No. 114.
Zaterdag 2 December 1911.
3e Jaargang.
Gewestelijk en Algemeen Weekblad te Hulst.
RichtingVoor waarheid en voor recht, door eigen daad en door daad van anderen, zonder aanzien van
persoon of partij.
VERSCHIJNT ELKEN ZATERDAG.
Gentschestraat C 7 te Halst.
W?
Stichter: H. A. van Dalsum.
Gentschestraat C 6 te Hulst.
Gentschestraat B 4 te Hulst.
DE VOLKSWIL
REDACTIE:
Abonnement per drie maanden
NEDERLANDf 0.50.
BELGIEfr 1.20.
ANDERE LANDEN f 0.80.
- Abonnementen worden dagelijks aangenomen. - -
Niet geplaatste stukken worden niet terug gegeven.
Het blad neemt geene verantwoordelijkheid voor den inhoud
van het Yrije Woord en voor dien van Adrertentiën.
ADMINISTRATIE:
DRUKKER IJ:
Advertentiën, in te zenden vóór Vrijdags om 12 uur.
Prijs per regel 10 cent. Bij abonnement of geregelde plaatsing
belangrijke vermindering. Dienstaanbiedingen contant f0.25.
—o
We lezen in het Bulletin de la
Semaine (Parijs) van 22 November
1911
Een intervicuw van Jl, Lcmire,
Mgr. Delamaire, coadjutor van den
aartsbisschop van Frankrijk (Noorden
van Kamerijk), hebbende verboden
„aan al wie zich als goed katholiek
wil gedragen" de geregelde lezing en
„vooral het abonnement" op de Cri
des Flandres (Stem van Vlaanderen),
en op de Eveil populaire (Volkswaar
schuwing), waarvan de eerste verdedigt
de politiek van den afgevaardigde van
Hazebrouck en waarvan de tweede
haar bestrijdt, heeft onze uitstekende
vriend Mijnheer de abbé Lémire aan
de redacteur van de Temps de volgende
verklaringen gedaan
Ik heb van dien brief kennis geno
men door de bladen, dien niets deed
vooruitzien. In wat betreft de zin,
die mij persoonlijk aangaat, heb ik
niets te zeggen ik heb niet de ge
woonte oin met mijn aartsbisschop te
redetwisten.
Mijn openbaar leven is ter beoor
deeling van iedereen als van elk poli
tiek man, en de aartsbisschop heeft
het recht, als ieder burger, om van
zijn recht van critiek gebruik te maken.
Wat betreft de godsdienstige moei
lijkheden die ik heb gehad, ben ik
verplicht tot een nog meer volledig
stilzwijgen, want ik ben in beroep
voor de rechtbank van de Rota om
recht te verkrijgen.
Ik heb genoeg vertrouwen in de
zaak en in het geweten van mijne
rechters om het publiek niet in deze
zaak te mengen.
Wat mij ontroert en mij het meeste
leed doet, is de zin uit dien brief
waar sprake is van eene „hartstochte
lijke en wederspannige kliek", die „uit
hun verband rukt" de „meest duide
lijke woorden" van den aartsbisschop.
Wil men hiermede noemen den raad
van bestuur van de Cri des Flandres?
Dat zal een pijnlijke indruk maken in
het geheele land waar die brave men-
schen bekend zijn. Zij hebben nooit
gedacht om iemand aan te vallen, zij
zijn noch dweepers noch dwazen. De
eenige grief die men hen kan opleg
gen is-rondom mij te hebben gemaakt
een bolwerk van (hunne genegenheid
in den tijd, waarin ik hevig werd
aangevallen Handelt het over mijne
partijgenooten Dit zijn mijne dui-
zende kiezers, goede burgers, die zijn
in een uitmuntende verhouding met
hun pastoor. Indien het is het blad
zelf, hoe kan dan de brief van den
coadjutor er verkeerd in worden voor
gesteld Hoe kon men ze critisee-
ren omdat men er nooit over heeft
gesproken En waar is de „verwar
ring" verschuldigd aan polimieken als
elke polimiek met zorg door mijne
vrienden is vermeden geweest Mgr.
Delamaire zegt „de hartstochtelijke
kliek die beweert dat ik laak zonder
te laken, dat ik veroordeel zonder te
veroordeelen." Nu dan, dit verwijt is
geformuleerd geweest tegen Mgr. De
lamaire door bladen tegenstanders van
de beweerde „kliek". Dit zou strekken
om te bewijzen, dat de coadjutor is
in dwaling gebracht door valsche in
lichtingen en dit is alles, waartoe ik
mij zal bepalen in wat ik in deze zaak
te zeggen heb.
Is, vroegen wij aan abbé Lemire,
dg brief van den coadjutor niet het
eenvoudige gevolg van eene algemeene
campagne met voor doel of om u te
drijven tot een nederleggen van uw
mandaat van afgevaardigde, of tot een
daad van opstand
Ik vind er een woord in dat mij te
denken geeft en dat wel bewijst het
stelselmatig verzet van den aartsbis
schop tegen mijn mandaat. „Heteerste
dier bladen, zegt hij, is ontstaan tegen
mijn verlangen." Als ik mij herinner,
dat het is ontstaan om mij te verdedi
gen in den loop van de verkiezings
periode ben ik wel verplicht om te
besluiten, dat hij op de hand was van
mijne tegenstanders, en echter had ik,
op dat oogenbiik, niet begaan wat hij
noemt „zware fouten". Zijn afkeer zou
dus niet kunnen komen van die be
weerde „fouten", die nooit zijn om
schreven geworden, zij komt van het
feit dat ik besta als afgevaardigde.
Maar ik besta als afgevaardigde krach
tens een heilig recht dat in Rome met
formeele woorden is erkend geweest
toen men bepaalde, dat de abbé Gay-
raud en ik zouden noodig hebben
noch eene permissie te vragen om
voor onze kiezers op te treden noch
een verbod te ondergaan.
Hoe het zij, ik hoop dat ik zal kun
nen vervullen mijn dubbele plicht van
priester en afgevaardigde en tegelijker
tijd getrouw te blijven aan mijne
priesterlijke verplichtingen en aan mijne
burgerlijke rechten.
De Volkswil teekent hierbij aan
We zijn, door ons vroeger abonne
ment op de sedert opgeheven Justicè
Sociale van abbé Naudet, eenigszins
bekend met die zaken in het aartsbis
dom van Kamerijk. En onze bekend
heid doet ons deze opmerkingen
maken.
Abbé Lemire is een volksgezind
priester, die veel goeds voor het volk
heeft gedaan, dat hem tot Kamerlid
heeft gekozen. Het volk van zijn kies
district bestaat grootendeels uit Fran-
sche Vlamingen, goede katholieke
menschen met goede ouderwetsche
zeden. Deze Fransche Vlamingen
werden onderdrukt, gelijk onderdrukt
worden de Belgischeen deZeeuwsche
Vlamingen, en zij werden onderdrukt
onder katholieke vlag (de overeen
komst is volkomen zooals men ziet),
en deze vlag der katholieke onder
drukkers werd en wordt gesteund
door de, vooral de hoogere, geestelijk
heid.
Abbé Lemire beschermt de onder
drukte Vlamingen, en hij wordt daarom
verdacht gemaakt door de klasse der
onderdrukkers.
De coadjutor van den aartsbisschop
van Kamerijk wenscht de stem der
onderdrukte bevolking te smoren, maar
tegelijkertijd wil hij doen zwijgen de
stem der onderdrukkers, voor zooverre
beide stemmen zich doen hooren in
couranten. In zooverre is hij eerlij
ker dan b.v. in het bisdom Breda,
want, als in het bisdom Breda de
zelfde taktiek was gevolgd, zou inder
tijd niet alleen de Volkswil, als het
orgaan der onderdrukte bevolking,
maar ook de Zelandia als het orgaan
der onderdrukkers moeten zijn verbo
den geworden.
Ook is de overeenkomst tusschen
het blad van abbé Lemire en de Volks
wil, dat beide veroordeeld zijn gewor
den zonder precies te zeggen waarom.
Ook hierin is nog overeenkomst,
dat abbé Lemire eene formeele goed-*
keuring heeft van Rome, en wij ons
steeds formeel houden aan de leer van
den Paus.
En nog hierin, dat zoowel in Ka
merijk als in Breda geen rekening is
gehouden met het formeele verlangen
van den Paus, dat geen blad op zich
zelf mag worden verboden, maar al
leen, dat, als een blad stukken bevat
die niet in den haak zijn, de schrijver
daarvan „vaderlijk en onder vier oogen"
moet worden gewaarschuwd en over
gehaald om wat hij verkeerd deed, te
herstellen.
Ten slotte is het recht om een blad
uit te geven een recht, dat de grond
wet toekent aan den burger, en dus
niet afhangt van een bisschop als
zijnde een burgerlijk geen kerkelijk
recht.
Onze lezers zien, ook weder door
deze zaak, dat er op meerdere plaat
sen zaken gebeuren, die niet in den
haak zijn, en zien daardoor tevens de
wijsheid van onzen Paus Pius X, die
zoowel aan bisschoppen als aan pa
stoors en kapelaans verbiedt, in het
belang van de goede zielzorg, zich met
wereldsche zaken en verkiezingen te
bemoeien.
De heer Messimy, Minister van
Oorlog in Frankrijk, heeft aan de
legercommandanten de volgende cir
culaire gezonden
„Er is mij bekend gemaakt, dat
bij gelegenheid van het vertrek van
de jonge soldaten naar het regiment,
de katholieke patronaten een leven
dige propaganda hebben gehouden
met voor strekking, dat de militairen
in hunne garnizoenen in voortdurende
aanraking blijven met de bedienaren
van den eeredienst, waarvan som-
gen speciaal zouden zijn aangewezen
om ze te ontvangen.
Ik heb de eer LJ te doen kennen,
dat, al kan er geen kwestie van zijn
om de leden van het leger te be
letten om de praktijken van hun
godsdienst op te volgen noch om
ieder voor zich zeiven bedienaren
van den eeredienst te bezoeken, er
echter wel reden is om de leger
commandanten te herinneren aan het
verbod aan de militairen om de
kringen en de andere centrums van
vereeniging te bezoeken, die een
godsdienstig karakter hebben."
De Volkswil teekent hierbij aan
In Nederland gaat het anders.
Daar moedigt het legerbestuur aan,
althans verzet zich er niet tegen, dat
in de garnizoensplaatsen instellingen
zijn met voor doel de militairen ze
delijk en godsdienstig te houden in
de richting van hunne vroegere ge
woonte thuis bij vader en moeder.
In Frankrijk verbiedt het legerbe
stuur dit.
Maar het legerbestuur in Frank
rijk verbiedt niet, dat. de militairen
vrijmetselaarsloges bezoeken, noch
dat onder hen propaganda gemaakt
wordt voor onvaderlandslievende
doeleinden. Wij noemen dergelijke
circulaire eene, die in Nederland niet
mogelijk zou zijn, en die wijst op
een zeer kleinzielig gedoe van uit
de hoogere Fransche regeeringskrin-
gen, en passende in de lijn van het
op straat zetten van de liefdezusters
De Volkswil, die zich verzet tegen
volksonderdrukking en tegen gewe
tensdwang onder katholieke vlag,
wraakt ook de volksonderdrukking
en den gewetensdwang onder elke
andere vlag Zij noemt een derge
lijke circulaire een publiek schandaal.
Uit de memorie van Antwoord van
den Minister van Buitenlandsche
Zaken bij de Staatsheerooting
1912.
o
Toenadering tusschen Nederland
en Belgie.
Met algeheele instemming sluit de
ondergeteekende zich aan bij de woor
den van voldoening naar aanleiding
der Vorstelijke bezoeken te Amsterdam
en te Brussel neergeschreven.
Den grooten prijs dien de Regee
ring stelt op de tegenwoordige uitste
kende verstandhouding met het Bel
gische volk mag de ondergeteekende,
ook door de uiting die hij daaraan in
deze Kamer heeft mogen geven, als
bekend veronderstellen. Als zoodanig
kan hij dan ook niet anders dan met
oprechte erkentelijkheid terugzien op
wat de Nederlandsch Belgische Com
missie heeft weten tot stand te bren
gen en hij meent, dat ook in dat op
zicht de gelijksoortige gevoelens der
Regeering voor die Commissie niet
geheim zijn gehouden. Dat deze thans
verkregen gelukkige stand van zaken
in de practijk nog niet die vruchten
heeft opgeleverd welke de Commissie
meer bepaaldelijk wenscht, behoeft
minder verwondering te wekken dan
in het Voorloopig Verslag wordt ver
ondersteld, maar mag in allen gevalle
niet op eene niet voldoende mede
werking van de Regeering wijzen. De
ondergeteekende heeft met name een
open oog voor de aantrekkelijkheid
van een uniform posttariefzonder
ze onoverkomenlijk te noemen, on
derschatte men echter de moeilijkhe
den, verbonden aan de wederzijdsche
opofferingen, nietintusschen maakt
deze aangelegenheid een onderwerp
van ernstige bespreking en studie uit
tusschen ondergeteekende en zijnen
ambtgenoot van Waterstaat.
Over een met België te sluiten trac-
taat in zake de tenuitvoerlegging van
rechterlijke uitspraken worden reeds
tusschen beide Regeeringen onderhan
delingen gevoerd ook hier zijn echter
de vruchten door de Nederlandsch-
Belgische Commissie gekweekt niet
voldoende om belangrijke verschillen
in de jurisprudentie der beide landen
zonder meer te doen verdwijnen.
In verband met de toegenomen toe
treding van Nederland tot de Berner
Conventie heeft de Nederlandsche Re-'
geering geen termen gevonden om met
de Belgische onderhandelingen aan te
knoopen overhet aangaan van een nieuw
tractaat tot wederkeerige bescherming
van de in eiken staat den auteur toe
gekende rechten. Evenmin heeft zij
dit wenschelijk geacht om, gevolg
gevende aan het verlangen der com
missie, er bij de Duitsche Regeering
op aan te dringen dat in Duitschland
een centraalbureau in het leven worde
geroepen, waar de te boekstellingen
en de belastheid der schepen kunnen
worden gecontroleerd. De gronden
zijn der commissie in een gemotiveerd
antwoord op haar verzoekschrift ter
zake medegedeeld.
In zake de veterinaire politie aan de
grenzen heeft de Regeering zich be
reid verklaard de beschikking van
den Minister van Binnenlandsche Za
ken d.d. 17 October 1899, no. 5989
te wijzigen in den zin van het derde
voorstel der Nederlandsch-Belgische
commissie, indien de Belgische Re
geering harerzijds tegemoet komt aan
de wenschen vermeld onder I en II
van de destreffende voorstellen der
commissie, De Belgische Regeering
heeft dien aangaande nog geen beslis
sing genomen.
Den 18 November is door België
met Italië een arbritage-verdrag ge
sloten van zeer beperkten aard, ter
wijl blijkens de Memorie van Toe
lichtingen bij de goedkeuringswet de
Belgische Regeering zich voor der
gelijke door haar aan te sluiten trac-
ten aan dien tekst wenscht te houden.
De ondergeteekende nu vermag aan
een zoo beperkt verdrag tusschen
Nederland en België, weikei houding
zoo uitnemend is, geen waarde te
hechten, en hij zou het dan veeleer
beter achten geen verdrag te slui
ten. Door het totstandkomen van
dergelijke zeer gelimiteerde verdra
gen tusschen twee nabuur-staten als
deze, wordt z.i. de arbritage-idée, waar
van hij warm voorstander is, geens
zins gediend.
De ondergeteekende sluit zich ge
heel aan bij hen die het zeer begrij
pelijk achtten dat Hare Majesteit de
Koningin Hare toespraken heeft ge
houden in het Fransch.
Uit de Memorie van Antwoord van
den Minister van Justitie bij de
Staat sbegr ooting 1912.
—o
Pachtcontract.
Nopens de vraag naar de wensche-
lijkheid van aanvulling van de bepa
lingen aangaande het pachtcontract,
daartoe strekkende, dat afwijking van
het bepaalde bij de artt. 1628 en 1629
van het Burgerlijk Wetboek nietig
worde verklaard, heeft de ondergetee
kende overleg gepleegd met zijnen
ambtgenoot van Landbouw, Nijverheid
en Handel.
Daaruit is hem gebleken, dat de
materie der pacht in haar geheel een
onderwerp van overweging der Staats
commissie voor den landbouw uit
maakt. In afwachting van het rapport
dier Staatse, meent de ondergeteekende
zich te moeten onthouden van het uit
spreken van een oordeel ter zake en
schijnt ook de samenstelling van een
overzicht van bultenlandsche wetge
vingen op dit stuk vooralsnog gevoeg
lijk achterwege te kunnen blijven. Wel
meent hij dienaangaande reeds thans
er op te moeten wijzen, dat men in
het bijzonder bij de pacht groote voor
zichtigheid moet betrachten bij het
bezigen van buitenlandsche regelingen
als voorbeeld voor de wetgeving hier
te lande. De buitenlandsche voor
schriften op dit stuk bestaande vinden
hunne verklaring toch veelal injgansch
andere agrarische toestanden.