De Volkswil BIJVOEGSEL van van 23 Maart 1912. Oorlogsschepen. ui. iQ. FEUILLETON. De Kleine Lord. Van alles wat. wanneer een steeds toenemende be volking is beperkt tot een begrensd gebied, steeg het niveau van dien grond. Voor die aardwerken haalde men den grond van het omliggende terrein. o Te min geschat Een staaltje van gespierdheid bij een 71-jarig man meldt men uit Kuik aan „de Maas bode u Toen men aan de Maas bezig was met het op een wagen laden van balen rijst, vroeg een toeschou wer, zekere tl. Christiaans, hoeveel gewicht elke baal had De agent der stoombootmaatschappij antwoord, de dat wanneer Ch een baal naar huis droeg, bij de eigenaar zou wor den. De weddenschap werd genomen, en ons oudje liet zich een baal rijst op de schouders tillen van ongeveer 150 kilogram gewicht en begaf zich huiswaarts. Hij bereikte zijne wo ning, welke op vijf minuten van de plaats verwijderd was, met het zware vrachtje, hoewel zeer vermoeid De verliezer kwam eenige oogenblikken daarna om de zaak te bemiddelen, daar hij een beetje buiten zijn be voegdheid gegaan was, en hij wist het oudje ten slotte te bewegen, of schoon deze in den beginne er niet toe genegen was, zich met f 2.50 te vreden te stellen, waarna de agent zijn baal rijst op een kruiwagen mee kon nemen. o Als 't icognito echt is Koning Albert van België keerde met zijn oudsten zoon Leopold, vergezeld van Commandant Brifin, uit Luxemburg, waar hy bij de begrafenis van den groothertog tegenwoordig was, naar Zuid-Frankrijk terug. Te Parijs moes ten zij nog twee uur wachten, voor dat zij met den trein naar de Cöte d'Azur vertrekken konden. Koning Albert stelde daarom voor om een wandeling te doen langs de Parijsche boulevards en niemand herkende in den in eenvoudig reiscostuum gesto ken heer en den kleinen jongen met zijn marinebaret op de blonde lokken, den koning en den kroonprins van België. Hoe afdoende het incognito bewaard bleef, blijkt uit het vol gende Aan een kiosk kocht koning Al- bert een courant en wilde betalen met een Belgisch geldstuk wat de juffrouw evenwel niet wilde aanne men. Na lang zoeken gat de koning loen lachend, haar een Fransch mnnt- stuk. o— Kolennood en Limhurgsche kolen. Hoe staat Nederland ten aanzien van de kolenvoorziening Op deze vraag vinden we in de N i e u w e C t. (Slot). C. KustTerdedigingSYaartuigen. In tegenstelling van de kruisers ken merken zich de gepantserde kustrer- dedigingsvaartuigen door een zeer groot offensief en defensief vermogen, verkregen o.m. ten koste van snelheid en kolenvoorraad. Zij zijn over het algemeen van be trekkelijk klein model en bieden daar door den vijand slechts een klein doel aan. Daar zij zoo zwaar mogelijk ge pantserd zijn laat de zeewaardigheid van eenige typen te wenschen over en zijn sommigen zoo weinig zeewaar dig, dat zij zich alleen onder zeer gunstige weersgesteldheid voor korte trajecten en dan nog onder geleide, in volle zee wagen. Als type van kustverdedigingsvaar tuigen volgt hier de beschrijving van het Duitsche schip „Siegfried." Het is van staal gebouwd, heeft een lengte van 73 M., bij eene breedte van 15 M., en een diepgang van 5.3 M. De waterverplaatsing is 3495 ton. De snelheid verkregen bij de proef vaart bedroeg 15 mijl. Een gordelpantser ter dikte van 24 cM. omgeeft het geheele schip. Hierop rust een pantserdek van 3 cM. Het schip is bewapend met 3 lange kanon nen van 24 cM. en 6 snelvuurkanon nen van 8,8 cM. De kanonnen van 24 cM. zijn opgesteld elk in een bar- bettoren met een pantserdikte van 20 cM. Twee dier torsns bevinden zich op het voorschip ter weerszijden van de middenscheepslijn, de 3e toren midden op het achterschip. De kanonnen van 8.8 cM. zijn dwars scheeps opgesteld. Het schip heeft 1 seinmast en 1 schoorsteen. D. Gepantserde kanonneerbooten. De gepantserde kanonneerbooten, voornamelijk bestemd om voor locale verdediging op te treden, zijn vaar tuigen van geringen inhoud met be trekkelijk weinig diepgang en in het algemeen van een enkel kanon van groot kaliber voorzien. Kanonneer booten zijn door hunne geringe zee waardigheid en kolenvoorraad niet ge schikt om groote afstanden over zee af te leggen. De Fransche gepantserde kanonneer boot Phégéton is een dezer schepen. Het schip, in 1891 van stapel geloo- pen, is van staal gebouwd, lang 57 M., breed 12 M., diepgang 3.6 M., waterverplaatsing 1796 ton, snelheid bij de proefvaart 13 mijl. Het schip wordt beschermd door o IX. De hutten der armen. „Weet gij wel," zei Cedric eens, „dat iedereen, die haar tegen komt „God zegen u 1" zegt en de kinderen houden zooveel van haar. Er zijn meisjes, die naar haar toegaan om naaien te leeren. Zij zegt, dat zij zoo graag de armen helpen wil, nu zij zoo rijk is." Het was den Graaf een aangename verrassing geweest, dat de moeder van zijn erfgenaam een mooi, jong gezichtje had en daarbij iets zoo „ladylike's" alsof zij een geboren her togin was, en in zekere zin was het hem niet ongevallig, dat zij zich bij de dorpsbewoners bemind wist te ma- k«n. En toch voelde hij menigmaal eene opwelling van bittere jaloezie, als hij bemerkte hoe zij het geheele hart van haar kind vervulde, hoe hij aan haar hing en niemand zoo lief had als haar. De oude man zou zoo graag de eerste zijn geweest en de genegenheid van zijn kleinzoon on verdeeld hebben bezeten. Dienzelfden morgen deed hij zijn paard stil staan op een hoog punt van de heide, waarover zij reden, een doorloopend gordelpantser, ter dikte van 24 cM., waarop een pant serdek ter dikte van 6.3 cM. rust. Het kanon van 27 cM. waarmede dit schip voornamelijk bewapend is, vindt zijn plaats voor op het schip in een toren, waarvan de pantserdikte 20 cM. bedraagt. Het schip heeft 1 seinmast en 1 schoorsteen. Behalve gepantserde oorlogschepen, heeft men ook nog ongepantser de, onbeschermde. Hiertoe behooren in de eerste plaats de torpedoschepen en torpedobooten, bestaande uit de navolgende soorten *- A. Torpedokruisers, waaronder van pl. m. 1300 ton waterverplaatsing met 4 M. diepgang, snelheid 17—24 mijl bij de proefvaart en bewapend met licht geschut. B. Torpedobootvangers van 800 --400 ton waterverplaatsing met 3.7 3 M. diepgang en een snelheid van 2018 mijl bij de proefvaart. C. Torpedobooten, lang van 46 20 M., snelheid 29—13 mijl bij de proefvaart. Verder onderscheidt men nog on gepantserde kruisers, kanonneerbooten, torpedodepotschepen, enz. Vele kruisers zijn behalve van stoom- vermogen ook nog van zeiltuig voor zien bij die van den laatsten tijd ver valt het tuig en zijn slechts een paar gevechts-, tevens seinmasten aange bracht, In het algemeen onderscheidt men de zeiltuigen in de volgende soorten. Ie. fregattuig: 3 masten, alle van ra's voorzien voorste mast fokke- mast, middelste mast groote mast en achterste mast bazaansmast. 2e. barktuig3 masten, de voorste 2 met ra's, de achterste zonder. 3e. briktuig2 masten, beide met ra's. 4e. schoenerbrikstuig1 mast met ra's en 1 zonder. 5e. driemastschoenertuigmeestal 1 mast met ra's, de beide andere zon der ra's of wel 3 masten zonder ra's. 6e. schoenertuig 2 masten zonder ra's. Verder zijn bij de marines nog ver schillende lichte vaartuigen in gebruik als: stoomsloepen van 11, 9—7.6 M. lang, barkassen en sloepen van 11—9 M. lengte, ingericht om te zeilen of te roeien en met licht geschut bewa pend. Barkassen zijn dieper en bree der dan sloepen bij dezelfde lengte. Vletten hebben gewoonlijk geen zeil tuig, de onze echter somtijds wel en zijn niet bewapend zij onderscheiden zich door den eigenaardig sterk op loopenden vorm van kielplaat van sloepen en barkassen, die een rechte strekte zijne zweep uit en wees op het schoone landschap, dat voor hen lag uitgebreid. „Weet gij wel, dat al dat land mij toebehoort 1" vroeg hij aan Cedric. „Alles wat wij hier zien riep Cedric. „Dat één mensch zóóveel bezitten kan! En het is zoo mooi!" „Weet gij wel, dat het eenmaal uw eigendom zal zijn dit en nog veel meer „Mijn eigendom riep het kind bijna ontsteld. „En wanneer „Als ik dood ben," gaf zijn groot vader ten antwoord. „Dan wil ik het niet hebben," zei Cedric op beslisten toon. „Gij moet altijd blijven leven bij mij." „Dat is lief van u," zei de Graaf op zijn gewonen drogen toon. „Toch zal het u eenmaal toebehooien, toch zult gij eenmaal Graaf van Dorincourt zijn." De kleine Lord Fauntleroy bleef eenige oogenblikken, in nadenken ver zonken, op zijn paardje zitten. Hij liet den blik weiden over de uitge strekte heide, de in het groen ver scholen pachthoeven, de verspreid liggerde hutten, het aardige dorp en de donkere boomen, waar de grijze torens van het groote kasteel statig boven uit staken. Daarop zuchtte hij even „Waar denkt gij over vroeg de Graaf. „Ik denk er over, dat ik toch nog zoo klein ben en dan ook over het kiel men staanden steven hebben. In het algemeen kunnen we nog omtrent oorlogschepen opmerken dat ze tegenwoordig misschien wel hun grootste vijand hebben in de torpe do's die door de torpedobooten wor den gelanceerd; het zijn visch- of si- gaarvormige voorwerpen, gevuld met een groote lading sterk ontplofbare stoffen, die zich soms automatisch voortbewegen en bij het treffen van een schip een ontzettende verwoes ting teweeg brengen. Hetzelfde geldt voor drijvende mijnen. Men heeft er uit. den Russisch-Japanschen oorlog voorbeelden in overvloed kan. De oorlogschepen moeten dus 't zij door hun pantser, 't zij door stalen netten de torpedo's kunnen afweren en liefst ook zelf van lanceerbuizen onder wa ter voorzien zijn. De machines, waarvoor men tegen woordig bij voorkeur turbines, die lig gende machines zijn, gebruikt, zijn geheel door pantsers beschermd, de turbines nemen veel kleiner volume in dan de vroegere stoommachines, waardoor de pantsering kleiner, dus lichter, dus goedkooper kan zijn en er weer meer plaats voor kolenber- ging ontstaat. In het algemeen zal men liefst zooveel mogelijk kolenvoor raad meenemenhet kolenladen is een van de belangrijkste verrichtingen bij een oorlogschip door het al of niet vlug laden kan het optreden van het schip zeer beïnvloed worden immers tijdens het varen is men niet slagvaardig en men moet juist zorgen zoo mogelijk steeds slagvaardig te zijn. Ook wordt tegenwoordig op groote schaal gebruik gemaakt van electrische zoeklichten, die vooral dienen tot 't op zoeken van torpedobooten, die gaarne van de duisternis gebruik maken om ongezien te naderen en hunne dood en verderfbrengende torpedo's te lan- ceeren één enkele torpedo die goed treft, kan een slagschip le klasse in minder dan geen tijd naar den bodem der zee doen verhuizen. Tegelijk met de beschrijving der oorlogschepen hebben we het een en ander medegedeeld aangaande eischen waaraan ze hebben te voldoen deze zijn vrijwel voor alle naties dezelfde voor sommige komen er echter nog speciale eischen bij, bv. voor Enge land, dat ze het Suez-kanaal met het oog op hun diepgang kunnen pas- seeren, voor Duitschland dat ze het Noord-Oostzeekanaal kunnen door- stoomen, voor ons land, dat ze ten allen tijde te den Helder en Soera- baya kunnen binnenvallen en tot voor korten tijd helaas nog één eisch, dat ze, wat hunne breedte betreft, de Oos- terdoksluis te Amsterdam kunnen pas- seeren. Bij dezen eisch, die thans vervallen is, misschien nog wel het meest door het gesukkel met een koop vaardijschip, de „Rembrandt", zooals een ieder nog wel versch in het ge heugen zal liggen, behoeven we thans gelukkig niet te verwijlen, maar met onuitwischbare kleuren moeten we in onze herinnering houden, dat het lan gen tijd geduurd heeft, dat de voor spoed en de verdediging van Neder land en zijne bezittingen zeer ten na- deele werd geïnfluenceerd door de breedte van een sluis. geen liefste onlangs gezegd heeft." „Wat was dat vroeg de Graaf. „Zij zeide, dat het misschien niet zoo heel makkelijk was om zoo heel rijk te zijndat iemand, die altijd overvloed had, zoo" licht kon ver geten, dat niet iedereen zoo gelukkig isen dat iemand, die rijk is, zijn best moet doen om daar altijd aan te denken. Ik sprak er met haar over, dat gij zoo goed zijt, en zij zeide, dat zij dat heel gelukkig vond, omdat een Graaf zooveel macht beziten als hij alleen aan zijn eigen genoegen dacht en niet aan de menschen, die op zijn grond wonen, dan konden zij wel eens veel zorg hebben, zonder dat hij er iets van wist en dat zou zoo naar zijn. En nu keek ik naar al die hui zen en ik dacht er over hoe ik a'Ies zou kunnen weten als ik een Graaf was. Hoe zijt gij daar zoo achter ge komen Aangezien zijne Lordschap weinig meer van zijne pachters wist dan wie op zijn tijd de huur betaalde en wie niet, en wie in het laatste geval van huis en erf verjaagd moest wor den was dit eene eenigszins nete lige vraag. „Dat onderzoekt Newick voor mij," gaf hij, aan den grijzen knevel draaiend, ten antwoord, en keek daarbij den kleinen vrager iet wat onrustiger aan. „Nu zullen wij maar naar hnis rijden," liet hij er op volgen, „en als het eenmaal zoover komt, tracht dan een betere graaf te zijn dan ik geweest ben I" 0 Zal Nederland verdwijnen? Deze vraag behandelt de heer Biaupot ten Gate in De Ingenieur" j en hij beantwoordt haar bevestigend. Men zal weten dat over deze zaak al veel gesproken en 'geschreven is, maar enkele nieuwe gezichtspunten worden er wel in geopend. De heer Biaupot ten Cate wijst er op, dat de verzinking van ons land natuurlijk maar r.iet zoo maar ineens gaatdaar zullen verscheiden duizenden jaren over verloopen. Maar werkelijk schijnt het, dat de land streek langs de kust ongeveer twin tig centimeter iedere eeuw verzinkt. Tot nu toe kan men niet met ze kerheid bepalen, of deze verzinking op regelmatige wijze, dan wel door meer of minder snelle instortingen geschiedt. Het is opmerkelijk, zegt de heer Biaupot dat een aantal Romeinsche stichtingen, waarvan in den tijd dat ze gebouwd werden, en dat zal on geveer drie eeuwen na Christus ge weest zijn, de toegangen die zich toch boven het wateroppervlak be vonden hebben, tegenwoordig bij vloed altijd onder water komen. Het is voldoende de fundamenten van die stichtingen eens te beschouwen, om te constateeren, dat ze zijn ge zakt gedurende zevenhonderd jaar, sommigen minstens anderhalve meter, anderen van drie tot vier meter. Men heeft eveneens geconstateerd, dat in verscheidene lage vlakten van de Zeeuwsche eilanden, welke sinds lang drooggelegd waren de grondop- pervlakte is gezonken van dertig tot vijf en dertig centimeter gedurende tfree eeuwen. Kortom, de formatie van Zuider zee en Dollart in Nederland, en evenzoo een deel van Noord-Duitsch- land, laat geen twijfel over, of eene verzinking heeft, gedurende een hui dige periode, in dit deel om Europa plaats. Uit deze gegevens wordt afgeleid het ontstaan der terpen. Dit waren natuurlijke verhoogingen die eenige meters boven de oppervlakte van het overige land verrezen, en die de weiden vormden waar in den zomer de eerste bewoners, n.l zwervende nomadenstammen, den zomer door brachten. In het slechte jaargetijde liepen deze vlakten vaak onder bij stormvloeden. Maar de oppervlakten daalden en de nomaden maakten plaats voor volken die van landbouw leefden Dijken werden om de terpen gelegd om ze voor 't kwade seizoen te be schermen En, zooals altijd gebeurt, Hij was buitengewoon stil en in zichzelven gekeerd onder het terug rijden. Hij vond het zelf bijna onge- loofelijk, dat hij, die nooit in zijn le ven iemand had lief gehad, nu van dit kind zooveel begon te houden als hij ontegenzeggelijk deed. In den beginne was hij alleen maar trotsch geweest op Cedrics schoonheid en onversaagdheid maar nu was het iets meer dan trots, wat hij voelde. Soms kwam er een zonderling, ironisch lachje om zijn mond als hij bedacht hoe graag hij het kleine kind bij zich had, hoe graag hij zijne stem hoorde en hoe hij in het diepst van zijn hart wenschte, dat zijn kleinzoontje hem liefhebben er. goed over hem denken mocht. „Ik begin suf en kindsch te wor den en ik heb niets anders om over te denken," zei hij dan tot zichzelven, en toch wist hij maar al te goed dat het dit niet was. En had hij de ge heele waarheid willen zeggen, dan zou hij misschien moeten bekennen, dat hetgeen hem in het kind zoo aantrok, juist de eigenschappen waren, die hij nooit had bezeten het eerlijke, op rechte welwillende karakter, het be minnelijke goed vertrouwen, dat aan geen kwaad dacht. Een week ongeveer na dien rit, kwam Cedric, na een bezoek bij zijne moeder, met een betrokken, bezorgd gezichtje in de bibliotheek. Hij ging op den hoogen stoel zitten, waarop hij den avond van zijne aankomst ge zeten had, en keek in het vuur. De Graaf sloeg hem stilzwijgend gade, nieuwsgierig wachtend, wat hij zeg gen zou. Het was duidelijk merkbaar, dat Cedric iets op het hart had. Ein delijk sioeg hij de oogen op. „Weet Newick alles van de menschen vroeg hij. „Hij moet alles van hen weten daar is hij voor," zei zijne Lordschap. „Nalatig geweest ja Hoe tegenstrijdig het moge klinken, was er toch niets wat hem meer aan trok en amuseerde dan de belangstel ling van het kleine ventje in zijne pachters. Zelf had hij zich nooit om hen bekommerd, maar hij vond het wel aardig in weerwil van zijne kin derlijke vroolijkh.eid, zijne spelletjes en grappen, zulke ernstige gedachten in dat kleine krullekopje huisden. „Er is eene woning," zei Cedric, hem met wijd geopende verschrikte oogen,*aankijkend „liefste is er ge weest, het is den anderen kant van het dorp, de huizen staan er dicht op elkander en vallen bijna in van ouder dom men kan er bijna geen adem halen, en de menschen zijn zoo arm en alles is er zoo akeligZe zijn dikwijls ziek en de meeste kinderen sterven en zij worden slechts ziek, omdat zij' zoo wonen en zoo arm en ellendig moeten leven. Het is r.og veel erger dan Michael en Bridget Het regent er door de daken. Liefste ging eene oude vrouw opzoeken, die daar woont. Zij wilde niet, dat ik

Krantenbank Zeeland

Volkswil/Natuurrecht. Gewestelijk en Algemeen Weekblad te Hulst | 1912 | | pagina 5