De Volkswil BIJ VOEGSEL van van 25 November 1911. De aanval gaat voort 3 FEUILLETON. De Kleine Lord. We nemen uit het Democratisch blad „De Vrije Klok van Ninove over het ondersiaand artikel Het wijst op de onveranderlijke laagheid van de zoogenaamde politieke katho lieken tegen één man den heer Daens van Aalst. Hetzelfde hebben ook wij ondervonden, maar, daargelaten het werk van enkele kwajongens in lange kleeren, is het voorbij, omdat tegen onze taktiek zij niet lang be stand konden blijven. De taktiek was hun eigen vuil overdrukken in ons blad, en omdat ons blad het orgaan is van de fatsoenlijke men- schen, werden zij telkens verplicht zich voor de fatsoenlijke menschen te verdedigen, en dan maakten we bekend, of we wezen ze met den vinger aan, wie de schrijver of de dader was der vuiligheid. Op deze wijze is er een eind aangekomen, alleen nog dan bij een paar onver beterde kwajongens als Idem uitge zonderd, maar die geen gezag heb ben. Als de Christelijk Democratische bladen een3 onze taktiek gingen volgen Nog altijd gaan de wreede aanval len der bewaarders voort tegen ons. Eiken dag lezen we vlugschriften en gazetartikels, doorspekt met de groot ste valschheid en politieke loensch- heid. Onze volksvertegenwoordiger Daens schijnt het groote mikpunt te zijn. Pas is hij eenige dagen van onder de handen van liberalen en socialisten, of daar stort als eene bende gieren heel den bewaarderstroep op die oude man, wiens loopbaan zoowel gevuld is met groote onuitwisbare daden die allen met gouden stift in 't groote volksboek zullen gegrift bl ij ven- Wie zijn de aanvallers van de christen democraten van den heer Daens Het zijn de rijke kopstukken der ka tholieke partij, die gewoon waren alles te doen zonder stoot of tegenstand en alles te doen wat in hun edel brein ontkiemde. Die tijd is door, en 't is juist 't verlies van al die voor rechten die 't rijk gedoe doet schuim bekken van woede. Antwoorden op al die beschuldi gingen, ons aangewreven door die jannen, dit doen we niet. 't Volk zelve vat de uitzinnigheid van hunnen on- gewettigden uitval. o II. Cedrics vrienden „O, neen," zei Cedric, „ik ben heel wel. Mijn hoofd is volstrekt niet in de war. Het spijt mij zoo, dat ik het zeggen moet, mijnheerDaarom kwam Mary mij gisteren halen. Mijnheer Havisham is het mama komen vertel len en gij weet het, hij is een rechts geleerde." Mijnheer Hobbs liet zich in zijn stoel vallen en wisschte met zijn zak doek het voorhoofd af. „Eén van ons beiden is gek gewor den 1" riep hij. „Neen," hernam Cedric, „daf is het niet. Wij zullen er ons maar in moe ten schikken, mijnheer. Mijnheer Ha visham is geheel uit Engeland geko men om er van te verteilen. Mijn grootpapa heeft hem gezonden." Met een gevoel van verbijstering keek mijnheer Hobbs naar het ernstige, onschuldige gezichtje voor hem. „Wie is uw grootvader vroeg hij. Cedric stak zijn hand in den zak en kreeg er voorzichtig een papiertje uit, waarop hij met zijne eigen groote, ronde letters iets geschreven had. „Ik kan het niet goed onthouden," Geven wij enkel ter overweging aan „de Volkstem", „Voorwacht", „Den- derbode", enz.Tot voor de kiezing van Aalst was M. Daens de beste mensch ter wereld. Gij. Katholieken, wildet zelfs niet meer dat men dien man aanviel, omdat gij bewust waart dat hij op 't rechte spoor was. Na de kiezing is M. Daens nu op eens de slechtste mensch der wereld. Antwoord eens, katholieke bewaar ders, waarom nu zoo in eens dit ver schil Nu weet gij zooveel, zoovéél op de democraten en op Daens te vertellen, waarom deedt gij dat vroeger niet Want als de democraten niets an ders misdaan hebben dan tegen u ge stemd, dan moet gij ze voor dat feit alleen bekampen ook. Doet ge dat, bewaarders Neen, ge kapt en kerft en slaat blin delings in 't ronde en weet zooveel, zooveel op ons te vertellen van over maanden, van over jaren O politieke dweepers Maar, zegt eens, vergulde kampioenen, hoe hebt gij toch durven denken dat wij met u zouden mee doen, dat wij voor u zouden stemmen Menschen, lezers, oordeelt eens 'nen moment. Nu zouden wij voor de katholieken moeten stemmen hebben. Wanneer hebben wij dat gedaan Wij strijden 18 jaren, hebben wij ooit een dag de hand gegeven aan de katholieken Hebben wij ooit 't zij gelijk in welke stemming voor een katholiek gedaan Waren wij altijd geene partij die tot der dood vijanden waren van de mannen van bedrog en konkelfoes, waren wij niet altijd TEGEN de vij anden van Algemeen stemrecht, TE GEN de vijanden van een goede even redige vertegenwoordiging. TEGEN Ie vijanden van het verplichtend on derwijs, tegen de vijanden van familie- loon en volkswelvaart?? En nu, nu als men machtig gewor den en van onder de handen der beu len gekropen zijn, nu zouden wij die beulen moeten steunen om ons morl gen weerom op de pijnbank en tortuur te leggen Maar, moesten wij dat gedaan heb ben, bewaarders, die daad voor u gestemd we zeggen het stout, die daad zou ons zwaarder gewogen heb ben dan uwe inkwisitieaanvaller, want ons geweten zou ons toegeroepen hebben dat we lafaards waren, ver raders der volkszaak, verloochenaars van onze gesneuvelde Helden die vie len onder UWE vergiftige pijlen ka tholieken zei hij „daarom heb ik het hier op geschreven." En nu las hij overluid John Arthur Molyneux Errol, graaf van Dorincourt." „Dat is zijn naam en hij woont in een kasteel in twee of drie kasteelen geloof ik. En mijn papa, die dood is, was zijn jongste zoonen ik zou geen lord of geen graaf zijn geweest als zijn twee broe ders niet gestorven waren. Maar zij zijn allemaal gestorven, en er is nie mand behalve ik geen jongen en nu moet ik er een worden en mijn grootpapa heeft iemand gezonden om mij naar Engeland te brengen. Mijnheer Hobbs scheen het hoe langer hoe warmer te. krijgen. Hij veegde onophoudelijk over zijn voor hoofd en zijne kale kruin en haalde hoorbaar adem. Hij begon te begrij pen, daf er iets zeer wonderlijks was gebeurd maar toen hij weer naar het kleine ventje op den beschuittrommel keek, met die onschuldige, half angs tige uitdrukking in zijn kinderoogen, toen hij bemerkte dat zijn vriendje volstrekt niet veranderd was en er precies zoo uitzag als den vorigen dag aardig en lief en wakker, met zijn zwart kieltje en rood dasje toen begreep hij hoe langer hoe minder van al die berichten omtrent doode en levende graven. Hij raakte nog meer in de war, omdat Cedric het zoo eenvoudig en onschuldig vertelde, blijkbaar in de verste verte te beseffen hoe verbazend het was. „Hoe hoe hebt gij ook weer ge En nu valt gij ons aan, ja. maar ons geweten is rustig. Doet voort dus, ge s hermt met kartonnen degens tegen Daens e:i de demokraten. Daens zult gij niet bezwadderen, hij is boven uw gebrulhet volk kent hem, het volk eert hem de kie zingen zijn daar het klinkendste be wijs van. En nu nog een laatste woord, schoone, edelreine katholieken van 't arrondis sement Aalst. Daens wordt oud. De man is ver gruisd, geknakt voor zijn tijd, ver kracht door politieke ploerten. Wij vragen u eerbiedigt de oude jaren, en gij met al uw kracht en macht en goud valt neer op de jon geren er zijn nog democraten buiten Daens, randt hem niet alleen aan, an deren zijn dan toch ook plichtig en we zweeren het u dragen wellicht meer schuld in 't geval van 29 Oct. dan hij. Valt dan die mannen aan, in 't al gemeen al de democraten, maar ver moordt niet teenemaal 'nen man voor wien gij 't hooft zou moeten ontbloo- ten, 'nen man die alleen kop moet bieden tegen al de politieke schelmen van België, 'nen man die meer goed deed voor 't volk, gansch belangloos, dan gij ooit zult kunnen doen 'nen man wiens schoenriem gij onwaardigzijt te ontgespen, want hij heeft geleden voor 't volk, hij heeft gestreden voor 't volk wijl gij het uitzoogt afperstet en bedroogt. En gij durft nu met modder smij ten naar zoo 'nen man en gij poogt den hemel te bewegen om Daens te treffen Foei, foei, rijke alleenheerschende kliek, we verachten u, diep, uit 't diepste onzer zielen al ons volk zullen we tegen u vooruitstooten, en geen dag meer rusten vooraleer ligt het monster vernietigd onder den Yloek van alle rechtzinnige, volkslievende harten. A. VAN DEN BRUELE. Kleine blanke slaven. De vroegere Stuttgarter assistente der politie, zuster Arendt, bracht voor eenigen tijd de stad Berlijn in opschud ding door te vertellen van het droevig lot van kleine kinderen, die door de ongehuwde moeder zouden worden verkocht en in een staat van slavernij opgevoed zouden v/orden. In antwoord op tegenspraak beloofde zuster Arendt een boek te zullen schrijven, waarin zij bewijzen zou geven. Dit boek is thans verschenen. Het beantwoordt aan de voorstelling, die zuster Arendt heeft gegeven en laat een scherp zoeklicht strijken over het leven dezer jonge martelaartjes, wiereerste kreet reeds de moeder in vertwijfeling brengt; die reeds voor de geboorte gehaat worden en verwenscht. Het boek van zuster Arendt houdt zich bezig met alle landen en toont duidelijk aan, dat de meeste staten het nog aan den primitiefsten steun laten ontbreken bij deze ongelukkige, buiten echt geboren kinderen. Scherp uit zich de schrijfster: „De kinderhandel wordt zoowel door autoriteiten als particuliere vereenigingen opzettelijk ot onopzette lijk genegeerd. Duizenden ongelukkige zegd dat uw naam was vroeg mijn heer Hobbs. „Cedric Erroll, Lord Fauntleroy," gaf Cedric ten antwoord. „Zoo heeft mijnheer Havisham mij genoemd. Toen ik in de kamer kwam, zeide hij„ls dit de kleine Lord Fauntleroy „Wel, wel," zei mijnheer Hobbs, „ik mag een staart krijgen Dit was een uitdrukking, die hij altijd gebruikte als hij bijzonder ver baasd was of in vuur geraakte. En bij deze buitengewone gelegenheid, tegenover dit raadselachtig feit, scheen hij niets anders te kunnen bedenken. Cedric vond het een zeer gepaste en welgekozen uitdrukking. Zijn eer bied en genegenheid voor mijnheer Hobbs waren zoo groot, dat hij al diens opmerkingen beaamde. Hij had reeds genoeg ondervinding opgedaan, om te beseffen, dat mijnheer Hobbs zich altijd aan de verreischte vormen en uitdrukkingen hield. Hij wist na tuurlijk, dat hij heel anders was dan zijn mama maar zijn mama was ook een dame, en hij verbeelde zich, dat dames altijd heel anders waren dan heeren. Hij keek mijnheer Hobbs peinzend aan. „Engeland is heel ver af, is het niet?" vroeg hij. „Het is aan den overkant van den Atlantischen Oceaan," gaf mijnheer Hobbs ten antwoord. „Dat is het ergste van alles," zei Cedric. „Misschien zal het een heele kinderen van eiken leeftijd, nationali- teit en godsdienst verkwijnen in bar- baarsche slavernij, zonder dat autori- I teiten of particulieren er zich mee be moeien". Dan geeselt de schrijfster de kinder- centralen, die bij het bezorgen der kin deren een gewetenloozen en schande lijken kinderhandel drijven. Een der Berlijnsche bureaux,van tusscbenper- sonen antwoordde op een gefingeerde advertentie, dat het uit Duitschland, Frankrijk, Holland, België en Zwitser land maandelijks 3000 „discrete" kin deren met afkoopsommen kon leveren. Dit bureau heeft waarschijnlijk willen geuren met zijn reusachtige capaciteit. Van meer belang dan dergelijke alge- meene beschouwingen zijn de bijzon derheden, die de schrijfster aanhaalt uit haar ervaring. De feiten worden ge waarborgd door wat tijdens processen is gebleken. De handel met kinderen in Berlijn, zegt zij, moet in het bijzonder gedre ven worden door vrouwen, die onder den naam van masseuse, manicure en pedicure arbeiden, in het algemeen vrouwen, die intiemer met personen in aanraking komen. Een Berlijnsche „Stellenvermittlerin" vertelde in tegen woordigheid van Adèle Scheiber-Krie- ger aan de zuster, dat zij Berlijnsche kinderen voor den prijs van 300 tot 10.000 Mark naar het buitenland levert, voornamelijk naar Rusland. Noch poli tie, noch voogdijraad, weesinrichtin gen of vereenigingen tot redding van kinderen maken de geringste moeilijk heden. Pas voor enkele weken had zij een kind naar Rusland verkocht, aan een baron. Het kind was dan ook van goed ras en zijn 10.000 markjes waard. Meerdere Berlijnsche vroedvrouwen en bakers hebben aan de zuster verteld dat 300 mark de gemiddelde prijs voor een proletariërskind is. Kinderen van betere afkomst en die welke aangewend worden voor onderschuivingen, worden veel hooger betaald. Een baker van pri vate kraamverpleging, zooals er ontel bare te Berlijn voorkomen, vertelde, dat zij een zeer voorname clientèle had. Het grootste deel harer cliënten dankte zij aan officieren, die haar ook verder aanbevalen bij collega's in het regiment. Deze heeren betaalden in den regel een afkoopsom ineens, waarvoor zij de kin deren in den omtrek van Berlijn onder bracht. Wat er verder gebeurde, illus treert het geval van zoo'n pleegmoeder, die achtereenvolgens twee jongens en een meisje in het vondelingenhuis te Parijs wist te doen opnemen. Zij ver diende aan dat zaakje 10.500 mark. Meer dan eenmaal hoorde zij te Berlijn, dat deze kinderen soms in de slechtste handen komen. Een zeer slecht bekend staande familie leefde geheel van der gelijke opvoedingskosten. Dikwijls worden kinderen naar Bel gië en Amerika Verzonden en verkocht. Uit betrouwbare bron wil overigens de zuster weten, dat vele ongetrouwde moeders van Berlijn naar Frankrijk gaan voor de bevalling en haar kinde ren öf zelf óf door bakersin het Parij- sche vondelingenhuis brengen, wat niet al te moeilijk is. De Fransche natie neemt deze jonge aartsvijanden aan en voedt ze tot haar burgers op. Dit is zeker wel het knaleffect, waar mee zij resultaat denkt te bereiken. Toch moet ook zonder dat bijsmaakje tijd duren eer ik u weerzie, mijnheer. Ik vind het zoo naar als ik daaraan denk." „De beste vrienden moeten scheiden hier op aarde," zei mijnheer Hobbs. „Ja," zei Cedric, „wij zijn lange jaren vrienden geweest, nietwaar mijn heer „Van uw geboorte af," gaf mijn heer Hobbs ten antwoord. „Gij waart zoo wat zes weken oud, toen ik u voor het eerst in de straat zag wan delen." „Och ja," zei Cedric met een die pen zucht, „toen dacht ik weinig, dat ik eenmaal een graaf zou moeten wor den." „Zou er geen kans zijn om er af te komen vroeg mijnheer Hobbs. „Ik vrees van niet," hernam Cediic, „Mama zegt, dat mijn papa het zeker zou wenschen, dat ik het deed. Maar als ik een graaf moet worden, dan is er toch één ding, dat ik doen kan ik kan probeeren om een goede graaf te zijn. Ik wil geen tiran wezen en als er ooit weer een oorlog met Ame rika mocht komen, dan zal ik zien of ik er geen eind aan kan maken." Lang en ernstig bleef hij met mijn heer Hobbs zitten praten. Toen hij over den eersten schrik heen was, bleek het toch dat mijnheer Hobbs minder haatdragend was, dan men van hem verwacht zou hebbenhij trachtte zich in de gegeven omstandig heden te schikken en eer het onder houd geëindigd was, had hij heel wat Ivan nationalisme de kwestie iedereen ter harte gaan, die nadenkt; het gevoel nog daargelaten. Een diepgaand onder zoek is noodig en maatregelen moeten ten spoedigste genomen worden, om dezen onhoudbaren toestand te doen eindigen. Van alles wat. Een list door twee bandieten. Twee boosdoeners die door moord en diefstal reeds lang een weelderig leven haddeD genoten, waren sedert eenigen tijd in bezorgdheid gekomen om hun roofzucht langer te durven wagen. I e reden van gevaar om betrapt te worden bestond hooidza- kelyk in een algemeen besproken politiehond, vermaard door een van de beste speurhonden Een inspecteur van politie had Je eer eigenaar en dresseur van Karei te zijn. De twee bewuste bandieten hadden een middel verzonnen om het groote vernuft van den politiehond Karei op de proef te stellen. Zoo wisten zy op zekeren avond heimelijk een kind te ontvoeren van den Inspecteur. Na het kind op ruim een kwartier af- stand.s van zyn ouders huis in een bosch verstopt te hebben zonden zij den zelfden avond een schrijven van den volgender. inhoud Heer Inspecteur van Politie, uw kind is ontvoerd en verstopt op een half uur afstands van uwe woning, overigens uw kind is of wordt niet mishandeld Op dit schrijven begaf de inspec teur zich op zoek met eeuige agenten en zijn speurhond Karei Na een gansche nacht en een volle dag werkzaam te zijn geweest om het ontvoerde kind op te zoeken moesten zy onverrichter zake huis waarts keeren Denzelfden avond op den dag van teleurgesteld onderzoek werd het kind losgelaten en naar zijn ouders terug gezonden met het volgende briafje lieer In-pecteur wij hebben uw kind alleen ontvoerd om het vernuft van uw beroemde speurhond Karei te t iet -en, doeh indien Karei uw eigen kind niet kan vinden dan l»e- hoevin geen vreemdelingen hiervoor beviee-d te zijn Het carrière van Karei was ver loren. - o Groolen stelen, kleinen stelen De limnurman G. v. O., wonende Nieuwe Binnenweg te Rotterdam dacht goede zaken te maken. Maar hij heeft erg misgerekend en zit nu in het huis van bewaring. Het ss. „Etonia" liggende in de Waalhaven, aan boei 17 bracht hier een lading balken aan, bestemd voor een firma te Dordrecht. Twee vlotters nu uit Dordrecht J. A. en D. A. plus twee vlotters H. H. vragen gedaan. Aangezien Cedric die slechts zeer onvoldoende kon be antwoorden, beproefde hij het zelf te doen, en toen hij eenmaal aan het praten was over graven, markiezen en adellijke landgoederen, gaf hij van allerlei dingen verklaring, waarvan de heer Havisham zeker vreemd opgezien zou hebben, indien hij ze had kunnen hooren. Er waren bovendien vele dingen waarvan de heer Havisham vreemd stond te kijken. Hij had zijn geheele leven in Engeland doorgebracht en was volstrekt niet gewend aan Ame- rikaansche toestanden. Als rechtsge leerde had hij meer dan veertig jaren in betrékking gestaan tot de familie van den graaf van Dorincourt en hij was nauwkeurig bekend met alles wat de uitgestrekte bezittingen, het groote vermogen en het aanzien van het aloude geslacht betrof op zijne koele wijze, als man van zaken, stelde hij ook belang in het jongetje, dat later de eigenaar van deze schatten zou wezen in den aanstaanden Graaf van Dorincourt. Hij had gedeeld in het verdriet van den ouden graaf over het wangedrag zijner zonen, in diens bittere verontwaardiging over kapitein Cedrics Amerikaansch huwelijk, en hij wist ook hoe hij het arme weeuwtje nog altijd haatte en steeds op minachtend, ruwen toon over haar sprak. Hij be weerde, dat zij eene Arr.erikaansche intrigante was, die zijn zoon tot een hu welijk had weten over te halen, om-

Krantenbank Zeeland

Volkswil/Natuurrecht. Gewestelijk en Algemeen Weekblad te Hulst | 1911 | | pagina 5