Van alles wat.
Rechtzaken.
-preken haar eerst uit, vporal dg voor-
laime dagblad-schrijvers, de kleinen
iratén spoedig na.
En zulk een publieke opinie is een
•nzichtbare, geheimzinnige macht,
vaaraan niets wederstaat. Niets is
lewegelijker, niets is wufter, niets
.terkeren bij al hare grilligheid is
:ij toch veel meer waar, verstandig
:n rechtvaardig, dan men doorgaans
ienkt.
Als zoodanig is zij ook de eenigste
jrondslag der vrijheid, de eenigste
clem der instellingen en de eenigste
'ids der regeeringen.
Zij is een springveer, die oppervlak-
cig beschouwd zwak, maar inderdaad
r -nachtig isen die des te meer is te
/reezen, daar hare kracht nooit kan
berekend worden.
Daarom wordt zij te allen tijde door
i de dwingelandij gevreesd, en zoekt
deze haar te misleiden, dan zelfs, wan
neer zij haar onderdrukt. Denkt maar
eens aan een Russische Czaar, die de
groote Mogendheden uitnoodigt tot
een vredesconferentie, en onderwijl ge
wapenderhand de Finnen van hunne
volksrechten en vrijheden berooft.
O
Wie beslist?
De Hooge Raad wees arrest in de
navolgende zaak.
Een gehuwde vrouw had van den
president der rechtbank te Maastricht
verlof bekomen om haren echtgenoot,
wonende te Maastricht, te doen dag
vaarden tot ontbinding van hun hu
welijk door echtscheiding.
Na het bekomen van dit verlof, doch
voor dat de vrouw de dagvaarding
had doen uitbrengen, had echter de
man zijn gemelde woonplaats verlaten
en zijn domicilie overgebracht naar
's Gravenhage.
De vraag was nu deze of de recht
bank te Maastricht of wel die van 's Gra
venhage bevoegd was om in de vor*
dering tot echtscheiding beslissing te
geven.
De rechtbank te Maastricht en in
hooger beroep het Hof te 's Hertogen
bosch, waren van oordeel dat de
rechtbank te Maastricht en niet die
te 's Gravenhage bevoegd was.
De Hooge Raad was echter van een
andere meening, verklaarde mitsdien
de rechtbank te Maasticht onbevoegd
en vernietigde het arrest van het Hof
en de verschillende in deze zaak reeds
gewezen vonnissen van de rechtbank.
o
Getroefd.
De bekende Duitsche dichter Arndt
(1769-1860), van wien o.a. het volks
lied „Was ist des Deutschen Vater-
land" is, keerde eens op een mooien
zomerdag van een wandeling terug.
Hij daalde een hoogte af en zag aan
den voet daarvan twee fatterige jon
gelieden in het gras uitgestrekt liggen.
Toen zij den ouden man bemerkten,
die zijn hoed in de hand droeg, zoo
dat zijn sneeuwwit haar geheel zicht
baar was, wilden zij te zijnen koste
grappig zijn. „Kijk eens," zei de een
tegen den ander, „op de bergen moet
laat en een deftig uiterlijkhij was
zeer beleefd, kon goed praten, en was
bijna altijd vroolijk, ook al had hij
treurige tijden doorleefdwant zijn
eenvoudig en zijn levendig geloof had
hij behouden,en daarmede in weer
wil van zijn hoogen leeftijd een jeug
dig hart. In een woord hij was een
van die flinke en gezonde grijsaards,
welke men zoo nu en dan aantreft,
doch wier aantal betrekkelijk gering is.
V.
's Zaterdags avonds ging Jan op weg
naar de Merlinière.
Een bezoek aan het oude heeren
huis was een feest voor hem. Hij
ging met groote stappen, want de zon
daalde reeds. 'tWas nog zeer warm,
maar men voelde zoo nu en dan den
frisschen avondwind om het gelaat
spelen.
De markies wachte hem af aan het
einde der laan, van waaruit men den
weg tot op een geweerschot ver kon
overzien. Hij zat op het pas gemaaide
gras, waarop hier en daar nog enkele
handen vol hooi lagen, die aan de
hark van den hooier waren ontsnapt,
en waar duizenden bloemen, duizen
den planten weer opschoten van hun
afgesneden stengels, onvermoeid als
onze hoopvolle verwachtingen.
Hij, die gewoonlijk zoo vroolijk was,
was nu treurig en ongerust.
Zijn bezoek bij den oudheidkoopman
had herinneringen uit lang vervlogen
tijd bij hem opgewekt.
Daarbij kwam nog een steeds aan
hef al gespe.euwd hebben."
„Juist," antwoordde Arndt, „en de
ossen hebben de laagte al opgezocht."
o
Baden is ongezond.
Van geloofwaardige zijde wordt
ons medegedeeld, dat vóór eenige
jaren er in een van de hoofdplaatsen
van Noord-Brabant plannen gemaakt
waren tot oprichting van een open
baar badhuis. Dit wekte de ergernis
van den geestelijke, die Zondags van
den kansel verkondigde, dat het zich
ontkleeden, en bet baden in het open
baar, als hoogst onzedelijk beschouwd
moest worden.
Degenen, die baden en het zich
lichamelijk reinigen als gezond aan
rieden, waren leugenaars van wie
men zich moest afwenden.
Als bewijs daarvoor.moest men hem
maar aanzien. (Hij woog meer dan
100 kilo).
Hij sprak„Mijne kinderen zoo
woar ik hier veur oe stoa, hê ik mi
nog nimmer verder dan den hals en
de polsen gewasschen, en ben ik nie
gezond
Of de toehoorders bekeerd werden,
meldt de berichtgever niet.
Handelsbl.
o
Geestelijkheid en veilingen.
Naast de veiling van groenten en
fruit te Bergen op Zoom, die van den
Roomsch-Katholieken Boerenbond uit
gaat, is dezer dagen een tweede („neu
trale") veiling opgericht. Dit ge
schiedt gedeeltelijk uit ontevredenheid
over het gedrag van sommige kwee
kers, die vooraf met opkoopers ge
contracteerd hadden voor de leverantie
van asperges en die nu naar de vei
ling gaan, waar ze hoogere prijzen
maken kunnen. Maar ook en
daarom de naam neutraal omdat
men meent dat de geestelijkheid zich
niet met die veilingen bemoeien moet.
H.
o
De benoeming van dr. Noordtzij.
De studenten van de theologische
faculteit aan de Leidsche hoogeschool
hebben Maandagavond vergaderd en
met een groote meerderheid besloten
een adres te zenden aan de hooglee
raren in theologie en de ministers,
om uiting te geven aan hun veront
waardiging over het feit, dat voor
Hervormde studenten een hoogleeraar
is benoemd, die lid is van een kerk
van beslist vijandige gezindheid tegen
de Hervormde kerk.
In het adres, dat ook door de theo
logische faculteit te Groningen zal
worden geteekend, waartoe Vrijdag
avond met groote meederheid beslo
ten is, wordt o.m. gezegd, dat de be
noeming van prof. Noordtzij daarom
met weerzin is vernomen, omdat deze
hoogleeraar de studenten moet oplei
den voor de Ned. Herv. kerk, terwijl
hij zelf lid is van een kerkgenootschap,
dat uitgesproken vijandig staat tegen
over de Ned. Herv. kerk.
Men achtte voorts ook van de ge
reformeerde kerk, zijn wetenschappe
lijke uitspraak door censuur en dogma
aan banden ziet gelegd.
Voorts werd de benoeming met
groeiende ongerustheidWat is het
toch met Jan Wat bestond er tus-
schen het jonge meisje en hem Van
waar kenden zij elkaar Wat betee-
kende de blik, die zij gewisseld had
den Ongetwijfeld niets kwaads, om
dat Jan het niet voor den markies had
verborgen en het jonge meisje even
min voor haar vader. Maar wat be-
teekende het
De heer de la Hansaye had aller
lei veronderstellingen gemaakt.
Daar hij het niet kon raden, wilde
hij het weten en was dus vast beslo
ten Jan openhartig te zeggen, wat hij
gevoelde.
Hij wilde echter niet, dat uit zijn
onthaal blijken zou, welke gevoelens
hem bezie'de en zoodra hij Jan zag
riep hij hem al toe
„Te Iaat, neef!"
Toen hij hem zoo zag aankomen,
den knevel trotsch omhoog gekruld,
flink en opgeruimd, dacht hij
O, die jeugd wat is hij groot
en sterk geworden Als er een de-
genpunt van onder zijn jas uitkwam
zou men hem kunnen houden voor
een van 's Konings muskieters. Zou
het mogelijk zijn, dat die Trémière bij
zoo'n vorstelijk uiterlijk niet het hart
had van een edelman
„Als ik te laat ben is het heel en
al de schuld van juffrouw Furondeau,
zei de jongeling, den markies harte
lijk de hand drukkend.
Dat is niet te gelooven Ik heb
die dame wel eens bij haar vader ont
moet een langen rooden neus, een
zwakke gezondheid en erg op de „za-
weerzin gezien, omdat men daaruit
duidelijk proefde een streven tot een
stelselmatige ontbinding van de N. H.
kerk.
Dat dit niet alleen door de studen
ten werd ingezien, maar ook door de
hoogleeraren in de theologische facul
teit, kon, aldus werd in de vergade
ring gezegd, blijken hieruit, dat een
hoogleeraar te Leiden zich heeft uit
gelaten, dat hij reeds lang zijn ambt
zou hebben neergelegd, ware 't niet,
dat hij hetzelfde vreesde als thans te
Utrecht is geschied.
Met het oog daarop achtte deze
hoogleeraar het gewenscht, met het
aanvragen van zijn emeritaat tot na
1913 te wachten.
Het besluit moet beschouwd wor
den tevens als daad van solidariteit
van de Utrechtsche Hervormde stu
denten. (N. R. Ct.)
o
Rassenhaat in Amerika.
Zooals in een telegram uit Havana
naar New-York gemeld is, was alleen
een hevige regen er de oorzaak van
dat Havana Zondagavond gespaard
bleef voor de uitbarsting van een
rassenopstand. De straten waren des
avonds verlaten, alleen de troepen
patrouilleerden. Zaterdag te voren
hadden in het Centraal Park te Ha
vanna duizenden jongelieden uit den
gegoeden stand tegen de negers ge
manifesteerd. Zij joegen vele negers
in de nabijheid op en hielden op hen
een formeele klopjacht. Doch een
sterke politiemacht te voet en te paard
slaagde er ten slotte in, de manife
stanten te verstrooien.
De minister van binnenlandsche za
ken van Cuba heeft in een proclama
tie een beroep gedaan op alle burgers
om de orde te helpen handhaven.
Voorts prijst deze proclamatie weder-
zijdsche verdraagzaamheid aan en be
dreigt zij rustverstoorders met zware
straf. Dit laatste is vermoedelijk het
eenige doeltreffende middel tegen deze
uitbarstingen van rassenhaat.
Het Rijk op 31 Dec. 1911
Provinciën. Mannen.
Noordbrabant 319258
Gelderland
Zuidholland
Noordholland
Zeeland
Utrecht
Friesland
Overijssel
Groningen
Drenthe
Limburg
330056
703394
552548
116921
144414
183160
198507
165110
92371
177659
Vrouwen Totaal
320249 639507
324263 654319
740473 1443867
585873 1138421
118086 235007
150546 294930
181255 364415
193234 391741
168107 333217
86190 178561
170808 348467
Totaal 2983398 3039054 6022452
Arr.Rechtbank te Middelburg.
Uitspraken van 14 Juni.
A. M., 15 jaar, zonder beroep te
St. Kruis, gedetineerd te Middelburg,
wegens diefstal, tot 9 maanden tucht
school, de eisch was 4 maanden tucht
school.
V. L. de R., 12 jaar en P. B. C.,
11 jaar, zonder beroep, beiden te Zuid-
dorpe, wegens diefstal, conform de
ken" uit. Neen neef, ik ben zooijdcl
te gelooven, dat gij mij niet voor haar
zoudt hebben laten wachten.
Het avontuur is werkelijk on
waarschijnlijk juffrouw Furondeau was
ongesteld, en haar vader verzocht mij,
voor ik naar huis ging, een dokter te
halen. En daar ik het model ben van
een klerk ben ik gegaannu ben ik
hier.
Gij moet het met Isabel maar
klaar spelen. Ik geloof, dat ik haar
hier al hoor brommen, als een on
weer, dat men niet ziet.
Maar 1 oom, wat is het hier toch
mooi op de Merlinière, riep Jan, die
niet erg bang scheen te zijn voor een
boetpredicatie van Isabella. Geen Fu
rondeau meer, geen minuten meer,
geen verzendingen, geen acten, geen
rollen, geen registratie 1 Overal het
glimlachende veld, de juichende vo
gels, de bloeiende boomen en mijn
brave oom, bloeiende van gezondheid.
De markies glimlachte om die uit
barsting van vreugde en genot, die
zijne booze droomen verjoeg.
Kijk, viooltjes 1 Hebt gij die
nog? en pinksterbloemen! Dat is
toch een slechte naam, men vindt ze
reeds in April en nog in de maand
Augustus. En uw appelboom Gij
zult geen appel hebben van 't jaar, oom
uw appelboomen zijn geen vrucht-
maar bloesemboomen. Herinnert gij
het u nog
Kind, dat gij zijt 1 zei de mar
kies, kom vlug, maar naar huis.
Welhaast waren zij voor de deur
van de Merlinièie. Jan deed haar met
vordering, ieder tot 1 maand tucht
school.
A. G., 31 jaar, werkman te Dom
burg, wegens wederspannigheid, tot
1 maand gevangenisstraf, de eisch was
2 maanden gevangenisstraf.
J. K., 21 jaar, werkman te Dom
burg, wegens wederspannigheid, tot 1
week gevangenisstraf, de eisch was 1
maand gevangenisstraf.
D. E. C. H., 43 jaar, machinist te
Koudekerke, wegens mishandeling, tot
f3 boete subs. 3 dagen hecht., de
eisch was f 10 b. s., 10 d. h.
A. V., 30 jaar, huishoudster te Vlis-
singen, wegens mishandeling, tot 1
week gevangenisstraf, de eisch was
14 dagen gevangenisstraf.
Vrijgesproken P. A. G., 36 jaar,
stationschef te Kijkuit (Axel), beklaagd
van het veroorzaken van gevaar door
stoomvermogen op een spoorweg,
waarvoor 1 week gevangenisstraf was
gevorderdC. J. van H., 31 jaar,
tramconducteur te Koudekerke, be
klaagd van diefstal, conform de vor
deringen J. K. 26 jaar, dienstbode
te Souburg, beklaagd van diefstal,
waarvoor f 18 b. s. 12 d. h. gevor
derd was.
Dc smart, een weldaad.
Toen God Adam en Eva uit het
paradijs verjoeg, gaf hij hun een
begeleider, die bestemd was hun
en hunne nakomelingen nabij te zijn
tot het einde der tyden. In de
eerste verslagenheid dachten zy er
niet aan, dezen nader te bezien
stil, met neergeslagen blik en met
tranen in de oogen gingen zij heen.
Eindelijk schonken de verstootenen
eenige opmerkzaamheid aan hun ge
leider een smartelijke trek lag op
zijn gelaat, het voorhoofd was edel,
de oogen glazend en om zijn mond
speelde een zachte glimlach. Zy
vroegen hem: „Wie zijt gij ?a en
hij antwoordde „Ik ben de smart
maar weest niet bang, de gerech
tigheid Gods heeft u uit het para
dijs verwezen, zijne barmhartigheid
zendt mij, om u de verloren schoon
heid en heerlijkheid terug te geven.
Als gij eens het hemelsch paradijs
kunt binnengaan, dan zult gij het
aan mij te danken hebben tf
Van dat oogenblik af is de ge
zant van God de trouwste begelei
der der kinderen van Adam en
overlaadt hen, maar al te veel te
gen hun wil met zijne weldaden
Gelukkig zij, die naar hem luiste
ren en hem •verstaan, die hem met
onderwerping opnemen en zijne les
sen trachten op te volgen.
Aan de wieg van het kind zit
de smart, het schrikt terug van haar
gezicht en breekt in tranen uit,
maar wat het nu nog vrees aan
jaagt, zal het eens tot een man ma
ken, als het haar weet te verstaan.
De jongeling en het meisje stor-
veel geraas open, ging den gang door,
die naar de keuken voerde, welke als
een verlenging achter het huis ge
bouwd was. Hij ging om zijn oude
vriendin Isabella te begroeten en tot
bedaren te brengen.
En ofschoon het deze bijzonder
groot genoegen deed haar kleinen Jan
terug te zien, begon zij weer als naar
gewoonte te brommen een gewoonte,
die haar een volledige heerschappij
over Baptist, den ouden knecht, had
verzekerd.
„Ha! ben je daar, zei ze, het werd
tijd ook."
Mijn goede Isabelzei Jan op
smeekenden toon.
Meer was er niet noodig om de
rimpels weg te jagen van het voor
hoofd der brave meid, die zich naar
hem toe boog.
„Beste jongen, zei ze, wij hebben
van middag rijsttaartjes. Maar zeg er
vooral niets van tegen mijnheer den
markies."
Baptitst kloo'de hout in een hoek
van de keuken. Blootshoofds sloeg
hij met een reusachtigen hamer op
een eikenstronk, die niet toegaf, ook
al zaten er reeds tien ijzeren wiggen
in. Hij bleef een oogenblik staan,
veegde zich met zijn arm het zweet
van het voorhoofd en maakte een
diepe buiging.
Dag mijnheer Jan.
Dag Baptist.
Het middagmaal duurde niet lang.
De markies kon een vroolijke uitroep
niet weerhouden, toen Isabella zege
vierend de rijsttaartjes binnen bracht
ten zi.ch in den ptroom van genoe
gens en vermaken. Men beefi hen
vermaand blijft rein en deugzaam
niets is in de oogen van God en
menschen zoo welgevallig als de op
bloeiende jeugd in volle frischheid
en onschuld. Maar zij hooren niet
naar die welmeenende woorden. Dan
komt de smart met een geheel ge
volg van ontgoochelingen en wal
ging, van afkeer, van lichaams- en
zielelijden; het verledene komt hun
dan ijdel voor, het tegenwoordige
bitter, de toekomst zonder hoop.
Maar dan keeren zij op den rech
ten weg terug, en het was nog niet
te laat. De smart is hun tot een
weldaad geworden.
„Ook ik wil rijkdom, en aanzien,"
spreekt de man zijn begeerte kent
geen grenzen, en de eerste uitkom
sten verscherpen zijn trots bij meent
alles te kunnenom zekerder en
sneller tot zijn doel te komen, on
derdrukt hij het geweten, treedt hij
de rechten van anderen met voeten,
verwaarloost hij zijne plichten jegens
God. Zijne vrouw is van denzelf
den waan bevangen, en als zij tot
inzicht komt en vermaantga niet
verder, het zal ons ongeluk bren
gen, hoort hij niet naar die waar
schuwende stem. Daar treed de
smart hem in den weg en hecht
zich aan zijn schreden als een scha
duw, zij maakt graven, waarin met
de kinderen ook alle verwachtingen
van den verblinde verdwijnen. Dat
heeft zijn hart getroffen, hij is in
zich zeiven gekeerd en een ander
menach geworden aan de smart is
hij grooten dank verschuldigd.
Een grijsaard zag den dood te
gemoet en sprak Het eenig goed,
dat mij gebleven is, bestaat hierin,
dat ik nu en dan geweend heb.
Had ik dit niet gedaan, dan was
de aarde mij alles geweest, en zij
is nietsdan had ik slechts aan
het tijdelijke gedachten het eeuwige
vergetendan was ik hardvochtig
geweest jegens den n laste, in plaats
van goed en medelijdend dan had
ik niet gestreden, mijne gebreken
niet trachten te onderdrukken en de
angst had mij bevangen, als ik voor
God's rechterstoel moest verschijnen,
Nu echter heb ik geleden en door
het lijden ben ik tot God gekomen.
Christus had de zonden der men
schen ook door een akte van liefde
alleen kunnen uitdelgen, zonder het
minste te lijden, maar hij wilde de
verlossing volbrengen door den kruis
dood hij verkoos de smart, niet de
vreugde, om zoo den menschen een
voorbeeld te geven.
en Jan van zijn kant was niet weinig
verheugd, toen de markies hem in een
•mandje de laatste kersen en de eerste
druiven aanbood.
Van tafel op staande, zei de heer
de la Hansaye tot Jan
Kom, wij zullen in de laan wat
op en neer gaan wandelen
De zon begon te dalen. In de hel
dere lucht zweefde als een lichtende
weerschijn, die zich aan de voorwer
pen scheen vast te hechten en die
hunne omtrekken verzachtte. Een zacht
windje deed zich nu en dan gevoelen,
het gras was wit van den dauw, de
duizenden geluiden van den dag be
gonnen te zwijgen en boven de ha
gen van het park aan het hemelblauw,
dat nog door geen ster verlicht was,
vertoonde zich de dunne sikkel der
maan.
Zij liepen eenigen tijd naast elkan
der voort, zonder iets te zeggen. Plot
seling stond de markies stil
„Jan, zei hij, wat beteekende die
blik van verstandhouding, die gij laatst
met dat jonge meisje wisselde
„Dat ik veel van haar houd," ant
woordde Jan.
De heer de la Hansaye had zoo'n
rechtstreeksch antwoord niet verwacht.
Hij trilde van verrassing en ingehou
den toorn.
Wat zegt hij
Dat ik veel van haar houd.
Gij, ridder Jan de Trémière
zoudt de dochter van een uitdrager
beminnen
Jawel oom, ik, tiende klerk bij
meester Furondeau, koninklijk notaris.
Wordt vervolgd. -