achten van de eerste les van het Bpek der Wijsheidheb de gerechtigheid lief, gij regeerders der aarde. (Wijs heid 1. 1.) Feitelijk erkent de Minister van Wa terstaat, door zijn toelichting op zijn wetsontwerp om ook Rijkssubsidie aan de Z.V1. TramwegMij te geven, dat wij hier op België zijn aangewe zen. Dit is een eerste stap in de goede richting, maar een halve en daarom een verkeerde stap. Want feitelijk zegt hij hierdoorkijk naar Belgie, want tot Nederland behoort ge eigenlijk niet. Maar, als we hier feitelijk niet tot Nederland behooren, dan zou de goede stap zijn te zeg gen kijk naar Belgie endat Bel gie kijkt naar de Schelde. Door dit laatste te zeggen zou de Minister komen in onze richting, doch dan zqu hij de Nederlandsche traditie verloochenen, om ZeeuwschVl. dood te houden, welk dood houden steeds lag in de lijn van de Nederlandsche politiek jegens Vlaanderen een dek sel houden op de doofpot Vlaanderen. Doch wie weetnu eenmaal de Mi nister de halve erkentenis doet, dat we eigentlijk tot Belgie behooren, nu kan over eenigen tijd komen de tweede en volledige erkentenis laat ons Vlaan deren zich laten uitbreiden naar de Schelde. Komt deze volledige erkentenis, dan, doch dan alleen, kan het ontworpen tramnet tot in Belgie worden een al gemeen èn Nederlandsch én Belgisch belang, doch zoolang deze volledige erkentenis er niet is, zeggen wij zon der vrees voor tegenspraakdat het doel van de tram is noch een alge- meen Nederlandsch noch een algemeen Belgisch of Vlaamsch belangmaar een koopmansbelang van enkele Belgische particulieren, die, mei steun van Ne derlandsch belastinggeld, willen ver minderen de bedrijfsonkosten van hun bedrijf en vermeerderen den aanvoer van de noodige grondstoffen. Men zegge nietdat door de wijzi ging van het oorspronkelijke plan, waartegen in 1908 zooveel oppositie is geweest in de Tweede Kamer, nu ook de suikerfabrieken van Sas van Gent van de tram voordeel kunnen hebben, en dat nu niet alleen de Bel gische grensfabrieken maar o o k de twee suikerfabrieken van Sas van Gent een indirecte toelage krijgen uit de openbare kassen, wij gelooven, dat het niet op den weg ligt van de Ne derlandsche regeering ter wille van de belangen van een paargroote Bel gische kapitalisten op te offeren de belangen van de visschers en schippers, die, van uit de haventjes van Hoofdplaat, Philippine, opslag plaatsen langs kanaal Gent-Neuzen, Hellegat, Ossenisse en Graauw-Paal (mr. Dieieman de heeren Lippens wil ook een tram Paal—St. Nicolaas om de beeten van Graauw en omgeving door een racordement te krijgen in hun fabriek) een goed stuk brood ver dienen in den beetentijd, den tijd waar in zij anders niet verdienen, aan de beeten geteeld in de polders aan en nabij de Schelde, de belangen van de voerlui, die de beeten vervoeren van uit de opslag plaatsen naar spoor of tram in een tijd, waarin zij anders, werkeloos zijn, de'; belangen van de Nederlandsche suikerfabrieken en dus van hun Neder landsch werkvolk die gewoon zijn de waterbeeten te ontvangen, de belangen van de gemeente Hulst, die na korten tijd zal ophouden het middelpunt te zijn van het district, en dit in een tijd, dat de Nederland sche regeering zoogenaamd den bin- nenlandschen arbeid wil bevorderen doch het vrijhandelstelsel eenigszins te veranderen door middel van een hooger tarief in een stelsel van be scherming. Dat de Minister van Waterstaat dit niet begrijpt of niet begrijpen wil, is zijn zaak, maar wij laten ons niet bedriegen, omdat wij belangeloos heb ben een hart voor de ware volks belangen, en, al moge de hartstocht verblinden, de liefde is helderziend. Het doel heiligt de middelen niet, luidde het tweede gedeelte van onze inlichting, en dit geldt reeds hiervoor, dat een goed doel niet mag worden bereikt met slechte middelen. Doch hoe moet dan worden genoemd het dienen met Nederlandsch belasting geld van het belang van een paar Belgische particulieren ten laste van algemeene Nederlandsche' belangen Voor deze vraag laten we het ant woord over aan de heeren Gedepu teerden mr. Dieleraan en Fruytier. H. A. VAN DALSUM. —o Tweede liajner. Woensdag is de zoogenaamde Bak kerswet van Minister Talma, waar mede in het bakkersbedrijf werd in gegrepen, en met voor strekking den nachtarbeid in de bakkerijen te ver bieden, door de Kamer verworpen met 49 tegen 43 stemmen. L uctor et Emergo in haar no. van 5 Juni ziet alleen het 2e artikel in ons no. van 1 Juni, heeft het le artikel niet ge zien en insinueert dan, dat we haar vraag doodzwijgen, die zij echter kan terugvinden in ons le artikel. Zij is blijkbaar eenigszins bij ziende Zij vreest, dat wij haar vraag geheel vergeten zijn. De vraag is di vraag van Ze- landia of heeft de maatschappij voor doel de Nederlandsche belan gen dienstbaar te maken aan het Belgisch particulier belang? Deze vraag van Zelandia en de lot, dien wij aan Zelandia voor haar vraag toezwaaiden, hebben Luctor aanleiding gegeven om zich met ons in te laten, deze vraag door haar in verband gebracht met de volks- gedachte omtrent de verkiezingen van 1913. Nu zegt Luctor, dat zij allang bekend is met de zaken, waarvoor wij haar inlichting gaven in ons 2e artikel, doch dat deze zaken met haar vraag niets te maken hebben Deze zaken echter zijn juist de zaken in kwestie, Zij schijnt voor deze blijkbaar niet veel te gevoelen, niets te ge voelen voor middelen, zoo met recht niet door ons maar door een collega der heeren gedeputeerden in kwestie genoemd „een moreel schandaal'. Wij komen dus terug op hare opmerking of gevoelt zij niets voor een moreel schandaal, indien het is gepleegd door partij- of coalitiege- nooten Luctor staat verbaasd, dat Zelandia maar steeds zwijgt op den lof, dien zij van de Volkswil verkreeg, en vraagt nu, of de redactie van Ze landia soms uic logeeren is, deze laatste vraag richt zij niet tot on3 maar tot Zelandia. Als Zelandia hierop wil antwoor den is zij mans genoeg om dit zelve te doen, maar wij denken, dat zij goede redenen heeft om te zwijgen, en wel de goede redendat het voor haar moeilijk is, eenmaal de waarheid gezegd, nu te zeggen d it zij niet de bedoeling had gehad om de waarheid te zeggen. Toeval of straf? o In de kwestie Kroondomein was de stelling onzer brochure Kroon domein, dat onze Koningin of de regeering namens Haar, geen wets voorstel zal kunnen doen om het pachtcontract rechtvaardiger te re gelen zoolang de rechtstoestand zoo zeer afwijkt van een rechtstoestand als heerscht bij het Kroondomein, in het bizonder bij het Kroondomein Rentambt Hulst Minister de Meester beweerde als Minister en in de Tweede Kamer, dat alle wegens die brochure ge maakte opmerkingen door hem waren weerlegd Maar kort daarop be gonnen voor het ministerie de Mees ter de moeielijkheden, die voor re sultaat hadden, dat dit ministerie haar ontslag indiende. Op het rekest om gratie aan de Koningin in de zaak van het Ambts rapport van burgemeester van Waes- berghe was ons rekest gegrond op het woord van Koningin Agamem non Het oordeel van het volk is machtig in mijn oog. De huidige Minister van Justitie deed de Koningin op dit rekest be slissen, dat Zij geen waarde hecht aan het oordeel van het volk. Maar ziet, er gebeurt wat wij toen dadelijk hadden verwacht He,t minister^ Heemskerk kwam, evenals vroeger het ministerie de Meester, kort daarop in moeielijk heden. Eerst werd verworpen het pant serschip van minister Wentbolt met gevolg, dat deze minister zijn ont slag indiende. Eu nu deze week wordt verwor pen de Bakkers, wet van minister Talma, en daarmede de eerste soci ale wet van het ministerie. Of mi nister Talma nu aftreedt of niet de verwerping is eene groote moeie- lijkheid voor het ministerie. Is het een toeval of straf, dat die moeilijkheden, voor beide ministerie juist begonnen, nadat in het eerste geval de minister had verklaard, dat de Koningin geen voorbeeld wenscht te geven in zake het pachtcon tract als een rechts- contract, en in het tweede geval de minister van Justitie de Koningin had laten verklaren, dat zij geen waarde hecht aan aan het oordeel des volks Wij constateeren alleen het feit, en dat de beide beslissingen door ons zijn uitgelokt, Het Vrije Woord voor Abonnés. NOG EENS OP VOOR DE TARIEFWET. Hoewel mijn vorig stuk goeddeels teniet doet, wat door den heer S. wordt beweerd, daargelaten de minder eer lijke insinuaties, door hen gelanceerd aan het adres van den middenstand, kom ik toch nog eens in het kort te rug op het stuk van den heer S. in de Volkswil van 25 Mei j.i. Volgens den heer S. dan is de mid denstand toch ten doode opgeschre ven, ondanks en wellicht nog spoe diger door een Tarief wet. Als oorzaak wordt dan door hem genoemd, de concentratie van de grootbedrijven, de reorganisatie van de middenstanders van voortbrengers in verkoopers of agenten voor de grootindustriën. Als goed theoreticus nu ziet den heer S. uitsluitend op het heden en wat er alzoo volgens zijn theorie in de toe komst zal gebeuren. De zaak ware echter beter gediend, indien de heer S- ook eens practisch in het verleden had gezien. Daar namelijk liggen de oorzaken van veel, wat thans anders is, dan het zou moeten wezen. Die mijn vorig stuk gelezen heeft, kan reeds raden wat ik hier bedoel. Na melijk, wanneer Nederland tijdig te genover het Buitenland repressaille- maatregelen genomen had, door het invoeren van een tarief op de goede ren van d i e landen, die de onze be lastten, het zou er thans niet zoo treu rig uitzien. De coöperatie is door mij genoemd, een middel om den middenstand op te heffen. Volgens de heer S. is juist coöperatie het middel, om hem nog verder in de klem te brengen. Zie lezer, dit bewijst zoo klaar als de dag, wie zich zooal als voorlichters willen opwerpen van het volk. Het bewijst, dat de heer S. van het practische za kenleven geen sillabe afweet. Het is toch overduidelijk, dat, wanneer de middenstand, door bescherming sterk staande tegenover het Buitenland, door concentratie en coöperatie een mach tig wapen tegenover de grootindustrie verkrijgt, daar hij, in plaats van koo- pen uit de tweede of derde hand, waartoe hij thans in de meeste geval len uit hoofde van zijn te kleine za ken en omzet gedoemd is, zal wor den Importeur. (Wellicht zag de heer S. mijn signaleeren van wat de Bos sche molenaars Hanzegilde doet, over het hoofd. Hij zij er nu nog even op opmerkzaam gemaakt). Dat er reeds zoovele coöperatieve malerijen, annex inkoopvereeniging bestaan, is een zeer veeg teeken voor den middenstand, maar toch weet ik niet goed, of met het oog op de hui dige oppositie tegen de Tariefwet het bestaan van dat teeken ons niet dank baar moet steunen. Het is ten minste nog niet zoo heel lang geleden, dat het de Boerenstand was, die kwijnde. Er waren toen vele pessimisten, die den Boerenstand als dood opgeschre ven beschouwden. Het land had geen waarde, de vruchten ervan brachten niets op, het veefokken loonde niet. Maar toen spande de regeering zich ervoor. Raffeissenbankcn, land-, bosch- en tuinbouwscholen, cursussen in paar denkennis ete. etc. plus den minde ren belastingdrukdat alles werd op gericht en tot stand gebracht. En ziet, dppr dip ongere kend nog velé andere kufrstmatig ge kweekte factoren (b.v.b. concentratie van den boerenstand in groote bon den) bloeide de boerenstand op. Hij werd een machtige organisalie en toen hij zich zijn macht bewust was, werd hij een gevaar voor andere standen. Hij zag geen evenmenschen meer naast zich, hij wilde over alles heerschen door zijn macht, de materialist. Tot zelfs de Christelijke Boerenbonden gaan aan ditzelfde euvel mank. Het is nog kort geleden zoo schoon gezegd in een groot dagbladen op een groote Katholieke vergadering. „De regeering en de Kamerleden doen niets of willen niets doen voor den middenstand." Wel mocht toen mr. Aalberse wijzen op de middenstands- enquette en op de belangstelling door de regeering thans ten opzichte van middenstandsbelangen getoond. Maar wat hebben we aan dingen, die 25 jaar of meer telaat komen. Niets im mers. Men moet zich eerst op de hoogte stellen van wat er hapert, zegt men Welja Vraag aan eiken ont wikkelden middenstander, wat de oor zaak is van de malaise in zijn vak en hij zal het u onmiddellijk zeggen, want wezenlijk, het maakt een punt van dagelijksche voortdurende studie voor hem uit. Maar overtuigt ben ik, dat het antwoordt heel anders zal lui den, dan de heer S. het zich denkt. Waarom toch zagen de voormannen in den lande zoo goed, wat er ont brak bij den arbeider, bij den boeren den groothandelaar. Het is toch on denkbaar, dat zij, toen die standen begonnen op te komen, argeloos den middenstand konden voorbijzien. Want het voordurend grooter wordend aan tal faillissementen moest er hun toch wel aan herrinneren, dat daar een groote leemte gaapte. Maar het mid del ter verbetering, hetwelk voor het grijpen lag, zij gebruikten het niet, want zij waren vrijhandelaars en dat middel was protectie. De heer S. zegge dus niet, het ligt in den ont wikkelingsgang der dingen. Ware die gang natuurlijk, a la bonheur. Maar het is een kunstmatige. De regeering legde, om andere standen als boven genoemd voort te helpen, aan den middenstand een druk op, die hij op den duur niet kon torsen. En wilt ge bewijzen, dat het den middenstand ook nog wel goed kan gaan Kom dan, mijnheer S. eens naar de grenzen. Daar zult u zien, dat luidjes, die met een personeel van 3 of 4 menschen werken, (dus vol strekt geen grootindustrieelen) optre den als leveranciers aan het buiten land, aan Holland. Het zijn mole naars, steenhouwers, klompenmakers, schoenmakers enz. enz. Het zijn in één woord, menschen, middenstanders wier standgenooten in Holland lang zaam maar zeker crepeeren. Minister Kolkman stelt deze wet voor om aan geld te komen zegt u zeker dat zegt minister Kolkman ook. Maar de minister vergist zich, waar hij denkt, dat ,de invoer door zijn ma tig of Iaat ons liever zeggen, laag ta rief niet zal verminderen. Waarom dan toch spant de Buitenlandsche pro ducent zijn agenten er zoo krachtig voor, om door pelitie's en redevoe ringen en advertentie's stemming te gen de Wet te kweeken Uit liefde voor den Hollandschen afnemer soms Och kom 1 Zie mijnheer, die lieden, die exporteurs zijn geen onderwijzers, of kantoorkrukken het zijn geen men schen, die maar raak bazelen aan de hand van een of ander vlugschriftje of courantenartikelhet zijn vooral geen vrijhandelaars maar zeer prac tische lui, aan de hand van wier mee ning men beter zou doen voort te bouwen. Waarom toch zouden an ders de Duitsche Handelskamers om maar iets te noemen, reeds hebben voorgesteld om wanneer Minister Kolk- mans ontwerp wet wordt, tegenover compensatie's onzerzijds evenredige compensatie's ten onzen gunste bij de Duitsche regeering te vragen Ik wil me tot één punt bepalen en wel de klompenmakers, wier woordvoerder F X C door u wordt bestreden. Voor op dient gezegd, dat de klompen, die in Zeeuwsch-Vlaanderen worden ge maakt, dezelfde zijn als die uit Bel gie komen en niet duurder. Zal nu de klompendragende Holiandsche ar beider nog Belgische klompen koopen, wanneer hij daarvoor 5 perc. meer moet betalen Natuurlijk nietHij koopt dan Holiandsche klompen aan denzelfden prijs als vroeger. Denk nu niet, dat zij elkander op de hout veilingen datgene zullen aandoen, het welk door u is gesignaleerd. Want grondstoffen (i e. boomen) worden immers niet belast Welnu zij gaan dan hun boomen in Belgie koopen, waar overproductie ontstaat en dus gq^dkoAP.ej prijzen, De Minister krijgt dus niét zijn 10 millioen van de in voerrechten, d. w. z. niet geheel, maar voor een groot deel van de directe belastingen, van de bedrijfsbelasting, wat hem oneindig liever moet zijn. Het zou den middenstander ten hoog ste verheugen, indien het reeds zoo ver was, dat hij om deze genoemde oorzaken het drievoud van thans moest betalen. Uw insinuatie, als zou de Neder landsche verkocper boven het bedrag van het invoerrecht nog een specifiek eigen tariefje op de prijzen leggen teekent wel zeer sterk Uw incompe tentie ter behandeling van dit vraag stuk. U moet toch weten, dat een laag tarief, als wordt voorgesteld, daar toe geen gelegenheid biedt. Geloof me, mijnheer S, hef zijn niet allemaal sardientjes U zegt het wel zeer mooiHet aantal onzer voortbrengenden neemt steeds afDit is maar ai te waar. Maar in Limburg kocht reeds een Duitsch Grootindustrieel gronden, om daarop te gaan bouwen en te gaan voortbrengen van wat hij nu uit Duitschland invoert, alt ij d wan neer de Wet er komt1 Teekenend voor uw stelling, nietwaar, mijnheer SDie Industrieel zal ter zake be kwame arbeiders medebrengen tot tijd en wijle zij hier te vinden zijn. En die arbeiders komen hier toch zeker niet voor minder loon werken, dan zij in Duitschland verdienen Zie, zoo verbeterd zich de loonstandaard van zelf. Ik schreef, daf invoerrecht op meel (Ik bedoel niet alleen bloem, maar alle mee!, hetwelk den Nederlandschen molenaar kan produceeren en welk recht helaas om onbewijsbare redenen nog niet wordt voorgesteld) den ge wonen molenaar zal beoordeelen. Mijnheer S. ik hecht meer waarde aan hetgeen een terzake kundig molenbouw kundig ingenieur in „Die Muhle" hier omtrent heeft gezegd en bewezen, dan aan al uw redeneeringen te zamen. Een coöperatieve Molenaarsvereeni- ging kan, zeg ik u, evengoed en even prijswaardig meel voortbrengen dan een bestaande fabriek Zelfs een n i g s- zins kapitaalkrachtig mole naar kan dat alleen. Alle machie- ne's zijn voor hem bereikbaar, daar gelaten dat hij zoomaar niet op stel en sprong in elk molentje die ma- chienes kan installeeren. En hier volgt weder een insinuatie. Zoolang de molenaars niet te sterk knoeien (alle middenstanders, mijn heer S). Ik wil gaarne gelooven, dat hier en daar, door nood gedreven, de middenstanders zich aan die min der eerlijke practijkcn hebben schuldig gemaakt. Echter, slechts zij, die hen zoozeer in het nauw hebben gedre ven, zijn hier te laken. En wat betreft, het dalen der prij zen door de Tariefwet tengevolge der concurrentie, welzeker, dat zal ge schieden. Daarvan ben ik overtuigd, zoowel als die bioemfabrikanten, door mij genoemd en door u over het hoofd gezien, (moedwillig die bij de regeertng petitioneerden om toch asjeblieft dat recht er maar af te la tenTen eerste zal het Buitenland zoolang mogelijk trachten meester van de markt te blijven. Maar dit zal niet lukken op den duur. Wat dan Wel, evenals na het in werking treden der Tariefwet in België de Hollanders daar molens bouwden, evenzoo zal zich dat proces dan in omgekeerde richting voltrekken. Er komt du«, om dit nog eenmaal te zeggen, concurrentie en dus dalende prijzen. Laat die mole naars elkaar vinden, zooveel zij willen, altijd blijft het Tarief (40 cent) te laag, oin met vrucht een druk te vor men. En meent u met zoo'n vluchtigen blik ineens maar den toestand der looierijen te kunnen peilen en vast stellen. Ik was 4l/2 jaar in en in de omgeving van de Langstraat en in die tijd heb ik verscheidene molenaars gekend, die hun sleenen tot het malen van schors opruimden, omdat door de slapte het scherpen en onderhouden niet meer betaald werd. En verschil lende looiers heb ik gekend, die hun verrotte kuipen uit den grond haal den om nog eenigzins bruikbare uit stopgezette bedrijven in de plaats te stellen. Een teeken van bloei Neen mijnheer S. een looierij die werkelijk rendeert, stelt voor versleten matrialen nieuwe in de plaats. De Twentsche Textielindustrie wordt ook nu nog beschermd en wel met 5% der waarde. Het is toch al te onnoozel te gaan veronderstellen, dat een nietbeschermde Industrie het nog beter zou maken dan een bescherm de. En al is het zoo, dat uithoofde der gemaakte winsten geen meerdere bescherming noodig is, moet dan die

Krantenbank Zeeland

Volkswil/Natuurrecht. Gewestelijk en Algemeen Weekblad te Hulst | 1912 | | pagina 2