w? t Ons derde Nieuwjaar. No. 118. 1 Januari 1912. 3e Jaargang. Gewestelijk en Algemeen Weekblad te Hulst. Richting'Voor waarheid en voor recht, door eigen daad en door daad van anderen, zonder aanzien van persoon of partij. VERSCHIJNT ELKEN ZATERDAG. Gentschestraat C 7 te Hulst. Stichter: H. A. van Dalsum. Gentschestraat C 6 te Hulst. Gentschestraat B 4 te Hulst. li voegsel. DE VOLKSWIL EEDACTIE: Abonnemeut per drie maanden NEDERLANDf 0.50. BELOIEfr 1.20. ANDERE LANDEN f 0.80. - Abonnementen worden dagelijks aangenomen. - - Niet geplaatste stukken worden niet terug gegeven. Het blad neemt geene verantwoordelijkheid voor den inhoud van het Vrije Woord en voor dien van Adrertentiën. ADMINISTRATIE: DRUKKERIJ: Advertentiën, in te zenden vóór Vrijdags om 12 uur. Prijs per regel 10 cent. Bij abonnement of geregelde plaatsing belangrijke vermindering. Dienstaanbiedingen contant f0.25. d n n n i. i. Wegens de beide Kerst dagen verschijnt dit f nummer zonder Bij- Is 1910 voor de Volkswii geweest het jaar van onrecht op grond van kerkelijke willekeur, die in 1911 haar laatste machtelooze pogingen ver- I speelde in den vorm van eer- en 1 broodroof, 1911 is geweest voor de 4 Volkswil het jaar van onrecht op grond van wet. Het onrecht op grond ran wet nam t een aanvang, foen wij op Kerstdag f van 1910, dag van vrede, werden ge- dagvaard om voor den burgemeester- ambtsrapport en wegens het noemen van dit ambtsrapport bij den waren ^naam, in het zoogenaamd stille ver- hoor te komen, en werd besloten door de beslissing genomen door of in naam van de Koningin, dat zij geen waarde hecht aan het oordeel des volks. Maar gelijk machteloos tegen ons is geweest het onrecht der kerkelijke j overheid, zoo is machteloos tegen ons geweest het onrecht der burgerlijke overheid op grond van wet, en beider machteloosheid hebben slechts ge it diend om te bewijzen voor ieder, die i van goeden wil is, dat de Volkswil onder de bescherming staat van Eene, i die machtiger is dan alle menschelijk gezag te zamen. Beider onrecht hebben ook geopen- J baard den geest, die bezielt onze kerkelijke en burgerlijke autoriteiten, i en deze geest is een geest van ijdel- heid. Wat toch is geweest de oorzaak van het onrecht, door de kerkelijke over- heid tegen de Volkswil begaan Geene andere, dan dat deze niet genegen is itj de waarheid te aanhooren van hare eigen zwakheden. En de oorzaak van het onrecht, door de burgerlijke overheid tegen de Volks wil begaan Geene andere, dan dat deze als taak der overheid heeft ge noemd het dienen van het algemeen p welzijn, en de burgerlijke overheid partij- en personenbelangen dient, c En waarom nu die geest van ijdel- 1 heid, in beide autoriteiten zich heb- l bende geopenbaard in het uitgespro- 5 ken verlangen, dat de Volkswil zal ophouden te bestaan Omdat de Volkswil de waarheid dient, en de t waarheid zoowel in het kerkelijke als f in het burgerlijke leven geheel anders is, dan de sleur, die zoowel de ker- i kelijke als de burgerlijke bureaucratie j bezielt. 1911 is geweest het jaar, waarin tegen i de Volkswil het onrecht zijn hoogste en laatste troeven heeft uitgespeeld, en, 1 gelijk hij die de laatste trede van den torentrap heeft beklommen weder moet dalen, zoo moet ook dalen door het i aannemen van eene andere houding het onrecht, tegen de Volkswil be- i gaan. i Boven de laatste troef van het on recht staat nog het verlangen, dat hij, tegen wien het onrecht is begaan, dit onrecht als recht zal erkennen. Dit verlangen is, naar een woord van dr. Schaepman, het hoogste onrecht. Welnu dit verlangen is bij de kerke- Jljke autoriteit, maar, als zijnde on recht en in strijd met de waarheid, is het niet uitvoerbaar van onze zijde. Dit is de verhouding van ons en de kerkelijke autoriteit bij hi t begin des nieuwen jaars, en deze verhouding brengt mede, dat de kerkelijke autori teit, niet van voldoende zedelijke kracht om het begane onrecht te er kennen, door het spreken des gewetens er langzamerhand toe zal komen, voor eerst om alle vervolging en in eiken vorm te staken en tweedens om door indirecte middelen doch zonder erken ning de gevolgen van het begane on recht te herstellen. Het is dus een toestand van wapenstilstand, die is ingetreden, doch waarin wij al onze rechten hebben behouden. Bestaat er nog steeds eene verhou ding tusschen de Volkswil en de ker kelijke autoriteit, met name door dat deze vroeg of laat verplicht is haar verbod van het ontvangen der Sacra menten,. verbod geheel gegrond op willekeur, te herroepen, die tusschen de Volkswil en de burgerlijke autori teit is geheel afgedaan, en wij heb ben geen verlangen eene nieuwe ver houding in het leven te roepen. Onze verwachting is alzoozijn 1910 en 1911 jaren geweest, waarin de Volkswil door de kerkelijke en burgerlijke autoriteiten zonder wettige reden werd vervolgd en waarin wij ons goed recht tegen die beiden heb ben moeten verdedigen, voor 1912 verwachten we noch voortzetting noch herhaling van dergelijke vervolging, we veTwdchten nog meeren wel het begin van eene volledige kentering en wel op grond van een woord der Schrift, die zegt dat, als de tijd ge komen is, dat de kuil gegraven wordt voor den goddelooze, „het recht weder „tot gerechtigheid zal wederkeeren, „en met haar alle oprechten van harte". Tengevolge toch van het tegen ons begane onrecht zijn velen oprechten van harte, uit vrees voor de Farizeën, ook van de paden des rechts afgewe ken, maar, doordat deze heeren Fari zeën tot zwijgen zijn gekomen, zal de natuur der oprechten van harte hen weder op de paden des rechts terug voeren, waarvan zij niet door eigen wil zijn afgeweken. We spraken zooeven „totdat de kuil gegraven wordt voor den goddelooze". Voor ons, die het geheele veld over zien en daarbij steeds oog en oor ge opend hebben, is het duidelijk, dat voor velen onzer vijanden de kuil gegraven wordt en is en dit alles als eene straf van God. Deze kuil zien wij gravenvoor den een tot eene rampzalige eeuwig heid, doordat wij zien, dat het gewe ten bij dezen eene tot zwijgen is ge bracht omdat de stemme Gods niet meer tot dit geweten spreekt, wat wijst op een vonnis tot de eeuwige ver werping. Voor den anderdoor het spreken van zijn geweten, dat strijd voert met zijne hoovaardigheid. Voor een derdedoor het verdwij nen uit het openbare leven, door het ondervinden van financiëele moeilijk heden. Voor een vierde door sterfgevallen. Maar ook, omdat wij het geheele veld overzien, zien wij door de oogen zoo wel van het lichaam als door die van den geest, dat voor vele vrienden Gods zegen bezig is om voor hen te bereiden voorden een een toekomst van eeuwige zaligheid voor den ander een toekomst van stoffelijke welvaart, en dit alles als eene belooning uit Gods hand, dat zij ons hebben vertrouwd en bijgestaan in onze beproevingen, die eigentlijk in 1911 bovenmensche- lijk zijn geweest. Wat zullen we nog meer zeggen We behoeven niet te zeggen, dat de Volkswil in het afgeloopen jaar de sympathie heeft behouden en verkre gen van een onberekenbaar aantal men- schen, dat zij in zoovele gevallen de uiting is geweest van het gezond ver stand des volks, dat hare vijanden en benijders tegen haar ten einde raad zijn, want dat is iets, dat ieder weet. We zullen onze taak in ^^voort zetten, zooals we die hebben begon nen, we rekenen daarbij op de God delijke Voorzienigheid, dat Deze ons hart en verstand zal verlichten opdat wij steeds den goeden weg blijven bewandelenwe rekenen daarbij op de vriendschap van hen, wier vriend schap wij hebben gewonnen. We hebben in het afgeloopen jaar zeer vele bewijzen van vriendschap en van vertrouwen ontvangen, te tal rijk om ze met name te noemen, meest van de kleinen dezer wereld. Voor deze alle zeggen wij een woord van hartelijken dank, en dat de goede God ze moge beloonen in den vorm van gezondheid, voorspoed en vrede des harten zooais Hij dit het beste acht. En dat de meeste vriendschap die wij ondervinden komt van de kleinen dezer wereld is een bewijs, dat wij den rijkdom en de grootheid niet die nen en den weg bewandelen aange geven in het woord van Christus „aan de kleinen wordt het Evangelie ver kondigd". De kleinen toch onderwij zen zich wekelijks uit de Volkswil, waardoor zij zich ontwikkelen, „ge leerd" worden zegt men hier, terwijl voor de grooten het onderwijs ver borgen blijft, en die daarom steeds meer ziende blind worden hen zelf tot een straf. Voor het nieuwe jaar wenschen wij aan onze abonnés, aan onze vrienden en medewerkers, in het algemeen aan allen die van goeden wil zijn, Gods beste zegen toe voor tijd en eeuwig heid. Wij vertrouwen in 1912 op hen, gelijk zij kunnen vertrouwen op ons, op ons die eens, en voor altijd heb ben gesproken het woordhou en trouw tot in den dood. H. A. VAN DALSUM. Het Vrije Woord voor Abonnés. o— (Dit stuk, bestemd geweest voor het no. der vorige week is wegens plaatsgebrek blijven liggen.) Aan „Idem". In de „om abonné's zuchtende" Koerier van 16 December komt weer een van die hartverheffende artike len van den beruchten Idem, door spekt met die fatsoenlijke uit drukkingen en schimpscheuten, welke een welopgevoed man zich schaamt neer te schrijven. In dat epistel wil hij trachten goed te praten, dat hij het recht heeft om een man van onbesproken levenswandeleen man, wiens levens wijze ook een voorbeeld is voor Idem, met slijk te werpen en te kleineeren. Met den schuilnaam van „Idem" op de vuilniskar rijdt hij de achter buurten af om modder op te halen en die naar S a s te transporteeren, Yan waaruit het vuil weer over Zeeuwsch-Ylaanderen wordt uitge worpen. Een vies werkje, doch stiel is stiel. Hoe Idem ook zijn best doet zijn rang en stand ver borgen te houden, mij en meerderen met mij, is het evenwel niet uit het hoold te praten gezien zijn stijl en aanmatigenden, brutalen toon dat hij een bonnetje draagt. Natuurlijk voelt hij zich sterk, omdat zijne autoriteiten hem de hand boven dat bonnetje houden en zijn collega's met zijn pennevruchten zwijgend instemmenongestraft kan hij dus zijn venijn uitspuwen. In zijne kortzichtigheid en ver waandheid bemerkt hij echter niet, dat hij door zijn minne bedrijf een leelijke smet op het kleed van zijn stand werpt. Of acht hij het volk voor zóó dom en bekrompen, ja voor zóó laagstaand in fatsoen, dat het m t zulke taal zal sympathiseeren Dat Idem het gezag en den eer bied, die hij en zijne ambtgenooten in zoo'n volle mate voor zich op- eischen een gevoelige knak geelt, is duidelijk. Steen na steen brokkelt hij van het voetstuk af, waarop zij staanwant langzamerhand wordt de leek, die deze onhebbelijkheden leest ervan overtuigd, dat.het wel terdege met de waardigheid van den priester in botsing is, wanneer deze in prullige krantenartikelen zijnen evenaaste te lijf gaat, want deze denkthodie, miki, eras tibi. Ik geef daarom den redacteur van een gezaghebbend Katholiek orgaan ten volle gelijk, waar hij schrijft, naar aanleiding van de ontslagname van Pater Geurts als hoofdredacteur van „de Tijd" in de polemiek van dat hoofdorgaan met „de Maasbode". „Maas zeker is 't, dat toestanden toch niet wenschelijk kunnen geacht worden, waardoor, ten aanschouwen van het leekenpubliek en onkatho- lieken, de eene priesterjournalist ge noodzaakt is, den anderen priester- journalist openlijk verontschuldigin gen aan te bieden wegens onrecht matige betichting. (Zie T ij d van 12 dezer, Eerste Blad)." Bedoelde redacteur komt er open lijk voor uit, dat hij het minder wen schelijk acht, dat een priester als als penvoerder in bladen optreedt, 1 o. wegens de critiek, waaraan hunne uitingen in andere bladen blootstaan, 2o dat menig gestudeerd psycbisch- geschikt en veelbelovend jonkman zich niet aan de kath pers wil wij den, omdat hij er geene hem be vredigende toekomst in ziet, zoolang de voornaamste posten, door inschui ving van zeer zeker intellectueele maar dan toch geheel buiten de journalistiek opgeleide mannen, ten slotte zelfs voor den speciaal voor en i n het studievak opgeleiden leek onbereikbaar blijven. Als er dus van kath. zijde ernstige redenen bestaan de priesters buiten de gezaghebbende pers te houden, hoeveel te meer gelden deze dan niet voor locale prutsblaadjes, als waarvan in den aanhef van dit artikel sprake is en welker levens sap in trage strooming wordt ge houden door kunstmatige drukking. -o— Mijnheer de Redacteur Een ieder zal wel overtuigd zijn dat wij met de katholieke vereenigingen een groote stap voorwaarts zijn ge gaan, zelfs in Zeeuwsch-Vlaanderen treft men ze aan van allerlei aard. Ik juich dit toe, omdat ik de over tuiging heb, dat allen min of meer werkzaam zijn in het belang van hen, die er aan deelnemen. Doch eveneens betreur ik het, dat allen op den voor grond sfaan, en wat nu eigenlijk op den voorgrond zou moeten staan, daar wordt niet aan gedacht, en men hoort er niet van spreken. De meeste van de nu bestaande vereenigingen moesten zijn ontstaan, door eene goed georganiseerde werk- mansvereeniging, dan eerst zouden zij hun ware doel bereiken. Immers, de groote paus Leo XIII z. g. heeft ge zegd dat er allereerst moet worden gezorgd voor werkmansbonden, daarin liggen bijna alle andere opgesloten. (Wie lacht daarha, mijnh. Idem Ja, ja mannetje dat heeft de groote Paus zelf gezegd hoorDat kunt u vinden in de encycliek rerum novarum. 'k Zou haast geneigd zijn u van groote ongehoorzaamheid te beschuldigen jegens de uitspraken van den Paus, en dit te meer, daar ons zoo menig maal op het hart wordt gedrukt, dat wij katholieken ons hebben te onder werpen aan de uitspraken van Paus en Bisschop. En dit geldt voor ieder katholiek, rijk en arm, geleerd en on- I geleerd. En is 't op dit gebied niet juist, als heeft de Paus niet gespro ken Is het niet ongehoord Alles mag zich vereenigen en meest allen onder kath. vlag, paarden en koeien, varkens en schapen, bokken en geiten, kippen en konijnen, en een geheele katholieke arbeidersklasse mag dat niet. 't ls ongehoord Dat mijne mede-arbeiders dit eens ernstig overwegen, en zij zullen evenals ik, overtuigd zijn dat ons een onrecht aangedaan wordt, dat wraak roept ten hemel, 'tls waar, er zijn er onder onze werkgevers en dit strekke hun tot I eer op wie niet 't minst valt aan te merken, die er voor zorgen dat hunne arbeiders een behoorlijk bestaan hebben, die zelfs hoedanigheden be zitten in het belang van hunne arbei ders, waaraan zij niet het minst ver plicht zijn. Maar er zijn vergeef mij het woord nog ezels ook Ik vraag mij wel eens af, wat mag toch wel de reden zijn, welke deze veree- ging belet? Men kan het toch niet onkatholiek noemen, wanneer men op billijke en rechtvaardige wijze streeft en tracht zijn toestand te verbeteren Niemand toch zal durven beweren, dat de toestand van den werkman geen verbetering meer noodig heeft? De ondervinding leert het anders.

Krantenbank Zeeland

Volkswil/Natuurrecht. Gewestelijk en Algemeen Weekblad te Hulst | 1911 | | pagina 1