Volkswil BIJVOEGSEL van van 25 Mei 1912. FEUILLETON. De Kleine Lord. Van alles wat. Onze Myfcsbelastingen. v. Wat dan Denkt u eens het geval, dat iemand jaarlijks f 800 inkomen heeft en daar mee precies rondkomt. Nu wordt ech ter zijn vrouw ziek ze kan blijven leven, maar heeft elk jaar een rust kuur van een maand noodig in een herstellingsoord. Dat vordert een ex tra-uitgave van f 100. Hoe moet die man die nu bijeenbrengen Niet waar, daar staan zoo in theorie twee wegen open. Ten eerste kan hij probeeren, op alle andere uitgaven zóóveel te bazuinigen, dat er f 100 overschiet. De tweede weg is, dat hij met zijn gewone uitgaven op denzelf den voet voortgaat, maar zijn inkom sten met f 100 ziet te verhoogen. Voor een dergelijk geval staat nu ook onze Nederlandsche Staat. Zijn inkomen is wel wat grooter (n.l. on geveer 200 millioen), maar het gaat toch ook ieder jaar schoon op. En nu komt hij door de sociale wetge ving voor een nieuwe noodzakelijke uitgave te staan van ongeveer 10 mil lioen gulden. Wat moet er gedaan worden Onze eerste vraag is natuurlijk, of het niet kan gevonden worden, door den eersten weg in te slaan, dus door bezuiniging op de andere uitgaven. De regeering acht dat blijkbaar onmo gelijk en de heer van Dalsum schijnt het in dezen met haar eens te zijn. Voor mij is dat echter nog geen be wijs, want we hebben iets dergelijks reeds eerder beleefd. In het jaar 1904 toch, onder het vorige zoogenaamd „christelijk" ministerie werden we ook bedreigd met een tariefwet, óók al, naar 't heette, om de kosten der so ciale wetgeving te dekken. Ook toen beweerde men, dat het geld op een andere manier kon gevonden worden. Maar professor Treub heeft dat des tijds in de Tweede Kamer afdoende weerlegd. En toen de kerkelijke hee- ren uitgenoodigd werden, om daarover met proff. Treub een openbaar debat te voeren, was er geen een van de groote heeren die 't waagde. Ten slotte heeft wel de heer van Dalsum zich beschikbaar gesteld, maar niet velen hebben toen beweerd, dat zijn argumenten tegenover die van den heer Treub steekhoudend waren. Nu is er sedert dien tijd wel wat veranderd, maar het meeste, wat de heer Treub toen voorstelde, zou toch ook thans nog mogelijk zijn. Doch laten we daarvan afzien, en aannemen, dat in 1904 het geld on- 28. (Slot.) o— XV. Zijn achtste verjaardag. De luide vreugdekreten schenen geen einde te zullen nemen en menige goede vrouw sloeg een teederen blik op het ventje, dat daar stond tusschen zijn grootvader en zijne moeder, en fluisterde, terwijl hare oogen vochtig werden „God zegen hem, het lieve kind De kleine Lord zelf was verrukt. Hij stond glimlachend te buigen en bloosde van pleizier tot onder zijne blonde krullen. „Is dat omdat zij van mij houden, liefste?" vroeg hij aan zijne moeder. „Ja liefste Ik ben er zoo blij om Toen legde de Graaf zijne hand op den schouder van het kind en zei „Fauntleroy, zeg dat ge hen be dankt voor hunne vroolijkheid Cedric keek eerst hem en daarna zijn moeder aan. „Moet ik?" vroeg hij wel wat ver legen. Zij lachte, Vivan Herbert lachte ook en beiden knikten hem toe. Hij deed dus een paar stappen vooruit en iedereen keek naar hem naar zijn lief onschuldig gezichtje met die openhartige, vertrouwende uitdruk king En hij sprak zoo luid als hij mogelijk te vinden was, dat alles moest besteed worden aan de gewone uit gaven. Dan volgt daar nog volstrekt niet uit, dat het nu nóg zoo is. Want in 1904 bedroegen de inkomsten van den Nederl. Staat slechts 170 millioen doch sedert zijn ze gestadig vooruit gegaan. In de laatste jaren is de vooruitgang zelfs prachtig, zoodat we dan ook in 1912 aardig over de 200 millioen zullen komen. Dat is 30 mil lioen meer dan in 1904. Is dat meerdere nu ook nog alle maal noodig voor de gewone uitgaven Ja, lezer, alles, tot den laatsten cent Zelfs vreest de regeering, dat zij nog enkele miilioenen. te kort zal komen I Ik kan het niet helpen, maar het lijkt mij een beetje vreemd! Als een gewoon mensch zijn inkomen elk jaar ziet stijgen, zelfs flink stijgen, en dan toch nog voortdurend klaagt, dat hij zoo arm is en geen cent overhoudt voor buitengewone uitgaven, dan ben ik zeker, dat gij zult denken Eén van beide je zeurt, öf je bent een ver kwister wat de gewone uitgaven be treft". Ik meen, dat wij een dergelijk ver wijt ook tot de regeering kunnen rich ten. Aan de gewone uitgaven besteedt zij telkens meeren dan helpt een grooter inkomen natuurlijk geen steek. Nu zijn er verscheidene van die ge wone uitgaven, waarvan iedereen erkent, dat er meer aan moet uitgegeven wor den. Maar er zijn er toch ook bij, waarop wij bezuiniging zeer goed mo gelijk achten. De ergste daarvan is wel de uit gave voor leger en vloot. In 1904 en dat was óók reeds een duur jaar bedroegen zij ruim 44 millioen. Thans is dat reeds over de 50 milli oen geklommen. Denk u daar eens goed in, lezerHet vierde deel van alle Staatsinkomsten weg aan militaire uitgaven! Ieder jaar 50 millioen voor kanonnen, geweren, kogels, kruit, for ten, kazernes, oorlogschepen, groote manoeuvres enz. enz. En dan geen geld voor maatregelen ten bate van het volkAls er 10 millioen noodig zijn voor een paai schrale sociale weten, dan zegt de re geering „Het geld is er niet, we moe ten eerst de arbeiders plukken 1" Is dat niet ergerlijk O, ik weet het wel, men zal een grooten boom gaan opzetten over va derlandsliefde. Ik lach wat om die vaderlandsliefde, die geen geld heeft voor goede maatregelen ten bate van het vo!k. Daar is een andere en be tere vaderlandsliefde, die de welvaart zoekt van het land, de stoffelijke en kon, met zijne heldere krachtige kin derstem „lk dank u allen vriendelijk. En ik hoop, dat gij veel pleizier zult hebben op mijn verjaardag omdat ik zelf zooveel pleizier heb en ik ben blij, dat ik een Graaf zal worden eerst vond ik het niet erg prettig, maar nu wel en ik vind ik vind het hier zoo mooi en en als ik naderhand zelf een Graaf ben zal ik mijn best doen om net zoo goed te wezen als grootvader En onder de luide toejuichingen van de verzamelde menigte trad hij met een zucht van verlichting achter uit, stak zijn hand in die van den Graaf en zag glimlachend tot hem op. En hier zou ik mijn verhaal zeer gevoegelijk kunnen eindigen als ik niet iets zonderling te vertellen had. Mijnheer Hobbs was zoo verzoend met het leven van de „Britsche groo- telui" en zoo weinig geneigd om zijn vriendje te verlaten, dat hij zijne zaak te New-York verkocht en zich in het dorp Ereisbore nederzette, waar hij een winkel opende, die, onder be scherming van het kasteel, weldra tot grooten bloei kwam. En hoewel de verhouding tusschen den Graaf en hem ongeveer op dezelfde hoogte bleef, kan ik u verzekeren, dat mijn heer Hobbs, de burgerman, op den langen duur nog aristocratischer werd dan Mylord zelf. Hij las eiken mor gen de berichten omtrent het Hof en volgde de handelingen van het Hoo- gerhuis met de grootste belangstelling. En ongeveer tien jaar later, toen Dicks geestelijke verheffing van het volk! Oók' ik vind Nederland „het béste piekje hier op aard", en naar mijn be scheiden krachten wil ik er toe mee werken om mijn vaderland groot te maken. Niet groot door kanonnen en geweren, want dat is toch onbereik baar maar groot door de welvaart die het volk er geniet, groot door het peil van ontwikkeling en beschaving, groot door den bloei van kunsten en wetenschappen Dat is mijn vaderlandsliefde En daarom zeg ik: Zoek de 10mil lioen door bezuiniging op de militaire uitgavenen dan weg met de Tarief- wet, die voor de groote massa van de arbeiders een loonsverlaging be- teekent. Maar ais men daar niet aan wil, en ik weet wel dat men het niet wil dan heb ik nog een tweede middel n.l. verhooging van de directe belastingen en de successie-rechten, in dien zin dat de rijken meer betalen. „Iedereen is overtuigd", zegt de heer van Dalsum „dat dat niet gaat." Mag ik vragen, waarom niet Gaat het de rijken soms niet goed in ons land Dan moet ik dat toch eens even anders vertellen Gij weet, dat wij in ons land ook een vermogensbelasting hebben. Daar aan betalen alleen degenen, die meer dan f 13000 bezitten. Als men nu de vermogens, waarvoor al deze lieden aangeslagen zijn, ieder jaar samentelt, kan men zien, hoeveel de rijken in ons land rijker geworden zijn. Op deze wijze heeft men bevonden, dat hun gezamenlijk vermogen in de laatste 10 jaar gemiddeld met 136 millioen per jaar is toegenomen. In 1909 was het zelfs 288 millioen en in 1910 nog 249 millioen. Wat zegt ge, gaat het de rijken zoo slecht in ons land En nu moeten dearbeiders zich maar eens afvragen, hoeveel zy ge middeld per jaar rijker geworden zijn. En laten ze dan meteen maar eens overdenken, of het wel billijk is, dat men hen nu opnieuw gaat plukken. Neen, laat men het geld halen waar het in overvloed is. Hoe men dat doen moet, het is niet m ij n zaak om dat te regelen. Maar ik herinner aan het spreekwoord „Waar een wil is, daar is ook een weg". En als hier de w e g niet gevonden wordt, ben ik geneigd om te gelooven dat de goede wil ontbreeki. Tot slot een korte samenvatting van de voorgaande beschouwingen. 1. Indirecte belastingen werken al tijd onbillijk. Reeds daarom is de Tariefwet te veroordeelen. 2. Zij is dubbel afkeurenswaardig, omdat zij vele eerste levensbehoeften duurder zal maken en dus nieuwe las ten legt op de „kleine luiden". Daartegenover geeft zij geen noe menswaard voordeel voor de arbeiders klasse als geheel genomen. 4. Wel bevoordeelt zij vele fabri kanten ten koste van de verbruikers. 5. Het geld voor de sociale wetge ving moet gevonden worden door be zuiniging op de militaire uitgaven of men moet op een of andere wijze het geld halen van de rijken, die naar evenredigheid nog veel te weinig be talen. Zeeuw. NASCHRIFT. Een kort woord aan F. X. C. Op uw vraag of een klompenma kersknecht ook een mensch is, ant woord ik zonder eenige aarzeling vol mondig „Ja!" En als ik ooit iets doen kan om het lot van die men- schen te verbeteren, zal ik het zeker niet laten. Maar als men een wet voorstelt, die de klompenmakers een heel klein beetje helpt, maar daarte genover honderdduizend arbeiders be langrijk benadeelt, dan zeg ik „Neen, dat gaat niet Uw fout is, dat gij de zaak te eng beschouwt. Gij kijkt alleen naar de klompenmakers. Ik heb de zaak in 't algemeen beschouwd en dan is de opvoeding voltooid was en hij naar Amerika ging om zijn broeder te be zoeken, en aan den goeden komenijs- man vroeg of hij niet mee wilde gaan, schudde deze het hoofd met groote beslistheid. „Niet om er weer te gaan wonen," zei hij, „niet om er weer te gaan. Ik wil bij hem blijven en een oogje in het zeil houden. Amerika is een best land als men jong en veerkrachtig is maar het heeft zijne gebreken voorouders zijn er onbekend en zoo ver als ik weet, is er geen enkele graaf EINDE. wet wel degelijk e^n nadeel vpor de aróeidérs. Wat de klompenmakers betreft, die zullen er inderdaad een klein beetje bij winnen. Maar stel er u vooral niet lc veel van voor 1 Want gij weet het, den minister zegt zelf dat het hem om de centen te doen is, niet om den invoer tegen te gaan. Want dan zou het recht juist niets opleveren. Zeeuw. O Het do re water. Men hoort wel eens verkondigen, dat water Tniets kost," Een mede werker van het Engelsche tijdschrift „Engelsch Mechanic" doet zijn best, ons anders te leeren. Aan de hand van cijfers en quitanties, toont hij aan, welke groote sommen wij som9 voor water uitgeven, hoe wij het duur betalen. Een der grootste posten in de huishouding, de rekening van den slager, is een prachtig voorbeeld hiervan, want niet minder dan diie vierde van de beste vleeschsoort is waler. Kauw rund- en ramsvleesch bevat 75 pCt. water. Andere vleesch- soorten zijn er echter iets armer aan. Zoo bevat lamsvleesch 64 pCt. en varkensvleesch slechts 50 h GOpCt. Het minste water bevat gerookte ham, welks watergehalte zelden hoo- ger is dan 22 pCt. Daar de vette voedingsstoffen zuurstof en waterstof niet bevatten in den vorm van water, kan men in 't algemeen zeggen, dat vette of olieachtige spijzen weinig water bevatten, Dit komt bijzonder duidelijk uit bij gevogelte Duive- vleesch bevat 75 pCteenden- en kippevleesch ongeveer 70, vetganze- vleesch daarentegen slechts 38 pCt water. By visschen wisselt het waterge halte af tusschen 40 en 80 pet. Die visschen waar het mee »t handel in wordt gedreven, hebben een tame lijk hoog watergehalte. Zoo bevat het vleesch van aal 75 pCt., zalm en andere vischsoorten met rood vleesch 77 pCtwitte visschen, als zeetong en tarbot, zelfs 78 pCt. Het ideaal-voedingsmiddel is wel melk En toch bevat melk van goede kwaliteit wel 86 tot 88 pet water Melk is echter volstrekt nog niet het waterrijkste voedingsmiddel, er zijn zelfs vaste stoffen, die daarin de melk nog overtreffen. Zoo bevatten b v. rapen en wortels bijna 90 pet, water Nog vreemder lijkt het, dat van verschillende groen ten, b.v. de augurken, slechts onge veer 5 pet. niet uit water bestaat. Negentien twintigste van het heele gewicht is dus water, en een augurk bevat 7 tot 9 pet. water meer dan dan de melk. Men kan niet opper vlakkig zeggen hoe groot het water gehalte van een of ander voedings middel is. Terwijl een stevige, vlee- zige appel 80 tot 82 pet. water bevat, en de vast en hard aanvoelende kruisbes een watergehalte bevat van 90 pet., bestaat de sappige druif slechts voor 80 pet. uit water. Zeer waterarme voedingsstoffen zijn in den regel ongenietbaar. Het begin van de kookkunst is dan ook eigenlijk het toevoegen van water. Dikwijls is het mogelijk, nadat aan een voe dingsstof water is toegevoegd, het er door verdamping weer met oordeel voor een groot deel aan te onttrekken. Dit gebeurt b v bij de bereidiüg van biscuits, die, als ze voor 't gebruik gereed zijn, nauwelijks meer dan 8 pet. water bevatten Voor de vertering is in ieder geval veel water noodig, want de maag zou, zonder voldoenden toevoer van vocht, niet in staat zijn, hare function naar behoorea te vervullen. o I»e Joden in Palestina. In de „Feuilie religieuse du Canton de Vaud" schrijft de heer David Baron over de Joden in Palestina. Hij is zendeling onder de Joden en eenige maanden geleden van zijn vijfde reis naar het Heilige Land teruggekeerd. De heer Baron is getroffen door de verbazende tDjene.ming de; Israëlitische bevolking van Jaffa het oude Joppe waar hij 21 jaar geleden gewerkt heeft. Toen telde deze stad 3 4000 Joden, nu zijn er meer dan 15,000 en de nieuwe Joden-wijk is grooter dan de oude stad. Een der gelijk verschijnsel doet zich voor in Jeruzalem, waar de Joden in dezelfde tijdsruimte meer dan verdubbeld zijn. Hij heeft verder opgemerkt, dat het geheele land een verbazingwekkende verandering heeft ondergaande eeuwenlangonbebouwd gebleven grond herleeft eindelijk. De vlakte van Sa- ron, die de zendeling kende als een woestijn van geel zand (op sommige plaatsen voeten dik), die zich voort durend verder uitstrekte, is nu bijna geheel geschikt gemaakt voor land bouw of veeteelt. Talrijke kudden weiden er reeds. De vlakte van Es- drelom (dal van Jizreël) is eveneens van gedaante veranderd en zal weer kunnen worden, wat zij vroeger was een graanschuur voor Israël. Zeven en dertig Joodsche koloniën zijn in Palestina gevestigd in plaats van de drie, die er twintig jaar gele den waren. Het is moeilijk, zegt de heer Baron, de ontroering te beschrij ven, die men gevoelt bij een bezoek aan deze landbouwondernemingen, door Joden gevestigd in het land hun ner vaderen Joden te zien, die op hun eigen grond druiven kweeken en graan oogsten. Bedenkt verder, dat er nu grootere en kleinere dorpen zijn, uitsluitend door Joden be.woond, fei telijk door Joden bestuurd, waar de omgangstaal het Hebreeuwsck is! Ook is de belangstelling van den heer Baron niet weinig gewekt voor het nieuwe type, dat bezig is zich te vormen. In plaats van den armoedi- gen ellendigen Jood, gevangen in zijn ghetto, met gele tint, schuwen blik, schuifelenden gang, achterdochtig en soms zelfs onbetrouwbaar, gelijk ze in sommige Europeesche landen be kend zijn, is een nieuwe Israëliet op gestaan iemand van flinken lichaams bouw en onafhankelijk optreden, meer geneigd zich te verheffen dan zich te vernederen. N. R. C. o Kinderpistolen. Sinds eenigen tijd doen de kinderen de groote menschen na; zij „spelen bandietje" en zijn Bonnot, Garnier enz. Dat is onze schuld, zedt Japy de Beaucour} in den „Figaro", wij spre ken en schrijven over niets anders dan over de schanddaden van die lie den. En natuurlijk moeten al zulke verhalen indruk maken op de herse nen van onze kinderen. En de win keliers, die voor een paar francs kin derpistolen met patronen er bij ver- koopen, werken die gevaarlijke lief hebberij in de hand. Op een avond, zoo vertelt dan de Beaucourt, holde een heele troep jon gens na schooltijd naar de vesting werken en leverden hier een geregeld vuurgevecht. Op een gegeven oogen- blik werd een der kinderen in den slaap getroffen. De jongen verkeert nog in gevaar. Een kameraadje, die door de anderen beschuldigd werd de ongelukkige schutter te zijn geweest, poogde zich dood te schieten. Het kind is de wanhoop nabij. Aan wien de schuld, dat deze kin deren het drama van den dag wilden nabootsen en dit, tot zekere hoogte, konden doen En de heer De Beaucourt verwijt den winkeliers alleen uit winstbejag dag in, dag uit, dergelijke volstrekt niet ongevaarlijke kinderpistolen aan minderjarigen te verkoapen. —o Gedenkt te sterven. Eenige da mes, die Donderdag per fiets van Haarlem kwamen, om zich naar Den Haag te begeven, stapten in een eaié te Oegstgeest af. Een van haar, de 41-jarige mevrouw S., werd plotseling onwel en overleed kort daarna o— Vervoer van landverhuizers. Het stoomschip Yolturno, van de Ura nium-Steamship Company, \ertrck van Rotterdam naar New-Yoik met 1105 landverhuizers. Het vertrek ondervond eenige uren vertraging, daar gewacht moest worden op aan vulling van reddingsbooten en red dingsvlotten. o— Verduistering van f 10.000 Tè '8-GraveDhage is Donderdagavond een 19 jarige kantoorbediende aan gehouden, die te nadeele van een bankinstelling te Utrecht, bij welke

Krantenbank Zeeland

Volkswil/Natuurrecht. Gewestelijk en Algemeen Weekblad te Hulst | 1912 | | pagina 5