale bladen dit ver
plicht zijn een bepaalde richting
volge en blind zij voor wat anderen
doen en willen Neen, mijn vriend,
en daarenboven, ik zou weigeren
een Kamerlidmaatschap, als ik moest
gekozen worden door éére richting,
omdat ik geen partijman ben en noo.t
zal noch kan worden
En dit zou ik moeten zijn, als ik
de vertegenwoordiger moest zijn van
ééne richting.
Mijn program Maar vriend, in
no 1 van de Volkswil gaf ik grond
regelen en program van actie, deze
zijn later nog eens daarin overgedrukt
en verder zijn ze afzonderlijk gedrukt,
te verkrijgen doo.r iecj^r, en d?<n, mijn
geheeïe leven is een program, ja,
zelfs is dit levensprogram eene on
veranderlijke toepassing van een be
lijdenis op mijn elfde jaar, en nu ben
ik 44, belijdenis door mij geopenbaard
in het kennen van zijn tijd.
Of ik ben voor gelijkstelling van
bizonder met openbaar onderwijs
Ik vraagis onderwijs daad van op
voeding en verkrijgen van kennis, of
wel daad van vooro r ieel tegen mede
burgers Er zijn gevallen, zoowel
bij het openbaar als bij het bizonder
onderwijs, dat de school moet dienen
ais daad van vooroordeel tegen mede
burgers, ik zelf heb bezocht als kind
de bizondere school, later de open
bare school, en van beide heb ik
bewaard dankbare herinneringen.
Of ik het volk wil vereenigen op
christeiijken grondslag Herinnert ge
U niet meer de kwestie van de chris
telijke formule in de zaak van de
Centrale Raiffeisenbank van Utrecht?
Bedoelt U dus op den grondslag van
christelijke daden of van christelijk
uithangbord
Of ik den middenstand wil
helpen Maar vriend, is mijn heele
optreden niet een arbeid tot harmonie
In het leven der maatschappij, en hoe
zou er een harmonie kunnen bestaan
in de maatschappij zonder onafhanke-
lijken middenstand?
Of ik wil bestrijden oneerlijke con
currentie enz.? Is mijn notariaat niet
een strijd voor eerlijkheid en waar
digheid in mijn eigen ambt, en heb
ik dien gevreesd of nagelaten ondanks
hoon van collegas en broodroof? En
zou ik dan de oneerlijkheid willen in
andere ambten of bedrijven
Of ik subsidies wil voor handels
cursussen, vakscholen enz. Maar
vriend, was ik niet in Arnhem tien
jaar de secretaris van het liefdewerk
der ambachtsleerlingen
Ge zoudt niet willen dat ik van
Dixhoorn steun. Maar vriend, luister
dan eens wat de volksgedachte is, en
de Volkswil zou niet steunen de volks
gedachte
Ge zegt, dat men in de partij van
van Dixhoorn lacht om mijne katho
liciteit. Dit mogen zij gerust doen,
zij lachen dan om hun eigen dom
heid, maar dit lachen zal mij niet
weerhouden om datgene te doen wat
goed is. En dan, hoeveel is er ge
lachen onder „de" katholieken over
mij, gelachen over mijne kalholici-
teit, omdat zij niet is een uithangbord,
niet is een middel om geld te ver
dienen, maar is een daad van geloof
en goede zeden
U zegt, als van Dixhoorn wordt ge
kozen gaan wellicht de Staten om en
kunnen de katholieken geen baantje
meer krijgen. Maar vriend, zijt ge
daarover bevreesd, zorg dan, dat de
katholieken in Zeeland de midden
partij blijven, die kan beslissen over
links of rechts. Maar daarvoor zal
noodig zijn de antis wat de kortwie
ken, daar zij anders alleen zouden
kunnen vormen de helft plus een,
zoodat reeds hiervoor eene vervan
ging van mr. Dieleman door van
Dixhoorn een goede taktiek is.
U zoudt willen óf in 1913 alleen met
zelfbewuste katholieken opkomen of al-
lesbijhet oude laten, en dan alleen maar
het huidige bewind zoo mogelijk van
het kwade afhouden. Zeg vriend, als
ge in Holland woonde en niet in
Zeeland, zoudt ge het woord kennen:
roeien met de riemen die men heeft,
en 'thuidigebewind geeft al heel weinig
om vermaningen, die van uit de hoogte
voor kennisgeving worden aangeno
men en gedeponeerd in de papier
mand. Wie niet hooren wil, moet
voelen. Dit is een heilzame lts, niet
alleen voor de kwajongens maar cok
voor de heeren van het bewind. En
laten voelen kan, wettig, alleen ge
schieden, coordat de kiezers den
niet-willende-hooren vervangen door
een, van wien men verwacht dat hij
meer waaide hecht ean den wil des
volks.
Ik heb hiermede, mijn waarde vriend,
al Uwe opmerkingen beantwoord, en
is U iets niet duidelijk, dan hebt ge
het maar te zeggen, ik ben welwil
lend genoeg om alles zoo duidelijk
mogelijk te zeggen, want er is niets
waaraan ik meer hekel heb als aan
misverstand.
Met hartelijke, welgemeende groeten.
Uw dw.
H. A. VAN DALSUM.
lie Zondagswet.
Ons werd gevraagd van uit Zaam-
slag, om eens precies te weten wat
de Zondagswet zegt, en wel, omdat
in die gemeente eene verordening is
aangenomen, waarin het is verboden
herbergen voor ingezetenen (niet voor
vreemdelingen) open te houden o.a.
des namiddags van 2 tot 4 uur.
Het be.ste atfvie.s sp.hten we dijdat
we hieronder de geheeie wet laten
volgen.
WET
van 1 Maart 1515 Stbno. 21), hou
dende voorschriften ter viering der da
gen aan den openbaren Christeiijken
Godsdienst toegewijd.
Wij WILLEM, enz.
Alzoo Wij in overweging genomen
hebben de noodzakelijkheid om, op
het voetspoor onzer godsdienstige
voorvaderen, die daarop steeds den
hoogsten prijs stelden, de pligtmatige
viering van den dag des Heeren en
andere dagen, den openbaren christe
iijken godsdienst toegewijd, door een
parige en voor de geheele uitgestrekt -
heid der Vereenigde Nederlanden al
gemeen werkende maatregelen te ver
zekeren
Zoo is het, dat Wij, den Raad van
State gehoord en met gemeen overleg
der Staten-Generaal dezer landen, heb
ben goedgevonden en verstaan, gelijk
Wij goedvinden en verstaan bij deze
Artikel 1.
Dat op zondagen en op zoodanige
godsdienstige feestdagen, als door de
kerkgenootschappen Van den christe
iijken godsdienst dezer landen alge
meen erkend en gevierd worden, niet
alleen geene beroepsbezigheden zullen
mogen verrigt worden, welke den
godsdienst zouden kunnen storen, maar
dat in het algemeen geen openbare
arbeid zal mogen plaats hebben, dan
ingeval van noodzakelijkheid, als wan
neer de plaatselijke regeering daartoe
schriftelijke toestemming zal geven.
2. Dat op deze dagen, met uitzon-
zondering van geringe eetwaren, geene
koopwaren hoegenaamd op markten,
straten of openbare plaatsen, zullen
mogen worden uitgestald of verkocht,
en dat kooplieden en winkeliers hunne
waren niet zullen mogen uitstallen
noch met opene deuren verkoopen.
3. Dat gedurende den tijd, voor de
openbare godsdienstoefening bestemd,
de deuren der herbergen en andere
plaatsen, alwaar drank verkocht wordt,
voorzooverre dezelve binnen den be
sloten kring der gebouwen liggende
zijn, zullen gesloten zijn, en dat ook
gedurende dien zelfden tijd geener-
hande spelen, hetzij kolven, balslaan
of dergelijke mogen plaats hebben.
4. Dat geene openbare vermakelijk
heden, zooals schouwburgen, publieke
danspartijen, concerten en harddrave
rijen, op de zondagen en algemeene
feestdagen zullen gedoogd worden
zullende hst aan de plaatselijke be
sturen worden vrijgelaten hieromtrent
eene uitzondering toe te staan, mits
niet dan na het volkomen eindigen
van alle godsdienstoefeningen.
5. Dat de plaatselijke policie zorg
zal dragen, teneinde alle hinderlijke
bewegingen en gerucht in de nabij
heid der gebouwen, tot den openba
ren eeredienst bestemd, en in het al
gemeen alles wat dezelve zoude kun
nen hinderlijk zijn, voor te komen of
te doen ophouden.
6. Dat de overtredingen tegen de
bepalingen van dit besluit, naar ge
lang van personen en omstandigheden,
zullen gestraft worden met eene boete
van niet hooger dan vijf-en-twintig
guldens, of met eene gevangenis (hech
tenis) van niet langer dan drie dagen
voor de overtreders die buiten staat
mogten zijn deze boete te betalen.
7. Dat, bij eene tweede overtreding,
(wanneer tijdens het plegen van de
overtreding nog geen vijf jaren zijn
verloopen sedert de veroordeeling van
den schuldige wegens gelijke overtre
ding onherroepelijk is geworden,) de
boete of straf zal verdubbeld worden,
en wijders alle de te koop gelegde
of uitgestalde goederen verbeurd ver
klaard, en de herbergen of andere pu
blieke plaatsen voor ééne maand ge
sloten.
En dat door deze algemeene veror
deningen alle daarmede niet overeen
komstige provinciale of plaatselijke
reglementen en inrigtingen zullen wor
den gehouden voor vervallen.
Art. 6 en 7 gehandhaafd en ge
wijzigd bij art. 10 no. 3 en 11 der
Invoeringswet.
Gegeven in 's Gravenhage, 1 Maart
des jaars 1815, het Tweede van Onze
Regering.
Wij teekenen er dit bij aan
Is waar, wat ons werd medege
deeld, dat de verordering alleen geldt
voor het bezoek van herbergen door
niet-ingezetenen, dan achten we
ze in strijd me de wet, en wel krach
tens het beginsel van wet art. 1
Algemeene bepalingen dat eene
wet verbindend is voor a 11 e n, die
zich op het grondgebied des Konink-
rijks bevinden, hier dan voor allen
die zich bevinden op het grondgebied
van de gemeente Zaamslag.