Van alles wat.
Burgerlijke stand.
Verrezen bij het jongst gericht.
Het morgenrood kleurt weer de lucht,
Toen d'Engel nogmaals 't luchtruim
kliefde, -
Omhoog,- naar Eden, met een zucht
Van zuivr' opofferende liefde.
Des Engels hart zwelt nu van hoop,
Dat z' hiervoor Edens palmloof koop,
Terwijl de lichtgeest aan de poort
Hem toeloeg, als had 't hem be
koord,
De Banling hoort reeds in den Hof
De boomen met kristallen lof.
Zacht kling'lend in de balsumlucht
Om Alla's troon 1 Wat een genucht 1
Ook ziet hij reeds de starrebollen,
Die om het heldere water rollen,
Waaruit der toegelaten zielen
Om d' eersten teug des levens krielen.
Maar achweer moet hij troostloos
heen.
Het noodlot antwoord weder„neen
De slagboom blijft ook nu nog toe.
En d'Engel zeide droef te moe
„Trouw was de maagd en haar vei-
haal
In vurig schrift neer geschreven
Om Alla's troon blijft eeuwig leven,
Doch Peri, zie hoe weer de schaal
Zoo min neerdaalt als d'eerste maall
Nog heiliger zij, wat gij biedt,
Of 'k open U den toegang niet 1"
Zacht daalde licht van d' avond
stond
Op Syries rozenland in 't rond
En als een straalkrans hing dezon
Rondom den heiligen Libanon,
Wiens hoofd in winter grootheid rijst,
Daar 't eeuwig om zijn voorhoofd
ijst,
Wijl aan zijn voet in 't zoele dal
Het krielt van bloemen zonder tal.
Hoe schoon moest hem, die van om
hoog
Zijn blik omlaag sloeg, 't oord niet
schijnen,
Waarover hij nu henentoog,
Wat gouden glans en zoete lijnen,
Wat licht en leven heerscht' in 't rond.
De hagedis, die op den grond,
Of langs 't vervallen altaar kroop
Scheen dat van diamanten droop
En schooner zelfs scheen nog de schaar
Van duiven op de rots te gaar,
Wier vleuglen trilden in den gloed,
Die 't Westen op hen stroomen doet,
Zoodat ze edelsteenen schenen
En daar de klanken zoet door henen
Van 's herders riet en 't zoet gegons
Der biedjes in der bloemen dons.
Niets van dat al lokt thans den Engel,
Zijn ziel is droef, zijn vleugel moe
Vreugd'loos ziet hij 't licht gemengel
Op 't tempeldak 't hoorde eens hem
toe
Welks zuilen eenzaam en alleen
Hun schaduws werpen om zich heen
Als zonnewijzers om te tellen
Hoe vaak weer eeuwen henen snellen.
Zijn hopend hart drijft haar weer heeu
Naar d'aarde die nooit kalmer scheen
In goudgloed baadde heel. het West
Waar hij geen enkele blik op vest
Zoo rustloos zweefd' hij voort naar 't
dal
Van Bailee, waar hij 't vinden zal
't Geen zooveel zorg hem heeft gebaard
Zijn toegangstol voor Edens gaard.
Hij ziet een jongsken wien als rozen
De beide bolle wangen, blozen
wat hij zag even verbazend en mooi
het rijtuig met de groote prachtige
paarden en het blinkende tuigden
deftigen koetsier en den palfrenier in
hunne livreien vooral het kroontje op
de portieren had zijn aandacht getrok
ken en hij had opzettelijk een gesprek
aangeknoopt met den palfrenier, om
er achter te komen, wat het beteekende.
Toen het rijtuig door het groote hek
van het park reed, had hij uit het por
tier gekeken, om de groote steenen
leeuwen, die aan den ingang prijkten,
in oogenschouw te nemen. Het hek
werd geopend door een blozend, moe
derlijk vrouwtje, dat uit de met klimop
begroeide portierswoning te voorschijn
kwam. Twee kinderen liepen haar
achterna en stonden met hunne groote,
ronde oogen het jongetje in het rijtuig
aan te staren, dat op zijne beurt ook
naar hen keek. De moeder stond te
buigen en te glimlachen, en op een
wenk van haar maakte het tweetal
ook linksche, maar welgemeende bui-
gingtjes.
„Kent zij mij vroeg Lord Faunt-
leroy.
„Zij verbeeld zich zeker, dat zij mij
kent."
En vriendelijk lachend nam hij zijn
fluweelen mutsje voor haar af.
„Hoe gaat het u vroeg hij met
een opgeruimde gezichtje. Goeden
middag
De vrouw zag er uit alsof iets haar
genoegen deed. Er kwam een nog blij-
der glimlach op haar blozend gelaat
I Het speelt. Begeerig volgt zijn hand
Een vlinder na van plant tot plant
I Toe lei 't zich eindelijk spelens moe
In 't rozenbed met d'oogjes toe.
Vlak bij hem houdt een ruiter stand
Hij stijgt van 't ros, daar aan den kant
Des pads een helder water blonk
Waarbij hij dorstig nederzonk
Toen sloeg hij 't wilde oog in 't rond
Dat daar het sluimrend jongsken vond.
Somber, wild gelijk natuur
Bij 't dondren, zwart en enkel vuur
Zoo zag die krijgsman op hem neer
Op 't jonge leven, broos en teer
De Engel las hem in de oogen
In kwaaddoen was zijn tijd vervlogen
D'onteerde maagd 't vernield altaar
Gebroken eed den gast verraan
Diens bloed geplengd, dat al te gaar
Blikt d'Engel uit die oogen aan
Van enkel zonde was zijn leven
Tot hier als 't ware saamgeweven
Stil, roerloos stond die man der zonde
Te spieden bij des jongskes sponde
Zijn somber oog is op 't gezicht
Van 't schuldelooze kind gericht.
Doch hoorl Het vesperklokje klinkt
Als avondbee thans aangeheven
Nu 't zonlicht in 't westen zink
Dit roept den knaap ook weer ten
leven.
Hij rijst, hij knielt, vouwt d'handen
saam
Hij lispelt Godes eeuwgen naam
En slaat de handen opgeheven
Ten hemel naar de bron van 't leven
Zijn oog zoo vvrig zielsvol op
Als waar 't uit Edens Hof een knop.
Wat blik, dien hemel en dat kind I
Is 't wonder, dat hij zich bezint
De krijger, sinds een halve eeuw
Te keer gaan'd als een woeste leeuw
Is 't wonder dat hij, die in 't leven
Geen enkle weldaad had bedreven
Tot kennis van zich zei ven komt.
Daar was een tijd, zoo barst hij uit
In hartdoorsnijdend klaaggeluid
Dat ik als dit gezegend kind
Tot bee en dank ook was gezind
Maar nu, zijn hoofd zonk smartvol neer
Wat sluimert sinds de jeugd kiemt weer
Een traandrop viel op aarde neer.
En toen, toen knielde hij ook neder
Naast 't kind en bad voor 't eerst daar
weder,
Zoodat één zelfde straal der zon
Op schuld naast onschuld lichten kon.
Die dauwdrop, ijlings opgenomen,
Zal die hem toegang doen bekomen
Voorbij is alle smartDe strijd is
uitgestreen
Geen hooploos doelen meer door
's hemels velden heen
Geen ijdel zoeken nog op aard wat
hemelsch is I
Geen leegte meer in 't hart bij 's hemels
diep gemis.
De boetetaak is af.
J. TEN NAPEL.
Kruiningen, Jan. 1912.
O
Wat een vlieger kan ervaren.
Aan een dezer dagen verschenen
boek van André Beaumont, den
populairen sympathieken winnaar
en eene vriendelijke uitdrukking in
hare oogen.
„God zegene uwe Lordschap sprak
zij. „God zegene uw lief gezichtHeil
en zegen uwe Lordschap Wees harte
lijk welkom
Lord Fauntleroy nam andermaal zijn
mutsje af en knikte haar toe, terwijl
het rijtuig voortreed.
Eene aardige vrouwzei hij. „Zij
ziet er uit alsof zij veel van jongens
houdt. Ik zou er wel eens heen willen
gaan om met hare kinderen te spelen.
Zou zij er genoeg hebben om een com
pagnie te vormen
De heer Havisham vertelde hem
niet dat hij waarschijnlijk geen verlof
zou krijgen om met de kinderen van
den portier soldaatje te spelen. Hij
meende dat er nog wel eens eene
andere gelegenheid zou komen om hem
daaromtrent in te lichten.
Het rijtuig vervolgde zijn weg tus
schen de dubbele rijen zware boomen,
wier takken een donkergroen gewelf
vormden boven hun hoofd. Cedric had
nog nooit in zijn leven zulke boomen
gezien zij waren zoo groot en statig
en de takken groeiden zoo laag aan
de zware stammen. Hij wist toen nog
niet, dat Dorincourt-Castle eene van
de schoonste bezittingen in-geheel En
geland en er bijna geen park zoo uit
gestrekt en zoo prachtig aangelegd
was, terwijl de boomen en lanen onge
ëvenaard mochten heeten.
Maar wel wist hij, dat hij alles even
mooi vond. Hij was verrukt van de
van de vlucht ParijsHome, van
van de West-Europeesche en de
Engelsche rondvlucht, wordt de vol
gende beschrijving ontleend uit het
verhaal van zijn vlucht in Enge
land
Plotseling kom ik in een gewel
dige nslorm te land. Zware regen
droppels slaan mij in het gezicht en
bezorgen mij een hevigen pijn.
Mijn eendekker trilt en dobbert
in de huiveringwekkende windvla
gen, die ons beuken. Ik voel hoe
ze mij meesleepen naar omhoog en
dan weer neersmijten, een dichte
motregen beneemt mij het uitzicht.
Zoo kan het niet blijven. Ik moet
mijn hoogte vau 3500 voet opgeven
en dichter bij de aarde zien te ko
men om tenminste te zien waarheen
ik vliegen moet. Op het oogenblik
dat ik me klaar maak om te dalen
word ik door een stortvloed van
lucht tot drie, vierhonderd voet
boven den grond neergesleurd
Toen ik Langdale Feil naderde, moest
ik maatregelen nemen om over den
pas heen te komen. Dus weer de
hoogte in. Ik beproef het, maar
ik kan niet hooger dan 2400 voet
komen. Dan op eens hapert de
motor 6 of 10 séconden lang val
ik. Om mij heen niets den steile
bergspitsen en gapende afgronden.
Ik zie, dat ik geen meester meer
ben over mijn machine het eenige
wat ik kan doen is te "trachten zoo
lang mogelijk boven den grond te
blijven en ik probeer nu met
mijn stilstaande motor een zweefval
in de richting van den onder mij
liggende afgrond. Eenmaal dalende
grijpt een plotselinge luchtvlaag myn
machine, schudt die heen en weer
en drukt haar neer. Ik denknu
is 't gedaan Maar de dood wil me
blijkbaar nog niet hebben, want als
door een ongelooflijk toeval begint
mijn motor weer te werken en
ik ben gered.
Mijn vogelbroeders, laten we toch
nooit wanhopen
o
ij is om zeep
Jerusalem was in de midden
eeuwen vermaard om de daar ver
vaardigde harde zeep. Kruisvaar
ders, die terug kwamen, brachten
dan ook veelal daarvan iets mee.
Maar, daar zoovele kruisvaarders nooit
terug kwamen, ging men zeggen
„hij is om zeep", 't geen dan be
teekende „hij is dood".
O
Hulst. Geboorten. 5 Dec. Agnes
Mathilde, d. van Emilius Th. Locke-
breedgetakte eiken en beuken, waar
de late middagzon haar gouden loo-
vertjes doorhenen strooidehij was
getroffen door de plechtige stilte, die
op alles in het rond scheen te rusten.
Een geheel eigenaardig gevoel van ge
not doorstroomde hem, terwijl hij den
blik liet gaan over al het schoone,
dat hij overal gewaar werd de zachte
glooiende grasperken, waarop weer
andere boomen stonden soms stil
en statig en alleen, en dan weer in
groepjes vereenigd. Nu en dan reden
zij langs plekken, waar de sierlijkste
varens groeiden, of waar de grond als
bezaaid was met liefelijke blauwe klok
jes, zacht wiegelend op den adem van
het koeltje. Telkens sprong hij op met
een kreet van genoegen, als er een
konijn over den weg liep, om zich in
het kreupelhout te gaan verschuilen.
Eens zag hij eene vlucht patrijzen op
schieten en ruischeud in de lucht ver
dwijnen toen kon hij zich niet inhou
den, maar juichte en klapte van blijd
schap in de handen.
„Welk een prachtig parkWat is
het hier mooi riep hij. „Nog veel
mooier dan in Central-Park."
Hij begon zich eindelijk te verwon
deren, dat zij zoo lang onderweg waren.
„Hoe ver is het wel vroeg hij.
„Van het hek tot aan de voordeur,
meen ik."
„Drie en een halve mijl ongeveer,"
gaf de advocaat ten antwoord.
„Hoe vreemd om zoover van zijn
eigen hek te wonen," merkte zijne
feer en van Rosalia L. M. Kramers. 8
Dec. Petronella Elisabeth, d. van Cor-
nelis F. Wouts en van Petronella Ros
sen (wonende te Esschen-België.) 9
Dec. Augustinus Petrus, z. van Anto-
nius J. Lijbaart en van Jeanetta M. Jan
sen. 16 Dec. Joseph Hendrikus, z. van
Augustinus J. van Gelderen en van
Cornelia J. de Bruijn. 21 Dec. Corne
lia Maria Augusta, d. van Camillus A.
S. Blommaert en van Maria F. C. A.
Verbist. 23 Dec. Michel Mattheus, z.
van Fredericus M. de Potter en van
Maria de Loose. 24 Dec. Christiaan,
z. van Aloijsius F. de Bruijn en van
Johanna van den Berghe. 28 Dec. Aloij
sius Jacobus Alphonsius, z van Pieter
J. Adriaansens en van Paulina P. van
Gelderen. 29 Dec. Ludovicns Corne
lius, z. van Petrus J. van Remortel en
van Philomena van Heese. 30 Dec.
Agnes Marie, z. van Petrus J. M. de
Kock en van Maria R. de Silva.
Overlijden. 7 Dec. Johannes Corne
lius Antheunis, oud 6 j., z. van Serap-
hinus en van Barbara E. Vaal. 23 Dec.
Een als levenioos aangegeven kind van
het vrouwel. geslacht van Alphonsus
L. Cleijnvan en van Mathilda Lafeber.
25 Dec. Maria Louisa Verhoeven, oud
69 j., wed. van Cornelis Serrarens. 30
Dec. Maria Pauwels, oud 87 j., echtg.
van Aloijsius Fr. van Puijvelde.
Koewacht. Geboorten. 21 Dec. Flo-
rentius, z. van Cammille Bonne en
van Johanna d'Hooge. 23 Dec. Aloij
sius Theophilus, z. van Augustinus
Vermeulen en van Angela van Goet-
hem. 25 Dec. Alexis z. van Petrus
Cornelus de Guchteneire en van Maria-
Jos Coumans. 29 Dec. Aloijsius, z
van Seraphinus de Vleeschhouwer en
van Joanna van Mullem.
Overlijden. 20 Dec. Een als leven
loos aangegeven kind van het vrouwel.
geslacht van Alphonsius Sturtewagen
en van Emma van Hoeije. 30 Dec.
Alma Josephina Naesens, oud 3 j., d.
van Augustus en van Justina Angela
Huijgens.
Westdorpe. Huwelijks-aangiften. 23
Dec. Charles Geilliet, oud 32 j., jm.
en julma Maria de Coene, oud 24 j., jd.
Geboorten. 16 Dec. Gabriela Alice
Maria, d. van Clement Joseph Gijsel
en van Elisabeth Francisca Geilleit.
17 Dec. Martha Maria, d. van Eduar-
dus Hemelsoet en van Elodie Marie
de Guijtenaar.
Boschkapelle. Geboorten. 14 Dec.
Rosalia Apolonia Francisca, d. van
Petrus Everaert en van Emilie Des-
tombes.
Overlijden. 1 Dec. Jacobus Vink,
oud 27 j., echtg. van Seraphina Apo
lonia Kroes. 3 Dec. Pieter Schuren,
oud 75 j., echtg. van Rosalia van
Kruijssen. 18 Dec. Augustinus Schel-
faut, oud 68 j., echtg. van Clementina
de Theije.
Clinge. Geboorten. 17 Dec. Helena
Maria, d. van Cardus Ludovicus Tock
en van Joanna Catharina Vermeerssen.
23 Dec. Petrus Augustinus, z. van
Eduardus Verstraeten en van Stephanie
Mariman. 25 Dec. Constantinus Serap
hinus, z. van Carolus Ludovicus van
Ombergen en van Coralia Stephania
Vergauwen. 31 Dec. Joannes Norber-
tus Cornelius, z. van Ludovicus Fran-
ciscus Bogaart en van Johanna Rijk.
Lordschap op.
Ieder oogenblik zag hij iets nieuws,
dat zijne verbazing en bewondering
wekte. Toen hij de herten in het oog
kreeg, waarvan enkele rustig in het
gras lagen, terwijl andere hunne aar
dige, gehoornde kopjes, half verschrikt
naar de laan wendden, waar zij het
rijtuig zagen voorbijgaan, was hij op
getogen.
„Is er een beestenspel in de buurt
geweest, of zijn die mooie herten altijd
hier Aan wien behooren zij
„Zij zijn altijd hier," verzekerde de
heer Havisham. „Zij zijn van den graaf,
van uw grootvader."
Nu kwam weldra het kasteel in het
gezicht. Statig en schoon rees het daar
voor hen op, terwijl de purperen gloed
der ondergaande zon door de ontelbare
vensters weerkaatst werd. Het had
groote en kleine torens, kanteelen en
schietgaten en de muren waren bijna
met klimop begroeid. Het uitgestrekte
terrein voor het huis was in verschil
lende terrassen met grasperken, hees
ters en prachtige bloembedden afge
deeld.
„Ik heb nog nooit zulk een mooi
buiten gezien zei Cedric en zijn
rond gezichtje straalde van genot. „Het
is net een paleis van den koning. Ik
heb er eens een gezien op een prentje
in een sprookjesboek."
Hij zag de groote deur openstaan
en twee rijen bedienden, die naar hem
keken. Hij begreep niet, waarom zij
daar zoo stonden en vond hunne livrei-
Overlijden. 18 Dec. Jacobus Wese-
poel, oud 78 j., weduwn. van Maria
van Laar en echtg. van Rosalia Deijaert.
22 Dec. Een als levenloos aangegeven
kind van het vr. geslacht, van Jan
Francies Kindt en van Stephanie Ver-
helst, (wonende te Stoppeldijk). 24
Dec. Cesar Marie van de Vijver, oud
1 j., z. van Augustus en van Emilie
Marie de Bruijne.
Uraauw. Hqwelijks-aangiften. 22
Dec. Disiré Johannes Platjouw, oud
26 j., jm. en Anna Catharina de Smit,
oud 25 j., jd. 29 Dec. Petrus Francies
Gordijn, oud 26 j., jm. en Cornelia
van Huffel, oud 27 j., jd.
Geboorten. 16 Dec. Eduardus Vic
tor, z. van Augustinus Mattheijssen en
van Mathilde de Caluwe. 20 Dec.
Emerance Loüisa, d. van Alphonsus
van Daalen en van Mathilde Mattheijs
sen. 31 Dec. Phelomina, d. van Jo-
sephus Mangnus en van Maria Christina
Picavet.
Overlijden. 8 Dec. Jacobus Buijl,
oud 86 j., weduwn. van Anna Maria
Naus. 14 Dec. Paulina de Wilde, oud
44 j., d. van Anthonius en Maria de
Koning.
St. Jansteeu. Huwelijks-aangiften.
28 Dec. Camillus Lippens, oud 24 j.,
jm. en Maria Coleta Sophia van Haver,
oud 24 j., jd.
Geboorten. 19 Dec. Albertus Joseph,
z. van Francies Norbertus Boussen en
van Nathalia Maria Aerts. 20 Dec.
Germania Maria Amelia, d. van Al
bertus Franciscus Bauwens en van
Maria Amelia Schuurman. Anna Maria
Louisa, d. van Joannes Baptiste de
Cock en van Louisa Maria Kint. 23 1
Dec. Mathilde Marie, d. van Petrus
Ludovicus Thoen en van Maria Pha-
railde van Dorsselaer. 25 Dec. Josephus
Ludovicus, z. van Alphonsius Dobbe-
laer en Sophia de Bakker. 27 Dec.
Petrus Augustinus, z. van Cornelis
Johannes Cockheijt en van Alberta van
Avermaete. 28 Dec. Josephus Gerar-
dus, z. van Leopoldus Pieters en van
Maria Catharina van Waterschoot. 30
Dec. Anna Virgina, d. van Carolus
Ludovicus Ingels en van Maria Josep
hina Kegels. Maria Rosalia, d. van
Augustus Vonck en van Josephina de
Fijn.
Overlijden. 21 Dec. Joseph Petrus
Mangnus, oud 30 d., z. vanModestus'
en van Apolonia Baart. 24 Dec. Anna
Catharina Audenaerdt, oud 2 j., d.
van Johannes Baptist en van Melania
Wijsevelde.
Overslag. Geboorten. 21 Dec. August
Emiel, z. van Cyrille Baecke en van
Emerentia Maria van Laere.
Stoppeldijk. Huwelijks-voltrekkingen.
14 Dec. Desiderius Leenknegt, oud 31
j., jm. en Augustinus Vonk, oud 18
j., jd.
Geboorten. 3 Dec. Augustinus Josep
hus, z. van P. C. Cappaert en van
R. de Gijsel. 8 Dec. Franciscus Petrus
Marie, z. van G. Serrarens en van M.
L. de Rooy. 22 Dec. Alfred Alphons
Marie, z. van D. Th. F. Fassaert en
R. L. Menu. 23 Dec. Alina Orphelia
Antonia, d. van J. M. Breijaert en van
L. C. de Bruijne.
Overlijden. 4 Dec. Augustinus Fie-i
rens, oud 79 j., echtg. van Christina
Kroes.
en prachtig. Hij wist niet, dat het alleen
was ter eere van den kleinen jongen,
aan wien al deze heerlijkheden een
maal zouden toebehooren. Het groote
kasteel, dat hem aan een tooverpaleis
had doen denken, het prachtige park,
de statige oude boomen, de stille plek
jes, waar varens en blauwe klokjes
groeiden, waar hazen en konijntjes
dartelen, en dan die aardige herten en
reeën die hij in het hooge gras had
zien liggen Het was nog maar zoo;
kort geleden, dat hij met mijnheer
Hobs tusschen de aardappelenzakken
en beschuittrommels zat, of boven op;
den hoogen kantoorstoelhet zou hem
nog niet mogelijk geweest zijn, recht
te beseffen, dat hij, Cedric Errol, met
al de grootheid iets te maken had.
Aan het hoofd van den bediendenstoet
stond eene bejaarde vrouw in eene
eenvoudige, zwart zijden japonzij;
had grijs haar en droeg eene muts.
Toen hij de vestibule binnentrad, stond
zij dichter bij hem dan de overigen
en de uitdrukking van haar gezicht
bracht hem op het denkbeeld, dat
zij hem wilde aanspreken. De heer
Havisham, die hem bij de hand hield,
bleef een oogenblik stilstaan.
„Dit is Lord Fauntlnrey juffrouw
Mellon," sprak hij. „Lord Fauntleroy,
dit is juffrouw Mellon, de huishoud
ster."
Wordt vervolgd.