Gewestelijk Nieuws.
persoon, hoedanigen ook,
in een strafzaak of civiele zaak voor
een rechtbank van Ieeken zullen dagen
en hem zullen dwingen daar openlijk
te verschijnen, door de excommuni
catie „latae sententiae", waarvan de
opheffing op bijzondere wijze aan den
Roomschen Paus is voorbehouden, zul
len getroffen worden.
(Tijd.)
We teekenen hierbij aan
Het is alzoo voor den katholiek,
op kerkelijke straf, verboden, een
geestelijke te doen verschijnen voor
den wereldlijken rechter, hetzij in
burgerlijke, hetzij in strafzaken.
Zoodat, om eenige voorbeelden te
noemen
een wijnhandelaar, die den pasto
riewijnkelder heeft voorzien, den
pastoor niet voor de rechtbank mag
dagvaarden om betaling te verkrij
gen van den op crediet geleverden
wijn
een leek, die door een kapelaantje
wordt beleedigd, zooals in de bekende
zaken Ooievaar in stukken in Koerier
en Zelandia de schrijver was een
kapelaan tegen dit heer geen
klacht mag inbrengen bij den Officier
T&n Justitie zou dit de reden
zijn dat deze zaak niet vervolgd is
geworden de nota van een leek,
die de Justitie opmerkzaam maakt
op een meineed door een pastoor ten
zijnen koste, als niet ingediend wordt
beschouwd door de Justitie, als daar
van katholieke rechters deel uit
maken.
Maar hoe nu, zooals in Nederland
een vaststaand feit is, dat
een bisschop stelselmatig zijn gees
telijkheid de hand boven het hoofd
houdt, als deze zich schuldig maakt
aan eer- en broodroof tegen katho
lieke leeken, zelfs geen antwoord
geeft op verzoekschriften om recht
van beleedigde parochianen tegen
hun pastoor, stelselmatig zelfs zich te
hoog acht om een brief te beant
woorden, stelselmatig niet opvolgt het
gebod des Pausen, om pastoors af
te zetten of te verplaatsen, die voor
het zieleheil der parochianen een na-
deel zijn en voortdurend aan hunne
parochianen ergernis geven
Zou Paus Pius hebben gqdacht
aan dergelijke gevolgen?
Onze gedachte is, dat de Paus een
dergelijk besluit heeft genomen in
de veronderstelling, dat de
bisschoppen hun plicht doen in de
door hem aangegeven lijn, in welke
lijn verbod van zich te bemoeien met
wereldlijke zaken, gebod van afzetten
van pastoors, die een ergernis zijn
voor de parochie. Maar dwaalt de
Paus in zijn vertrouwen op den
ambtsplicht der bisschoppen, dan is
het noodlottig gevolg van het Pau
selijk besluit, dat een katholieke leek
volkomen rechteloos staat tegen
katholieke geestelijken Men ziet al-
zoo hoe groot de verantwoordelijk
heid is van een bisschop, die uit
een verkeerde angstvalligheid zijn
ambtsplicht verzaakt tegen zijne on-
derhoorige geestelijkheid.
Toch is het Motu Proprio een
eigenaardig besluit, als we lezen wat
Paus Pius X in zijne hoedanigheid
van bisschop van het bisdom Rome
heeft voorgeschreven in den cathechis-
mus voor het bisdom Rome in de
les over het vierde Gebod
Vraag: Moet men alle wetten
nakomen, die door het burgerlijk
gezag zijn opgelegd
Antwoord Men moet alle wetten
nakomen die het burgerlijk gezag
oplegt, als zij maar niet zijn tegen
de goddelijke wet, en wel op bevel
en naar het voorbeeld van Onzen
Heer Jesus Christus,
Uit het Voorloopig Verslag
der Staatsbegrooting op Hoofd
stuk VIII. (Departement van
Oorlog)
o
Wapen der marechaussee.
De reeds vroeger geuite wensch, dat
het wapen der marechaussee zoude
worden gemaakt tot een politiekorps,
geheel tessorteerende onder het Depar
tement van Justitie, en dus het militair
karakter aan dat korps zou worden ont
nomen, werd van meer dan ééne zijde
herhaald. De politioneele werkzaam
heden der marechaussee worden door
het militair karakter van het korps ge
schaad; exercitiën en inspectiën nemen
onnoodig veel tijd in beslag; een bu
reaucratische geest doordringt de ge-
heele organisatie en overdreven mili
taire opvattingen staan een doelmatig
optreden soms in den weg. Men wees
er o.a. op, dat van de manschappen,
die in dezen heeten zomer dienst had
den te doen aan het station Roozen-
daal, gevorderd is, dat zij steeds den
kolbak op moesten hebben. Voorts
heeft ten aanzien van den kapitein bri
gadecommandant te Breda het vol
gende plaats gevonden. Om den schrij
ver van een dreigbrief aan een persoon,
wonende te Bergen op Zoom, te ont
dekken en te arresteeren, had bedoelde
kapitein zich gegrimeerd en verkleed,
begeven naar een in dien brief aan
geduide plek, alwaar een zekere geld
som moest worden gedeponeerd. Hij
slaagde er op die wijze inderdaad in
den misdadiger gevangen te nemen en
aan de justitie over te leveren. Van
zijn optreden werd door hem rapport
gedaan aan den divisiecommandant,
van wien de kapitein daarop een te
rechtwijzing en berisping zou hebben
ontvangen, op grond, dat, naar de op
vatting van genoemden chef, een der
gelijk optreden een officier onwaardig
was. De Minister van Justitie, aan
wiens oordeel de zaak van den kapi
tein vervolgens werd onderworpen,
bleek het oordeel van den divisie
commandant niet te deelen en sprak
integendeel zijn ingenomenheid uit
met het optreden van den kapitein.
De leden, welke deze gebeurtenis ter
sprake brachten, meenden dat hierin
een sterk argument gelegen is om het
wapen der marechaussee geheel aan de
bemoeiingen van het Departement van
oorlog te onttrekken.
Andere leden verklaarden aangaande
het hier aangevoerde gaarne 's Minis
ters zienswijze te zullen Ieeren kennen.
In hoeverre, zoo vroegen zij, is het
karakter van het wapen tegenwoordig
reeds minder militair dan vroeger, toen
nog niet een deel der kosten ten laste
kwam van het Departement van Justi
tie Voldoet, naar 's Ministers oor
deel, het nieuwe sedert eenige jaren
bestaande regime, en welke is de in
druk van den Minister aangaande de in
het korps besiaanden geast?
Uit het Voorloopig Verslag
der Staatsbegrooting op het
Xe hoofdstuk (Departemenb
van Landbouw, Handel en
Nijverheid).
o
Wetgeving betreffende deu landbouw.
Andermaal kwam de wettelijke re
geling van het pachtcontract ter sprake.
Nogmaals werd gewezen op de on
gunstige toestanden op dit gebied, met
name in Friesland, vooral ten gevolge
van het absenteïsme der grondeige
naars en de hooge eischen van kleine
grondeigenaars, voorkomende, en waar
door in die provincie de arbeidsloo-
nen verlaging zouden hebben onder
gaan. Opnieuw werd aangedrongen
op vervanging van de artt. 1628 en
1629 van het Burgerlijk Wetboek door
bepalingen van dwingend rechtvoorts
op instelling van pachtcommissiën,
met zeker gezag gekleed, ten einde
daardoor de verregaande opdrijving
der pachten tegen te gaan. Ook werd
bevolen het pachtrecht om te zetten
in het in de provincie Groningen ge
bruikelijke beklemrecht.
Andere leden meenden, dat eene
wettelijke regeling in den gewenschten
zin allicht te ver zou gaan en daar
door groot bezwaar zou opleveren en
dat van vervanging van pachtrecht
door beklemrecht in elk geval geen
sprake kon zijn, aangezien dit eigen
aardige Groningsche instituut voor
overplanting naar andere provincies
niet geschikt is te achten. Sommigen
meenden, dat de opdrijving der pach
ten door wettelijke regeling niet is te
keeren en dat hier meer is te ver
wachten van samenwerking van de
pachters. Ook werd aangevoerd, dat
het beste middel om verbetering te
brengen in de gebreken van het pacht
wezen bestaat in de bevordering van
den grondeigendom der gebruikers.
Men bracht daarom den Minister hulde
wegens de aankondiging der indiening
van een voorstel betreffende grond-
versterking aan landarbeiders. Som
migen hoopten intusschen, dat de re
geling van dit onderwerp de herzie
ning van het pachtrecht niet op den
achtergrond zal doen treden.
Ten vorigen jare verklaarde de Mi
nister in de Memorie van A .'woord
op de bespreking van het pachtrecht
niet te kunnen ingaan m t het oog
op de omstandigheid, djt de Staats
commissie voor den landbouw zich
met de bespreking van het pachtstel
sel bezig hield. Gevraagd werd, of
de voorstellen der commissie spoedig
zijn te verwachten. Enkele leden zou
den gaarne te gelegener tijd een over
zicht ontvangen van de in de Wester-
sche landen van Europa bestaande
regelingen van het pachtrecht en de
daaraan in de praktijk gegeven toe
passing.
Gevraagd werd, welk resultaat het
ten vorigen jare door den Minister
toegezegde Jonderzoek betreffende het
recht van den 13den penning, dat nog
in enkele gedeelten van de provincie
Utrecht voorkomt, heeft opgeleverd.
Ook zou men gaarne vernemen, of
het advies van de Staatscommissie voor
den landbouw betreffende de wette
lijke regeling der ruilverkaveling thans
is ingekomen.
o—
Koopvernietigende gebreken.
Aangevoerd werd, dat de bepalingen
van het Burgerlijk Wetboek betreffende
vrijwaring wegens verborgen gebreken
bij koopovereenkomsten bij den han
del in paarden en vee aanleidfng geven
tot vele moeilijkheden en langdurige
processen. Onzeker is, welke gebreken
in aanmerking komen en binnen wel
ken termijn de vordering moet wor
den ingesteld (artt. 1540 en 1547 B.
W.). In andere landen is een en an
der bij de wet of bij algemeenen
maatregel van het bestuur geregeld.
Men verwees hierbij naar 481 van
het Duitsche Burgerlijk Wetboek en
naar de Belgische wet van 25 Aug.
1885. Gevraagd werd, of de Minister
in overleg zou willen overtreden met
zijn ambtgenoot van Justitie ten einde
herziening van de bestaande regeling
te bevorderen.
o
Onttrekking van water aan den bodem.
De Minister van Binnenlandsche
Zaken heeft de bevordering van den
aanleg van waterleidingen krachtig ter
hand genomen. Die aanleg heeft ech
ter vaak voor den landbouw schade
lijke gevolgen. Sommige leden meen
den de aandacht van den Minister van
Landbouw, Nijverheid en Handel nog
eens te moeten vestigen op de na-
deelen, welke de wateronttrekking voor
de productiteit van den bodem kan
hebben en op de noodzakelijkheid
eener regeling betreffende de daardoor
veroorzaakte schade. Men verwees
hierbij naar het Verloopig Verslag
over de wijziging der Hinderwet (Gedr.
Stukken 19091910.—245) en naar
de openbare behandeling van het wets
ontwerp betreffende den aanleg eener
waterleiding voor |Zuid-Beveland (Han
delingen 1910—1911, bladz. 460 en
vlg.) Enkelen wenschten wateront
trekking van eene concessie van de
Regeering afhankelijk te stellen. Ook
werd gewezen op de nadeelen, welke
in het zuidoosten van Drenthe ont
staan ten gevolge van wateronttrekking,
voortvloeiende uit verbetering van den
waterstand in kanalen.
o
Staatsm ij «bedrijf.
Opnieuw werd de rentabiliteit van
het Staatsmijnbedrijf in twijfel getrok
ken. Blijkens het jaarverslag der di
rectie over 1910 sluit dat boekjaar
met een winstsaldo, dat hooger is dan
hetgeen door den Staat als rente in
rekening wordt gebracht. Eenige le
den meenden echter, dat die rente op
een hooger bedrag dan 3L/2 procent
moet gerekend worden. Met verba
zing had men vernomen, dat in den
kostprijs der kolen, zooals die door
de directie wordt berekend, geen
rente zit. Ook na de aanvulling met
opgaven omtrent de afschrijvingen,
welke nu in het verslag voorkomt,
zal zonder nader onderzoek omtrent
de rentabiliteit geene uitspraak kun
nen worden gedaan. Door eenige
leden werd aangevoerd, dat, bij ver
gelijking van de bedrijfskoster:, de op
brengst per ton en het netto-overschot
per ton met de uitkomsten van an
dere mijnen, een aanzienlijk versthil
ten nadeele van de Staatsmijnen valt
te constateeren. De oorzaak hiervan
werd vooreen niet gering deel gezocht
in de zoo goed als onbeperkte vrijheid,
welke bij het doen van uitgaven voor
aanleg en exploitatie gelaten wordt
aan de ambtenaren, met het beheer
van het bedrijf belast. Contróle op
deze uitgaven is voor de Kamer zoo
goed als onmogelijk en de klacht, dat
aan haar budgetrecht in groote mate
afbreuk wordt gedaan, vindt geene
voldoende wederlegging in de opmer
king, dat de voor dit bedrijf benoodigde
uitgaven geruimen tijd vóór den aan
vang van het dienstjaar moeten wor
den geraamd. Gaarne zou men ten
aanzien vau de quaestie der rentabili
teit nadere inlichtingen ontvangen.
Sommigen meenden, dat van Rijks
wege niet genoeg gedaan wordt om
den afzet dep steenkolen te bevorde
ren. Zij waren van oordeel dat de
spoorwegtarieven, ook in vergelijking
met de Duitsche, te hoog zijn. Ook
werd de wensch geuit, dat de Minis
ter het zijne zou doen ten einde voor
ziening in het gebrek aan spoorweg
wagens te bevorderen. Gevraagd werd,
of het juist is, dat't bestuur der doma-
niale mijn in het najaar van 1911 de
exploitatie wegens gebrek aan wagens
heeft moeten staken. Voorts werd ge-
wenscht, dat de minister in het belang
van den afzet van steenkolen de be-
vaarbaarmaking van de Maas boven
Venlo zou bevorderen. Ook drong
men in het belang van de mijnwerkers
aan op bevordering van den aanleg
van tramwegen in de mijnstreek.
Verder zou men gaarne vernemen,
of het kolensyndicaat aan groothande
laars nog steeds voor het bekomen
van Westfaalsche'steenkolen de voor
waarde stelt, dat zij geen Nederland-
sche kolen mogen verkoopen, en of
de Staatsmijnen daarvan groot nadeel
ondervinden.
Gevraagd werd, of thans de veilig
heid van personen en goederen in
het mijndistrict door voldoend politie
toezicht op de mijnwerkers behoorlijk
verzekerd is te achten.
Op 12 Mei j.l. (Aanhangsels tot de
Handelingen, 1910 1911, bladz.
43) heeft de Minister eenige voorloo-
pige mededeelingen gedaan ter zake
van het op 26 April in de mijn Emma
plaats gehad hebbende ongeluk. Gaarne
zouden verscheidene leden bij de Me
morie van Antwoord omstandige in
lichtingen aangaande de oorzaak van
dit ongeval ontvangen.
Het Vrije Woord voor
Abonnés.
o
Stoppeldijk, November 1911.
Mijnheer de Redacteur
Mag ik een paar regelen in ons blad,
bij voorbaat mijn dank, om het vol
gende bekend te maken onder den
naam van
Een mislukte pogiug tot broodroof.
Er was een zekere kasteelheer die
had gerekend, dat hij over een rijk
man zijn goederen zou beschikken na
zijn dood, wat echter tegen gevallen
is. De kasteelheerwas er geheel en al
buiten gesteld, buiten zijn weet, want
hier past het spreekwoord Die een
put graaft vooreen ander, valt er zelf
in Want niets had de kasteelheer
onbeproefd gelaten om den notaris,
die den gestorvene zijn zaken deed, er
buiten te sluiten en hem aan de deur
te zetten. Ja zelfs zou het zoo ver zijn
geweest, daar de kasteelheer er alleen
geen kans op zag, dat een laatste po
ging moet zijn beproefd door den
doctoor, met het dreigement van ge
komt nooit in den hemel als ge niet
afziet van dien notaris. En dat alles
ten pleziere van een kasteelheer.
Is het niet ernstig, geachte lezers,
dat men onder het rijden per automo
biel of onder het drinken van een glas
wijn een andermans ondergang zoekt
te bewerken? Of zijn dit ook christe
lijke daden Maar gelukkig, God heeft
die huichelarij niet willen hebben. En
de dood van dien heer heeft hen
verrast, anders zouden zij toch mis
schien in hun broodroof zijn geslaagd.
Maar zou nu hun geweten niet eens
kloppen, dat God hun plan zoo heeft
verbroken Of zou hun haat door
deze christelijke heldendaad nog zijn
aangegroeid? Ik laat het oordeel aan
de lezers over.
Ik vraagZouden wel alle doctoors
en artsen vertrouwd zijn bij een ziek
bed
Mocht ik nog meer van die christe
lijke daden hooren, waarmee men den
Hemel kan verdienen, zal Ik ze bekend
maken in ons blad de Volkswil, opdat
de Volkswillezers zouden weten wat
voor beste, brave, goede christelijke
mannen ze bij de fijne partij hebben.
U mijnheer de Redacteur nogmaals
mijn dank voor de plaatsing.
Een voor recht
maar niet voor krom.
—o—
Vrekken.
I.
Wie klopp' aan dee2' deure
Vraag' geen bijstand in nood.
Wij, badend in weelde,
Tobben zelf voor ons brood.
Bleek weeuwtje, dat bibbert
Van honger en kou,
Dat troosteloos rondwaart
In 't kleed van de rouw.
Stoor niet deez' wolvinnen
In 't mesten des lijfsl
Haar oor is gesloten
Voor de klaagtoon eens wijfs.
Uw beeld vindt gij vrekken
In 't huis van de slak,
Daar woont egoisme
Alleen onder 't dak.
In 't slakkenhuis woont vriendschap
niet
Of wat men wel deelneming hiet,
Voor zich alleen leeft't slijmig dier,
Wat anderen treft scheelt het geen
zier.
Is het weder zoel, ze opent 'thuis,
Wordt 't weder koel, ze sluit haar
kluis.
Kwelt honger haar, ze mest zich dik
En sleept zich voort door't eenzaam
slik.
Net als dat beest, met zich tevrêen,
Treedt ge etend ook door 't leven
heen.
't Is slechts uw doel in 't kostbre
leven
U zelf alleen genot te geven.
IV.
Een slijmgeloof, wat gij belijdt,
Die meent dat g'ook voor Jesus
strijdt,
Maar van Zijn leerden vorm slechts
kent,
De Geest komt in uw testa
ment.
J. TEN NAPEL.
Kruiningen 19—11'11.
o—
VyaaHicit.
Als koud straks uw vijand in d'aarde
neer ligt,
Dan dekt hij zijn feilen en falen,
En zoo van 't verleden den sluier
men licht,
Gaat gij dien daar over weer halen.
Maar daar nu uw vijand niet dood is,
maar leeft,
Moogt gij hem wel kwellen en
plagen
Dat weet gij wel beterwie braaf is
vergeeft
En leert er: „in liefde verdragen".
En daalt uw broeder in 't graf eens
ter neer
En treedt ge, hem volgend, ook
nader,
Dan is 't u tot troost, dat gij als een
ster
Hem lichttet naar 't Huis van
den Vader!
J. TEN NAPEL.
Kruiningen, 19—11—'11.
0
Volgens een bericht in Zelandia
is er door de heeren rnr. P. Diele-
raan te Middelburg, E B. Dumoleyn
te Hontenisse, H Polano te 's Gra-
venhage, Alph. Staal te Graauw en
G. IJsebaert te bt, Jansteen een
comité gevormd om te komen tot
een tramlijn van Graauw over Hulst
en St. Jansteen naar St. Nicolaas.
Wij herinneren, dat eenige jaren
geleden een plan Hulst-St Nicolaas
is gevallen, omdat de Raad van
Hulst er tegen was. Tot de tegen
stemmers behoorden toen de heeren
van Dalsum, Hombach en Verwilgken
die nog lid van den Raad zijn.
HULST. De zoogenaamde kwestie
van muziek op de boerenmaandagen,
die oorspronkelijk was „deu kwestie
in Hulst, is Donderdag door den
Raad opgelost in den geest van het
verlangen der burgerij. Er is dus
door de laatste raadsverkiezingen iets
in Hulst veranderd.
BOSCHKAPELLE. Verscheidene pol
derwerkers van hier, die hun werk in
Holland verlieten om te Sluiskil aan
de cokesfabrieken te gaan werken en
die meenden daar deu winter hun
brood te verdienen, komen bedrogen
uit, daar ze allen ontslagen zijn en
dus zonder verdiensten zitten, want
ook de beeten campagne is ten einde.
Dit is voor deze menschen een harde
tegenslag, want naar Holland terug te
gaan, zullen ze nu niet meer zoeken,
omdat ze met Kerstmis gewoon
lijk toch voor eenigen tijd naar huis
komen.