Rechtzaken. Itampen. De onweersbuien van het mensche- lijk leven. Zoo heeft ieder leven zijn zware slagen, gelijk iedere zomer zijne onweders heeften hoe schooner de zomer is, des te zwaarder donderen enkele onweders over de aarde. Maar al die rampen en ongelukken zijn de specerijen, waardoor een men- schenleven gekruid wordt. Niet zel den ook gelijken ze op het scherp snijdende ploegijzer, dat de aarde be reidt om het weldadige koorn te ont vangen of op den zwaardslag waarmee men tot ridder geslagen wordt, in dezen tot ridder in den al- gemeenen levensstrijd. Ja, evenals de boom besmet wordt door zijn eigen gebroken takken en afgevallen bladeren en zoo zich ver der ontwikkelt mede uit zijn eigen afval, zoo rijpt 's menschen geest uit zijne verbrokene verwachtingen en vaak lang verdorde genegenheden. Ge wis de wet van het gansche Heelal is ook de wet onzer menschelijkheid leven uit den dood; schoon heid uit afval. „O Gij, die voor een wijl door rampen wordt geteisterd-, zoo zingt C. van Lennep „Schoon steeds de Godheid op u staarde als op haar kroost „Die hier in vreemdlingschap, als pelgrims reist of pleistert, „Ook gij gij zijt onsterflijk zijt getróóst „Vreest, daarom, bid ik u, niet voor „hetgeen de Godheid als een prikkel „tot opscherping onzer gemoederen „bezigt", schrijft Seneca. „Ramp is „gelegenheid tot deugd. Noem vrij „wat liever hen ongelukkig, die onder „een al te grooten voorspoed verkwij nen die door een vadsige rust, „evenals door een windstilte op zee, „teruggehouden worden. Wat hun ook „mag overkomen, het zal hun bitter „zijnwant rampen treffen den „daarin onbeproefden eens zoo sterk; het juk knelt een teederen hals „met verdubbelde pijn. „De nieuweling in den dienst ver bleekt op het zien van een wonde de oude krijgsman ziet zijn bloed „onbeschroomd vloeien hij weet im- „mers dat hij de zege menigmaal door „wonden gekocht heeftGod hardt, „ondertast en beproeft dus degenen, „die Hij liefheeft, wien Hij zijne goed keuring schenkt- (Hebr. 12 6. „Dien de Heer liefheeft kastijdt Hij en „Hij tuchtigt een iegelijken zoon dien „Hij aanneemt,) terwijl Hij de zulken, „die Hij schijnt te sparen en alles in „te willigen, als weekhartigen zal tref- „fen. Want denk niet, dat iemand van „het gewone lot is uitgezonderdook „die zoo lang gelukkige zal eenmaal „zijn beurt krijgen. Uitstel is geen af- „stel. „Waarom bezoekt God dan ook de „besten wel met ziekelijkheid of an- „dere gebreken Waarom worden in „het leger ook aan de dappersten de „gevaarlijkste posten toevertrouwd „Om den vijand 's nachts te overrom pelen, een sterken post te winnen, „zendt de veldheer immers de uitge- „lezensten af „En echter zegt niemand, die daar- „toe bestemd is„de generaal heeft „„mij ondienst gedaan," maarwel: „„hij denkt gunstig- over mij-. Wel- „nu datzelfde mogen zij zeggen, die „dulden moeten, wat vreesachtigen en „lafhartigen stof tot klagen oplevert. „Wij zijn door God waardig geoor deeld, om in ons zeiven te onder pinden, hoeveel de menschelijke na- „tuur kan doorstaan. „Voeg hierbij, dat het ten algemee- „nen nutte dient, dat de braafste men- „schen, om zoo te zeggen, een strijd „en worstelling door te staan hebben. „God wil, wat een wijs man door „zijn voorbeeld ook doet, toonen, hoe „weinig datgene, wat in het algemeen „nagejaagd of vermeden wordt, wezen- Jij k goed of kwaad is.- „De rampen worden groot door „onze zwakheid ;- heeft een wijze der oudheid gezegd. En waarlijk zoo het is. Zij over stelpen ons, wanneer zij ons onver wacht overvallen, en wij er ons niet tegen gewapend hebben. Zij komen ons verschrikkelijk voor, wanneer onze verbeelding ze heeft vergroot. Maar och de meesten harer doornen verdwijnen voor het oog des wijzen, die er zich op heeft voorbereid, en die ze van verre met den passer der vrede heeft afgemeten. (UitDe Stuurman op de Levens zee, door L. M. de Boer te Hulst). De zaak L Herman. (Zooals men zich herinnert, was de 71-jarige L. Herman te Hulst door den gemeenteveldwachter Cortvriendt van Hulst op den avond vari 27 November 1911 na mishandeling vlak voor zijn eigen huis in het cachot gebracht en had deze veldwachter tegen Herman een procesverbaal opgemaakt van dron kenschap. De Kantonrechter van Hulst had op het getuigenis van 2 personen, Cortvriendt en A. van der Walle het feit van dronkenschap aangenomen ondanks de tegenstrijdige verklaringen van tien getuigen, van welker getui genis dezer tien hij in zijn vonnis zelfs met geen woord melding maakte en daarop Herman veroordeeld tot f 1 boete. Het vonnis van den Kanton rechter van Hulst is toen door den Hoogen Raad vernietigd, die de zaak verwees naar de Rechtbank van Mid delburg. En voor deze Rechtbank kwam de zaak nu opnieuw voor op Vrijdag 24 Mei 1912. Van de behan deling dezer zaak voor de Rechtbank geven we nu het volgende verslag). Beklaagde L. Herman werd bijge- gestaan door rar. J. Adriaanse te Mid delburg. Op de vraag van den President antwoordt Herman, dat hij niet dronken is geweest. Er worden gehoord zeven getuigen, allen gedagvaard van wege den Officier van Justitie. 1. A. A. van de Walle, timmerman en herbergier te Hulst Herman kwam op 27 November in zijn herberg ongeveer om 6 uur en vertrok om ongeveer kwartier vóór acht. Toen hij kwam was hij heel ge woon, had blijkbaar niets gebruikt, gebruikte bij hem 4 borrels brandewijn a 5 cent per glas. Als hij vertrok was hij nog heel gewoon, niet onder den invloed. Herman kan best 4 borrels gebruiken. Toen hij om ongeveer half tien langs de herberg van Koolegem ging hoorde hij daar lawaai, en uit de stem herkende hij Herman, en uit deze stem maakte hij op dat Herman dron ken was. Hij heeft H. echter niet ge zien. Hij zegt, dat H. wel meer dron ken is. BeklaagdeIk heb geen 4 maar 3 borreltjes gedronken, en was niet dron ken. Heb, weggegaan van van de Walle klompen gekocht en ben daarna naar Koolegem gegaan. Verdediger: Deze getuige zegt dat hij brandewijn heeft geschonken, maar hij heeft geen vergunning, en vraagt of er na zijne getuigenis op het kan tongerecht te Hulst een onderzoek is ingesteld in zijn herberg, en of er toen sterke drank in zijn huis gevon den is. (Deze vraag wordt niet beant woord). 2. Judocus Koolegem, herbergier te Hulst. H. is ongeveer 8 uur in zijn her berg gekomen en was heel gewoon, nuchter, en is gebleven tot na taptoe, dat is rond half elf. Heeft 2 halve fleschjes Javabier gebruikt. Hij was niet dronken toen hij weg- ging. Op vraag van verdedigerH. is vertrokken met klompen onder den arm en stak nog eerst zijn pijp op. 3. Sophia Bruijns, echtgenoote van J. Koolegem. H. is om 8 uur gekomen, was niet onder den invloed van sterken drank. Hij heeft gekaart en zitten praten en is niet luidruchtig geweest. Hij ge bruikte 2 halve fleschjes bier, anders niets. Is heel gewoon weggegaan zoo als hij gekomen was. Hij komt wel meer in haar herberg. Zij weet niet of H. wel eens een borrel drinkt. Hij vertrok met Verwer. 4. Edm. Doffemont te Hulst. Is bij Koolegem geweest, weet niet hoe laat. H. zat toen te kaarten, zag niet of en wat hij dronk, hij was heel kalm. 5. P. C. Verwer, bakker te Hulst. Is ongeveer 10 uur bij Koolegem gekomen. H. zat te praten en had voor zich een glas bier. Hij was heel gewoon. Is gebleven tot na taptoe, is toen met H. medegegaan tot zijn eigen huis. H. liep op straat heel gewoon en hij bemerkte niets aan hem. Na zijne woning ging H. alleen ver der, en deze woont een 300 M. van hem af. H. was absoluut niet dron ken. 6. E. Cortvriendt, gemeenteveld wachter, Hulst. Hij blijft bij zijn procesverbaal dat H. dronken was. Heeft dit om on geveer half twaalf aan hem opgemerkt, toen H. voor zijn huis was. Hij maakte lawaai. Merkte het dronken zijn op aan den waggelenden gang en dat hij liep te schreeuwen. President tot Cortvriendide buur vrouw heeft verklaard dat H. kalm thuis kwam. En Herman op vraag van PresidentIk ben vanaf Verwer recht door naar huis gegaan. Als Cortvriendt mij pakte kan |het geen half twaalf zijn geweest, want toen zat ik reeds in het gevang. Ik heb geen herberg nieer bezocht. Getuige Cortvriendt volhardt bij zijne verklaring van dronken zijn om half twaalf. Cortvriendtop vraag van verdedi ger Hij weet niet, dat H. heeft ge zegd, onder het naar het gevang bren gen, breng mij liever naar den dokter. 7. P. Smit, kleermaker te Hulst. Was ongeveer 11 uur op deVisch- markt, in elk geval vóór half twaalf. Heeft C. en H. niet zien aankomen. Heeft wel 2 mannen gezien voor het huis van H. maar kon niet zien wie het waren. Zag dit eerst, toen beiden de Vischmarkt passeerden. Heeft H. hooren zeggen, breng mij liever naar den dokter en anders naar de mare chaussee dan kunnen die zien dat ik niet dronken ben. Substituut officier van Justitie: De handelwijze van den veldwachter keur ik niet goed. Ik wil niet beslissen of beklaagde al of niet nuchter was, maar nu zooveel getuigen verklaren, dat hij niet dronken is geweest zal dit wel zoo zijn, en vraagt daarom vrijspraak. Verdediger mr. Adriaanse. Het gaat hier in deze zaak niet over een stoffelijk belang, van boete, want de kosten die beklaagde heeft gemaakt in deze zaak zijn grooter dan het stof felijk belang, maar om een zaak van recht. Bek!, is gegriefd door de be schuldiging van dronkenschap, ge griefd door de veroordeeling. Deze zaak heeft een diepen achter grond. Bij beklaagde, bij het publiek en bij verdediger is een indruk, dat bij sommige autoriteiten in kleine plaatsen niet altijd goed en onpartij dig wordt geoordeeld, en dat deze zaak niet zou zijn gekomen, als er niet een partijstrijd achter zat. Het is met veel sympathie, dat ver dediger hier voor bekl. optreedt, om dat hij persoonlijk overtuigd is van zijn onschuld, omdat hij hem reeds een 20 jaar kent, en deze zijne over tuiging is bevestigd door de getui gen. Verdediger vraagt of bet vonnis van den Kantonrechter voldoening kan geven aan het rechtsgevoel, waar bekl. met 10 getuigen kwam, en dat men had mogen verv/achten, dat de Kan tonrechter de verklaringen dezer ge tuigen nauwgezet zou hebben over wogen. Beklaagde was moedeloos tpen hij toch veroordeeld werd en hij heeft hem moeten overhalen om cassatie aan te teekenen. Ieder onbevoordeelde moet een vreem den indruk krijgen van de veroordee ling door den kantonrechter. Volgens het procesverbaal van den veldwachter bleek de dronkenschap uit zwaaienden gang, schreeuwen en riekende naar sterken drank, was hij door het luide schreeuwen op bekl. opmeikzaam gemaakt. Die omschrij ving van het procesverbaal is een ste reotiepe uitdrukking, en dronkenschap moet volgens Hoogen Raad duidelijk waarneembaar zijn. Men mag en moet aannemen, dat H. van af Verwer recht door naar huis is gegaan, en bij Verwer man keerde hem nog niets, was van dron kenschap niets te bespeuren. Het is waar, dat H. op den voor avond een paar glaasjes brandewijn met suiker heeft gedronken, maar wat zijn dat voor glaasjes Als men den vinger er in steekt loopt het glas leeg, en dan is er ook nog suiker in. Deze glaasjes kunnen Herman niet dronken hebben gemaakt, trouwens van de Walle zegt het zelf, en deze heeft geen vergunning. Bij het kaarten wordt wel ge schreeuwd, maar niet zoo, dat het buiten kan worden gehoord. Verdediger concludeert, met den O. v. J. tot vrijspraak. Het Vrije Woord voor Abonnés. o Kansas city, 12 Mei 1912 Mijnheer de Redacteur Vergun mij s.v p. een klein plaats je ill uw veel gelezen blad, bij voor baat mijn (Jank Daar ik een éGbte liefhebber ben van uw veel gelezen blad, de Volks wil, en op het 1ste Blad van ach teren een advertentie zag staan van mijnheer de Munck, zijnde agent van de booten Holland Amerikaline en naar het schijnt ook tevens van Ant werpen, zoodoende besloot ik om over zijn geplaatste advertentie, ge naamd Pacific Railway, alvaart Antwerpen naar St. John of Que bec, eenige woorden te schrijven. Die mjjnheer de Munck heeft geker persoonlijk nog zelf geen ken nis gemaakt met die booten of ook zeker nog niet zoo een reisje mee gemaakt naar Canada, anders zou hij voorzeker die booten niet aan bevelen. Maar dat is niet hij, maar uit naam van die groote heeren van het hoofdkantoor. Ik wil daarom UEd. heer eens even inlichten wat voor booten dat zijn. Ik ondergeteekende heb daar on dervinding van, omdat ik die reis op 22 Februari 1911 heb meege maakt met de boot genaamd Lake Michigana, daar zijn er vier alle dezelfde soort, je hebt ook nog „Mount Temple", „Montreal" en de „Monteruma" wel dat zijn zij alle vier, dat zijn vier beestenbooten maar geen menschenbooten. Eten, slapen en behandeling gelijk de bees ten, de le, 2e, en 3e dag krijgen ze wat vleesch, maar dan begint het sterk te verminderen, soep wei nig, brood dat gaat goed, ook de eerste dagen, maar wee, de brood- jei worden zoo klein, dat je op 't laatst bijna niets krijgt, maar de voorschriften zijn goed, maar het lij kent er niet naar als men op de boot is, wat zul je er aan doen Je bent gevangen man, en je hebt niets te vertellen. Als je Recla mes doet, dan krijg je tot ant woord No ferstaen. Daar zijn op die booten maar voor een hon derd man fatsoenlijke plaatsen boven op dek. In het 1ste verdiep zijn alles beestenplaatsen, als je 4 of 5 dagen aan boord zijt wordt je weer gekeurd, dat gaat net of zij de bees ten naar de weide breDgen als in het voorjaar bij ons, je wordt ge stopt van de eene zijde naar de an dere, en op elkaar gestopt gelijk droge haring in een mand. Drie of vier dagen voor de aankomst moet je tegen de pokken ingeënt worden, weer idem hetzelfde. Die heeren agenten durven je zeggen de reis is 11 of 12 dagen, neen de reis is 16 a 17 dagen Op de 16e dag kregen wij St, John in 't zicht, met de lantarens van die haven, s'avonds om 9 uur. O dat was een vreugde, de beesten zouden wor den losgelaten, ja den 17en dag 's morgens om 4 uur kregen wij al eten, niet veel dat begrijp je, de beesten kregen hun galgenmaal, daarna begon het scheepspersoneel van onder in de kooien af te bre ken en om 7 uur lag alles op een hoop op dezelfde plaats. Eindelijk om 9 uur na onderzoek van den docter stoomden wjj de haven bin nen, en de beesten konden aan wal stappen leder gaf een groote zucht van blijdschap. Er waren aan boord 750 passagiers, 22 paarden, hoeveel scheepsvolk weet ik niet, de luizen heb ik niet kunnen tellen, maar bij mijn aankomst en onderzoek is mij gebleken dat ik dan ook een klein dozijn van dat volkje had, maar mijn medegezellen daar waren er bij als zij nog aan boord waren, die er zooveel hadden dat het op hun overjas net was als een rege- ment soldaten, misschien ook wel de reden dat zij hun jas voor de ken moesten gebruiken, wantje krijgt ook maar een deken, dus mijnheer de Munck verdienen die booten aan bevolen te worden Neen, gij men schen die nair A n? e r i k a zoudt willen komen, neem dan de „Red Star Linea die is aanbeveling waard. UEd heer schrijft ook nog van dui- zende Hectaren bouwgrond die op bewerking wachten, neen mijnheer dat is abuis van UEd. u moet schrij ven duizend millioen Hectaren stee- nen met grond en boaschen wach ten op bewerking. Je moet begrij pen dat die plaatsen 5 centimeter grond bevatten en steenen onbe schrijfelijk. Yelen hebben er aan begonnen, maar zij hebben alles in de brand gelaten, u schrijft ook ar beiders, ja stuur er nog eenige dui zend of zoo naar hier of daar. Op l Mei 1.1. schreef de Waechington- sche courantin geheel de Ameri- kaaneche Staten zijn er 8.000.000 arbeiders zonder werk. Daar zijn de 5 Republieke Sta ten niet bij gerekend, er zijn 43 Staten dus dat is 38 Amerikaan- sche Staten, wel Mijnheer die ar beiders zouden dan best die Hecta ren kunnen bewerken geloof ik, je moet zelf persoonlijk eens een kijkje komen nemen dan zult u er anders over oordeelen om niet zoo uw ad vertentie in de Courant te laten zetten. Menschen Iaat u niet verleiden door mooie praatjes van die of gene, als er iemand is die naar Amerika wil ko men, informeert eerst aan een bloed verwant of goed vertrouwd vriend die recht en eerlijk is, want er zijn er ook van de Oude Contry, zoo noe men zij ons land hier. die eens schrij ven of het ai goud is wat er blinkt, maar schüjven niet dat het er stinkt, er zijn er ook die na een afwezigheid van 3, 4 of 5 jaar hun geboorteplaats eens bezoeken met een paar Hon derd dollar in de zak. Ze laten die omzetten in Antwerpen, en dan bij hun thuis komen grooten Jan spe len, dat geld optrekken in herbergen. Kijk eens zeggen die andere lui, die komt uit Amerika. Ja, die komt uit Amerika, de Amerikaan zegtAmerika gloria, en wij zeggen Amerika miseria, dat is het echte woord op het oogen- blik. Dus mijn waarde heer de Munck ik hoop dat u over mijn schrijven niet kwaad zult zijn. Een volgende keer wil ik Amerika eens uitschilderen in werkelijkheid, zoo zij is, met waarheid en met recht. U geachte Heer Redacteur dankende voor de plaatsruimte, noem ik mij Hoogachtend HENRIE DE BRUIJN. —o Mijnheer de Redacteur. Door middel van uw blad wenschte ik gaarne het volgende onder de aan dacht der betrokken autoriteiten te brengen, en tevens uw gedacht er over te vernemen. Zou ons gemeentebestuur geen voor deel doen, met vele artikelen zpoals kolen, haver, strpo, drukwerken, enz! publiek aan te besteden, en zou zulks niet wenschelljk zijn, omdat vele" die bu altijd voorbij geloopen wordea, omdat ze niet van de lieve vriendjes zijn, ook eens een kans zouden krijgen om iets aan de gemeente te kunnen leveren U op voorbaat dankende, mijnheer de Redacteur, voor de verleende plaatsruimte en advies, zoo teeken ik Een abonné van Wijk E. Hulst, Mei, 1912. (Onze gedachte is, dat de belang hebbenden zeiven of anders raadsleden zich er voor spannen. Red.) o Mijnheer de Redacteur 1 Als oud-Hulstenaar en dus beter bekend met den ouden tijd dan U vergunt U mij wel op een paar on nauwkeurigheden van U te wijzen in Uw stukje der vorige week „Reeds een gerucht." U zegt daarin, dat de vroegere katholieke Kamerafgevaardigds van Hontenisse, mr. Walter, eerst was secretaris van de Liberale Kies- vereeniging. Dit is niet waar, hij was voorzitter van de Centrale Libe rale Kiesvereeniging. U zegt dat de oude heer Louis van Waesberghe hier was de groote katho liek en vroeger in Antwerpen was de groote liberaal. Ook dit is niet waar. Hij was niet liberaal, niet katholiek, hij was van alles zooals zijn belang het meebracht. Mijn dank voor de plaatsing. Omdat ik zakenman ben wilt U mijn naam wel voor U houden, en daarom teeken ik alleen EEN HULSTENAAR. (Wil hebben altijd gehoord dat het vroegere katholieke Kamerlid voor Hontenisse, mr. Walter, was geweest secretaris der Lib. Kiesvereeniging, maar wij hebben ook wel eens gehoord dat ons tegenwoordig katholiek Kamer lid Fruijtier secretaris der Lib. Kies vereeniging is geweest. Kan soms de een voorzitter en de ander secretaris zijn geweest Wij vinden anders het feit wel merkwaardig, vooral in onzen tijd van de politiek van het uithang bord. Red. Volkswil.) —O—

Krantenbank Zeeland

Volkswil/Natuurrecht. Gewestelijk en Algemeen Weekblad te Hulst | 1912 | | pagina 2