$L Sfl Iwspgfiitoto QP de Iftktefl van boom eh strak, onder het een of ander blad verscholen en durven zich niet verroeren, voordat de ouden, die onrustig in de buurt heen en weer vliegen en steeds hun waarschuwende stem laten hooren, door een vriende lijk lokkend geluid te kennen geven, dat het gevaar voorbij is Eens was ik getuige van een hevi- gen strijd tusschen een grooten roof vogel en een tiental kraaien. De roo- ver poogde een lijsternest te plunde ren, waardoor de ouden een herhaald en schril angstgeschreeuw aanhieven, hetwelk een tweetal kraaien lokte. Deze, spoedig ondersteund door an dere kraaien, verdreven den roover onder voortdurend gekras, terwijl me nig veertje door de lucht vloog. Zij behielden het veld en de rustverstoor der moest de vlucht nemen Zege vierend plaatste zich daarop een der vogels op den top van een den en gaf zijn blijdschap over de behaalde zege te kennen door een scherp ge kras uit te stooten en aanhoudend met zijn vleugels te slaan. —o Waar hulp Wij hebben ook melding gemaakt van het geval van een 17-jarige on gehuwde R. K. moeder, die nergens hulp zou kunnen krijgen. Het stukje was vragend gesteld, maar gaf den indruk, alsof overal tevergeefs om bij stand was aangeklopt. Dit nu is, naar de „N. R. C." vernam, niet juist. Dat Protestantsche instellingen het steunen van katholieken aan R. K. instelling overlaten, is vanzelfsprekend, maar bepaald onjuist was het te zeg gen het R. K. Armbestuur helpt niet, omdat het meisje gevallen is. „Het R. K. Armbestuur doet dat wel, en dat het in het gegeven geval niet geholpen had, toen het stukje in de „N. A. C." verscheen, ligt alleen aan de omstandigheid, dat het van het geheele geval niets wist en er ook geen hulp gevraagd was. Toen het stukje in de „N. A. C." geplaatst was, zijn er onmiddellijk maairegelen genomen om moeder en kind in de R. K. Annastichting in de Mariastraat te 's-Gravenhage op te nemen." De „Res.bode" meldt, dat het meisje inderdaad in die inrichting opgeno men is, en dus niet in de inrichting van het Leger des Heils. H. o— STEKENE. De kerk der Hellestraat. Ieder een staat vol verbazing bij des grooten vooruitgang der vrerkeavas de nieuwe parochie. Reeds van op de Reeke en van op de Trompe ziet men den toren der voorloopige kerk en het dak der pastorij in de hoogte prijken. Deze week, volgens men zegt, zullen de batimenten in het droog liggen, de gebouwen zullen er veel mede winnen in schoonheid. De gebouwen zijn sterk en flink en ook met goeden smaak opgevat en uit gevoerd, eere aan den architecte en den ondernemer. Man eprftekji o,qk r#e,<is Tan de klok in den toren te hangen, en dat kloksken welke de bevolking zoo vele jaren naar de kapel geroepen heeft, zal welhaast gansch de be volking en de gebuurte roepen tot de feestviering en tot den dienst Zoo mannen van d'ïïellestraat, vooruit op dien weg, en binnen kor ten tijd zal het feeste zijn dat de nieuwe kassei zal opspringen van vreugde Tot in het kort, dan zal "Waar- dichter nog eens komen sjoeren Boerkensblad. o Het lied van het zinkende schip. Van het lied: „Nearer my God to Thee," aan boord van de „Titanic" bij het zinken gezongen, laten wij een Hollandsche vertaling volgen. Nader mijn God, bij u U naderbij, Zij ook de weg daartoe Een kruis voor mij Wat dan mijn toekomst zij, U nader, naderbij Nader, mijn God bij U, U naderbij Schoon op mijn pelgrimspad De zon verdwijn, Rustplaats voor 't moede hoofd Een steen moog' zijn, In U verheug ik mij Breng mij U naderbij, Nader mijn God, bij U, U naderbij Zoo voert mij iedere tred Nader bij huis, Al wat Gij mij bereidt, Voorspoed of kruis, Engelen, zij nooden mij U nader, naderbij, Nader, mijn God, bij U, U naderbij Dan als de morgen daagt, Wekt mij Uw mond Uw vriendelijk aangezicht Vreugde verkondt 1 Ja, iedere nacht brengt mij U nader, naderbij Nader, mijn God, bij U, U naderbij o Ezeltje rijden op z'n Limburgsch. Men schrijft uit Tegelen aan het Handelsblad. Drie maanden geleden ging het als 'n loopend vuurtje door 't dorp, dat „de wilde moeder" zou trouwen met „de Trompetter"Man en vrouw heetten natuurlijk anders, maar een Limburgsche dorper kent zijn dorps- genooten nu eenmaal beter bij den scheldnaam dan bij den familienaam. Ze trouwden, meenden gevonden te hebben, wat ze zochten, maar, eila- cie, de gelukszon wierp haar verkwik kende stralen niet op of in hun huisje op den Krekelenberg. 't Was aldra geharrewar en gekrakeel, 's morgens, 's middags en 's avonds, de gebu- ren schoolden samen en bespraken er allerzonderlingste dingen kunnen gebeuren. Schijnbaar waren een paar minuten voldoende geweest om het kleine ventje, dat met zijn roode bee- nen tegen den kantoorstoel van mijn heer Hobbs zat te schoppen en dat een stil, eenvoudig leven leidde in een achterstraat van New-York in een Engelsch edelman te veranderen, erfgenaam van een graventitel en van ongekenden rijkdom bovendien. Even zoo waren er schijnbaar maar een paar minuten noodig geweest om van dat zelfde kind een doodarmen in dringer te maken. En hoe verwon derlijk het moge klinken in nog kor ter tijd werd de stand van zaken weer veranderd en kreeg hij alles terug, wat hij op het punt was geweest te verliezen. En dat laatste kwam omdat de vrouw, die zich zelve Lady Fauntle- roy had genoemd, veel minder slim dan slecht wasen toen zij door den heer Havisham nauwkeurig werd uit gehoord, omtrent haar huwelijk en haar kind, had zij zich eens of twee maal vergist en daardoor wantrouwen doen ontstaandaarop had zij hare tegenwoordigdheid van geest verloren en in hare opgewondenheid en drift had zij zich altijd meer verpraat. Al hare vergissingen hadden betrekking op 'tkind. Er scheen geen twijfel te bestaan of zij was met Bevis, Lord Faunt- leroy getrouwd geweestzij hadden getwist en hij had haar geld gegeven op voorwaarde, dat zij heen zou gaan de heer Havisham verkreeg echter vol komen zekerheid, dat hare bewering, als zou haar zoon in een zeker ge deelte van Londen geboren zijn valsch was, en juist toen de spanning, door deze ontdekking teweeggebracht, op zijn hoogst was, kwam de brief van den jongen advocaat uit New-York, benevens de brieven van mijnheer Hobbs. Welk een avond was het, toen de brieven gekomen waren en de Graaf en de heer Havisham over den inhoud zaten te praten. „Na de eersie ontmoetingen, die ik met haar had," zei de heer Havisham, „begon ik haar sterk te verdenken. Het kwam mij voor, dat het kind ouder was dan zij beweerdezij ver giste zich bij het noemen van den datum zijner geboorte en trachtte daar toen eene mouw aan te passen. Het verhaal in deze brieven vervat, komt in menig opzicht overeen met mijne verdenking. Het beste zal, dunkt mij, wezen, terstond om die beide Tiptons te telegrafeeren, haar niet te waarschuwen en hen plotse ling in hare tegenwoordigheid te bren gen, wanneer zij daar in het minst niet op verdacht iS' Eene volleerde intrigante is zij nog niet. Ik houd het er voor, dat zij vreeselijk schrik ken en zich zelve „staande de verga dering" verraden zal." En zoo gebeurde het ook. Men vertelde haar van niets en om haar niet op het denkbeeld te brengen, dat er iets gaa-.de was, bleef de heer Havisham zijne besprekingen met haar voortzetten en verzekerde haar telkens, dat het onderzoek naar hare rechten h°i geval l\oojEds£fruc&temd. 't Werd al erger, 4 werd te ergen op een kwaden dag ging er weer een loo pend vuurtje door het dorp: de wilde moeder was 't huis uitgeloopen Haar spaarduitje, haar eigen linnenkast c-n kamermeubeltjes, alles had ze in den steek gelaten om te ontkomen aan den echtvriend, die zoo onmenschelijk gauw haar meest echte vijand was geworden. Familieleden, veldwachter, marechaussee werden in den arm ge nomen om 't in het huwelijk meege brachte terug te vorderen't was alles vergeefs. De Trompetter hield zijn deuren potdicht en bedreigde ieder die ongevraagd zijn erf betrad. Toen meenden de geburen, dat de man rijp was voor 't brandmerk, 's Nachts zijn ze stil gekomen met verfpot en kwast en op voordeur en gevel hebben ze hem vijf ezels ge schilderd. Dit is weer een van die oude Lim burgsche gewoonten, die zich hebben weten te handhaven zelfs in de „stadsch" of „modern" wordende dorpen. De muurschildering wordt aangebracht om te kennen te geven, dat men den ezel den kwaaddoenden echtge noot wil aandrijven om de echt vriendin weer tot zich te roepen. In den volksmond heet het ook „den ezel aandrijven" of „ezel rijden". Om aan den volkswil klem bij te zetten, wordt gewoonlijk de „patiënt" des avonds onthaald op ketelmuziekpot deksels en zweepen vormen de lei dende instrumenten. Deze serenades herhalen zich totdat de huiselijke vre de is geteekend, tenzij de politie tus- schenbeide komt, als 't late uur de vertooning stempelt tot nachtejijk bu rengerucht. De verfstof is van dien aard, dat overschilderen niets helpt, 't Vet of wagensmeer, dat er in zit, dringt door iedere bedekking heen. Afbranden van het hout, ot afbikken van de muren is dan ook't eenige re medie om het merkteeken voor goed te doen verdwijnen. Hoe Mr. Windmaker aan zijn vrouw kwam en haar weer kwijt raakte. o— Mijnheer Windmaker was wel thuis in het land der dollars, maar de dol lars waren bij hem niet thuis. De luimige geluksgodin was hem nog steeds voorbijgegaan, maar det belette hem niet, het hoofd boven en de voe ten onder te houden. Eens moest het toch komen, hij was er vast van over tuigd. En mijnheer Windmaker wist, dat een Yankee, zooals hij, niet ten gronde kon gaan. Mijnheer Windmaker is heden een man van vermogen, en leeft van zijn rente. De een of andere uitvinding heeft hij niet gedaan, ook geen tooneel- stukken geschreven. Hoe komt hij Jan aan geld Ja, hij heeft een goede partij gedaanEn toch heeft Wind maker geen vrouw. Dus is die ge storven Heelemaal niet. De zaak is op echt Amerikaansche wijze ge gaan. In Boston of New-York was in volle gang was. Zij begon zich dan ook zóó zeker van de zaak te voelen, dat hare stemming hoe lan ger hoe rooskleuriger werd, terwijl hare onbeschaamdheid in de dezelfde mate toenam. Maar op een goeden morgen toen zij in „Het Wapen van Dourincourt," in haar salon plannen zat te maken voor de toekomst, werd de heer Ha visham aangediend en toen hij bin nentrad, werd hij gevolgd door niet minder dan drie personen een jon gen met een slim gezicht, een breed geschouderd man en den Graaf van Dorincourt. Zij sprong op en gaf een gil van schrik, eer zij de tijd had gehad om tot bezinning te komen. Zij had die beide personen duizenden mijlen ver gewaand, indien zij al aan hen ge dacht had, hetgeen in de laatste jaren zeer zelden gebeurde. De mogelijk heid, dat zij hen ooit terug zou zien, was niet eens in haar opgekomen. Het moet gezegd worden, dat Dick van innerlijke pret grinnikte toen hij haar zag. „Hallo, Mina," zei hij. De breedgeschouderde man Ben stond haar een oogenblik zwijgend aan te kijken. „Kent gij haar?" vroeg de heer Havisham, hen beurtelings opmerk zaam gadeslaande. „Ja," zei Ben. „Ik ken haar- en zij kent mij." Zoo sprekend keerde hij zich om en ging bij het venster staan, alsof het hem te veel was haar aan te zien en dat was ook zoo. Toen mijnheer Vündmake/ met zijn dol lars bankbiljet aangeland. Van zijn zooveelste schipbreuk had hij niets meer gered dan zijn 20 dollars bank biljet, en de vaste overtuiging, dat zijn geluk zich niet door arbeid liet dwingen. Zoo besloot hij dan, den arbeid van nu af te ontwijken, en op de tegenovergestelde manier te werk te gaan. Hij begon te spelen, en daar hij verduiveld veel op een gentleman geleek, verschafte hij zich weldra toe gang tot de beste kringen. Op zoo'n speelavond geraakte bij met miss Ma- bel Middleton in een spel, dat een opgewonden verloop nam. Windma ker won ten laatste eenige duizend dollars. „All right!" zei mijnheer Windma ker, deed de banknoten in zijn zak en wilde vertrekken. „Mijnheer Windmaker, u moet mij revanche geven," zei de dame. Nu eerst keek hij de dame aan. „Hola," zei hij in zich zelf, „een geschikte vrouw, pas op, oude jon gen." En lief lachend ging gij weer zitten. Uit een gesprek vernam hij, dat Miss Middieton een groot vermogen had en alleen op de wereld stond. Mijnheer Windmaker zei slechts„Goddam," wat in zijn taal zooveel als „opgepast" beteekent„Daar is iets te doen." Het spel begon opnieuw. De dame was gewoon een ongeluksvogelmijn heer Windmaker won maar steeds, Miss Mabel werd vreeselijk opgewon den een hartstochtelijke speelwoede dreef haar voort, terwijl mijnheer Wind maker steeds kalmer werd. Haar ver lies bedroeg reeds 25000 dollar. „Dou blé ou quitte," riep de schoone met bevende lippen haar oogen fonkelden en haar handen beefden. Windmaker waarschuwdezij wilde er niets van weten. Zij had slechts 't brandende verlangen, haar verlies weer bij te brengen. Eén gelukkige kaart kon dat doenmaar de kaart viel niet haar verlies bedroeg 50.000 dollar. Mijnheer Windmaker was nu graag heengegaan. Maar Miss Mabel wilde absoluut haar geld terug winnen. Nog éénmaal 1 Ja goed, nog éénmaal Ze verspeelde 100.000 dollar op één kaart. Als dat verkeerd ging Doch hij speelde en won. De schoone vrouw wierp haar sigarette op den grond en doodsbleek leunde ze ach terover in haar stoel. „Wat scheelt u vroeg de gentle man. „O, niets 1 Alleen ik ben bank roet. „Goddank I" antwoordde mijnheer Windmaker. Hij kon toch zoo niet heengaan, zijn fijn gevoel noodzaakte hem te blijven. Daar stond Miss Middleton op, keek hem aan en zei „Nog eens 1 Nog één kansKom aan „Maar u hebt toch geen inzet meer." „O ik zelf 1 Ben ik niets Zij lachte. Toen werd hij opgewonden. Hij legde zijn hand op de hare „U wilt...?" „ja, ijc wil ik zejfl" Verschrikt keek hij haar aan. Nu was 't met hem gedaan. „Moet het?" Nu overviel hem |de koortsachtige opwinding. „Ja." „All right." Ze gingen weer zitten. De kaarten vlogen de oogen gloeiden. „Verlorenmompelde Miss Midd leton en liet de handen slap neerzin ken. „Hm, Miss, binnen drie uren bent u mevrouw Windmaker, en dan is al les weer goed Zoo kwam mijnheer Windmaker aan zijn vrouw en 100.000 dollar; hij on dervond echter spoedig dat 100.000 dollar een groot geluk was, maar be twijfelde of een vrouw ook zoo'n groot geluk was. Het scheen hem ten minste toe, dat zijn 100.000 dollar-geluk, zon der vrouw, veel grooter zou zijn. De jonge Mrs. Windmaker had n.l. twee hartstochten, waarvan hem de haren te berge rezen: Toilet en spel. Ver der niets. Hij zelf of de liefde kwam niet in tel. Eindelijk zag mijnheer Windmaker in, dat hij de vrouw moest laten va ren hoe dan ook, met of zonder dollars. Hij trachtte haar het genot van een scheiding zoo verlokkend mogelijk te schilderenmaar zij ging er niet op in. „Zoo lang je nog geld hebt, Wind maker, zoo lang ben ik je trouwe vrouw. Later heb ik er niets tegen." Hij peinsde. Later was het niet meer noodig, als de 100,000 dollars op waren. Daar viel hem een pracht-indée in. Zijn dierbare echtgenoot speelde met iedereen, die maar wilde, bijv. met den slager, den bakker en de groen- tenvrouw om de rekening, ze speelde met den huisheer om de huur, met een redacteur om het abonnements geld. Zij zou met het Witte Huis om de belasting en den duivel om haar arme ziel gespeeld hebben en ge wonnen. Zoo won hij altijd, behalve met Windmaker, daar echter mijnheer Windmaker niets meer van haar win nen kon, speelde hij niet meer met haar, en dat maakte haar heelemaal ongenietbaar. Op een dag, in een speelclub vroeg hij haar, met hem te spelen. „Ik zet mijn heele vermogen in," zei hij, „en jij „Ik heb niets." „Toch welJe vrijheid Komaan. Win jij, dan is het vermogen voor jou, win ik, dan ben ik een vrij man, „dan stem je in de scheiding toe." „Topriep ze uit, en weer vlo gen de kaarten. Ze viel. „All right" zei ze, „ik heb verloren. Je bent vrij. Morgen gaan we naar den rechter. Ik ben blij „losgekomen te zijn". Mijnheer Windmaker was gansch tevreden met zichzelf. Eerst had hij 100,000 dollars gewonnen en teen verspeelde hij zijn vrouw. Dat was fijn de vrouw zich dus ontmaskerd en aan spot en minachting prijs gegeven zag, verloor zij al hare zelfbeheer- sching en kreeg een aanval van drift, zooals Ben en Dick maar al te vaak hadden bijgewoond. Dick grinnikte nog iets meer onder het luisteren naar alle welbekende scheldwoorden en bedreigingen, maar Ben keek niet eens naar haar om. „Ik wil er voor iederen rechter een eed op doen, dat zij mijne vrouw is geweest," sprak hij tot den heer Ha visham, „en een dozijn menschen meebrengen, die het ook zullen doen. Haar vader is een achtenswaardig man, hoewel het hem slecht gegaan is in de wereld. Hare moeder was precies als zij. Zij is dood, maar hij leeft nog en hij is fatsoenlijk genoeg om zich over haar te schamen. Laat hij u maar eens vertellen, wie zij is en of zij met mij getrouwd is geweest of niet Eensklaps balde hij de vuist en ging vlak voor haar staan. „Waar is het kind?" vroeg hij. „Hij gaat met mij mee. Hij zal niets meer met u te maken hebben en ik ook niet Juist toen hij deze woorden gezegd had, werd de deur van de slaapkamer een weinig geopend en de knaap, waarschijnlijk door het luide spreken opmerkzaam gemaakt, trad binnen. Mooi was hij niet, maar toch had hij wel een goed gezicht en hij geleek sprekend op Ben, zijn vader, en op zijn kind was het driehoekige lidtee- ken nog altijd zichtbaar. Ben ging naar hem toe en vatte bevend van schrik zijne hand. „Ja," zei hij, „het is mijn zoon, ook daarop zou ik een eed kunnen doen. Tom," sprak hij tot het kleine ventje, „ik ben uw vader en ik ben hier ge komen om u te halen. Waar is uw hoed De knaap wees naar een stoel waarop de hoed lag. Hij vond het blijkbaar niet onaangenaam, dat hij heen zou gaan. Hij had den laatsten tijd zooveel zonderlinge ondervindin gen opgedaan,"dat het hem niet eens bijzonder verraste, toen die onbeken de zich zijn vader noemde. Hij voelde zoo weinig voor de vrouw, die hem een paar maanden geleden was komen weghalen van de menschen, waar hij van zijne eerste kindsheid af gewoond had, dat .eene verandering hem niet onwelkom was. Ben nam den hoed van den stoel en ging naar de deur. „Mocht gij mij weer noodig hebben," sprak hij tot den heer Havisham, „dan weet gij, waar ik te vinden ben." Daarop verliet hij de kamer met het kind aan de hand en zonder meer naar de vrouw om te zien. Zij raasde en tierde van woede, terwijl de Graaf haar zwijgend gadesloeg door het lorg net, dat hij op zijn aristocratischen Arendsneus had gezet. Wordt vervolgd.

Krantenbank Zeeland

Volkswil/Natuurrecht. Gewestelijk en Algemeen Weekblad te Hulst | 1912 | | pagina 6