Burgerlijke stand.
Mengelwerk.
ning der pachtwettenlange p.acht
die den boer vrij moet maken.
12. Voor de kleine burgerij: her
ziening der patenten; verdediging der
burgerij tegen den groothandel en de
groote maatschappijen, degelijke han
delsscholen en hoogere nijverheids
scholen.
13. Wij willen de rechtstreeksche
belasting op den alcohol en op den
verkoop er van.
14. Wij willen in de kamer de
beide talen eerbiedigd zien.
Gelijkheid en rechtveerdigheid in
alles.
Al die op dit oogenblik den on-
waardigen kamp gadeslaan dien kle
rikaal en antiklerikaal elkander leve
ren ter verovering van ministerzetels,
en die overtuigd zijn van de onwaar
heid der wederzijdsche wapenen zul
len als één man met ons strijden om
de rechtveerdigheid in de kamers te
doen eerbiedigen.
O—
Koewacht. Geboorten. 5 Mei. Mar
garita Maria, d. van Leonardus Borgt
en van Emelie van Gassen. 6 Mei.
Maria Camilla Margarita, d. van
Dominicus van Goeye en Maria
Louise Arends. 14 Mei. Renatus Ed-
mundus, z. van Hendricus de Caluwé
en van Maria Jos. Celiaert. 15 Mei.
Albertus Henricus Josephus, z. van
Petrus Picavet en van Leonia de Rech
ter. 16 Mei. Maria Eulalia Leonia, d.
van Augustus F. David en van Maria
L. Janssens.
Overlijden. 11 Mei. Eens als leven
loos aangegeven kind van het man
nelijk geslacht van Eduardus Buys en
van Maria L Rietjens.
St. Jansteen. Huwelijks-voltrekkin
gen. 3 Mei. Cyrillus Johannes van
Gassen, oud 28 j., jm, en Maria Lu-
dovica Geerts, oud 24 j., jd. Johannes
Franciscus Verlinden, oud 30 j., jm.
en Dominica Verstraeten, oud 28 j., jd.
Geboorten. 1 Mei. José Philomena
Emma, d. van Franciscus Petrus Schit
ter en van Maria Clothilde van Stuer.
8 Mei. Anna Maria Theresia, d. van
Alouisius Franciscvs van Gassen en
van Maria Ludovica van Hoeij. 9
Mei. Juüana Maria Emelie, d. van Leo
de Smet en van Rosalia Rosseel.
Overlijden. 30 April. Maria Anna
Boone, oud 17 d., d. van Alouisius
en van Maria Louisa Vergauwen.
Zuiddorpe. Huwelijks-aangiften. 11
Mei. Alphons de Keijzer (van Stekent),
oud 35 j., weduwn. van Eugenia Maria
de Roos en Maria Augusta IJsebaert,
oud 34 j., wed. van Augustus Bernar-
dus Aerts.
Huwelijks-voltrek 1 Mei. Petrus
Josephus de Block, 30 j., jm. en Cora-
lie Maria van der Jeugt, oud 31 j., jd.
Overlijden. 10 Mei. Nathalia van
Pottelberghe, oud 31 echtg. van Aloy-
de Moor.
Westdorpe. Huwelijks-aangitten. 7
Mei. Jerome Dhert, oud 39 j.: jm. en
Maria Cornelia van der Bulck, oud
32 j., jd.
Huwelijks-voltrekkingen. 2 Mei.
Achillus Govaert, oud 31 j., jm. en
luid, met een trotsch en vastbesloten
gebaar
„Wat kost deze spiegel
Niemand antwoordde hem, maar
een stem, die uit den duistersten hoek
scheen voor te komen, riep
Stefanio
Een jong meisje verscheen, zij was
als een lichtstaal in- de duistere kamer.
Toen de grijsaard deze prachtige
verschijning bemerkte, die, in rouw
gewaad naar hem toekwam, bleek als
een Italiaansche adellijke dametoen
hij die zwarte oogen zag, waaruit een
zachte en hooghartige droefheid hen?
tegenstraalde, toen die witte en wel
gemaakte hand zich op een ebben
houten tafel legde, wierp hij onwille
keurig een blik op zijn kanten bef
om zich te overtuigen, dat hij recht
zat en op zijn jas, waarvan hij het
stof afsloeg, en toen het jonge meisje
hem eenvoudig zeide „Wat wilt gij,
mijnheer?" kon hij niet nalaten on
willekeurig het hoofd te bulge". Tot
wien was deze groet gericht Aan de
schoonheid aan de jeugd aan een
of ander onbekend ongeluk of ver
driet, dat de grijsaard evenwel raad
de Hij wist het zelf nietsoms be
wijst men eer zonder te weten waar
om.
Ik zou graag weten mejuffrouw,
hoeveel die spiegel kost.
Een echte Venetiaansche, mijn
heer, zoo heeft mijn vader mij meer
malen verzekerdzie eens hoe zuiver
hij is
En zij liet het heldere glas heen en
weer gaan het prachtstukje werd voor
Leonie Leonarda Ysebaart (van Axel),
oud 27 j., jd. 7 Mei. Charles Louis
van Hecke, oud 32 j., jm. en Maria
Louisa Ingels, oud 28 j., jd. Theodu-
lus Lammens, oud 36 j., jin. en Louisa
van Vooren, oun 25 j., jd. 9 Mei.
Camille Allonsius (van Wachtebeke),
oud 21 j., jm. en Emma Talboom,
oud 20 j., jd.
Clinge. Huwelijks-voltrekkingen. 1
Mei' Franciscus Reunis, oud 21 j.,jm.
en Celestine Maria de Cock, oud 26
jd. jd. 15 Mei. Camillus Ferket (van
St. Jansteen), oud 30 j., jm. en Eulalia
Maria Cammaert, oud 28 j., jd.
Geboorten. 3 Mei. 3 Alfons, z. van
Franciscus Warrens en van Anna
Maria Thiron. Augustinus, z. van Pe
trus Joannes van Overloop en van
Martha Florentina van Puyvelde. 7
Mei. Petrus Josephus, z. van Prosper
Rogiers en van Maria Stephania van
Roeyen. 11 Mei. Leopoldus Eugenius
Louis, z. van Jozef Constant Janssens
en van Maria Delphina de Rijck. 12
Mei. Juliana, d. van van Petrus Voet
en van Dina Maria Jacobs. Irma Maria,
d. van Theophilis Ludovicus Pauwels
en van Maria Julia van den Bergh.
Overlijden. 14 Mei. Maria Baert,
oud 73 j., echtg. van Franciscus de
Paepe.
Honteuisse. Huwelijks-aangiften. 3
Mei. Guljaam de Jonge, oud 28 j.,
jm. Adriana Dieleman, oud 24 j., jd.
Josephus Giele, oud 25 j., jm. en
Philomena Frederica de Silva, oud 26
jd.
Huwelijks-voltrek. 4 Mei. Augustinus
Cornelis de Koek, oud 27 j., jm. en
Clarisse Freijser, oud 22 j., jd. 7 Mei.
Petrus Dominicus Neve, oud 29 j.,
jm. en Maria Johanna Verdurmen, oud
22 j., jd. 11 Mei. Petrus Cornelis
Geensen, oud 44 j., jm. en Maria Anna
Sarneel, oud 38 j., jd.
Geboorten. 3 Mei. Madelaine Jeanette,
d. van Willem van Waterschoot en
van Anna Maria Bun. Cornelia Maria,
d. van Adrianus Cornelis van den
Berghe en van Mathilde Leenknegt. 4
Mei. Joseph Adreas Jacobus, z. van
Honoré de Rijck en van Anna Maria
Dankaert. 5 Mei. Rosalia, d. van
Alouisius van Geertruij en van Natha
lia van der Poel. 8 Mei Elisabeth, d.
van Petrus Asselman en van Maria
Coleta van der Hooft. 11 Mei. Alphhons
Henri Joseph, d. van Edmund Petrus
Ducheine en van Christina Maria van
Wolffelaar. 12 Mei. Petrus Judocus
Maria, d. van Francies Judocus Tiele-
man en van Elisabeth Johanna Linders.
Overlijden. 2 Mei. Emma Cornelia
Baart, oud 1 j., d. van Johannes en
van Cornelia Mangus. 8 Mei. Een
als levenloos aangegeven kind van
het mannelijk geslacht van Johannes
Henricus Kouijzer en van Johanna
Maria Meersschaart. 11 Mei. Willem
van Waterschoot, oud 32 j., echtg.
van Anna Maria Bun.
Heb je het wild geteld, Ivan
den liefhebber nu onweerstaanbaar.
„Het kost honderd francs," zeide
zij.
Op dat zelfde oogedblik keek het
blond hoofd van een jongmensch door
het venster. Hij was zichtbaar ver
rukt en zijn blik scheen te willen
zeggen
„Honderd francs! ik zou er duizend
geven als ik ze had!"
Honderd franks, zei de grijsaard
ik weet het, 't is zooveel wel waard,
maar 't zou een dwaasheid zijn. Neen
juffrouw, dat kunnen andere en ge
lukkiger mensclien er alleen aan be
steden.
Hij wilde heengaan, toen de oud-
heidhandelaar, die tot heden stom en
stil voor zich had gekeken, achter uit
zijn schuilhoek opstond, naar voren
kwam tot bij het jonge meisje, en
zonder den ouden man aan te zien,
zeide
Mijnheer de markies, dit is voor
u een eenige gelegenheid. Deze spie
gel heeft mevrouw de la Tremblaye
gevolgd in hare gevangenis, onder de
groote revolutieDe datum is er
van achter nog op.
De grijsaard verbleekte en hield
zich aan de tafel vast om niet te val
len, terwijl het jonge meisje het hoofd
liet hangen, geroerd door de hevige
smart van den markies.
Gij meent dat die spiegel aan
mijn zuster toebehoorde, en dat zij
hem had meegenomen
Ik ben er zeker van, zei de oude
koopman, haastig zijn schuilhoek weer
opzoekend en er kan misschien nie-
Ja, yader. Er zijn vijf eenden,
twee talingen en een otter.
Mooi, die eenden en talingen
zijn wel drie roebel, waard. Voor
den otter zal de ouwe Imachof wel
veel geld geven, denk ik, want ik heb
zelden zoo'n mooie huid gezien. Zie
jongen, daar kunnen we weer brood
voor moeder en de broertjes voor
koopendezen keer hoeven zij nog
niet van honger te sterven.
legor, de oude jager, raapte den
buit op en begaf zich naar de slede.
Het vak is zwaar, zei hij tot
zijn zoon, als wij niets hadden, dan
die berkenbezems, die moeder maakt,
zouden er dagen komen, waarop we
de sneeuw zouden moeten omkrabben,
zooals de elanden doen, als het bosch
bevroren isMaar zoolang vader
nog goed bij been is en flinke oogen
in z'n hoofd heeft, zal het wel gaan.
De jager wikkelde zijn jongen als
een pakje in een schapenhuid. Toen
sloeg hij zijn wijden chouta om zich
heen en greep de teugels. Hij kon
haast niet spreken, zoo hoog had hij
den kraag van zijn jas opgezet.
Even raakte hij het paard met de
zweep aan. Zij begonnen hun tocht
door de steppe, waarover de avond
begon te vallen.
Ivan ziet de sneeuw achter de slede
opdwarrelen. Heel wat wersten zul
len ze moeten afleggen, voordat ze de
hut bereikt hebben.
Ivan vindt het heerlijk, die dolle rit
door de steppe, als het nacht is, en
alles buiten zoo stil.
Hij sluimert, door de slede zacht
gewiegeld. Hij droomt dat hij een
vogel is en dwars door de verlaten
uitgestrektheid voorvliegt.
Daar in de verte onder die roode
streep die den hoiizon begrenst, stijgt
de dampige mist op.
Uren zullen ze nog moeten voort
gaan.... als ze thuis komen staat de
maan hoog aan den hemel. Eens
klaps, komende uit de donkere, ge
heimzinnige diepten van het woud,
klinkt een doffe, wanhopige klacht.
Het paard hinnikt en versnelt zijn
vaart. Ivan huivert en leunt tegen den
rug van zijn vader.
Welnu, wat is er? Ben je bang
Ivan Dat is nog wel de zoon van
'n jager. Een jongen, die bang is
voor een huilenden wolf. Ivan ant
woordt niet.
Opnieuw kiinkt het droefgeestig ge
klaag.
Vader, zegt het kind eensklaps,
ik zie ze, daar zijn ze al.
Ik kan me niet omkeeren
zijn er veel
Jaze hebben ons spoor ge
volgdd'r komen er nog meer
Laat ze komen als ze erpleizier
in hebben. Wees maar niet bang hoor,
Ivan.
De slede schiet als een pijl voor
uit, door de onmetelijke vlakte.
Daarachter hollen de wolven in ge
sloten gelederen.
Kijk eens aan, nou wodrt het
meenensharder paardje, har
der
Uit een boschje links komt een an
dere troep wolven. Ivan ziet al hun
mand verzekerder van zijn dan ik,
voegde hij er zachtjes grinnekend bij.
De grijsaard greep haastig den spie
gel, draaide hem om en las op de
achterzijde, met een speld of de punt
van een pennemes de volgende woor
den gekrast: „18 pluviose, jaar, II.
Vaarwel
Twee groote tranen welden hem op
in de oogenzonder een woord te
zeggen wierp hij vijf goudstukken of
tafel en vertrok.
Toen hij de beide treden van den
winkel afstapte, bevond hij 'zich vlak
tegenover een jongmensch, die mis
schien twintig jaar oud kan geweest
zijn.
Zijt hij het, Jan Hebt gij een
goeden week gehad Is de notaris
over u tevreden
Ja wel oom, zei Jan, daarbij den
ouden man aanziend.
Maar wat is dat vroeg hij, gij
schreit't is anders toch een mooien
spiegel en gij hebt al zoo lang ver
langd hem te bezitten.
'tZou een heiligschennis ge
weest zijn als hij aan iemand anders
dan mij had toebehoord, antwoordde
de markies. Ik heb er veel trek in
gehad, dat is zoonu houd ik eivan
als van een relekwie. Ik zal u dat
vertellen, Zie je, neef, wij oude men-
schen vinden dikwijls reden om te
weenen, waar wij gelegenheid dach
ten te vinden ons te verheugen. Kom,
jan voegde hij erbij, den jongen man
op den schouder kloppend. Gij komt
Zaterdag op Merlinière eten
bloedige muilendan haait de jager
plotseling naar rechts uit.
De wolven schieten vooruit, de twee
groepen stooten op elkander en eenige
seconden kan men niets hooren dan
het woedende geblaf der met elkaar
vechtende dieren.
Het is nu nacht geworden.
Onder den donkeren hemel strekt
de onmetelijke steppe zich uit. De
maan verschuift zich achter de voort
jagende wolken, af en toe werpen
hare stralen fantatische schaduwen op
de sneeuw. De wind is opgestogen.
Ook hij huilt net als de wolven, die
gestadig, als kennen ze geen vermoeie
nis, voortgaloppeeren.
Vader.... we zijn verloren
Wat zeg je Ik versta je niet
Kom wat dichter bij
We zijn verloren, zeg ik! De
linker legger van de slee is gebro
ken
Waarachtig?.... harder paardje,
harder
Vader, ze komen dichter bij.
Neem je bijl, die onder het dek
ligt... als een wolf naar je bijt, sla je
er op los
Ik kan me niet meer verdedigen...
ze komen met heele troepen tegelijk
op me af
Luister... neem een van de een
den en gooi hem weg....
Het gehuil overstemt Ivan's ant
woord. De heele troep heeft zich op
de nietige prooi gestort. Geen wolf
denkt er nog aan, de slede te ver
volgen.
Vader we hebben veel op hem
op hem gewonnen.... daar zijn ze al
weer.
Goed, goedWe zullen ons
wel weten te redden. Kom bij me.
Ivan, luister, alles wat er in de slede
ligt, zou je stuk voor stuk weg, alles
hoor jeDulvelsche beesten! Toch
zullen we ze ontkomen We komen
wel veilig thuis hoor
Ivan gehoorzaamt. Telkens als de
wolven naderbij komen, gooit hij
een deel van den buit weg. Zij blij
ven stilstaanZe vechten.... rood
bloed kleurt de sneeuw en als de
laatste beet verslonden is.... dan
vervolgen zij hun slachtoffers
Het paard raakt opHet is |uitge-
putDichte damp slaat uit zijn neus
gaten. Zijn flanken zijn met schuim
bedekthet is nog zoo veraan
den horizon is nog geen lichtje zicht
baar.
Harder paardje, harder.... Ivan,
heb je nog niets, om weg te gooien?
Alleen den otter nog maar
Gooi 'm weg gauw Wat doen
ze nu
Ze winnen op ons vader... help
vader help
De wolven komen al nader en na
der. Ze omringen paard en slede.
Het zal gauw gedaan zijn. De stout-
moedigsten zullen het paard naar de
keel dringen. De strijd is gauw be
slecht... een korte hevige worsteling...
dan een troep hongerige ruige dieren,
die stukken bloedend vleesch vaneen
scheuren.
Ivan
Vader
Omhels me m'n jongen... 't is
II.
jan de Trémière was de eenige zoon
van een edelman uit Limousin, een
verre bloedverwant der markiezen
Merlin de Ia Hansaye. Zijn vader,
ridder Hugo de Trémière had eenigen
tijd in het leger gediend. Hij was ka
pitein in het regiment Royal Auver-
gne, toen een ziekte zijn leven in ge
vaar bracht en hem zoodanig ver
zwakte, dat hij zich uit den dienst
moest terugtrekken.
De eerste jaren van zijn buiten dienst
zijn waren gelukkig, hij leefde vreedzaam
op zijn landgoed van Beynac, van verre
de politiek volgende en eene vertaling
van Pharsalus voortzettend, die hij
reeds op de Cadettenschool was be
gonnen. Toen de groote omwente
ling uitbrak meende hij wel op zijn
vaderlijk erfgoed te kunnen blijven
wonen. Waarom zou men hem ver
ontrust hebben Zijn voorouders en
hij waren bekend door de weldaden,
die zij aan het land bewezen hij was
altijd zachtzinnig en vriendelijk ge
weest met zijn pachters en had in uit
stekende verstandhouding geleefd met
zijn buren de eerlijke man meende
dus geen enkelen vijand te hebben.
Hij had gelijkmaar de storm van
wilden haat, die over het ongeluk
kige land gierde, kende noch vrien
den noch vijanden, doch slechts kel
ders, die geplunderd, kasteelen, die
gesloopt en bloed, dat vergoten kon
worden. In zijne omgeving werden
de hartstochten spoedig warm en de
gauw voorbij, we zullen niet lang lij
den.
Ivan snikt. Oorverdoovend is het
gehuil van de vervolgers, die weldra
hun moordenaars zullen zijn. Zij voe
len hun overwinning die nabij is
Het lichthet licht van onze
hut...
Ivan heeft zich omgedraaid... Heel
in de verte ziet hij een lichtpuntje
glinsteren. Helaas.... 't is nog veel te
ver. Zij zullen er nooit komen.... er
is geen hoop meer....
M'n vrouw, m,n arme kinderen,
wat moet er van hen worden
Ivan huivert. Wat moet er van hen
worden Als vader niet meer is, moe
ten ze dan van honger sterven.... de
wolven zullen wel veel slachtoffers
maken O, als Ivan maar de kracht
had om hem te verdedigen en te red
denAls hij als hij dat eens kon!...
Als hij zijn leven kon geven, als hij...
zijn vader.
Jankend gehuil stijgt plotseling op.
Een der wolven is door het paard
omvergetrapt, de muilen openen zich,
het zal gauw zijn afgeloopen.)
Harder paardje.... harder 1"
lvan denkt na. Als hij zijn leven
eens.... kon geven... Plotseling krijgt
hij een ingeving. Dat hij daar nog
niet aan gedacht had 1 Maar... 't zoo
verschrikkelijk.
Hij mag niet langer aarzelen.
Vader... ik weet nog wat... om
hun toe te gooien.
Gauw dan... haast jeDat kan
ons misschien nog redden!
't Is zoo vreeselijk... O, 't is zoo
ontzettendDie sterke kaken.... die
akelige geluiden.... En die tanden, de
beten van die scherp gepunte tanden,
die hem van een zullen scheuren
Wat zal hij 'n pijn hebben 1... Nooit,
nooit zal hij de broertjes meer terug
zien, nooit nooit meer, z'n lieve moe
dertje
Gooi dan toch mijn zoon Voor
uit dan... of we zijn verloren
Ja, hij moest zijn vader redden, zich
opofferen voor 't welzijn van de an
deren „Dag.... vader 1 dag moeder...
dag kleintjes
Gooi dan toch weg, jongen
Ivan buigt zich over den rand der
slede... hij Iaat zijne handen los... dan
klinkt een doffe val 1
Een nameloos gehuil stijgt op
Een gehuil van duivelsche vreugde,
van haat... van overwinning...
Het paard spant zijn laatste krach
ten in.
De wolven hebben de vervolging
opgegeven. Iegor heeft den val ge
hoord en hij begrijpt dat hij gered is.
Na een groot kwartier, zal hij de hut
bereikt hebben.
Hij lacht in zijn baard'n kranige
jongen is die zoon toch L. Dat hij
nou juist nog iets vinden moest, waar
door ze van ons 't lijf blijven! Na
't laatste oogenblik zijn we ze ont
snapt
Wat zal moeder lachen als ik 't
haar vertel... Zacht wat paardje... zacht
wat't Gevaar is voorbij hoor... we
zijn er dadelijk
Daar ginds, beschenen door 't heldere
maanlicht, betwisten de wolven elkan
der een bloedige vormlooze prooi....
zeden werden hevig en opgewonden.
Doodsbedreigingen werden bij ver
schillende gelegenheden geslingerd te
gen hem en zijn vrouw. De kapitein
zag zich dan ook genoodzaakt het
land te verlaten. Het was reeds op
het einde van 1791 en het werd moei
lijk de grens over te komen. Niet
zonder moeite en gevaren wist onze
edelman dan ook Lausanne te berei-
kan aan den oever van het meer van
Constanz. Eenige jaren later schonk
mevrouw de Trémière in die stad te
midden van den moeilijken strijd om
het bestaan, aan een zoon het leven.
De^vreugde dier gebeurtenis was even
wel voor beide bannelingen niet van
langen duur. De heer de Trémière,
wiens gezondheid sedert lang ernstig
was geschokt, overleed in de maand
Juni 1795. De kleine Jan was toen
zes maanden oud.
Mevrouw de Trémière, die als we
duwe zonder middelen van bestaan
achterbleef, spreidde een bovenmen-
schelijken moed ten toon in hare
moederlijke opoffering. Men zag die
vrouw, gewend aan alle genietingen
van het leven op een welingericht
kasteel gedurende tien jaren dag op
dag strijd voeren tegen de armoede,
zonder ook maar den moed te ver
liezen of te klagen over haar moeilijk
lot.
Wordt vervolgd