No. 120. Zaterdag 13 Januari 1912. 3e Jaargang. Gewestelijk en Algemeen Weekblad te Hulst. RichtingVoor waarheid en voor recht, door eigen daad en door daad van anderen, zonder aanzien van persoon of partij. VERSCHIJNT ELKEN ZATERDAG. Gentschestraat C 7 te Hulst. w? Stichter: H. A. van Dalsum. Gentschestraat C 6 te Hulst. Gentschestraat B 4 te Hulst. Geloof. DE VOLKSWIL REDACTIE: Abonnement per drie maanden NEDERLANDf 0.50. BELGIEfr 1.20. ANDERE LANDEN f 0.80. - Abonnementen worden dagelijks aangenomen. - - Niet geplaatste stukken worden niet terug gegeven. Het blad neemt geene verantwoordelijkheid voor den inhoud van het Vrije Woord en voor dien van Advertentiën. ADMINISTRATIE: DRUKKER IJ: Advertentiën, in te zenden vóór Vrijdags om 12 uur. Prijs per regel 10 cent. Bij abonnement of geregelde plaatsing belangrijke vermindering. Dienstaanbiedingen contant f0.25. Minister Talma heeft bij de Tweede Kamer ingediend een wetsontwerp Landarbeiderswet met dezen Conside rans: „Wij Wilhelmina enz. Alzoo Wij „in overweging genomen hebben, dat „de verkrijging door landarbeiders van „land met woning in eigendom of van „los land in pacht bij de wet behoort „te worden bevorderd." In art. 1 wordt nog eens gezegd wat het doel is „Den landarbeider, die aan de gestelde vereischten voldoet, over eenkomstig de bepalingen dezer wet gelegenheid te geven om land met wo ning in eigendom of los land in pacht te verkrijgen." Onder landarbeider wordt verstaan (art. I1) ieder mannelijk persoon die van het in loondienst verrichten van ilandarbeid zijn hoofdberoep maakt. En -onder landarbeid (art. 22) wordt ver staan alle werkzaamheden in den land- Ibouw, den tuinbouw, den boschbouw, ■de veehouderij en de veenderij. Om van de voordeelen der wet te ikunnen gebruik maken moet de land arbeider (art. 3) zijn ingezetene, tevens Nederlander, minstens twee jaar bin nen den kring wonen, bekwaam voor zijn werk zijn, van goed zedelijk ge zag, 25 jaar oud, voor het verkrijgen van een plaatsje nog .geen 50 jaar, en voor dit laatste minstens een tiende der kosten in eigendom hebben, geen ander land in gebruik hebben. Het plaatsje (art. 5) mag niet meer kosten dan f2500, niet te duur zijn, de woning moet doelmatig zijn, het land moet door bebouwing geschikt zijn of geschikt kunnen gemaakt worden, en gunstig gelegen zijn en in een streek, waar voldoende gelegenheid bestaat om landarbeid in loondienst te verrichten. Het los land (art. 7) mag niet meer dan f30 per jaar pacht doen, deze mag niet te hoog zijn, het moet voor hehouwing geschikt zijn of te maken, en gunstig gelegen zijn en in de nabij heid der landarbeiderswoning. Wie is nu degene, die den land arbeider van raad kan dienen Deze is de Landarbeiderscommissie (art. 8 en volg), in te stellen in den regel voor elk kanton, die wordt gedacht te bestaan uit drie vertrouwde, des kundige mannen, en in staat om raad te geven aan het college en aan den landarbeider voor den te volgen weg en de formaliteiten. Onder de leden der commissie is minstens één landarbeider. Zij worden benoemd en ontslagen door Gedeputeerde Staten. Wie moeten nu zorgen dat de land arbeider een plaatsje in eigendom krijgt Hiervoor zorgen (art. 14) a. een privaatrechtelijk lichaam, dat is, eene vereeniging of stichting met rechtspersoonlijkheid, uitsluitend met het doei ter verkrijging van onroerend goed door landarbeiders werkzaam, b% de gemeente. De gemeente kan daarvoor een rentegevend voorschot van het Rijk krijgen (art. 15), en de gemeente kan het geld uitleenen aan het privaat rechtelijk lichaam van art. Ma- De gemeente krijgt het geld van het Rijk tegen 3l/2°/o, en de gemeente leent 't aan dergelijk lichaam ook voor 3V, Het Rijk (art. 19) is bereid om, (ter bereiking van het doel) zijn eigen onroerend goed aan het private lichaam of aan de gemeente te verkoopen. Hoe komt nu de landarbeider aan een plaatsje Op twee wijzen 1. Hij weet zelf een plaatsje te koop en dat men hem verkoopen wil (art. 21). Dan wendt hij zich schriftelijk tot het private lichaam of, als dit er niet is, tot B. en W. 2. Hij weet geen bepaald plaatsje te koop (art. 26. Hij vraagt er dan eene te koop bij het lichaam of bij B. en W. Heeft nu het college een plaatje te koop, dan verkoopt het dit aan den aanvrager, en heeft het zelf geen plaatsje te begeven, dan ziet het er een voor hem te koopen, bij voorkeur onroerend goed van gemeente of het Rijk (art. 28). Hoe komt nu de landarbeider aan los pachtland Hij wendt zich schriftelijk tot het privaatrechtelijk lichaam of tot B. en W. (art. 33). Heeft het lichaam of de gemeente land beschikbaar dan krijgt hij het in pacht, en is dit niet het geval, dan tracht het lichaam het land zoo spoedig mogelijk in handen te krijgen om te kunnen overpachten (art. 35). Heeft nu de landarbeider krachtens deze wet een plaatsje in eigen dom verkregen dan krijgt hij de koopsom in leen (koopsom dat is hoogstens 9/10 er van), en betaalt daar van gedurende drie jaar elk jaar 31/2 pCt. rente, en daarna lost hij af in annuiteiten van 5l/2 pCt., waarin dus begrepen 3l/2 pCt. plus aflossing, en hij kan ook vroeger aflossen (art. 43). Of wel hij neemt voor hoogstens een vierde der schuld een grondrente en voor de rest eene annuiteitsleening (art. 45). Tot zekerheid voor de te ruggave wordt eerste hypotheek op het goed genomen. Het losse land wordt onderhands en schriftelijk gepacht, met recht van we- derinhuur (art. 49). Plaatsje en los land moeten behoor lijk onderhouden worden, en het land dient voornamentlijk om er de vruehten op te teelen, die de landarbeider voor zich en zijn gezin behoeft (art. 52). Onderpacht is verboden, en ook het in pacht hebben van ander land (art. 56). Kan aan minstens twee aanvragen om een plaatsje in eigendom te ver krijgen, of kan aan minstens vijf aan vragen om los land te verpachten niet worden voldaan, omdat het private lichaam ot omdat de gemeente geen land er voor beschikbaar hebben, dan kan onroerend goed tot dit doel wor den onteigend (art. 108 onteigenings wet). De besluiten der gemeente om land aan arbeiders te verkoopen of te ver huren hebben geen goedkeuring noo- dig van Ged. Staten (art. 59). Wij maken de volgende kantteeke- ningen 1. Het komt ons voor dat de wet goed bedoeld is, en dat zij goed in elkander zit. Alleen die landarbeiders commissie komt ons voor een nul in het cijfer te zijn, omdat het zwaarte punt ligt niet bij deze maar bij de bizondere vereeniging of stichting met voor doel onroerend goed ter beschik king te verkrijgen voor den landarbei der, en bij de gemeente. Is de wet uitvoerbaar Zij is uitvoerbaar, als er door land beschikbaar komt ten gebruike van den landarbeider. Zij is toch niet uitvoerbaar, omdat alsdan onnoodig, voor land, dat de landarbeider reeds nu zonder de wet kan pachten. Maar komt er land door beschik baar Dit is voor ons de groote vraag, en dit is het doel der wet. Zie den Con siderans. Het land van Rijk en Gemeente, dat nu reeds geschikt is, i s reeds in ge bruik. Wil men dit reeds in ge bruik zijnde land aan den landarbei der afstaan, dan moet het van den tegenwooidigen gebruiker worden af genomen. Of zou er werkelijk in Ne derland nog land zijn van Rijk of Ge meente, geschikt voor het doel, dat braak ligt Wij weten het niet, maar in onze omgeving kennen we dergelijk nog braak liggend land niet. Eigenaardig is, dat om land voor den landarbeider te krijgen, wordt ge dacht bij voorkeur aan onroerend goed van Rijk en Gemeente (art. 19, 28, 35). Wie zich de kwestie Kroondomein herinnert weet, dat deze heeft bestaan in de stelling, dat de Koningin niet het recht heeft, krachtens den regel meester herzie eerst u zeiven, van hare onderdanen onderling eenig rechtscon- tract te verlangen als zij niet zelve daarvoor het voorbeeld geeft. En dat de regeering namens de Koningin, als slot der kwestie heeft verklaard, dat deze niet genegen is in de rechts- contracten met als voorbeeld het pacht- contract op het Kroondomein, het voorbeeld te geven. En nu is het eigenaardig, dat de Koningin ook weder in deze zaak want het is z ij, die het landgebruik door landarbeiders door de wet wil bevorderen niet het voorbeeld geeft, door niet het Kroondomein ter be schikking te stellen van de wet, en dus van den landarbeider. Ook is eigenaardig, dat de wet niet noemt het land in eigendom van ker ken. armbesturen en kloosters. Nu kan het zijn, dat.de wet, door te geven het recht van onteigening en dit zonder beperking voor wat betreft den persoon der eigenaars, ook wil laten onteigenen het land van kroon domein, Kerken, armbesturen en kloos ters naast dat van de gewone grond eigenaars. Maar zullen daartoe de moed hebben het bestuur van de bizondere vereeniging of het gemeen tebestuur, die een onteigeningproces moeten voeren? Wij twijfelen hieraan. WelnuAls we hieraan twijfelen, dan twijfelen we ook aan de uit voerbaarheid van de wet. En wat nog betreft de onteigening van grondeigenaars. Kleine grondeige naars kunnen niet onteigend worden, want hun goed zal wel geheel en al in gebruik zijn bij hen zeiven of door hen zijn verpacht aan meest betrekke lijk kleine pachters. Blijven alleen de groote eigenaars. Maar wie zal van deze gronden dur ven onteigenen voor het doel van ge bruik aan landarbeiders, als zij niet willen Wij hebben voldoende kijk op het platteland om te antwoorden niemand. Er zal niets anders overblijven, dan dat het private lichaam, met geld van de gemeente dat deze weder leent van het rijk, zelfstandig land koopt en dit exploiteert door onderhuur aan den kleinen man. Maar dit koopen gaat zoo eenvoudig niet. Resultaat: de landarbei derswet, goed bedoeld, blijft een geschreven maar niet uitgevoerde wet. De wet zal practisch neerkomen op ons program Pachtcontract, blz. 33 en 34, waarin we hebben opgenomen Taak van den boerenbond: b. met behulp van de plaatselijke boerenleenbank aankoopen ot pachten van een perceel land, dat aan deleden boerenarbeiders, rekening houdende met de koopsom en eigen pachtsom, in pacht wordt gegeven onder de voor waarden, naar welke de boerenbond streeft. Lees voor privaatrechtelijke vereeni ging het woord boerenbond en ge hebt in dit korte program b het geheele idee van de Landarbeiderswet van Minister Talma in uitvoerbare praktijk. En tot deze uitvoerbare praktijk is niet eens gekomen de boerenbond, waartoe zal dan wel komen eene an dere instelling? H. A. VAN DALSUM. Waar Jezus geloof zag, heeft Hij het geprezen, en waar Hij het niet vond, gaf Hij zijne afkeuring te kennen. „Gij, kleingeestigen sprak hij tot de apostelen, die schrik hadden bij den storm op zee. Petrus, die over het water tot Jezus kwam en begon te zinken, ontving dezelfde berisping. En wat moest Thomas hooren? „Gij hebt geloofd", zeide Jezus tot hem, „omdat gij gezien hebtzalig zijn ze, die ge- Iooven zonder gezien te hebben Maar, als de Heiland ergens geloof ontmoet, dan spreekt Hij woorden van hooge tevredenheid. „Ga, uw geloof heeft u gezond gemaakt!" „Ga, en dat u geschiede naar hetgeen gij ge- lootd hebt Deze en dergelijke woor den komen gewoonlijk over Zijne god delijke lippen. Gebeurt het soms, dat Jezus weigert een wonder te verrich ten, of eene gunst toe te staan, Hij geeft „afwezigheid van geloof" als reden aan. „Indien gij geen teekenen en wonderen ziet, gelooft gij niet Toen, daarentegen, die heidensche hoofdman een groote vurigheid van geloof toonde, maakte Jezus er zijne leerlingen opmerkzaam op, en riep met vreugde uit„Ik zeg U voorwaar, dat ik een zoo groot geloof in Israël niet gevonden heb Dat alles bewijst ons welke hooge waarde het geloof heeft in de oogen van Jezus. En tevens vinden wij daarin aanleiding, om ook eens ons eigen „geloof" te onderzoeken. Hebben wii wel zooveel geloof, als wij zouden moeten hebben Verdie nen wij het verwijt van Jezus niet „Gij, kleingeloovigenWij moeten „uit het geloof leveu", zooals Paulus spreekt over den rechtvaardige. Wij moeten leven van dingen, die aan ons oog ontsnappenJa, dat moest zóó zijn maar hoe vaak is het niet an ders Het geloof is een licht. Zien wij bij dat licht Jezus „overal" en „in alles" In verdriet en in vreugde Begrijpen wij, bij dat licht des ge- loofs, dat beide dingen van God ko men? Heeft het geloof ons genoeg zaam voorgelicht, om kruis en lijden aan te nemen en te verdragen, om dankbaar te wezen voor vreugde en geluk, om somtijds vreugde te matigen of blijdschap te onderdrukken Dat zijn groote vragen Laat ons bidden om den waren geest des geloofs. Die geest is algeheel het tegenovergestelde van den geest der wereld O, konden wij toch eindelijk eens de beginselen der wereld ver geten De apostelbede zij ook dikwijls de verzuchting van onze harten„Heer, vermeerder in ons het geloof!" K. P. door ds. DE BOER te Hulst. o 1. Partijgeest: de kanker der Regeeringen, gelijk dweeperij de kan ker van den godsdienst is. Beide ver woesten hetgeen zij wenschen te be houden en beide steken den brand in hun gebouw, 't zij dan staat of kerk, om het te behouden. Zulk een kanker is gewoonlijk onge neeslijk, daar de zieke zelf er genot in schept, er als 't ware bij leeft. Geen wonder. Zij spaart hem veel moeite en arbeid uit, want hij behoeft dan niet te overdenken om te onderzoeken wat waar is en recht en heeft geen deugd zaamheid noodig om te handelen naar recht en plicht. Wat zijn partijgeest hem ingeeft is immers altijd goed. Weg met allen, die zich vermeten an ders te durven denken en gevoelen en willen. 2. Partijschapeen ongelukkig, bekrompen en kortzichtig schepsel. Zij beschouwt alle voorwerpen van terzijde en uit hetzelfde oogpunt, en door hetzelfde gekleurde glas. Ieder, die hare driften dient, met geld of met stemmenjacht, hoe minwaardig hij an ders ook zij, is vol verdienste en be hoort gedecoreerd te worden ieder daarentegen die haar tegenwerkt vloeit over van gebreken en ondeugden en moest eigenlijk als burger van land of kerk aan kant worden gezet, en dan voor goed. Blind voor het licht, doof voor de rede, beoordeelt zij alles volgens haar eigenbelang. Dat eigenbelang is de grondslag van geheel hare zedekunde en de eenige regel dien zij kent, om menschen en daden af te meten. Zij kent echter hare eigene mismaaktheid zoo goed, dat zij zich, om te heerschen, bizonder christelijk bij uitnemendheid noemt, ieder ander, die niet met haar meegaat als paganisten scheldt en zich steeds vertoont onder het masker van vaderlandsliefde en van liefde voor God en het regeerende konings huis. 3. Partijzuchteen blindgeborene. Zij luistert nimmer naar de eeuwige rede, die leert, dat alle buitensporig heden even gevaarlijk .zijndat de vrijheid, zonder perken, waar ook velen in onzen tijd naar jagen, even zoo zwak is, als de macht zonder grenzen, die zij fel bestrijdendat

Krantenbank Zeeland

Volkswil/Natuurrecht. Gewestelijk en Algemeen Weekblad te Hulst | 1912 | | pagina 1