De Volkswil
BIJVOEGSEL
ran
van 22 Juni 1912.
4 FEUILLETON.
STEF ANIE^
De toekomst der Chemische industrie
in Nederland.
O
Dr. Alph. Steger, benoemd hoog
leeraar in de scheikundige technologie
aan de Technische Hoogeschool te
Delft, aanvaardde zijn ambt met
een rede over„De toekomst der
Chemische industrie in Nederland".
Door Hare Majesteit onze geëerbie-
dige Koningin, aldus ving spreker
aai geroepen om aan de Tech
nische Hoogeschool onderwijs te ge
ven in de Chemische Technologie,
heb ik zonder eenige aarzeling be
sloten om bij de aanvaarding van mijn
ambt te spreken over de „Toekomst
der chemische industrie in Nederland."
Immers, zoo ooit ons land de gelegen
heid heeft gehad om zich op chemi
sch industrieel gebied een eervolle
plaats te veroveren, dan is het nu.
In twee gedeelten toch van onze pro
vincie Limburg, in het zuidelijk deel
tusschen Sittard en Simpelveld en in
de z.g. Limburgsche Peel werden ver
schillende steenkolensoorten met on
afwijsbare zekerheid aangetoond, ter
wijl in den Gelderschen Achterhoek
uitgestrekte steenzout- en niet onbe
langrijke kalizoutlagen werden aange
boord.
Wat dit voor ons land beteekent
zal Spr. in dit uur aantoonen.
Spr. schetst dan eerst het ontstaan
der steenkolen in het algemeen en
hoe door de werking van de aarde
de regelmatig afgezette lagen in hun
samenhang worden verbroken, waar
door het opsporen daarvan zeer wordt
bemoeilijkt.
Het mag daarom met vaderlandschen
trots worden gezegd, dat dit werk, en
met groot succes, door onzen land
genoot Mr. W. van Waterschoot van
der Gracht is geschied.
De steenkolen worden verdeeldfin
verschillende soorten naar het gehalte
aan gas dat bij drooge destillatie
daaruit wordt verkregen. De voor
naamste soort is die der vetkolen,
omdat deze als uitgangspunt voor een
groot aantal chemische industriën kan
worden beschouwd.
Gedestilleerd in groote kamers,
cokesovens genoemd, geven zij in de
eerste plaats gas, dan ammoniak, teer
en eindelijk de harde gietcokes, die
in de hoogovens der ijzerindustrie
worden gebruikt.
Het gas wordt gedeeltelijk onder
de ovens verbrand, gedeeltelijk blijft
het als bron van warmte en kracht
overbij een cokerij die 3000 ton
kolen per dag verstookt, 450000 cbm.
—o
IV.
Gedurende het schrikbewind, het
Directoir en een gedeelte van het con
sulaat bleef de Merlinière gesloten,
en moest onder de hoede der Voor
zienigheid, die het goed uitstekend
bewaarde.
De markies Henri was eerst uit
geweken daarin volgde hij de inge
ving, die zijn vader gehad had en de
voorzichtige gewoonten van dien tijd.
Maar welhaast, het schaakspelen in
een klein grensstadje moede, wilde hij
Frankrijk terug zien. Hij trok het van
het oosten naar het westen te voet
door, ten prooi aan duizend gevaren,
nam dienst in het leger des Konings
en vocht dapper voor zijn vorst. Hij
was een flink soldaat, onvermoeid,
vroolijk van aard en de oorlog, door
de partijgangers gevoerd, vol van on
verwachte zaken, van hinderlagen, van
plotselinge overvallen beviel hem uit
stekend hij werd Chouan, zoodra er
Chouans waren en hij keerde eerst
terug, toen er geen meer waren.
„Ik zal op deze trompet blazen, had
hij meermalen gezegd, op den loop
van zijn geweer slaand, zoolang de
Angelus niet geluid zal worden."
Dat ging zoo voort tot in 1800.
In dien tijd gingen de klokken, al
thans die welke niet verbrijzeld wa-
Sommige cokerijen in Duitschland
persen dit gassurplu6 naar naburige
plaatsen, wel 60 K.M. ver. Het kan
ook onder stoomketels of in gasmo
toren worden verbrand en zoo een
goedkoope energiebron zijn voor aller
hande doeleinden.
De gietcokes, het hoofdproduct der
cokerijen gaat naar de hoogovens,
waar het met ijzerertsen en toeslag
vermengd voor de ijzerbereiding dienst
doet. Om te bewijzen dat hoogoven-
bedrijf ons wel degelijk belang kan
inboezemen, vermeldt spr. dat Rotter
dam op het oogenblik bijna 6l/2 mil-
lioen ton erts per jaar in- en weer
uitvoert en dat aan den anderen kant
in Nederland in 1910 326000 ton ijzer
werd verbruikj.
De slakken der hoogovenindustrie
worden gebruikt om plaveisel of ce
ment. van te maken, maar het meeste
wordt tot lastige bergen opgestapeld.
Het kwantum dat Duitschland in één
jaar overhoudt is voldoende om de
gemeente Delft met een 5l/2 M. hoog
bergplateau te bedekken.
Het gas dat uit de hoogovens vrij
komt, wordt gedeeltelijk gebruikt voor
het bedrijf zelf, maar 25 pCt. daarvan
blijft als goedkoope energiebron weer
over voor Duitschland en Luxemburg
vertegenwoordigt dit gassurplus een
hoeveelheid van 633000 PKU.
Hierna bespreekt Spr. in het kort
het chemisme, dat zich in den hoog
oven afspeelt en noemt dit, in ver
band met de nieuwere theorieën een
der voornaamste van de techniek.
Het ammoniak van de cokerijen
wordt, in den vorm van zwavelzure-
ammoniak als een zeer waardevolle
meststof verkocht, ën kampt als zoo
danig met 'de chilisalpeter om den
voorrang. In 1910 bedroeg voor Neder
land het verschil van in- en uitvoer
aan chilisalpeter 57,6 millioen K. G.,
vertegenwoordigende een waarde van
7,7 millioen gulden, aan zwavelzure-
amoniak resp. 7,5 millioen en 1,2 mil
lioen, terwijl nog de gasfabrieken 4
en 3/4 millioen K.G. produceerden.
Het ammoniakgehalte dat uit de
steenkolen wordt verkregen, hangt sa
men met den vochtigheidsgraad van
de kolen bij de destillatie en van de
temperatuur, terwijl ook bij de ver
gassing van bitumineuse kolen en turf
volgens Mond de stikstof der meege-
blazen lucht een rol speelt. Hierin
bevestigt de praktijk de theorie.
In verband met het buitengewoon
belang dat de industrie heeft bij am
moniak en salpeterzuur en ook om
theoretische beteekenis ervan, behan
delt Spr. de ammonaksynthese van
ren en opgesmolten, weer luiden in
hunne torens en de markies, gedeelte
lijk tevreden, dat hij niet meer op het
oorlogsveld behoefde te zijn, keerde
naar de Merlinière terug.
Zijn hart klopte in zijn borst toen
hij de laan binnentrad, welke door
geen menschenvoet betreden was in
de laatste acht jaar. Het was lente
de appelboomen bloeiden, hunne tak
ken geheel rood van de bloesems,
groeiden in elkaar boven de oude laan,
die men alleen nog kon herkennen
aan eenige steenen, welke nog niet
gansch door het mos waren bedekt
en die halverwege verscholen waren
onder allerlei planten.
De markies was welhaast aan het
einde der laan, opende een klein hekje,
dat bijna geheel dichtbegroeid was
door een grooten struik en kon een
kreet van verrassing en bewondering
niet weerhouden.
Er was geen huis meer te zien een
groote koepel van groen had alles
overdektmuren, dak, schoorsteenen,
tot zelfs het kleine met leien bedekle
klokketorentje, welks groote schel vast
gegroeid was en tot nest diende aan
een zwaluwpaar.
Toen zij de woning geheel hadden
overmeesterd hadden de wilde plan
ten de schuur en de hoeve aangeval
len en waren zelfs over de takken der
aloude noteboomen heen gekronkeld,
zoodat zij daarboven een soort van
boschje vormden in de lucht, een soort
van eerepoort, waarin des avonds 'neele
vluchten van vogels een nachtverblijf
vonden.
Haber uit Stikstof en Waters.tof en de
salpeterzuur-bereiding volgens Haus-
ser door explosie van cokerijgassen
met lucht en zuurstof.
Uit de teer worden door destillatie
verkregen, lichte-olie, middel-olie,
zware-olie, anthraceen-olie en houdt
men over pek. Dit laatste wordt met
kolengruis tot briketten verwerkt. Al
leen Rheinland en Westphalen maakte
aldus in het laatste jaar 3 a 4 hon
derdduizend ton briketten. Vermengd
met verschillend vulmatrieel wordt
het verder voor plaveisel en dakbe
dekking gebruikt.
De lichte-olie levert diverse soorten
benzol, die in hoofdzaak naar de teer-
kleurstoffabriek gaan, maar tegenwoor
dig ook, en in steeds toenemende
mate voor motoren gebruikt wordt.
De Autin en Ergin zijn uitsluitend
benzolen. Trouwens de teer zelf
wordt direct in motoren verbrand.
De middel-olie levert karbolzuur
en naphtaline. Het eerste is a!s kar-
bol voldoende bekend, het laatste is
het uitgangsproduct voor een kunst
matige bereiding van de kleurstof in
digo.
De fractie zware- en anthraceenolie
levert ook naphtaline, daarnaast het
anthraceen, de grondstof voor de ali-
zarinkleurstoffen. Intusschen een zeer
groot gedeelte dient als impregneer
middel voor houtwerk en heeft als
zoodanig in Duitschland het chloor-
zink vrijwel verdrongen.
Hierna wijdt Spr. nog wat verder
uit over de organische kleurstoffen.
Hij wijst op de geweldige sociale en
oeconomische beteekenis die deze in
dustrie voor Duitschland heeft en die
spreekt uit de volgende cijfers. Het
kapitaal waarmede deze fabrieken
werken bedraagt 90 millioen gulden,
het aantal ingenieurs en chemici 2500
resp. 900, dat van de arbeiders 25000,
terwijl aan deze laatsten 15 tot 18
millioen gulden loon per jaar wordt
uitbetaald. De omzet in 1910 bedroeg
150 millioen gulden. En van dit al
les bij ons ten lande niet alleen niets,
maar wij verloren tengevolge van den
opbloei der teerkleerstofindustrie in
Duitschland, in Nederland onze pro
ductieve meekrapteelt en in de Kolo
niën onze indigoaanplantingen nage
noeg geheel. De indigosynthese ging
wel bij stukken en brokken, maar
men kwam er toch. Een eigenlijken
ontdekker valt hiervan evenmin te noe
men als van het buskruit, dat ook
niemand heeft uitgevonden, al heeft
niemand graag, dat dit van hem wordt
gezegd.
De kleurstoffabiieken vragen ook
tal van organische produkten als ge
wone- en bijtende soda, zoutzuur,
chloor, zwavelzuur, ammoniak en
voor tal van deze is het keukenzout
het uitgangspunt, waardoor Spr. komt
op het belang van onze keukenzout-
lagen. Ook dient het keukenzout voor
de bereiding van sulfaat, dat in de
gasfabricatie een rol speelt en uit het
chloor, dat er electrolytisch uit wordt
verkregen, maakt men weer bleekpoe-
der chloraat. Maar electrolyse impli
ceert kracht en zoo komen wij weer
terug op de energiebronnen der coke
rijen en hoogovens.
Ook voor de consumptie beteekent
„Baptistriep de markies, gij zult
moeten beginnen met houthakker te
worden op de Merlinière; 'tis een
mooi bosch, maar 't is toch noodzake
lijk, dat ik in mijn eigen woning bin
nentreed. In mijn woning Baptist, dat
is daar onder. Zie je, mijn jongen,
mijn voorouders waren rijker dan ik,
en ik geloof toch niet, dat er èén zoo
rijk geweest is dat hij zijn soep zou
gekookt hebben boven takkebossen
van jasmijn en rozenhout.
Misschien wel, mijnheer de Mar
kies, zei Baptist ernstig.
Baptist was de tuinman van den
markies, een tuinman, die nooit ge
tuinierd had, die boerenknecht geweest
was en daarop soldaat in het leger
van Bonchamps. De markies en hij
hadden elkaar leeren kennen op den
dag, dat zij de Loire waren overge
trokken met de troepen der Vendee,
die geheel in wanorde waren. Zij wa
ren in dezelfde boot gesprongen, die
zoozeer met vluchtelingen was bela
den, dat het water over de kanten
heenliep. Plotseling brak een plank
en de boot zonk. Baptist zou ais
een steen naar den bodem gegaan zijn,
als hij niet de arm van den markies
had gegrepen, die een uitstekendzwem
mer was.
Deze trachtte vergeefs zich los te
maken. Baptist bleef vast houden.
Als door een wonder kregen zij den
vasten grond onder de voeten. Toen
zij tegen den kant waren opgeklou-
terd zei de markies
Gij zwemt slecht, vriendje, maar
gij hebt een paar flinke handen en
het zout voor ons land veel. De in
voer van geraffineerd zout in ons land
bedroeg in 1910 2500 ton ter waarde
van f50000, die van ruw zout ruim
114.000, ter waarde van bijna 2 mil
lioen.
Wat heeft nu ten slotte de Rijks-
opsporingsdienst van Delfstoffen ge
ëxploreerd
In Zuid-Limburg 13 millioen ton
gasvlamkolen, 50 millioen ton gasko
len, 467 millioen ton vet- of cokesko
len in de Zuidelijke Peel 770 millioen
ton vet- of cokeskolen. Dit alles als
exploitabel, dus buiten de „possible
reserve".
Keukenzout is in onuitputtelijke
hoeveelheden aangeboord bij Winters
wijk. Het steenzout bevat kalisnoeren,
die echter door spr. buiten beschou
wing zijn gelaten, omdat de exploi
tatie daarvan nog in gang is.
Daar is dus de lang gehoopte delf-
stoffenrijkdom in ons vaderland, die
ons de chemische grootindustrie kan
en moet geven.
Reeds is het Rijk voorgegaan. Bij
de vetkolenmijnen Emma en Hendrik
zijn kokerijen geprojecteerd, en wan
neer de volksvertegenwoordiging straks
de z.g. Maasconcessies ook aan de
Staatsmijnen toekent, zal in dien geest
nog worden uitgebreid. Over de Peel
is nog niets bekend.
Een zeer belangrijke factor voor
den opbloei der chemische industrie
in Zuidelijk Limburg is de bevaar
baarheid der Maas. Financieele be
zwaren zijn daarvoor niet, het kana-
liseeren van het noodzakelijkste deel
kost 6 a 7 millioen, doch de moeilijk
heden zijn van staatkundigen aard.
Intusschen onze Minister van Water
staat werkt voortdurend aan de op
lossing der kwestie. Voor het Zuide
lijk Peeigebied bestaat dit bezwaar
niet, omdat van Venlo af de Maas
voldoende bevaarbaar is.
Van groote beteekenis voor de ont
wikkeling der chemische industrie
acht spr. ook de octrooiwet, door
den tegenwoordigen Minister van
Landbouw, Handel en Nijverheid in
gediend en thans tot stand gekomen.
Maar al te dikwijls ondervond spre
ker hoe het volkomen ontbreken van
het geesteseigendom ten onzent, het
buitenland huiverig maakt ons van de
opgedane ervaring voordeel te doen
trekken, of de een of andere uitvinding
voor ons land in exploitatie te geven.
Het moet ons ten goede komen dat
wij nu zijn opgehouden gebrevetteerde
Patentrauber te zijn.
Een derde lichtpunt ziet Spreker
aan den horizon, al durft hij er haast
niet op te wijzen uit vrees dat meni
geen zijn lichtpunt een zwarte vlek
zal noemen Spreker bedoelt de Ta-
riefwet. Men houde. hem ten goede
dat hij hiermede een meening uit
spreekt, die nu eenmaal een politieke
kleur schijnt te moeten impliceeren,
al is hem nooit duidelijk geworden
welk innig verband bestaat tusschen
de kwestie „rechts" of „links" en de
kwestie, of drop per 100 K.G. met
f 1.50 invoerrechten zal worden belast.
Het komt Spr. voor dat er ook in dit
opzicht reden is tot het stellen van
een gunstige prognose voor de toe
gij zult goed met de spade weten om
te gaan denk ik. Als de vrede is ge
sloten zal ik u voor tuinier neinen.
Die belofte was gehouden en Bap
tist bewerkte op de Merlinière een
grooten tuin half moestuin en half
boomgaard, waaruit hij heel wat haalde,
dat hij in de stad kon verkoopen.
Men zag op het eerste oog, dat hij
uit een andere slreek was, wanneer
men hem 's morgens naar de stad zag
gaan met zijn groot, ernstig en glad
geschoren gezicht, zijne lange haren,
zijn blauwe oogen, onder dikke wenk
brauwen half verborgen, zijn langza-
men, zwaren gang, waarmee hij voort
schreed tusschen de ~meisjes uit het
Loiredal, die, opgeruimd en levendig
pratend, met snellen lichten pas naar
de markt schreden, waar zij hun melk
aan den man brachten. Zij hadden
hem den bijnaam gegeven van vader
Chouan. Als zij hem voorbij gingen
riepen zij hem lachend toe Goeden
morgen, vader Chouan, wat loop je
vlug van morgenDoch op dien
vroolijken en spottenden roep gaf Bap
tist maar geen antwoord alleen haalde
hij de schouders eens op en vervolgde
weder zijn weg.
De markies had op zijn verblijf ook
nog een oude dienstbode, die vroeger
bij zijn vader gediend had 't was een
uitstekende, brave ziel, vol toewijding,
die zij echter onder een barsch uiter
lijk zocht te verbergen. Zij heette
Isabella.
Omringd van die beide bedienden
en van een pachter, die voor hem
eenige bunders goeden grond bewerkte,
komst der chemische industrie in
Nederland.
Spr. spoort ten slotte aan om de
handen In elkaar te slaan om te ko
men met Nederlandsche krachten en
Nederlandsch kapitaal tot datgene wat
op nog geen uur afstand van onze
grenzen met zooveel succes geschiedt.
Hij deelt mede reeds een begin te
hebben gemaakt. Reeds vormde zich
op spreker's initiatief een kleine groep
van personen, die groote belangstel
ling toonden voor zijn voorstellen.
De aard van de zaak maakt het niet
gewenscht dat spreker thans daarover
reeds nadere mededeelingen doet, maar
spr. achtte het wel gewenscht om te
doen weten dat de spade reeds in
den grond is gestoken en hij verze
kert gaarne, dat er krachtig zal wor
den doorgegraven.
Moge de arbeid, aldus eindigde
spr., daaraan tc verrichten, door God
worden gezegend. St.
lil de stuurman op de Levenszee,
door L. M. de Boer te Hulst.
Protectieeen zeer gezochte waar,
zelfhelp is beter.
„Men gaf mij raad en goede leere",
zingt Mirza Schaffy
„Men overstroomde mij met eere
„Men zei, zoo ik wat wachten wou
„Men mij dan protegeeren zou.
„Maar bij al dat protegeeren,
„Zou ik van honger haast crepeeren,
„Toen juist een brave man er kwam,
„Die mijner zich ter harte nam.
„Die brave man gaf mij te eten,
,,'k Zal nooit en nimmer hem ver
geten.
„Ach dat ik hem niet danken kan
„Ik zelf, ik ben die brave man."
o
Pruilen- een ziekte der ziel en
de dood der eendrachtige liefde. Bij
de vrouw is het de uithongering van
de anders onverwinbare veste. Een
pruilende vrouw is een altijd lekkende
dakgoot, die eindelijk den hardsten
geduldsteen uitholt.
o
Publiek-. «en verbazend grillig
wezen, vooral ten opzichte van een
staatsman.
Alles hangt van de omstandigheden
af of het publiek den man noodig
heeft of meent noodig te hebben en
dat is een vraag, waaromtrent het pu
bliek een week te voren het met zich
zeiven nog niet eens is, en waarom
trent hel ook, wanneer het eenmaal
een besluit genomen heeft, geen maand
lang bij dezelfde meening volhardt.
De staatsman heeft slechts één be
schermer noodig, n.l. het gelukkige
oogenblik.
De gunst van het publiek is slechts
een kind van het oogenblik.
't Publiek is Jan en alleman,
Heel dom eens nu, heel wijs eens dan.
Zoo soms al een dit kwalijk duidt
Eén maakt, goddank I 't publiek niet
uit
Jan de Rijmer.
o—
Publieke opinieeen kind der
revolutievoor dien tijd heerschte de
oude, algemeene meening. De grooten
leefde zoo de markies Merlin de ia
Hansaye op de Merlinière, God dan
kend voor zijn lot en hem niets meer
vragend sedert de Koning zijn troon
had bestegen, dat wil zeggen sedert
het laatste jaar.
Hij had slechts twee hartstochten
zijn neef en oudheden. Een buffet in
renaissance stijl betooverde hem een
paar oude stoelen bracht hem in ver
rukking die overblijfselen van een
vervlogen weelde hadden een machtige
aantrekkingskracht van dien man, die
de fortuin gekend had en die, zonder
het nu juist te betreuren, toch bleef,
zooals altijd en iedereen in dit geval
verbonden aan eenige goede zaken, die
zij verschaft.
Alle weken ging de markies een
bezoek brengen aan zijn neef, en die
gelegenheid nam hij waar om de win
kels der handelaars in oudheden te
bezoeken. Behalve een tamelijk lange
afwezigheid, van hem en Baptist ge
durende de honderd dagen en waar
van Isabella nog de reden niet kende,
had de markies sedert vijftien jaar zijn
bezitting niet verlaten.
Hij leefde er zeer eenvoudig en
verdeelde zijn tijd tusschen lezen, lich
ten tuinarbeid, het gebed en zijn ar
men. De armen waren al, die er in
de omstreken te vinden waren en dat
was niet weinig na de verschrikkelijke
oorlogen van het Keizerrijk, die zoo
veel weduwen en weezen gemaakt
hadden. Ongetwijfeld gaf hij niet veel,
want hij bezat voor zich zelf maar
weinig, doch hij gaf zoo goed.
De markies had een regelmatig ge-