De Volhswil BIJVOEGSEL van van 9 December 1911. ipF* Koopt en laat werken bij hen die adverteeren in „DE VOLKSWIL", het meest gelezen en sympathieke blad van Zeeland. 5 FEUILLETON. De Kleine Lord. Des dichters zonde. Mengelwerk. De kleine koopman in naalden. ITAL1È—TURKIJE. De economische beteekenis van den Italiaansch-Torkschen oorlog Over de gevolgen van den oorlog tusschen Italië en Turkije voor handel en nijverheid, werden in „Handelsbe richten" reeds meermalen berichten opgenomen. In aansluiting daaraan verdient het navolgende, ontleend aan een Duitsch tijdschrift, de aandacht. Door de Middellandsche Zee leiden de wegen voor het handelsverkeer van Europa en Amerika met de kuststreken van Noord-Afrika, den Levant, Oost- Afrika, Indië, China, Japan en Australië. Van de gevaren, welke de scheepvaart door den oorlog dreigen, blijven de niet direct in het oorlogsgebied werk zame reederijen niet geheel verschoond. Er zij slechts op gewezen, dat de in standhouding van een geregeld verkeer in de klippenrijke Roode Zee niet mo gelijk is, wanneer de vuurtorens ge doofd worden. De vaart van de sche pen, welke het Suez-kanaal passeeren, leidt ten noorden van Benghasi en ten zuiden van Kreta. Ook hier is de vaart bij nacht zonder vuren zeer gevaarlijk en is de ankergrond dikwijls onzeker. Wat met betrekking tot de vuurtorens voor de scheepvaart naar het Verre Oosten geldt, zou in nog sterkere mate op het stoomvaartverkeer met de kust streken van den Levant van toepas sing moeten zijn. Tot dusverre zijn evenwel in dit opzicht aan het,scheep- vaart-en handelsverkeer geen nadeelen berokkend. Alle berichten over ernstige financieele crises en insolventies zijn spoedig zeer overdreven gebleken. On getwijfeld was het handelsverkeer in den eersten tijd na de oorlogsverklaring kalmer dan anders. De kooplieden na men eene grootere voorzichtigheid in acht, teneinde hun kredietrisico niet te vergrooten, doch van eene crisis o II. Cedrics vrienden „Ja", hernam de heer Havisham. „Worden uwe presidenten daarom ver kozen „Juist", zei Cedric verheugd. „Wan neer iemand bijzonder goed is en heel veel weet, wordt hij tot president ver kozen. Dan zijn er fakkeloptochten en serenades en alle menschen hou den redevoeringen. Vroeger dacht ik, dat ik misschien ook wel eens presi dent zou kunnen worden, maar graaf dat is nooit in mij opgekomen. Ik had nooit van graven gehoord"; liet hij er ietwat haastig op volgen, uit vrees, dat mijnheer Havisham het niet aar dig zou vinden, dat hij daar nooit naar gewenscht had. „Als ik er van gehoord, had, zou ik misschien wel verlangd hebben een graaf te worden." „Het is heel iets anders dan presi dent te zijn", zei de heer de Havis ham. De heer Havisham legde de beenen over en de vingertoppen tegen elkan der. Hij overlegde bij zichzelven of nu misschien het geschikte oogenblik ook gekomen zou zijn om hem de dingen wat duidelijker uit te leggen. i kan geen sprake zijn. Boven verwach ting snel keerde het vertrouwen in een voortduren van geregelde toestanden terug, vooral toen ook de contröle over de door de scheepvaart vervoerde con trabande door beide oorlogvoerenden op loyale wijze werd uitgeoefend. Ita lië en Turkije hebben vermeden, den graanhandel te verontrusten. De om vangrijke handel met de Zwarte Zee landen, welke tarwe, rogge, gerst, pe troleum zenden en steenkolen, koffie, thee en andere buitenlandsche levens middelen betrekken, zou zeer ernstig getroffen zijn, wanneer de oorlogvoe renden deze artikelen voor contrabande hadden verklaard. Wanneer de lading voor vijandelijke strijdkrachten bestemd is, kan zij natuurlijk in beslag worden genomen, evenals vijandelijke koop vaardijschepen of vijandelijke ladin gen, wanneer zij onder vijandelijke vlag varen. Vijandelijke ladingen onder neu trale vlag en neutrale ladingen onder vijandelijke vlag zijn door de verklaring van Parijs van 1856 beschermd en blijven dus aan den eigenaar. Natuur lijk is contrabande (oorlogsmaterieel, levensmiddelen en kolen voor de vij andelijke strijdkrachten) uitgezonderd, Dat het handelsverkeer der oorlogvoe renden met de neutrale mogendheden eene sterke vermindering zal onder gaan, is niet aan te nemen. Bij de behoefte aan producten, welke uit het buitenland moeten worden betrokken, komt thans nog een sterk verbruik van wol en textielwaren voor de leve ranciers van het leger, te meer daar de oorlog met het begin van het koude jaargetijde samenvalt. Nog levendiger dan de uitvoer uit West-Europa naar den Levant was in den laatsten tijd de invoer vandaar. De verladingen hebben zelfs, in weer wil van de sterk gestegen prijzen, een zoo grooten omvang genomen, dat „Een graaf is is een zeer ge wichtig persoon", begon hij. „Een president ook", meende Cedric. „De fakkeloptochten zijn vijf mijlen lang en er is vuurwerk en muziek. Mijnheer Hobbs heeft mij meegeno men om er naar te kijken." „Een graaf," vervolgde de heer Ha visham, die zich op eenigszins gevaar lijk terrein gevoelde, „is dikwijls van zeer oude afkomst." „Wat is dat vroeg Cedric. „Van eene oude familie heel, heel oud." „O", zei Cedric, terwijl hij de han den nog wat dieper in den zak stak. „Zeker als de appelvrouw bij het parkhek. Die is zeker van oude af komst. Zij is zoo oud, dat men zich verbazen moet, hoe zij nog staan kan. Ik geloof, dat zij wel honderd jaar is, en toch moet zij buiten zitten, al re gent 't nog zoo hard. Dat spijt mij zoo en de andere jongens ook. Billy Wil liams had laatst zooveel geld, bijna een dollar en toen heb ik gevraagd of hij iederen dag voor vijf centen appels van haar wilde koopen, tot het geld op was, maar na een week verveelden de appels hem al. Ge lukkig had ik van een heer vijf centen gekregen, toen kon ik in zijne plaats appels koopen. Het is naar als iemand zoo arm is en zulk een heele oude afkomst heeft. Zij zegt, dat die in haar gebeente zit en dat de regen het nog veel erger maakt." De heer Havisham wist niet recht belangrijk hoogere vrachtprijzen wer den betaald dan in het voorafgaande jaar. Tengevolge van dezen loop van za ken heeft ook de werkzaamheid der talrijke Europeesche banken in den Levant slechts tijdelijk eene beperking ondergaan. Na het uitbreken van den oorlog trad weliswaar eene geldcrisis in, daar zich eene groote behoefte aan Turksch goud deed gevoelen en slechte elementen in de handelswereld van deze gelegenheid gebruik maakten om zich aan hunne verplichtingen te ont trekken. Van groote financieele catas trophes is de kapitaalmarkt echter ver schoond gebleven. Handelsberichten. —O Zoo lang reeds zuchtte eene ziel in de duisternissen, in de vlammen des Vagevuurs. En als haar Engelbewaarder nu en dan afdaalde in haren kerker, en haar hiermede trachtte te troosten, dat op aarde voor haar gebeden werd door eenige goede vrienden dan vroeg zij immer „Zal ik nog lang moeten boeten Het was de ziel van iemand, die immer gedweept had met en ge streefd naar al wat schoon, grootsch, goed en waar wasmaar die op zekeren dag voor tijdverdrijf en zon der er erg in te hebben, in eenige bladzijden een min of meer zinnelijk tooneeltje had bezongen, zonder nog te bedenken, dat die bladzijde aan stoot kon geven aan teedere, schul- delooze harten. En zoo lang, zoo ontzettend lang was zij reeds ddér, om te lijden, ter uitboeting dier bladzijden. Ga met mij mede, gaf de Engel haar ten antwoord op hare vraag. Eensklaps voelde zij zich in de plooien van een langen witten man tel gehuld, en verplaatst te midden eener groote stad in de nederige kamer van een werkman Bij eene wieg, waarin een kindje lag te slapen, zat een jong meisje te bladeren in een boek, dat haar vader had meegebracht, en dat zij zoo even in de hand had genomen. De Engel gaf aan de ziel een tee- ken om dichter bij te komen, en de dichter herkende met ontzetting een zijner werken, eene verzameling van gedichten, waarin eenige bladzijden voorkwamen, welke een jong meisje niet moest lezen. Dat begreep hij nu Ach, zeide hij tot zijn Engelbe waarder, konde ik haar doen op houden Neen, sprak deze, dat moogt niet; zij is vrij. De dichter zag droevig toe, en hoe hij het had, terwijl hij naar het ernstige, onschuldige gezichtje daar voor hem keek. „Ik geloof, dat gij mij verkeerd be grepen hebt," begon hij weer „Toen ik van de oude afkomst sprak, be doelde ik iets anders dan ouderdom ik bedoelde dat de naam van zulk eene familie lang in de wereld be kend is geweestmeer dan honderd jaren geleden waren er reeds men schen, die zoo heetten, en werden zij in de geschiedenis van hun land ge noemd." „Net als George Washington", zei Cedric. „Ik heb van hem gehoord zoo lang als ik leef en lang vóór dien tijd was hij al bekend. Mijnheer Hobbs zegt, dat hij nooit vergeten zal wor den. Dat is om de onafhankelijkheids verklaring weet ge, en den Vierden Juli. Gij begrijpt, dat hij een heel dapper man moet geweest zijn." „De eerste Graaf van Dorincourt," zei de heer Havisham op plechtigen toon, „werd vierhonderd jaar geleden tot graaf gemaakt „Wel, wel," zei Cedric, wat een tijd I Hebt gij dat al aan liefste ver teld Zij zal het zeker heel aardig vinden. Wilt gij het haar vertellen als zij straks terugkomt Zij hoort zoo graag zulke vreemde verhalen. Wat doen graven nog meer, behalve dat zij gemaakt worden „Velen van hen hebben Engeland hel pen regeeren. Anderen zijn heel dapper geweest in den oorlog en hebben lang wachtte angstig af wat gebeuren zou. Het jonge meisje las eenige ver een dan vloog plotseling een blos over hare wangen en zij sloeg het boek dicht. Zij ging het neerleggen op de tafel, waar zij het genomen had, toen zij eensklap3, als 't ware door eene on zichtbare macht gedrongen, het boek weer opende. Nu verwijderde zij zich eenigszins van de wieg, die haar zou behoed hebben, ging bij het venster zitten, las eerst met eenige wij leling, dan met belangstel ling, eindelijk met hartstocht. En wat de lezing van die bladzijden uitwerkte in die reine en onschuldige ziel, dat zag de dichter nu weer spiegelen op de verstandige en be wegelijke gelaatstrekken van het meisje. Haar eerst zoo kalme en open blik kreeg iets droefgeestigs, dan kwam er een vreemde flikkering in die oogen, vervolgens vestigden zij zich strak ergens op als om iets te zien. En als ze ophield met lezen, liet ze het boek zacht op haren schoot glijden en begon te mijmeren. Arm kind, arme ziel Ze zag nog wel niets bepaald-slechts; het waren onbestemde voorstellingen, die hare verbeelding voorbijtrokken, maar die haar toch deden ontstellen, hare rust benamen, haar als met een duisteren nacht omhulden haar, die immer zoo vredig, zoo ongestoord, zoo opgeruimd en helder van geest was. De rampzalige dichter zag nu in, in al zijn omvang, het kwaad, dat hij had gestichten zich tot zijn Bewaarengel wendend, riep hij uit: ach, ik meende niet zoo schuldig te zijn maar nu begrijp ik hoe recht vaardig ik lijd en boet En toch, vervolgde bij weenend, en toch, mijn God, ik had geen kwaad bedoeldbarmhartigheid, heb medelijden met die onschuldige ziel Wees getroost, schuldige ziel, her nam de Engelomdat gij te goe- dertrouw en niet met slechte bedoe lingen gehandeld hebt, zal God in Zijne goedheid niet toelaten, dat de duivel het kwaad doe, wat hij door uw toedoen kon, en gaarne wilde doen Zie slechts. En hij zag het jonge meisje zich nederwerpen voor een beeld der H. Maagd, de banden gevouwen, de oogen vol tranen en hij hoorde haar vergeving vragen, dat^zij een oogen blik aan zondige nieuwsgierigheid had toegegeven. Dat aanschouwde hij, hoe een zacht geleden in groote veldslagen meege vochten." „Dat zou ik ook eens willen doen," zei Cedric. „Mijn papa was kapitein en hij was ook heel dapper even dapper als George Washington. Dat kwam misschien wel omdat hij een graaf zou geworden zijn als hij niet gestorven was. Ik ben blijde, dat graven dapper zijn. Vroeger was ik wel eens bang in het donker weet gemaar toen ik van de soldaten in de Revolutie en van George Washing ton gehoord had, is het overgegaan." „Er is nog iets, waarom het soms een groot geluk is een graaf te zijn," hernam de heer Havisham en vestigde daarbij zijn doordringenden blik met eene zonderlinge uitdrukking op het kleine ventje. „Sommige graven hebben veel geld." Hij was benieuwd om te weten of zijn vriendje eenig besef had van de macht van het geld. „Dat is heel prettig," zei Cedric on schuldig. „Ik zou wel willen, dat ik veel geld had." „Zoudt gij vroeg de heer Havis ham. „En waarom?" „Wel", hernam Cedric, „met geld kan men allerlei dingen doen. Daar hebt ge bijvoorbeeld de appelenvrouw. Als ik heel rijk was zou ik een kraampje voor haar koopen met een klein kacheltje er in, en iederen mor gen dat het regende, zou ik haar een dollar geven dan kon zij gerust thuis blijven. En dan o, ja, ik zou haar vredig licht zich over het gelaat van het kind verspreidde en afdaalde tot in haar hart. Hoe goed is God glimlachte hij zijn Engel tegen Hij houdt haar terug van het kwaad dat ik aange richt zou hebben. Ja, God is goed hernam de En gel. "Wanneer nog eenige lezers uwer werken den palm der overwinning behalen over de bekoringen, door die lectuur verwekt, dan zullen u uwe onbezonnenheden vergeven wor den, zal uwe boetedoening een einde nemen. O Eenige jaren voordat de revolutie van 1789 uitbrak, bevond zich op een der boulevards te Parijs een armoedig gekleede knaap van omstreeks twaalf jaar, die onder luid geroep, pakjes met naalden aan de voorbijgangers te koop aanbood. Het was een koude avond in het hartje van den winter en bibbe rend stond het arme ventje in zijn scha mele kleeding met zijn stalletje op de donkere straat, die in die dagen niet zoo schitterend verlicht was als tegen woordig. Een walmend eindje waskaars was de eenige verlichting waarmede hij de opmerkzaamheid der voorbijgan gers, die niet zeer talrijk waren in dat late avonduur, trachtte te trekken. Heel veel aandacht schonk men den armen knaap niet, het was immers veel te koud en een ieder haastte zich naar zijn woning, om daar bij een lekker vlammend houtvuurtje zijn verkleumde leden te verwarmen, Het kleine kereltje mocht helaas aan zoo iets nog lang niet denkenniet, voordat hij het noodige geld mede naar huis kon nemen was het hem vergund zijn vermoeide leden op den armzaligen stroomatras uit te strekken en niettegenstaande zijn verlatenheid en de felle koude van den helderen winternacht liet hij van tijd tot tijd een lustig straatdeuntje hooren, er echter voor zorgende dat hij telkens aan het einde van een couplet met luider stemme opnieuw zijn koopwaar den voorbijgangers aanbood. Op deze manier gelukte het hem een paar hon derd van zijn naalden kwijt te raken, maar helaasde winst bleek uiterst gering. Toch liet hij zich niet ontmoe digen en ging door met van hartelust er op los te zingen, toen opeens een jonge man in een kostbaren pels ge huld, op hem toetrad en lachend zeide: Zeg eens, manneke, je moet niet zoo valsch zingen, hoor Ik zou het ook wel beter kunnen, mijnheer 1 was het radde antwoord, als ik les had gehad van uw muziek meester! Deze woorden deden den on bekende in een schaterlach uitbarsten en klaarblijkelijk schik in den armen knaap hebbende begon hij opnieuw Hoe heet je Gustaaf 1 En hoe nog meer? een warmen schoudermantel geven, dan zou haar gebeente haar niet zoo veel pijn doen. Haar gebeente is niet zooals het onzehet doet haar zeer, wanneer zij zich beweegt. En dat is een erg naar gevoel. Als ik rijk genoeg was om dat alles voor haar te doen, dan zou zij er niet zooveel last van hebben." Hm 1" zei de heer Havisham. „En wat zoudt gij nog meer willen doen als gij rijk waart „O, van allesVooreerst zou ik voor liefste allerlei moois koopen naaldenboekjes en waaiers en gouden vingerhoeden en ringen, en eene En cyclopedie en een rijtuig dan be hoefde zij nooit meer op de tram te wachten. Als zij graag een mooie roodzijden japon wilde hebben, zou ik die ook voor haar koopen, maar zij houdt het meest van zwart. En dan zou ik met haar naar de groote winkels gaan en zeggen, dat zij maar eens moest rondzien en zelve kiezen. En dan Dick „Wie is Dick?" vroeg de heer Ha visham! „Dick is een schoenpoetser," her nam zijne Lordschap, wiens oogen glinsterde bij het denken aan zooveel heerlijkheden. „Hij is de knapste schoenpoetser, dier, gij ooit gezien hebt. Hij staat op den hoek van eene straat in de benedenstad. Ik heb hem al jarenlang gekend. Eens toen ik nog heel klein was en met liefste wan delde, had zij een mooien bal ge-

Krantenbank Zeeland

Volkswil/Natuurrecht. Gewestelijk en Algemeen Weekblad te Hulst | 1911 | | pagina 5