Mengelwerk.
I
Burgerlijke stand.
Mijnheer Winkle en zijn jonge
vrouw waren juist in San Francisco
van het platteland aangekomen. Ter
stond gingen zij op weg om een ge
schikt huis te vinden. Na twee da
gen betrokken zij een oud groot huis
dat in het midden van een verwaar
loosden tuin gelegen was Het adres
was no. 601, Blankstiaat.
Het jonggehuwde paar was bezig
om alles op orde te brengen, toen
er gebeld werd Wat kan dat zijn
om 13 uur des avonds, zeide mijn
heer Winkle Bezoek kan het niet
zijn, want wy kennen niemand in
de stad.
Zijn vrouw, nieuwsgierig zooals
alle dochters van Eva, spoorde hem
aan om de deur te openen.
Met de lamp in de hand opende
hij de deur en op zijn kreet van
verontwaardiging kwam nu ook de
vrouw aanloopen, die even onthutst
bleef staan voor een pakje, dat op
den drempel lag en waaruit een lief
kopje van een kindje stak.
O Hemel riep mevrouw
Winkle, de kleine vreemdeling op
nemende, waar zou dat vandaan ko
men
Het is een vondeling, zeide
mijnheer Winkle. Ik heb dat meer
gehoord Ik stel voor, dat wij het
gedurende den nacht maar zullen
houden.
Natuurlijk, zeide mevrouw
Winkle, het slaapt gerust.
Zij liefkoosde het in haar armen
en bracht het naar binnen, gevolgd
door Winkle, die de geheele zaak
niet zwaar opnam en ziju taak, om
de .meubels op hun plaats te zetten,
voortzette.
Wederom werd er gebeld, hetgeen
mijnheer Winkle ongerust naar de
deur deed loopen.
Een zeer groote neger, gekleed
als #een bediende, stond er voor, met
een grooten korf aan den arm.
Mevrouw Travers zendt u
dezen korf met hare hartelijke groe
ten. Zij is juist wedergekeerd van
een lange reis en zij wil u te ver
staan geven, dat zij u niet vergeten
heeft, zeide de neger, terwijl hij zijn
last neerzette.
Er is hier zeker een vergis
sing, hernam mijnheer Winkle, wij
kennen mevrouw Travers in het
geheel niet,
Het ïs mogelijk, maar er be
staat geen vergissing, zeide de neger.
Dit is no. 601 en ik geloof dat
mevrouw weet wat zij doet. Ik ben
nelijkst oogmerk had gehad bij het
geen hij deed, was het hem misschien
wel niet bijzonder aangenaam toen hij
merkte, dat deze jongen een anderen
aard had. De Graaf had een slechten
nacht gehad en bleef den geheelen
morgen in zijn kamerna het tweede
ontbijt echter liet hij zijn kleinzoon
bij zich roepen.
C e d r i c gaf terstond aan het aan
bod gehoor. Hij kwam de breede
trap afhuppelen de Graaf hoorde hem
door den gang draven, toen ging de
deur open en hij kwam binnen met
glinsterende oogen en een blos op de
wangen.
„Ik dacht wel, dat ik geroepen zou
worden," zei hij. „Ik was al lang
klaar. Ik ben u toch zóó dankbaar
voor al het mooie speelgoed, o zoo
dankbaar! Ik heb er den heelen morgen
mee gespeeld."
„O zoo," zei de Graaf, „is het naar
uw zin?"
„O, ik vind alles zoo prachtig -
ik kan u niet zeggen hoe prachtig
verklaarde C e d r i c, terwijl zijn van
blijdschap stralend gezichtje zijne
woorden bevestigde. Er is ook een
spel bij, dat op een bord met zwarte
en witte prnneijes gespeeld wordt, en
dan met ballen, die aan een ijzer
draadje zitten, weet ge, ik heb ge
probeerd om het Dawson te leeren,
maar zij begreep het niet heel goed
zij had het nooit gedaan omdat zij
geen jongen is, en misschien heb ik
het haar niet duidelijk genoeg uitge
vaar bediende, mijn naam is Shafto,
ik voer haar bevel uit. Goeden
avond, mijnheer
De neger liep weg en het jonge
paar keek eens onder den handdoek,
die over den korf lag. Hij scheen
vol van gebak en vruchten te zijn.
Er is hier zeker een vergis
sing, riep mevrouw Winkle uit.
Waarom vroegt hij hem niet waar
mevrouw woonde? Natuurlijk zullen
wij er afolijven. Morgen zal zonder
twijfel de zaak wel opgehelderd
worden.
De bediende Shafto slenterde langs
de straat. Onder een lantaarn trof
hij 15 personen aan, oogenschijnlijk
muzikanten, daar zij allen instru
menten bij zich hadden. De direc
teur zoekt angstig in al zijn zakken
Welk was het nummer van het
huis ook bromde hij. Het is ge
lukkig dat die heer het opgeschreven
heeft. Ik heb het stukje papier er
gens in mijn zak. Hier heb ik het,
en hij vertoonde het nummer, n.l.
601.
Het nummer is duidelijk ge
noeg en hij is een slechte schrijver.
Laat eens zien, wij zijn allen hier
behalve de cornet en de trom Potts
werkt in Oakdale, ik heb hem het
nummer gezonden, hij zal het dus
wel vinden. Voorwaarts mannen
de cornéttist zou ons op de plaats
ontmoeten.
Gaat gij naar 601 van deze
straat vroeg fchafto, die veel van
muziek hield.
Ik kom er juist vandaan, ik
zal u den weg wijzen en uw fakkels
vasthouden.
Bij hun aankomst aan no. 601
zagen zij tevergeefs uit naar den
heer, die hun daar zou ontmoeten.
Er was een weinig maanlicht en de
straat was bijna geheel verlaten. Zij
keken in den tuin eens rond, maar
er was niemand te vinden.
Ik veronderstel, dat het wach
ten hem verveelde en dat hij bin
nen gegaan is. Het is laat. Wij
zullen maar beginnen en niet op
Potts wachten.
De fakkels werden ontstoken en
gegeven aan den gedienstigen Shafto,
die hen voorlichtte bij het blazen van
den marsch „La Siesta."
Terwijl de laatste tonen wegstier
ven, riep een luide heesche stem
hun toe Wel jongens, dat is schoon,
ik verzeker het u.
Omziende, zagen de muzikanten
een korten dikken man met een wol
len pet op en een deken over zijn
schouders.
Dit is de eerste muziek, die
ik sedert jaren gehoord heb, zeide
hij. Ik ben Willem Spelt. Ik ben
juist teruggekomen van Alaska, ik
legd. Voor u is het niets nieuws na
tuurlijk
„Ik vrees, dat ik het ook niet zal
kennen", gaf de Graaf ten antwoord.
„Het is zeker een Amerikaansch spel.
Heeft het iets van cricket?"
„Cricket heb ik nooit gespeeld",
zei Ce drie, „maar mijnheer Hobbs
heeft mij wel eens meegenomen om
het door groote jongens te zien spe
len het ziet er zoo prettig uitEn
men wordt er zoo warm vanZal
ik mijn spel eens gaan halen en het
u wijzen Misschien vindt ge het
wel zóó pleizierig, dat ge de pijn aan
uw voet vergeet. Doet hij vandaag erg
zeer
„Veel meer dan mij lief is," was het
antwoord.
„Dan zult ge het misschien toch
niet kunnen vergeten," zei het kleine
ventje bezorgd. „Misschien vindt ge
het wel vervelend om het spel te lee
ren. Wat denkt ge Zoudt ge het
prettig of vervelend vinden
„Ga het maar eens halen," zei de
Graaf.
En zeker was het een nieuw en
zeer ongewoon amusement voor hem,
dit samenzijn met een kind, dat aan
bood hem spelletjes te leerenmaar
juist het nieuwe en ongewone er van
trok hem aan. Er vertoonde zich
werkelijk een glimlachje om zijn mond,
toen Cedric terugkwam met de doos
onder den arm, en eene uitdrukking
van de warmste belangstelling in zijn
lief gezichtje.
heb mijn fortuin gemaakt en daarom
kwam ik naar San Francisco. Deze
muziek doet mijn hart goed. Speel
nog ereis een marsch.
De directeur keek naar het huis
waarin hij een licht heen en weer
zag dragen, doch niemand kwam
buiten. Een militaire marsch weer
klonk, die Willem ^pelt zoo aandeed,
dat hij de muzikanten verzocht op
een glaasje in de nabijgelegen her
berg.
Doch tegelijkertijd werd de voor
deur geopend en mijnheer Winkle
6tond op de stoep met de lamp in
de hand, gevolgd door zijn vrouw.
Hij keek rechts en links als een kip
in het donker.
Heeren, begon hij, bevende, ik
weet niet, waaraan ik deze groote
eer moet toeschrijven, doch ik geloof
dat gij u vergist.
Doch juist begon het kind te
schreeuwen.
Zij hebben het kind wakker ge
maakt, riep mevrouw Winkle, die
plotseling verdween
Och hemel, riep de directeur,
verstijfd van schrik.
Slaat er geen acht op heeren,
zeide Winkle met buitengewone be
leefdheid. Het is ons kind niet,
iemand heeft het op onzen drempel
gelegd heden avond.
Laat het eens zien, zeide Willem
Spelt. Ik heb gedurende jaren slechts
zelden een kind gezien. Ik ben goud
delver aan de Jukon geweest en ben
juist terug. Het was een hard leventje,
maar ik heb goud in overvloed. Mag
ik het kind eens zien
Zeker, mijnheer, kom binnen,
zeide Winkle.
Nu wij het kind wakker hebben
gemaakt, kunnen wij al niet veel schade
meer doen, zeide de directeur.
Zij gingen binnen en stonden ron
dom mevrouw Winkle, die het kind
op den arm had.
Ik zie dat het een verrassing
voor u was, mijnheer, zeide de direc
teur. Maar een grap is een grap. Ik
dacht dat de jongeheer hier zou zijn,
maar ik gis dat hij morgen wel aan
zal komen om uitleg te doen en u eens
hartelijk uit te lachen.
Wie vroeg Winkle geheel en
al in het duister.
Wel, de jongenheer die ons ge
huurd heeft.
Mijnheer Winkle zeide niets meer,
hij was geheel en al in de war.
Willem Spelt, Shafto en de muzi
kanten vertrokken en gingen naar een
herberg, waar Spelt hen volop ont
haalde.
Middelerwijl stond een jonkman op
het einde der straat ongeduldig voor
een mooi huis op zijn muzikanten te
wachten. Naast hem stond een man
met een trom.
Waar zijn de andere muzikanten
vroeg hij op bitsen toon.
Ik weet het niet, zeide Potts. Ik
werk in Oakdale en onze directeur
schreef mij hedenavond hier te komen.
Ik begrijp niet hoe er een vergissing
„Mag ik dat tafeltje wat dichter
bij uw stoel schuiven vroeg hij.
„Schel maar even, dan zal Thomas
het voor u doen," zei de Graaf.
„O, dat kan ik heel goed alleen,"
hernam Cedric. „Het is niet zwaar."
„Ga dan uw gang maar," sprak zijn
grootvader. En de glimlach verspreidde
zich over geheele gelaat van den
ouden man, terwijl hij de toebereid
selen van den knaap' gadesloeg hij
ging er zoo volkomen in op. Het
tafeltje werd vooruit geschoven en
naast den stoel geplaatst, daarna het
spel uit de doos genomen en behoor
lijk opgezet.
„Het is zoo prettig als men er eens
mee bezig is," zei Cedric. „Kijk eens,
die zwarte pennetjes zijn voor u en
de witte voor mij. Het verbeelden
mannetjes, moet ge weten eens in de
rondte is eene gewone toer en telt
één hier is het uit en dit is
de tweede en de derde Zoo ging
het voort. Vol vuur en ijver ver
klaarde hij het spel tot in de minste
bijzonderheden en begon nu te ver
tellen van hetgeen hij de groote jongens
had zien doen, toen hij met mijnheer
Hobbs naar den wedstrijd was gaan
kijken. Zijn krachtig, welgevormd
lichaampje, zijne levendige gebaren,
zijne kinderlijke opgewondenheid wa
ren aardig om te zien.
Toen de verklaringen en aanschou
welijke voorstellingen eindelijk afge-
loopen waren, en het spel in vollen
ernst begon, bleef de Graaf het amu-
zijn kan. Een uur ging voorbij, doch
geen muzikanten. De jonkman begon
te dansen van ongeduld en woede.
Ik zal dien idioot van een direc
teur eens leeren om mij zulk een poets
te spelen en hij weet, dat het voor
een sernade was.
Op hetzelfde oogenblik ging een
ander jonkman de poort van 't schoone
huis binnen en kroop onder een der
ramen met een viool in de hand. De
eerste jongeheer was buiten zichzelven
van toorn.
Dat is Jacob Barker, bromde hij.
Hij brengt haar een sernade. Hij denkt,
dat hij viool kan spelen, de verwaande
aap, maar ik zal hem leeren
De gehoorzame Potts volgde den
toornigen jongeheer door den tuin,
totdat zij slechts eenige schreden van
Jacob Barker waren, die zijn viool in
orde bracht en terstond een minnelied
begon te spelen.
De eerste jonkman beval Potts om
met alle macht de trom te roeren. Hij
deed zijn best, doch in een minuut
was alles weder stil.
Barker sprak Potts en zijn last
gever barsch aan.
Zoo gij mij weder onderbreekt,
Jozef Woods, steek ik uw hoofd door
de trom, riep hij toornig uit.
En wat zal ik in dien tijd aan
het doen zijn, bemerkte Woods, Barker
begon weder te spelen en zijn minne
lied te zingen.
Maar hij had nog geen drie woor
den gezongen of de trom overstemde
hem. Hij legde zijn viool op het gras
en sprong op Woods toe. Daar was
een levendig gevecht. Nu viel de een,
dan de ander en Potts vierde eiken
val met een slag op de trom.
Eensklaps hoorden de strijdenden een
zwakke stem. Het was die der meid.
Jongens, zeide zij, wat voert gij
toch uit? Juffrouw Beatrice en de
geheele familie zijn naar Sacramento
en het is goed voor u dat zij uw
slecht gedrag niet ziet. Gaat naar huis
en gedraagt u als heeren. Schaamt gij
u niet
Toen Barker en Woods de straat
bereikten, stonden zij een oogenblik
stil.
Zeg Jacob, zeide Woods. Ik heb
verkeerd gedaan in mijn toorn. Ik
huurde muzikanten om Juffrouw Bea
trice een sernade te brengen en geen
een kwam er dan deze trouwe trom
slager. Doch naar het schijnt zijn
wij beiden de dupe geworden. Geef
mij uw hand.
'Hij deed het en elk ging zijn weg,
Woods en Potts gingen te zamen en
al voortgaand troffen zij het muziek
gezelschap, waaraan Potts behoorde
en dat Woods gehuurd had.
Woods en de directeur stonden tegen
over elkander.
Idioot, schreeuwde Woods hem
toe, wat denkt gij mij zoo in den steek
te laten
Ik heb u niet in den steek ge
laten. Wij gingen naar het door u
opgegeven adres en gij waart er niet.
Gij zijt niet naar dat adres ge
gaan.
Ziedaar het nummer, dooru zelf
geschreven Blankstraat no. 601, zei de
directeur, een stukje papier toonende.
Woods n2am het papier, keek er op
en barstte uit in een schaterlach,
wat een domoor, zeide hij, gij hadt
sant vinden. Zijn kleine medespeler
was gansch en in al zijne kansbere
keningen verdiept; hij speelde met
hart en zielzijn vroolijke lach als hij
een goede slag geslagen had, de on
partijdigheid, waarmee hij zijne tegen
partij toejuichte, zouden ieder spel
aantrekkelijk hebben gemaakt.
indien men eene week geleden Graaf
Dorincourt voorspeld had, dat hij op
een goeden morgen zijn jicht en zijn
boos humeur vergeten zou bij een
kinderspelletje, met zwarte en witte
pennetjes op een bont geschilderd bord
gespeeld, met een blondgelokt jongetje
tot tegenpartij, dan zou hij zich zonder
twijfel erg kwaad hebben gemaakt
en toch had hij werkelijk zichzelven
vergeten toen de deur openging en
Thomas een bezoeker aanmeldde.
Deze bezoeker, een oude heer in
het zwart, niet meer of minder dan de
predikant van het dorp, was zóó ver
baasd over het allerzonderlingst too-
neel waar zijn oog op viel, dat hij een
paar stappen achteruit deinsde en bijna
met Thomas in onzachte aanraking
was gekomen.
Geen van de plichten aan zijn ambt
verbonden, stond den weleerwaarden
heer Mordaunt zóó zeer tegen als die
g< dwongen bezoeken aan zijn hoogge
boren patroon op het kasteel. Zijn
hooggeboren patroon was er namelijk
.voortdurend op uit om hem die visites
zoo onaangenaam te maken als hij
maar kon. Hij had een afkeer van ker
kelijke zaken en armenverzorging, en
het onderstboven. Het is 109 Blank
straat. Ziehier
Hemel riep de directeur. Ik
keek zooeven onder een lantaarn en
uw schrift is zoo slecht dat het van
beide kanten onleesbaar is.
Verdere uitleg werd onderbroken
door een haif-razenden man, die op
hem aankwam. Hij hield in zijn armen
een pakje, dat lustig schreeuwde. Het
was de ongelukkige Winkle.
Halt riep Willem Spelt. Heeft
het kind koliek
Genadige hemel, riep Winkle.
Hier heb ik er nog eenGij waart
nog geen half uur weg toen er gebeld
werd en wij dit vonden. Waar is het
politie-bureau, de gevangenis.de brand
weer
Een agent trad nader. De vreese-
lijke voorvallen werden hem verteld.
Waar woont gij wat is het num
mer van uw huis? vroeg hij.
601, antwoordde Winkle.
Zoo, dat is het oude vondelin
genhuis, zeide de politieagent.
Zij zijn juist verhuisd en ik gis
dat de personen, die daar kinderen
achterlieten, nog niet bekend waren
met die verandering.
Luid en lang was het gelach van
het vergaderd troepje.
En ik veronderstel, zeide Shafto,
dat mijn korf daar ook voor bestemd
was. Den volgenden dag werden de
kinderen, de nootjes, de groote korf met
gebak overgebracht naar het nieuwe
vondelingshospitaal.
Mijnheer en mevrouw Winkle ver
huisden.
Boschkapelle. Geboorten. 7 Jan.
Judocus Petrus, z. van Alphonsus
Wijnacker en van Maria Catharina Ver-
durmen. 12 Jan. Josephus, z. van
Alphonsus Otjes en van Anna Catha
rina Philomena Otjes. René Albert
Marie, z. van Petrus Paulus Kox en
van Rosalia van Dijk.
Overlijden. 22 Jan. Judocus Petrus
Wijnacker, oud 15 d., z. van Alphonsus
en van Marie Catharina Verdurmen.
28 Jan. Jacobus de Poorter, oud 66
jweduwn. uit het eerste huwelijk
van Rosalia Coolsen en uit het tweede
huwelijk van Maria Philomena Eeman.
Overslag. Huwelijks-voltrekkingen.
31 Jan. Camile Engels, oud 24 j., jm.
en Eulodie Marie de Ridder (van Wach-
tebeke), oud 25 j., jd.
Graauw. Huwelijks-aangiften. 26
Jan. Petrus Mattheijssen, oud 34 j.(
jm. en Sophia Mangnus, oud 24 j., jd.
Huwelijks-voltrekkingen. 5 Jan. De-
siré Johannes Platjou (van Hontenisse),
oud 27 j., jm. en Anna Catharina de
Smit, oud 25 j., jd. 12 Jan. Petrus
Francies Gordijn (van Hontenisse), oud
26 j., jm. en Cornelia van Huffel, oud
27 j., jd.
Geboorten. 3 Jan. Maria Genoveva
Florentia, d. van Jacobus Kouijzer en
van Anna Maria Paulina Burm. Hen-
ricus Alphonsus, z. van Jan Francies
Seij en van Maria Louisa de Caluwe.
kon zich vreeselijk driftig maken, wan
neer een van zijn pachters of boeren
de vrijheid nam om arm of ziek te
zijn en bijstand noodig te hebben.
Plaagde de jicht hem meer dan gewoon
lijk, dan verklaarde hij ronduit, dat hij
niet verkoos zich te laten ergeren en
vervelen door al die verhalen van ram
pen en tegenspoedenwas de pijn
minder hevig, en hij dientengevolge in
eene menschelijke stemming, dan gaf
hij den predikant soms wat geld, na
hem zoo grof en beleedigend mogelijk
behandeld en de heele gemeente van
zorgeloosheid en verkwisting, en wie
weet waarvan nog meer beschuldigd
te hebben. Maar hoe hij ook gestemd
mocht wezen, nooit kon hij nalaten
allerlei hatelijke en scherpe opmerkin
gen te maken, waardoor meer dan
eens in den heer Mordaunt den wensch
opkwam, dat het gepast en christelijk
mocht zijn hem iets zwaars naar het
hoofd te gooien. In al de jaren, dat
de heer Mordaunt de predikantsbe
trekking. te Dorincourt had waargeno
men, kon hij zich niet herinneren zijne
Lordschap ooit uit vrije beweging eene
vriendschap le hebben zien bewijzen,
of, onder welke omstandigheden dan
ook, gehoord te hebben, dat hij nog
aan iemand anders dacht dan aan
zichzelven,
Wordt vervolgd.