De Volkswil
BIJVOEGSEL
van
van 20 Januari 1912.
,0 FEUILLETON.
De Kleine Lord.
Van alles wat.
Opmerkingen over de be-
teekenis van Canada voor
den Nederlandschen
Handel.
o—
I.
Door den Nederlandschen handel
is, naar de meening van schrijver dezes,
niet voldoende aandacht geschonken
aan de beteekenis van Canada als
afzetgebied, vooral als toekomst afzet
gebied van nijverheidsproducten. Ca
nada is langen tijd in een toestand
van betrekkelijken stilstand gebleven
en de tijd ligt nog niet ver achter
ons, dat Canadeesche jongelieden, die
zich eene toekomst droomden, meen
den, dat voor de verwezenlijking van
dien droom in de allereerste plaats
noodig was de grenzen over te trek
en in de Vereenigde Staten aan het
werk te tijgen. Nog zijn vele Cana-
deezen uit de meest oostelijke pro
vinciën in de noordelijke staten van
de Unie gevestigd, men telt hen
bij tienduizenden maar die bewe
ging is tot staan gekomen, omdat de
Canadeezen thans weten, dat er meer
belofte in hun eigen Westen, ja in
het vroeger achterlijke Oosten, huilt,
dan in het al wat bejaardere Nieuw-
Engeland. Integendeel, er is thans
een krachtige stroom in tegengestelde
richting. Ér is zooveel veranderd in
Canada en de verandering is zoo plot
seling geweest, dat deze nog niet op
gehouden heeft de Canadeezen zelf te
verwonderen.
Verstandige bestuursmaatregelen,
eene vérziende spoorwegpolitiek en
eene doeltreffende reclame hebben dit
stuk van het Britsche Rijk even plot
seling als zeker op den voorgrond
doen treden. In het beeld, dat men
zich van het verlaten koude gewest
maakte, is relief gekomen en men gaat
het niet meer voorbij, zonder met be
langstelling details en geheel te be
schouwen.
Het zij onzen landgenooten aange
raden zich bij de kijkers te voegen
en zich van de relatieve positie, van
de beteekenis, de ligging en gesteld
heid van Canada wat meer te laten
vertellen, willen zij niet op een goeden
dag ontwaken en zien, dat een mach
tig volk, een rijk land geworden
is zonder hunne medewerking. Het
is voor den industrieel van belang de
aardrijkskunde van Canada te bezien
en er zich rekenschap van te geven,
hoe uitgestrekt het land is, welke af
standen per spoor, welke te water kun
nen worden afgelegd en hoe de ver
houding van de stukken, waarin men
Canada verdeelen kan, onderling is.
o—
V.
Op het Kasteel.
Cedric stak haar de hand toe, ter
wijl een zonnige glans zich over zijn
gelaat verspreidde.
„Hebben wij van u die mooie witte
poes gekregen vroeg hij. Dan bedank
ik u wel, juffrouw."
Het lieve, oude gezicht van juf
frouw Mellon straalde leiterlijk van
blijdschap, evenals dat van de por
tiersvrouw gedaan had.
„Ik zou zijne Lordschap overal her
kend hebben," sprak zij tot den heer
Havisham. „In voorkomen en ma
nieren gelijkt hij sprekend op den ka
pitein. Dit is een gezegende dag voor
ons, mijnheer
Cedric begreep volstrekt niet, wat
zij bedoelde met dien „gezegenden
dag," en keek haar vragend en ver
wonderd aan. Een oogenblik verbeeldde
hij zich, dat er tranen in haar oogen
waren en toch was zij blijkbaar niet
verdrietig. Glimlachend zag zij hém
aan.
„De poes heeft twee allerliefste
kleintjes hier gelaten," sprak zij. „Ik
zal ze naar de speelkamer van uwe
Lordschap laten brengen."
De heer Havisham fluisterde haar
Van de uitgestrektheid van het land
toch maakt men zich nog steeds geene
goede voorstellingeen kaart, waarop
Nederland en Canada op gelijke schaal
staan afgebeeld, heeft bijna niemand
voor oogen immigratie en spoorweg
bouw vergrooten dagelijks het terrein
dat voor den handel zooveel belooft
en vroeger gedacht werd, met eeuwige
sneeuw bedekt, slechts voor den jager
een karig bestaan te kunnen opleve
ren. Hoogst interessant is het daarom
te lezen in de rapporten van de Ca
nadeesche regeering en in de korte,
maar kernachtige verslagen van 't keur
korps, de „Royal North Western Moun
ted Police Force", hoe graanbouw
mogelijk is en gedreven wordt tot
breedten van 58° en meer. Van een
steeds grooter wordend gebied is het
bewezen, dat daar eene toenemende
bevolking met al hare behoeften ge
herbergd kan worden. De spoorweg
kaart van Canada (1), is even instruc
tief en geeft een duidelijk denkbeeld,
hoe loonend de ontwikkeling van het
Westen, toen die eenmaal aanving,
bleek te zijn. Geeft men zich daarbij
de moeite na te gaan de resultaten
van het spoorwegbedrijf, dan valt
daaruit de conclusie te trekken, dat
de spoorwegbouw, door velen be
halve eigenaardig, door Nederlandsche
financiers als te gewaagd beschouwd,
gerechtvaardigd was en een vrucht
baar land tot groote vruchtdragendheid
gebracht heeft.
Een wanbegrip dient vooral te wor
den opgeruimd en daardoor opent men
voor den afzet van Nederlandsche ar
tikelen al dadelijk een ruimer veld
het strekke tevens ter illustratie hoe
noodig het is de aardrijkskunde van,
een land, waarmede men handel drij
ven wil, te kennen. Verscheidene Ne
derlandsche fabrikanten hebben hunne
alleenvertegenwoordiging voor Canada
aan huizen in New-York gegeven. Dat
doende zijn ze lichtvaardig te werk
gegaan, en hebben zij de geographie
der Canadeezen miskend. De laatste
twintig jaren hebben het gevoel van
eigenwaarde bij de Canadeezen sterk
ontwikkeld, |zij gaan prat op de zelf
standigheid en onafhankelijkheid, die
zij zich hebben weten te verschaffen,
en waarin zij zich behaaglijk voelen
na de jaren, waarin zij min of meer
als aanhansgel van het Britsche Rijk,
als uitlooper van de Vereenigde Staten
(1). Eene dergelijke kaart is aan
de Afdeeling Handel aanwezig. Ove
rigens moge ook de aandacht worden
gevestigd op het kaartje, behoorende
bij „Economische Verslagen" 5en jaarg.
no. 1 (bijlage van „Handelsberichten"
no. 218). (Red.)
een paar woorden in.
„In de bibliotheek, mijnheer," gaf
juffrouw Mellon ten antwoord. „Zijne
Lordschap wordt er alleen verwacht."
Nog een paar minuten en de lange,
forsch gebouwde huisknech) in staat
sielivrei, die Cedric naar de bibliotheek
had geleid, opende de deur en riep
op indrukwekkenden toon„Lord
Fautleroy, Mylord 1" Al was hij maar
een huisknecht, toch gevoelde hij, dat
het een gewichtig oogenblik was, waar
op de erfgenaam zijn eigen grond be
trad en in tegenwoordigheid verschij
nen zou van den man, wiens naam
en bezittingen hem eenmaal zouden
toebehooren.
Cedric stapte over den drempel.
Het was een ruim en deftig ingericht
vertrek met ouderwetsche meubels van
gesneden eikenhout en boekenkasten
langs de wanden. De meubels waren
zoo donker, de gordijnen zoo zwart,
de vensters met hunne kleine ruitjes
lagen zoo diep in de nissen, de af
stand van de deur naar den haard
scheen zoo groot, dat het geheel,
vooral op dezen tijd van den dag, een
somberen indruk maakte. In het eerste
oogenblik dacht Cedric, dat er nie
mand in de kamer was, maar weldra
zag hij, dat in een grooten armstoel,
die bij het vuur stond, iemand zat
iemand, die zich niet dadelijk omkeerde
om hem te zien naderen.
Wel scheen hij de aandacht van een
ander wezen getrokken te hebben. Op
werden beschouwd. Zij eischen thans
van de wereld erkenning van hunne
veranderde positie en zijn weinig toe
schietelijk tegenover hen, die toonen
den nieuwen toestand niet te kennen
of te erkennen. In het algemeen ge
nomen is het daarom dom, aan een
niet in Canada gevestigd huis de ver
tegenwoordiging voor dat land op te
dragen, en dit zoowel om de boven
opgegeven reden, als om deze, nog
meer tastbare reden, dat de markt in
Canada zich niet meer laat bewerken
van New-York uit, maar volkomen
verdient van de centra van het land
zelve uit. bediend te worden. Een
chef van een zeer groot handelshuis
te Vancouver vertelde schrijver dezes,
dat er bij de vertegenwoordigers te
New-York of in ander handelscentra
van de Vereenigde Staten eene merk
waardige onkunde betreffende de lig
ging van Canadeesche handelscentra
bestaat en zij dus zeer gebrekkige
vertegenwoordigers blijken te zijn.
Montreal in de eerste plaats en To
ronto zijn groote handelssteden en
groote markten, waar men uitstekende
verbindingen kan vormen en vanwaar
uit men rondom gelegen dichtbevolkte
streken voorzien en bewerken kan.
Een Nederlandsch fabrikant, die zich
door tusschenkomst van een New-
Yorkschen agent op de Canadeesche
markt vertoont, dient zich op onge
lukkige wijze aan en is niet welko-
men. Er zijn in ons land enkele groote
Industrieën, die zich daardoor belang
rijke schade gedaan hebben en wier
zaken zij weten het zelve en er
behoeve geene namen te worden ge
noemd niet de uitbreiding gekregen
hebben, waarop zij anders hadden
kunnen rekenen en waarop zij weer
kunnen rekenen, wanneer zij boven-
genoemden wenk ter harte nemen.
De aardrijkskunde van Canada leert
ons verder, dat men ook in de meeste
gevallen onverstandig doet de alleen
vertegenwoordiging voor Canada te
geven aan eene firma, die alleen in
het Oosten, te Montreal, te Toronto
of in die buurt gevestigd is. De reis
van Montreal naar het Westen is kost
baar en tijdroovend, zoodat de meeste
agenten zich wel zullen bepalen tot
correspondeeren, terwijl persoonlijke
bezoeken van afnemers bijna een con
ditio sine qua non zijn.
Het land is vrij scherp in twee
groote stukken te scheiden, het Oos
ten, omvattende de maritieme provin
ciën, Quebec en Ontario, waarvan
voorloopig alleen het oostelijk deel
medetelt, en het Westen, waarvan
Winnipeg de poort is en dat Manitoba,
Saskatchewan, Alberta en Britsch-Co-
lumbia omvat. Die beide deelen zijn
gescheiden door een stuk, dat wat
achterlijk is, wegens de mindere vrucht
baarheid het is het land, dat ten
noorden van de groote meren gelegen
is en waardoor de Canadian Pacific
Spoorweg en weldra ook de Grand
Trunk Pacific Spoorweg een weinig
rendabele „haul" van ongeveer 800
Engelsche mijlen moeten maken, voor
zij weer in vracht opleverende en goe
deren afnemende streken komen. Men
is wel bedacht op ontwikkeling van
dit gedeelte, maar de natuur is daar
niet zoo goedgeefsch geweest als meer
westelijk en de gemakkelijkst ontgin-
den grond naast den armstoel, lag een
hond. eene groote, ruige dog, wiens
lijf en pooten werkelijk iets van een
leeuw haddendit reusachtige dier
stond langzaam en statig op en kwam
met zwaren tred naar het kleine ventje
toe.
Toen verhief de persoon in den
armstoel zijne stem. „Dougal kom hier!"
riep hij.
Maar zoo het hartje van den klei
nen Lord geene onvriendelijkheid
kende, vrees kende hij evenmin hij
was al zijn leven een dapper ventje
geweest. Op de natuurlijkste manier
van de wereld vatte hij met zijn kleine
handje het groote beest bij den
halsband en zoo liepen zij zamen voort,
Dougal geweldig snuivende.
En toen sloeg de Graaf de oogen
op. Wat Cedric zag was een forsche
oude man, met sneeuwwit, borstelig
haar en wenkbrauwen, en een arends
neus tusschen een paar diepliggende
doordringende oogen. Wat de Graaf
zag was een bevallig kinderfiguurtje
in het zwart fluweel gekleed, met een
breeden kanten kraag en krulhaar, dat
rondom een mooi, wakker gezichtje
golfde, terwijl een paar vriendelijke
oogen met eene onschuldige, bijna
kameraadschappelijke uitdrukking de
zijne ontmoetten. Indien het kasteel
aan een tooverpaleis deed denken, dan
moest men toegeven, dat de kleine
Lord Fauntleroy zelf heel veel had
van den prins in het sprookje, al had
hij daar zelf geen flauw besef van en
bare stukken worden natuurlijk het
eerst in explotatie gebracht.
Wordt vervolgd.
O—
Noord-Brabantsche boerderijen. De
Vereeniging van stalverbetering in
Noord-Brabant heeft een prijsvraag
uitgeschreven, die ten doel heeft een
verzameling ontwerpen te krijgen van
boerderijen uit de verschillende dee
len van de provincie Noord-Brabant,
welke zoowel in doelmatige inrichting
als in goedkoope uitvoering en landelijk
voorkomen bijzonder uitmuntten. Zoo
veel mogelijk moeten de ontwerpen
aansluiten bij de bestaande typen, maar
op grond van practisch gebleken ver
beteringen hiervan afwijken.
De deelnemers aan deze prijsvraag
zijn gehouden één of .meer Noordbra-
bantsche boerderijen waarvan opgege
ven moeten worden gemeente en juiste
ligging) aan te wijzen, die hun bij het
ontwerpen voor den geest hebben ge
staan. De ontwerper moet vermelden
de grootte van de boerderij en het
aantal H. A. gras- en bouwland. De
inrichting moet zijn degelijk, doelmatig
en goedkoop en aan redelijke hygiëni
sche eischen voldoen.
Voor de prijsvraag is f300 beschik
baar gesteld.
o
De kanalisatie der Maas. Aan de
„Köln. Zeitung" wordt uit Brussel ge
meld omtrent de onderhandelingen
tusschen de Nederlandsche en de Bel
gische Regeering over de kanalisatie
der Maas tusschen Luik en Maastricht,
dat de Nederlandsche Regeering van
meening is, dat elk der beide Staten
de kosten der kanaliseering op zijn
gebied moet dragen. De Belgische
Regeering daarentegen meent, dat het
hier niet betreft de regeling van een
natuurlijken rivierloop, doch een zui
vere kanalisatie, waarvan de kosten
voor het grootste deel door Holland
moeten gedragen worden omdat dit
land het plan heeft opgevat.
België vreest daarenboven dat de
kanalisatie der Maas in 't bijzonder
aan de haven van Rotterdam ten goede
zal komen tot nadeel van Antwerpen.
Het zal zich vermoedelijk slechts vóór
deze kanalisatie verklaren onder voor
waarde, dat Nederland concessie doet
ten opzichte van het kostenvraagstuk
en ook aan de andere kanaalwenschen
van België, namelijk voorzoover deze
de verbinding van den Rijn met Ant
werpen betreffen, tegemoet komt.
o—
Frederik de Groote als drank
bestrijder. Een rector te Schmiegel
had in dronkenschap allerlei uitla
tingen over den koning gedaan en
was deswege bestraft geworden. De
koning, hiermede in kennis gesteld,
schreef in 'n kabinetsorder „omdat
deze mensch door dronkenschap in
dezen ellendigen toestand gekomen
is, zoodat hij zijn verstand totaal
niet gebruiken kou en derhalve er
allerlei onzin heeft uitgegooid, is hij
meer te verachten dan te bestraffen,
en daarom moet de hem opgelegde
al was hij misschien wel wat stevig
en blozend voor een wezen uit de
tooverwereld. Maar het hart van den
ouden Graaf werd plotseling vervuld
van blijden triomf, toen hij zag welk
een sterke, mooie jongen hij was, en
hoe onbevreesd hij hem aanzag, terwijl
hij daar stond met den grooten hond
naast zich. De barsche oude edelman
verheugde er zich in, dat het kind
geen zweem van verlegenheid of vrees
scheen te voelen, noch voor den hond,
noch voor hem.
Cedric keek hem aan evenals hij de
portiersvrouw en de huishoudster had
aangekeken en kwam dicht bij hem
staan.
„Zijt gij nu een Graaf vroeg hij.
„Ik ben uw kleinzoon gij weet
wel, dien mijnheer Havisham gehaald
heeft. Ik ben Lord Fauntleroy."
Hij stak zijne handen uit, omdat hij
dat voor eene beleefde en gepaste
gewoonte hield, zelf tegenover graven.
„Gaat het u goed?" vroeg hij met
zijn vriendelijk stemmetje. „Ik ben
blij, dat ik kennis met u mag maken."
De Graaf gaf hem de hand, terwijl
er eene allerzonderlingste uitdrukking
in zijne oogen kwameigenlijk was
hij zóó verbaasd, dat hij niet wist
wat hij zeggen zou. Hij bleef de
schilderachtige verschijning daar voor
hem aanstaren en sloeg haar van onder
zijne borstelige wenkbrauwen nauwlet
tend gade.
„Verheugt het u kennis met mij te
maken?" vroeg hij.
straf geheel worden ingetrokken, zoo,
dat hij ook geen geldboete te beta
len heeft, doch ten hoogste moet
worden gewaarschuwd zich in 't ver
volg voor het drinken in acht te
nemen."
o—
Houdt gerust uw geld Een En-
gelschman, op reis door België, hoort,
dat er in het plaatsje Moll een
huisgezin is met zeventien kinderen.
Aanstonds stapt onze gentleman
den trein in, om met eigen oogen
getuige te kunnen zijn van hef on
gewone schouwspelzoo'n talrijk ge
zin aan den middagdisch.
Verslagen van verwondering vindt
hij dat kleine wereldje vroolijk en
lustig geschaard om de kloeke eik-
sterke ouders.
Door medelijden bewogen met den
vader, die voor zoo groot gezin het
dagelijksch brood moet verdienen,
biedt onze Engelschman ten slotte
den braven man een bankbriefje aan.
Maar met fier gebaar wijst deze
het af, zeggend „Houdt gerust uw
geld, mijnheer, of breng het liever
bij mijn broer hier tegenover, die heeft
het meer noodig dan ik."
„Hoe? Heeft die dan nog meer
kinderen dan gij
„Dat niet, mijnheer, zegt de
boer doodeenvoudig hij heeft geen
kinderen."
p o—
Goed werk te doen. Uit De
Sportkroniek
De Hessische Auto-Club heeft dit
jaar een voorbeeld gegeven van het
gebruik der auto in dienst van de
liefde voor het ongelukkige kind, dat
navolging verdient, ook in ons land
en waarop wij daarom gaarne de
aandacht vestigen.
Op vooraf vastgestelde tijden stelde
de Club tochtjes vast in de mooie
omgeving van de hoofdstad, waarbij
passagiers moesten zijn gebrek
kige kinderen In den beginne werd
het plan erg wantrouwig bekeken,
van beide zijden. De gelukkige auto
bezitters vreesden voor onsmakelijke
vlekken op en in hun wagens, voor
„ongenoode gasten" zelfs, en zonden
hun rytuig, gestuurd door den chauf
feur, zooveel mogelijk ontdaan van
alle luxe, met dikke hoezen over de
zittingen. De moeders hielden hun
kleinen grootendeels thuis. „Zouên
ze daar meegeven in zukke stand
wagens, de arreme bloeie zoue de
doodstuipe op d'r lijfie krijge Niet
temin zette het bestuur door, vroeg
de verpleegden van een „Krüpel-
heim" als kleine gasten. De uit
komst was schitterend. Kalm toer
den de wagens naar buiten, de bos-
schen in, brachten de misdeelde
„Ja zekergaf Lord Fauntelroy ten
antwoord. Er stond een stoel in zijne
buurt en hij ging er op zitten. Het
was een vrij hooge stoel met eene
rechte leuning en zijne voeten raak
ten den grond niet, toen hij er zich
had op neergezet; toch scheen hij
zich volkomen op zijn gemak te voelen,
terwijl hij zijn aanzienlijken bloedver
want onafgewend, maar volstrekt niet
onbescheiden bleef aankijken.
„Ik heb er zoo dikwijls over ge
dacht, hoe gij er zoudt uitzien, merkte
hij op. „Als ik op het schip 's avonds
in mijne hangmat lag, stelde ik mij
altijd voor, dat gij op mijn papa zoudt
lijken."
„En doe ik dat vroeg de Graaf.
„Wat zal ik zeggen hernam Ce
dric. „Ik was nog klein toen hij stierf
en ik weet niet goed meer hoe hij er
uitzag, maar ik geloof niet, dat gij op
hem lijkt."
„En dat spijt u zeker erg, niet
waar?".vroeg zijn grootvader.
„O, neen," gaf Cedric beleefd ten
antwoordt. „Natuurlijk zou iedereen
het pleizierig vinden als hij iemand
zag, die op zijn vader leek maar toch
vindt - iedereen zijn grootvader het best,
zooals hij er uitziet, zelfs al lijkt hij
niet op zijn vader. Gij weet zelf, hoe
het gaat als men veel van zijne
familie houdt."
De Graaf ging in zijn stoel achter
over liggen en staarde zwijgend voor
zich. Men kon nu juist niet zeggen,
dat hij bijzonder goed wist hoe men