De Volkswil
BIJVOEGSEL
van
van 20 April 1912.
I m DEN PM.
FEUILLETON.
De Kleine Lord.
Van alles wat.
Nu op visscherijgebied, dank zij het
intiatief en de bemoeiingen der „Ne-
derlandsche Heidemaatschappij", een
opgewekt leven heerscht, nu de aan
dacht van hen, die öf voor hun brood
öf voor hun vermaak visschen en van
hen, die gronden bezitten, geschikt
voor den aanleg van vischvijvers, op
alles, wat de vischcultuur betreft, ge
vestigd is, bereiken ons weder meer
dan ooit vragen met betrekking tot
de voortplanting van den aal. De een
meent in een paling eieren (kuit), de
andere jongen te hebben gevonden en
nog pas spraken we iemand, die bleef
volhouden, dat hij in een door hem
geopenden paling jongen had ontdekt
ter dikte van een stopnaald. Hij kon
niet zeggen of de „jongen" zich in
de ingewanden, elders in de buik
holte of wel in de spiermassa bevon
den. Denkelijk heeft hij met in den
paling levende parasieten te doen ge
had. Dit geeft ons aanleiding hier
iets te laten volgen, uit een door een
zaakkundige in „Onze zoetwatervis-
scherjj" ovc-r de voortplanting van den
paling geschreven artikel.
„Voorop sta, dat alle visschen,
welke aangeduid worden met den
naam van aal of paling met hun tal
rijke onderscheidingen men spreekt
onder de visschers wel van negen of
tien soorten van aal en paling alle
behooren tot dezelfde soort. In
onze wateren komt maar één soort
aal of paling voor, die den weten-
schappelijken naam draagt van A n-
guilla vulgaris.
De verschillende onderscheidingen
berusten op verschil in voorkomen
derzelfde soortverschil, dat waar
schijnlijk zijn ontstaan te danken heeft
aan verschil in geslacht, de meer of
mindere geslachtelijke ontwikkeling,
enz. Men neemt algemeen aan, dat
de „paling" in tegenstelling met den
„aal" dichter bij het tijdstip der voort
planting staat.
Laat ons thans nagaan, wat de pa
ling doet, wanneer het tijdstip van de
voortplanting nadert. En dan staat
het vast, dat zich tegen dieft tijd bij
hem de neiging vertoont om uit bet
binnenwater weg te trekken en de zee
op te zoeken.
Het is iederen visscher bekend, hoe
in den nazomer en den herfst, bij
donkere nachten en liefst eenigszins
onstuimig weer, de paling trekt en hij
dan in groote hoeveelheden soms te
vangen isniet alleen in het eigen
lijke binnenwater, maar ook in de
23.
o
XI.
Bezorgdheid in Amerika.
De aandoening overmeesterde hem
bijna terwijl hij sprak. Hij haalde het
mooie gouden horloge uit den zak,
opende het en liet Dick de inscriptie
zien.
„Als gij dit ziet, vergeet mij niet,"
las hij. „Dat was zijn afscheidsge
schenk. Och, ik zou hem toch niet
vergeten hebben," vervolgde hij droef
geestig het hoofd schuddend, „al had
hij mij niets gegeven en al had ik
hem nooit weer gezien. Hij was een
jongen, dien geen mensch zou kunnen
vergeten."
„Ik heb nooit een aardiger ventje
gezien," betuigde Dicknogmaals. „Ik
mocht hem zoo graag lijden, dat
mocht ik, en wij waren ook vrienden
van den beginne af zijn wij goed
samen geweest/ dat kleintje en ik. Ik
heb eens een bal voor hem terugge
haald, die tusschen de rijtuigen geval
len was, en dat heeft bij nooit ver
geten en ais hij hier met zijn moe
der of de meid voorbijkwam, dan riep
hij altijd„Hallo, Dickalsof hij een
kerel van zes voet was inplaats van
zoon kleine pepernoot, met een meis
jesjurk aan.
Hij iD
groote rivieren, die naar zee stroo
men.
En de trek dezer palingen is steeds
in dezelfde richting, n.l. naar het bui
tenwater, naar de zee. De visscher
weet dit zeer goed. Hij houdt daar
mede rekening bij het plaatsen van
zijn vischtuigen. De paling zoekt dus
de zee op En waar langs de kust
deze trekkende paling wordt gevan
gen, is de richting van den trek we
der naar den diepen oceaan. Deze
palingen, welke zoo in het jaar ge
vangen worden, zijn op weg om hun
paaipiaatsen op te zoeken. Laat ons
er hier onmiddellijk op wijzen, dat
de vrouwelijke palingen aanzienlijk
grooter zijn dan de mannetjes. De
prachtige zilverpalingen van de groote
rivieren, welke in het najaar gevan
gen worden in raam palingfuiken en
ankerkuilen, zijn bijna zonder uitzon
dering wijfjes, ook de groote exem
plaren van bijv. 45 c.M. en meer die
in het binnenwater gevangen worden.
Omtrent den verderen trek is weinig
naders bekend althans niet door di
recte waarnemingen. Zoodra de trek
kende paling in de volle zee is, is hij
aan de waarnemingen ontrokken. Met
de gewone vischtuigen wordt hij niet
gevangen. Toch staat het zoo goed
als vast, dat zij in zee verder geslachts
rijp wordt en de diepe zeebekkens
opzoekt van 1000 M. diepte en meer
om daar te paaien in den winter. Dit
toch valt af te leiden uit het verschij
nen der jongst bekende vormen van
den paling op die plaatsen in zee.
Zoo ligt het voornaamste paaigebied
voor den paling uit onze wateren in
het diepe zeebekken, dat zich bevindt
ten westen van de Faroër, Ierland,
Frankrijk en Spanje. Dat is eerst de
allerlaatste jaren ontdekt door den
Deenschen onderzoeker Schmidt. In
de Middellandsche zee is een dergelijk
paaigebied reeds langer bekend. Óf
bij het paaien de eieren worden afge
zet op den bodem dan wel dat ze
vrij drijven op zekere diepte, weet
men niet. Wel wordt aangenomen,
dat dit laatste het geval is. Uit de
eieren ontwikkelden zich jonge visch-
jes, larven, die in voorkomen weinig
op palingen gelijken. Zij hebben een
platten vorm met een zeer kleinen
kop en wijken ook in andere opzich
ten sterk van den volwassen paling
af. Deze larven kende men reeds
lang en men had ze steeds aangezien
voor een afzonderlijke vischsoort, en
ook als zoodanig beschreven en een
eigen naam gegeven, tot men einde
lijk ontdekte, dat zich daaruit jonge
palingen ontwikkelen. Hebben deze
ik eens verdrietig was of ontevreden,
deed een praatje met hem altijd goed."
„Juist, dat is zoo," zei mijnheer
Hobs. „Zonde en jammer dat hij een
graaf moest worden. Hij zou als krui
denier bijvoorbeeld, of in een ander
vak hebben uitgeblonken, uitgeblon
ken zeg ikEn mijnheer Hobbs
schudde het hoofd en werd hoe lan
ger hoe zwaarmoediger.
Het bleek nu, dat zij elkander zoo
veel te vertellen hadden, dat het niet
mogelijk was alles op straat af te doen,
en er werd dus afgesproken, dat Dick
den volgenden avond een bezoek zou
komen brengen in den winkel en mijn
heer Hobbs gezelschap houden. Dit
plan was Dick zeer naar den zin. Hij
was zijn levenlang een straatzwerver
geweest, en had altijd verlangd naar
een fatsoenlijker bestaan. Sedert hij
nu zaken dreef op zijn eigen gelegen
heid, verdiende hij genoeg om ten
minste onder een dak te kunnen sla-
den in plaats van op straat, en hij
hoopte in stilte, dat hij mettertijd nog
wel verder zou brengen. Het was dus
in zijn oog geen geringe eer zoo uit-
genoodigd te worden door een geze
ten burger, die een komenijswinkel,
ja zelfs paard en wagen bezat.
„Weet gij iets van graven en kas-
teelen vroeg mijnheer Hobbs. „Ik
zou zoo graag meer bijzonderheden
willen weten."
„Er staat een verhaal van in een
Penny Magazine," zei Dick. „Het
heet „Gravenkroon en misdaad of de
wraak van Gravin Mary". Het is een
larven een zekeren leeftijd bereikt,
dan nemen zij geen voedsel meèr op
en veranderen ze geleidelijk van ge
daante. Uit de platte paling-larve
ontwikkelt zich de paling.
Eigenaardig is het, dat bij deze ge
daanteverwisseling het lichaam niet
ai leen rond maar ook korter wordt.
De lengte vermindert van ongeveer
7—8 c.M. tot 5—6 c.M. De jonge
palingen hebben nu wel den vorm
van het volwassen dier maar nog niet
de kieur. Het lichaam mist alle kleur
stoffen en is doorschijnend als glas,
vandaar den naam glasaaltjes.
Deze jonge palingen beginnen nu
weer te trekken. Zij verlaten de
diepe zeebekkens, zoeken de kust op
en verschijnen vóór de riviermondin
gen om deze op te trekken. Dan
ontstaat ook de kleurstof in het lichaam
en nemen de jonge palingen de kleur
en daarmede het geheele voorkomen0'
aan van het volwassen dier, zooals
wij dat kennen. Zij trekken de rivie
ren en andere wateren binnen en
verspeiden zich over het binnenwater
om, wanneer zij volwassen en intus-
schen aan de netten der visschers
ontsnapt zijn, tegen den tijd, waarin
zij zich weder zullen voortplanten,
wederom de zee op te zoeken.
De trek van de jonge palingen uit
zee de rivieren op is ook voor onze
visschers een bekend verschijnsel.
Vooral tegen den avond is in de zo
mermaanden de zoom van optrekkende
palingen dikwijls gemakkelijk waar te
nemen.
En niet alleen op de rivieren, ook
in de binnenwateren is de trek dik
wijls na te gaan. Men ziet de jonge
palinkjes zich tegen sluisdeuren of
stuwen op werken, wanneer deze
maar vochtig gehouden worden door
een waterstraaltje. Zoo verplaatst de
de jonge paling zich ook naar de
meer afgesloten wateren, waardoor
deze op natuurlijke wijze weder van
deze kostbare vischsoort worden voor
zien. 't Is niet bekend, of de paling,
die in zee paaide, nog weder naar
het zoete water terugkeert. Alge
meen wordt echter aangenomen, dat
dit het geval is en hij na 't paaien
sterft. Dat het bovenstaande echter
het overal voorkomen van paling vol
doende verklaart, durven wij volstrekt
niet beweren. Wij staan ook hierbij
nog voor raadselen. De aanwezig
heid van paling in volkomen afgeslo
ten water blijft zeker nog ter verkla
ring over. Dat de jonge palingen
zich ook over land zouden begeven,
door het natte gras bijv., schijnt ons
nog aan gegronden twijfel onderhevig.
En zoo is er meer." (Veldb.)
X-Stralen.
O
Teen voor ongeveer 20 jaar geleden
Prof. Röntgen de belangrijke ont
dekking deed der X-stralen, die dezen
naam van hem ontvingen, begon men
van alle kanten zich toe te leggen op
het nemen van proeven met deze ge
heimzinnige stralen. Ook in de ge
neeskunde vonden ze weldra hunne
toepassing, daar ze het middel waren
om, zonder operatie, de juiste plaats
te vinden van eer.en kogel, die na het
jongens en ik koopen het altijd en dan
lezen wij het samen."
„Koop er ook een vooi mij, als gij
kunt," zei mijnheer Hobbs, „ik zal het
betalen. Breng alles mee, waar iets
van graven in staat. Als het geen
graven kunnen zijn markiezen zijn
ook goed, of hertogen, hoewel hij nooit
van markiezen of hertogen gesproken
heeft. Wij hebben wel eens over gra
venkronen gepraat, maar gezien heb
ik er nooit een. Ik geloof niet, dat
zij hier gebruikt worden."
„Als iemand ze heeft, zou het Tif
fany moeten zijn," zei Dick, „maar
ik weet niet of ik wel zou kunnen
zien of het er een was, al had hij er
een."
Mijnheer Hobbs vertelde niet, dat hij
evenmin op de hoogte was en schudde
alleen maar langzaam het hoofd.
„Ik denk, dat er hier weinig vraag
naar is," zei hij en daarmee was de
zaak afgedaan.
Dit was het begin van een blijvend
vriendschapsverbond. Wanneer Dick
in den winkel kwam, ontving mijn
heer Hobbs hem met de meeste gast
vrijheid. Hij gaf hem een stoel, dien
Diclc terstond achterover wipte tegen
de deur, en zoodra hij zat, maakte
mijnheer Hobbs met den steel van
zijne pijp eenc zeer welsprekende
beweging naar eene mand met appels,
waarmee hij zeggen wilde
„Ga uw gang!"
Dan keek hij de nieuwe aflevering
van het verhaal eens door, daarna la
zen zij het hardop en vulden het aan
r-f-i nn'T>rtrVïp<-f ov1' de Br"*-
schot in het lichaam was blijven steken,
van den juisteft taesfand eerier 'befen1
breuk etc. etc. Doch spoedig reeds
bewees deze methode van onderzoek,
dat er ook groote nadeelen aan ver
bonden warenhevige ontstekingen,
zweervorming etc. waren al spoedig
het gevolg van eene herhaalde be
lichting van een lichaamsdeel door
middel van X-Stralen. Later werd
zelfs het feit geconstateerd, dat er
kanker ontstaan was op den bodem
van een zweer die veroorzaakt was
door X-stralenbeiichting.
Waren die kankerverschijnselen nu
daaraan toe te schrijven, of was
hunne aanwezigheid daar te danken
aan toevallige omstandigheden
J a y 1 e publiceerde in de „Presse
Médiale" van 1908 (no. 4) een twaalf
tal zijner waarnemingen, waarvan we
er hier één laten volgen.
Een jong geneesheer begon in
Maart 1896 eene bijzondere studie der
X-stralen uit den aard der zaak dus
was zijn lichaam, maar voornamelijk
zijne handen, meermalen daags aan
die stra'en blootgesteld. Na een half
jaar reeds werden zijne handen rood
en droog, zwollen op en werden tege
lijkertijd pijnlijklangzamerhand vie
len de nagels af, maar hij bleef des
niettemin doorgaan met zijne proeven
tot April 1897. Toen moest iiij naar
't hospitaal vervoerd worden het
werd daar eene lange, lange lijdens
geschiedenis; op de ontstane zweren
werden huidoverplantingen aangewend
om ze aldus weer te doen genezen,
doch het succes hiervan was nu
maar gedeeltelijk. Bij die zweren,
die niet genezen wilden, wees het
microscopisch onderzoek het aanwe
zig-zijn van kankerverschijnselen aan,
waarna werd overgegaan tot ampu
tatie van eenige vingers. In Juni 1905
was hij, behoudens enkele huidver
dikkingen, hersteld, doch in November
ontstonden er weer nieuwe, en nu
zeer kwaadaardige zweren weer ging
men over tot amputeeren en het slot
was dat de patient, na in het ver
loop van 10 jaar 25 operaties te heb
ben ondergaan, van de linkerhand
moest missenden middelvinger, den
ringvinger en het bovenste lid van den
pinkvan de rechterhand waren ge
amputeerd de wijsvinger, de ring
vinger en eveneens de top van den
pink.
Ir. hetzelfde Geneeskundig blad,
no. 14, 1908 tracht H a r e t eene ver
klaring te geven der feiten, betreffende
het voorkomen van epithelioma na
X-stralen belichting.
Een patient, die lupus had op beide
handen, werd met ééne hand bloot
gesteld aan de belichting, en toen
Flaret den zieke zag, vertoonde deze
op den linkerduim, die nooit
bestraald was geweest, een
epithelioma.
Hij is dan ook van meening dat de
X-stralen niet de onmiddelijke
oorzaak zijn van den kanker. Zelfs
gaat hij verder en meent dat de X-
stralen een zeer goeden invloed uit
oefenen op epithelioma's, ontstaan na
bestraling door dit soort stralen. Hier
voor haalt hij een geval aan, meege
deeld door Beclère: een inge-
sche arristocratiemijnheer Hobbs
blies geduchte rookwolken uit zijne
pijp en schudde het hoofd, vooral wan
neer hij naar de merkteekens op den
kantoorstoel keek.
„Ja," kon hij dan nog zeggen, „die
krassen zijn nog van hem afkomstig
urenlang zit ik er soms naar te kijken.
Alles is veranderlijk in deze wereld.
Hier heeft hij gezeten, hier heeft hij
beschuitjes uit mijne trommels, appels
uit mijne manden gegeten en de klok
huizen op straat gegooid, en nu is
hij een Lord en woont in een kasteel.
Dit zijn krassen van een Lordmet
tertijd kunnen het krassen van een
graaf worden. Somtijds, als ik daar
zoo over zit te peinzen zeg ik wel
eens tot mij zeivenwel, ik mag een
staart krijgen
Deze overdenkingen, gevoegd bij
Dick's bezoek, schenen hem een wei
nig op te wekken. Voordat Dick heen
ging gebruikten zij samen het avond
eten in de donkere achterkamer
beschuit en kaas en sardijntjes en an
dere lekkere dingen uit den winkel
en mijnheer Hobbs trok plechtig
eene flesch gemberbier open, schonk
twee glazen vol en sprak een welge-
meenden, zoo al niet weisprekenden
toast uit.
„Daar gaat hijzei gij, zijn glas
opnemend en ik hoop, dat hij hun
een lesje zal geven graven en mar
kiezen en hertogen allen met elkander.
Na dezen eersten avond zagen zij
elkander dikwijls genoeg, en mijnheer
Hobbs werd veel opgeruimder en voelde
?ïrh hzen het
nieur, die door zijn beroep ee/i hyid-
cintstekirig gekregen had ten' gevblgte
van X-stralen-belichting, kreeg hierbij
nog een epithelioma. Na bestraling
van dit laatste door de X-stralen, ver
toonde zich reeds, na enkele malen
aanmerkelijke verbetering.
Wat er ook van zij, uit alles blijkt
genoeg dat de X-stra'en geneesmet
hode, al heeft zij ook hare goede
zijde, dikwijls van verderfelijken in
vloed is voor hen die krachtens hun
ambt, dagelijks met deze stralen om
gaan. Zij worden dikwijls slachtoffers
der wetenschap of van hunnen plicht.
O
50 irank per schaap.
Kort na zijn troonsbestijging bezocht
koning Albert van België een ten
toonstelling van schilderijen en bleef
in bewondering staan voor een land
schap met schapen. Het doek beviel
hem uitstekend en hij drukte den
wensch uit het aan te koopen. De
schilder, ondervraagd over den prijs
van zijn meesterstuk, zeide tot den
koning, dat hij het zou afstaan voor
50 fr. per schaap dat op het doek
stond geschilderd. Koning Albert
meende met één oogopslag te zien,
dat er een twaaital schapen en lam
meren op het doek aan 't weiden
waren en nam het aanbod aan.
's Anderendaags werd de schilderij
naar het paieis gebracht en de lam
metjes werden geteld. De schilder
telde en bleef tellen, elk wit puntje
van 't perspectief nemend voor een
lam. Zoo geraakte hij tot 50.
Ik meende, zei de koning, op
een twintigtal stippeltjes wijzend, dat
dit het stof van de baan was.
Neen, neen, Sire, antwoordde
de ander, iemand die iets van schil
deren kent, ziet dadelijk dat daar de
achterhoede der kudde is.
De koning betaalde de gevraagde
som en.... schonk de schilderij aan
't museum van Luik.
Si non vero.
o—
Ziet ge hem zitten
Jefke Vanderlant was een doortrapte her-
bergplakker, iedereen keer als hij 's avond»
te laat thui3 kwam, wint hij wat uit to vin
den om uit te leggen waarom het zoo laat
was. Een dezer d*gen was hij wederom wat
lang in de herberg gezeten; toen hij te hui»
kwam deed hij zijne leerzen uit, ging stille-
ken» naar boven, zette zich aan de wieg op
de slaapkamer, begon te wiegen en daarbij
met halve »tem een liedeke te zingen.
Zeg eens, wat doet ge daar nu? vroeg
zijne vrouw, die wakker was geworden.
En gij durft mij dat vragen als gij ziet
dat ik de kleine in slaap wieg, terwijl gij ge-
rust ligt te slapen.
Zwijg, nachtraaf, het- kind ligt neven»
mij in 't bed!.....
O
Rang en stand.
Hendrik Vill van Engeland, die den
beroemden duitschtn schilder Hans
Holbein in dienst hield, had een con
tract met hem gemaakt, dat hij voor
niemand anders zou schilderen. Toch
slaagde eene dame van het hof er in
„Pennv-Magazine" en allerlei andere
interessante dingen en verzamelden
een schat van wetenswaardigheden
omtrent de levensmanier van graven
en gravinnen, waarvan deze verachte
klassen verbaasd zouden hebben ge
staan, indien zij er alles van hadden
vernomen. Eens op een dag deed
mijnheer Hobbs een pelgrimstocht
naar een boekwinkel in een andere
hoek van de stad, opzettelijk met het
doel om hunne bibliotheek uit te brei
den. Hij wendde zich tot een der be
dienden en zei, over de toonbank
leunende
„Ik zou graag een boek willen heb
ben over graven."
„Wat riep het jonge mensch.
„Een boek over graven," herhaalde
onze komenijsman.
„Ik vrees, dat wij u niet zullen kun
nen helpen," hernam de bediende, met
moeite een glimlach onderdrukkend.
„Niet zei mijnheer Hobbs met
blijkbare teleurstelling. „Maar over
markiezen en hertogen dan
„Ik geioof niet, dat er zulk een boek
bestaat," hernam de klerk.
Mijnheer Hobbs Was erg uit het
veld geslagen. Hij bleef een poosje
voor zich uit staan kijken en vroeg
toen nog eens
„Ook niet over vrouwelijke gra
ven
„Neen, ik geloof het niet, zei de
bediende lachend.
„Ik mag een staart krijgen bromde
mijnheer Hobbs en was op het punt
om den winkel uit te loopen, toen het
jonge mensch hem terugriep en vroeg